EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CJ0030

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 10 november 2016.
Simba Toys GmbH & Co. KG tegen Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO).
Hogere voorziening – Uniemerk – Driedimensionaal merk in de vorm van een kubus met vlakken die een roosterstructuur hebben – Vordering tot nietigverklaring – Afwijzing van de vordering tot nietigverklaring.
Zaak C-30/15 P.

Court reports – general

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2016:849

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

10 november 2016 ( *1 )

„Hogere voorziening — Uniemerk — Driedimensionaal merk in de vorm van een kubus met vlakken die een roosterstructuur hebben — Vordering tot nietigverklaring — Afwijzing van de vordering tot nietigverklaring”

In zaak C‑30/15 P,

betreffende een hogere voorziening krachtens artikel 56 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ingesteld op 26 januari 2015,

Simba Toys GmbH & Co. KG, gevestigd te Fürth (Duitsland), vertegenwoordigd door O. Ruhl, Rechtsanwalt,

rekwirante,

andere partijen in de procedure:

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO), vertegenwoordigd door D. Botis en A. Folliard-Monguiral als gemachtigden,

verweerder in eerste aanleg,

Seven Towns Ltd, gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk), vertegenwoordigd door K. Szamosi en M. Borbás, ügyvédek,

interveniënte in eerste aanleg,

wijst

HET HOF (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: R. Silva de Lapuerta, kamerpresident, E. Regan, J.‑C. Bonichot, A. Arabadjiev en S. Rodin (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: M. Szpunar,

griffier: V. Giacobbo-Peyronnel, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 2 maart 2016,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 25 mei 2016,

het navolgende

Arrest

1

Met haar hogere voorziening verzoekt Simba Toys GmbH & Co. KG om vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 25 november 2014, Simba Toys/BHIM – Seven Towns (Vorm van een kubus met vlakken die een roosterstructuur hebben) (T‑450/09, EU:T:2014:983; hierna: „bestreden arrest”), waarbij is verworpen haar beroep strekkende tot vernietiging van de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) (hierna: „kamer van beroep”) van 1 september 2009 (zaak R 1526/2008‑2) inzake een nietigheidsprocedure tussen rekwirante en Seven Towns Ltd (hierna: „litigieuze beslissing”).

Toepasselijke bepalingen

2

Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1) is ingetrokken en vervangen door verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk (PB 2009, L 78, blz. 1), die op 13 april 2009 in werking is getreden.

3

Gelet op het tijdstip van de feiten blijft niettemin verordening nr. 40/94 van toepassing op het hoofdgeding, minstens wat de bepalingen betreft die niet zuiver procedureel zijn.

4

Artikel 7 van verordening nr. 40/94, met het opschrift „Absolute weigeringsgronden”, bepaalt:

„1.   Geweigerd wordt inschrijving van:

[…]

b)

merken die elk onderscheidend vermogen missen;

c)

merken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten;

[…]

e)

tekens die uitsluitend bestaan uit:

i)

de vorm die door de aard van de waar bepaald wordt,

of

ii)

de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen,

of

iii)

de vorm die een wezenlijke waarde aan de waar geeft;

[…]”

5

Artikel 74, lid 1, van verordening nr. 40/94 bepaalt:

„Tijdens de procedure onderzoekt het Bureau ambtshalve de feiten; in procedures inzake relatieve afwijzingsgronden blijft dit onderzoek echter beperkt tot de door de partijen aangevoerde feiten, bewijsmiddelen en argumenten en tot de door hen ingestelde vordering.”

Voorgeschiedenis van het geding

6

De voorgeschiedenis van het geding, zoals uiteengezet in de punten 1 tot en met 12 van het bestreden arrest, kan als volgt worden samengevat.

7

Op 1 april 1996 heeft Seven Towns bij het EUIPO een gemeenschapsmerkaanvraag ingediend voor het volgende driedimensionale teken:

Image

8

De waren waarvoor de merkaanvraag werd ingediend, behoren tot klasse 28 in de zin van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd. Zij zijn omschreven als volgt: „Driedimension[a]le puzzels”.

