This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62013TJ0559
Judgment of the General Court (Fifth Chamber) of 3