9

Op 6 april 1999 werd het betrokken merk als gemeenschapsmerk ingeschreven onder nummer 162784. De inschrijving van het merk werd op 10 november 2006 vernieuwd.

10

Op 15 november 2006 heeft Simba Toys een vordering tot nietigverklaring van dit merk ingesteld op grond van artikel 51, lid 1, onder a), juncto artikel 7, lid 1, onder a) tot en met c) en e), van verordening nr. 40/94.

11

Bij beslissing van 14 oktober 2008 heeft de nietigheidsafdeling van het EUIPO deze vordering in haar geheel afgewezen.

12

Op 23 oktober 2008 heeft rekwirante bij het EUIPO tegen deze beslissing beroep ingesteld krachtens de artikelen 57 tot en met 62 van verordening nr. 40/94 (thans de artikelen 58 tot en met 64 van verordening nr. 207/2009). Tot staving van haar beroep voerde zij schending van artikel 7, lid 1, onder a) tot en met c) en e), van verordening nr. 40/94 aan.

13

Bij de litigieuze beslissing heeft de kamer van beroep de beslissing van de nietigheidsafdeling van 14 oktober 2008 bevestigd en het beroep verworpen.

Procedure bij het Gerecht en bestreden arrest

14

Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 6 november 2009, heeft Simba Toys beroep strekkende tot vernietiging van de litigieuze beslissing ingesteld.

15

Ter onderbouwing van haar beroep heeft zij acht middelen aangevoerd, die zijn ontleend aan schending van artikel 75, eerste volzin, en artikel 76, lid 1, eerste volzin, van verordening nr. 207/2009, alsmede van artikel 7, lid 1, onder b), artikel 7, lid 1, onder c), artikel 7, lid 1, onder e), i) tot en met iii), en artikel 7, lid 3, van verordening nr. 40/94.

16

Bij het bestreden arrest heeft het Gerecht dat beroep verworpen.

Conclusies van partijen

17

Simba Toys verzoekt het Hof:

het bestreden arrest te vernietigen;

de litigieuze beslissing te vernietigen, en

Seven Towns en het EUIPO te verwijzen in de kosten.

18

Seven Towns en het EUIPO verzoeken het Hof:

de hogere voorziening af te wijzen, en

Simba Toys te verwijzen in de kosten.

Verzoek tot heropening van de mondelinge behandeling

19

Bij brief van 7 juli 2016 heeft Seven Towns verzocht om heropening van de mondelinge behandeling.

20

In wezen stelt zij dat de advocaat-generaal in zijn conclusie feitelijke elementen heeft aangevoerd en argumenten heeft aangedragen waarover partijen noch voor het Gerecht noch voor het Hof hun standpunten voldoende hebben kunnen uitwisselen. Dit betreft met name de omschrijving van de functie van de betrokken waren, de vaststelling van de wezenlijke kenmerken van het teken en de beoordeling van het functionele karakter van de vorm van een kubus.

21

In dit verband dient eraan te worden herinnerd dat het Hof krachtens artikel 83 van zijn Reglement voor de procesvoering in elke stand van het geding, de advocaat-generaal gehoord, de heropening van de mondelinge behandeling kan gelasten, onder meer wanneer het zich onvoldoende voorgelicht acht, of wanneer een zaak moet worden beslecht op grond van een argument waarover de belanghebbenden hun standpunten niet voldoende hebben kunnen uitwisselen (zie in die zin arrest van 7 april 2016, Marchon Germany, C‑315/14, EU:C:2016:211, punt 19).

22

Dit is in de onderhavige zaak niet het geval. Het Hof is, de advocaat-generaal gehoord, namelijk van oordeel dat het over alle gegevens beschikt die noodzakelijk zijn om uitspraak te doen en dat de zaak niet behoeft te worden onderzocht in het licht van een nieuw feit dat van beslissende invloed kan zijn voor zijn uitspraak of van een argument waarover de partijen voor het Hof hun standpunten niet voldoende hebben kunnen uitwisselen.

23

In deze omstandigheden dient het verzoek van Seven Towns tot heropening van de mondelinge behandeling te worden afgewezen.

Hogere voorziening

Argumenten van partijen

24

Tot staving van haar hogere voorziening voert Simba Toys zes middelen aan. In het kader van haar eerste middel stelt Simba Toys dat het Gerecht in de punten 50 tot en met 77 van het bestreden arrest artikel 7, lid 1, onder e), ii), van verordening nr. 40/94 heeft geschonden, volgens hetwelk inschrijving wordt geweigerd van tekens die uitsluitend bestaan uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen.

25

Dienaangaande voert Simba Toys in de eerste plaats aan dat het Gerecht in punt 72 van het bestreden arrest de toepassing van artikel 7, lid 1, onder e), ii), van verordening nr. 40/94 ten onrechte afhankelijk heeft gesteld van de voorwaarde dat een technische uitkomst minstens „met voldoende zekerheid kan worden afgeleid” uit de voorstelling van het betrokken merk. Een dergelijk „vereiste van een accuraat begrip” vloeit noch uit de formulering van deze bepaling noch uit de rechtspraak voort en is bovendien in strijd met het doel ervan.

26

In de tweede plaats heeft het Gerecht het begrip „technische functie” te eng uitgelegd door in punt 60 van het bestreden arrest te oordelen dat de roosterstructuur op de vlakken van de kubus geen dergelijke functie vervult. Het Gerecht is eraan voorbijgegaan dat die structuur en de algemene vorm van de kubus niet willekeurig zijn en dus noodzakelijkerwijs technisch zijn.

27

In de derde plaats stelt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in punt 53 van het bestreden arrest de weigering van inschrijving van een teken op de in artikel 7, lid 1, onder e), ii), van verordening nr. 40/94 bedoelde grond afhankelijk te stellen van de voorwaarde dat de wezenlijke kenmerken van het betrokken merk zelf de technische functie van de betrokken waar vervullen, en niet dat zij het resultaat ervan zijn.

28

In de vierde plaats betoogt rekwirante dat het Gerecht ten onrechte de grief heeft afgewezen dat er geen alternatieve vormen voor de voorstelling van dat merk bestaan die dezelfde technische functie kunnen vervullen. In elk geval sluit de beschikbaarheid van alternatieve vormen de toepassing van dat artikel 7, lid 1, onder e), ii), niet uit. Wat meer in het bijzonder de zwarte lijnen betreft die de vlakken van de kubus in vakjes verdelen, zelfs al zou het mogelijk zijn om een magische kubus zonder deze elementen te vervaardigen, zou een dergelijke kubus beschermd blijven door het litigieuze merk wegens de mate van overeenstemming ervan. In deze omstandigheden is het Gerecht voorbijgegaan aan het algemene belang dat ten grondslag ligt aan die bepaling, te weten vermijden dat een blijvend monopolie wordt toegekend op technische oplossingen.

29

In de vijfde plaats heeft het Gerecht bij de beoordeling van de technische aard van de wezenlijke kenmerken van de betrokken waar nagelaten rekening te houden met het bestaan van waren die reeds in de handel waren gebracht vóór de datum van de aanvraag tot inschrijving van het betrokken merk, en inzonderheid de door interveniënte vervaardigde „Rubik’s Cube”, die de wezenlijke kenmerken van het litigieuze merk bezitten, waaronder een draaivermogen dat bekend is bij de consument.

30

In de zesde plaats voert Simba Toys aan dat het Gerecht in punt 55 van het bestreden arrest ten onrechte heeft geoordeeld, na te hebben vastgesteld dat het betrokken merk werd ingeschreven voor „driedimensionale puzzels” in het algemeen, zonder deze te beperken tot dergelijke puzzels met een draaivermogen, dat de inschrijving van een merk enkel kan worden geweigerd wanneer de weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, onder e), ii), van verordening nr. 40/94 van toepassing is op alle, of minstens op een groot deel van, de betrokken waren.

31

Volgens Seven Towns en het EUIPO moet het eerste middel minstens gedeeltelijk niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat daarmee wordt beoogd feitelijke vaststellingen opnieuw ter discussie te stellen.

32

Volgens deze partijen moet dit middel in elk geval ongegrond worden verklaard. Zij vragen in wezen dat de motivering van het bestreden arrest waartegen dit middel is gericht, wordt bevestigd. In dit verband heeft het Gerecht geenszins nieuwe vereisten ingevoerd, maar louter de bestaande rechtspraak toegepast, die onder meer vereist dat de eventuele technische functie wordt vastgesteld op basis van de grafische voorstelling van het betrokken merk. Seven Towns en het EUIPO wijzen voorts met klem erop dat de betrokken waren alle driedimensionale puzzels omvatten, en dat magische kubussen geen zelfstandige subcategorie daarvan vormen.

Beoordeling door het Hof

33

Met haar eerste middel voert Simba Toys aan dat het Gerecht artikel 7, lid 1, onder e), ii), van verordening nr. 40/94 onjuist heeft toegepast door zich met name in de punten 56 tot en met 77 van het bestreden arrest te baseren op een te strikte uitlegging van die bepaling wat het functionele karakter van de betrokken vorm betreft. Bijgevolg heeft het Gerecht ten onrechte geoordeeld dat de wezenlijke kenmerken van die vorm niet beantwoorden aan een technische functie van de betrokken waar.

34

In dit verband is het juist dat de beoordeling van het functionele karakter van de wezenlijke kenmerken van een teken, voor zover zij feitelijke vaststellingen bevat, als zodanig niet kan worden getoetst door het Hof in het kader van een hogere voorziening, behoudens in het geval van een onjuiste opvatting (zie in die zin arresten van 14 september 2010, Lego Juris/BHIM, C‑48/09 P, EU:C:2010:516, punt 74, en 17 maart 2016, Naazneen Investments/BHIM, C‑252/15 P, niet gepubliceerd, EU:C:2016:178, punt 59). Dit geldt evenwel niet voor de rechtsvragen die worden opgeworpen bij het onderzoek van de relevantie van de juridische criteria die bij die beoordeling zijn gehanteerd alsmede, in het bijzonder, van de factoren waarmee rekening is gehouden (zie in die zin arresten van 14 september 2010, Lego Juris/BHIM, C‑48/09 P, EU:C:2010:516, punten 84 en 85, en 6 maart 2014, Pi‑Design e.a./Yoshida Metal Industry, C‑337/12 P–C‑340/12 P, niet gepubliceerd, EU:C:2014:129, punt 61).

35

Het eerste middel is derhalve ontvankelijk, aangezien daarmee wordt beoogd op te komen tegen de toepassing die het Gerecht in het bestreden arrest heeft gemaakt van de criteria en de factoren, zoals deze met name voortvloeien uit de rechtspraak van het Hof, voor de beoordeling van het functionele karakter van het betrokken teken in de zin van artikel 7, lid 1, onder e), ii), van verordening nr. 40/94.

36

Wat de gegrondheid van dit middel betreft, dient om te beginnen eraan te worden herinnerd dat het merkenrecht een wezenlijk onderdeel van het stelsel van mededinging in de Unie is. In een dergelijk stelsel moet elke onderneming, teneinde haar clientèle aan zich te binden door de kwaliteit van haar waren of diensten, tekens als merk kunnen inschrijven die de consument in staat stellen deze waren of diensten zonder gevaar voor verwarring te onderscheiden van waren of diensten van andere herkomst (arrest van 14 september 2010, Lego Juris/BHIM, C‑48/09 P, EU:C:2010:516, punt 38en aldaar aangehaalde rechtspraak).

37

Bovendien, zoals voortvloeit uit artikel 4 van verordening nr. 40/94, kan een teken dat de vorm van een waar weergeeft, een merk vormen, op voorwaarde dat het teken enerzijds vatbaar is voor grafische voorstelling en anderzijds de waar of dienst van een onderneming van die van andere ondernemingen kan onderscheiden (zie in die zin arresten van 29 april 2004, Henkel/BHIM, C‑456/01 P en C‑457/01 P, EU:C:2004:258, punten 30 en 31, en 14 september 2010, Lego Juris/BHIM, C‑48/09 P, EU:C:2010:516, punt 39).

38

Tevens blijkt uit de rechtspraak van het Hof dat de in artikel 7, lid 1, van verordening nr. 40/94 genoemde weigeringsgronden moeten worden uitgelegd tegen de achtergrond van het algemeen belang dat aan elk van hen ten grondslag ligt (arresten van 29 april 2004, Henkel/BHIM, C‑456/01 P en C‑457/01 P, EU:C:2004:258, punt 45, en 14 september 2010, Lego Juris/BHIM, C‑48/09 P, EU:C:2010:516, punt 43).

39

In deze context heeft het Hof erop gewezen dat artikel 7, lid 1, onder e), ii), beoogt te verhinderen dat als gevolg van het merkrecht een onderneming een monopolie wordt toegekend op technische oplossingen of gebruikskenmerken van een waar (arrest van 14 september 2010, Lego Juris/BHIM, C‑48/09 P, EU:C:2010:516, punt 43).

40

Ook dient eraan te worden herinnerd dat bij een juiste toepassing van deze bepaling de wezenlijke kenmerken van het betrokken driedimensionale teken naar behoren worden vastgesteld (zie in die zin arresten van 14 september 2010, Lego Juris/BHIM, C‑48/09 P, EU:C:2010:516, punt 68, en 6 maart 2014, Pi‑Design e.a./Yoshida Metal Industry, C‑337/12 P–C‑340/12 P, niet gepubliceerd, EU:C:2014:129, punt 46).

41

In casu heeft het Gerecht in punt 47 van het bestreden arrest de beoordeling van de kamer van beroep bevestigd, volgens welke de wezenlijke kenmerken van het betrokken teken bestaan in een kubus en een roosterstructuur op elk vlak van deze kubus. Deze vaststelling wordt in het kader van de onderhavige hogere voorziening niet opnieuw ter discussie gesteld.

42

Wat vervolgens de vraag betreft of dergelijke wezenlijke kenmerken beantwoorden aan een technische functie van de waar, heeft het Gerecht hierop ontkennend geantwoord door met name in de punten 56 tot en met 61 van het bestreden arrest rekwirantes betoog van de hand te wijzen dat de zwarte lijnen, en meer algemeen de roosterstructuur op elk vlak van de betrokken kubus, een technische functie vervullen.

43

In dit verband heeft het Gerecht rekwirantes argumenten inzake het draaivermogen van de individuele elementen van de betrokken kubus, waarvan die zwarte lijnen de uitdrukking zouden zijn, afgewezen door in het bijzonder in de punten 58 en 59 van het bestreden arrest erop te wijzen dat die argumenten hoofdzakelijk berusten op de kennis van het draaivermogen van de verticale en horizontale lijnen van de rasters van de „Rubik’s cube”, en dat dit vermogen niet kan voortvloeien uit de kenmerken van de weergegeven vorm, maar hooguit uit een intern mechanisme van de kubus dat onzichtbaar is. Volgens het Gerecht heeft de kamer van beroep dit onzichtbare element terecht buiten beschouwing gelaten in haar analyse van het functionele karakter van de wezenlijke kenmerken van het litigieuze merk. In deze context heeft het Gerecht vastgesteld dat het afleiden van het bestaan van een intern draaimechanisme uit de grafische voorstellingen van dit merk niet in overeenstemming zou zijn geweest met de vereisten dat elke deductie zo objectief mogelijk dient te gebeuren op basis van de betrokken vorm, zoals deze grafisch is weergegeven, en voldoende zeker moet zijn.

44

Het Gerecht heeft derhalve – zoals de kamer van beroep – in punt 60 van het bestreden arrest geoordeeld dat de roosterstructuur op elk vlak van de betrokken kubus geen enkele technische functie vervult, aangezien het feit dat deze structuur als gevolg heeft dat elk vlak van die kubus visueel wordt verdeeld in negen even grote vierkante elementen, geen dergelijke functie is in de zin van de relevante rechtspraak.

45

Zoals de advocaat-generaal met name in punt 99 van zijn conclusie heeft opgemerkt, geeft deze redenering blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

46

Bij de analyse van het functionele karakter van een teken in de zin van artikel 7, lid 1, onder e), ii), van verordening nr. 40/94, dat enkel ziet op tekens die bestaan uit de vorm van de concrete waar, moeten de wezenlijke kenmerken van een vorm worden beoordeeld op basis van de technische functie van de concrete aan de orde zijnde waar (zie in die zin arrest van 14 september 2010, Lego Juris/BHIM, C‑48/09 P, EU:C:2010:516, punt 72).

47

Aangezien niet wordt betwist dat het betrokken teken bestaat uit de vorm van een concrete waar en niet uit een abstracte vorm, had het Gerecht dus de technische functie van de concrete aan de orde zijnde waar – te weten een driedimensionale puzzel – moeten omschrijven en daarmee rekening houden bij de beoordeling van het functionele karakter van de wezenlijke kenmerken van dit teken.

48

Zoals het Gerecht in punt 59 van het bestreden arrest overigens heeft opgemerkt, was het weliswaar noodzakelijk om voor deze analyse uit te gaan van de betrokken vorm, zoals deze grafisch is weergegeven, maar die analyse kon niet worden verricht zonder in voorkomend geval rekening te houden met de bijkomende elementen die betrekking hebben op de functie van de concrete aan de orde zijnde waar.

49

Uit de rechtspraak van het Hof vloeit immers voort dat de bevoegde autoriteit bij het onderzoek van de functionele kenmerken van een teken een grondig onderzoek kan verrichten in het kader waarvan niet alleen rekening wordt gehouden met de grafische voorstelling en de eventuele beschrijvingen die op het ogenblik van de inschrijvingsaanvraag werden ingediend, maar ook met elementen die nuttig zijn voor de juiste vaststelling van de wezenlijke kenmerken van dat teken (zie arrest van 6 maart 2014, Pi‑Design e.a./Yoshida Metal Industry, C‑337/12 P–C‑340/12 P, niet gepubliceerd, EU:C:2014:129, punt 54).

50

Verder, zoals de advocaat-generaal in de punten 86 en 91 tot en met 93 van zijn conclusie heeft opgemerkt, had de bevoegde autoriteit in elk van de zaken die hebben geleid tot de arresten van het Hof van 18 juni 2002, Philips (C‑299/99, EU:C:2002:377), van 14 september 2010, Lego Juris/BHIM (C‑48/09 P, EU:C:2010:516) en van 6 maart 2014, Pi‑Design e.a./Yoshida Metal Industry (C‑337/12 P–C‑340/12 P, niet gepubliceerd, EU:C:2014:129), de analyse van de betrokken vorm niet kunnen verrichten uitsluitend op basis van de grafische voorstelling ervan, zonder een beroep te doen op bijkomende informatie over de concrete waar.

51

Hieruit volgt dat het Gerecht de beoordelingscriteria van artikel 7, lid 1, onder e), ii), van verordening nr. 40/94 te strikt heeft uitgelegd door met name in de punten 57 tot en met 59 van het bestreden arrest te oordelen dat voor het onderzoek van het functionele karakter van de wezenlijke kenmerken van het betrokken teken – met name de roosterstructuur op elk vlak van de kubus – diende te worden uitgegaan van de betrokken vorm, zoals grafisch weergegeven, zonder dat rekening hoefde te worden gehouden met bijkomende elementen die een objectieve waarnemer niet „juist kan vatten” op basis van de grafische voorstellingen van het litigieuze merk, zoals het draaivermogen van individuele elementen van een driedimensionale puzzel van het type „Rubik’s Cube”.

52

De in punt 55 van het bestreden arrest vermelde omstandigheid dat het litigieuze merk werd ingeschreven voor „driedimensionale puzzels” in het algemeen, te weten zonder deze te beperken tot dergelijke puzzels met een draaivermogen, en dat de houdster van dit merk bij haar inschrijvingsaanvraag geen beschrijving heeft gevoegd waarin zij heeft gepreciseerd dat de betrokken vorm een draaivermogen had, staat voorts niet eraan in de weg dat bij het onderzoek van het functionele karakter van de wezenlijke kenmerken van het betrokken teken rekening wordt gehouden met een dergelijke technische functie van de concrete, door dit teken weergegeven waar, tenzij de houdster van dit merk wordt toegestaan, de door inschrijving van dit merk verkregen bescherming uit te breiden tot elk type van puzzel met een overeenstemmende vorm, te weten elke driedimensionale puzzel waarvan de elementen de vorm van een kubus weergeven, onafhankelijk van de wijze waarop deze functioneert.

53

Laatstgenoemde mogelijkheid zou evenwel in strijd zijn met het doel dat wordt nagestreefd door artikel 7, lid 1, onder e), ii), van verordening nr. 40/94, te weten – zoals in punt 39 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht – vermijden dat een onderneming een monopolie wordt toegekend op technische oplossingen of gebruikskenmerken van een waar.

54

Uit een en ander volgt dat het eerste middel van de hogere voorziening moet worden toegewezen en het bestreden arrest bijgevolg dient te worden vernietigd, zonder dat de andere in het kader van dit middel aangevoerde argumenten en de andere middelen van deze hogere voorziening hoeven te worden onderzocht.

Geding in eerste aanleg

55

Overeenkomstig artikel 61, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie kan het Hof in geval van vernietiging van de beslissing van het Gerecht de zaak zelf afdoen wanneer deze in staat van wijzen is, dan wel haar voor afdoening verwijzen naar het Gerecht.

56

In casu beschikt het Hof over de gegevens die nodig zijn om definitief uitspraak te doen op het tweede middel van het beroep in eerste aanleg, dat is ontleend aan schending van artikel 7, lid 1, onder e), ii), van verordening nr. 40/94.

57

Uit de punten 42 tot en met 53 van het onderhavige arrest volgt immers dat dit middel van het beroep gegrond is.

58

Bijgevolg dient de litigieuze beslissing te worden vernietigd wegens schending van artikel 7, lid 1, onder e), ii), van verordening nr. 40/94.

Kosten

59

Volgens artikel 184, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof beslist het Hof, wanneer de hogere voorziening gegrond is en het Hof zelf de zaak afdoet, ten aanzien van de proceskosten.

60

Ingevolge artikel 138, lid 1, van dit Reglement, dat op grond van artikel 184, lid 1, ervan van toepassing is op de procedure in hogere voorziening, wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd.

61

Aangezien het EUIPO en Seven Towns in het ongelijk zijn gesteld, dienen zij overeenkomstig de vordering van rekwirante te worden verwezen in de kosten van zowel de procedure in eerste aanleg in zaak T‑450/09 als de procedure in hogere voorziening.

 

Het Hof (Eerste kamer) verklaart:

 

1)

Het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 25 november 2014, Simba Toys/BHIM – Seven Towns (Vorm van een kubus met vlakken die een roosterstructuur hebben) (T‑450/09, EU:T:2014:983), wordt vernietigd.

 

2)

De beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 1 september 2009 (zaak R 1526/2008‑2) inzake een nietigheidsprocedure tussen Simba Toys GmbH & Co. KG en Seven Towns Ltd. wordt vernietigd.

 

3)

Seven Towns Ltd. en het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie worden, behalve in hun eigen kosten, verwezen in de kosten die Simba Toys GmbH & Co. KG zijn opgekomen in zowel de procedure in eerste aanleg in zaak T‑450/09 als de procedure in hogere voorziening.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Engels.

Top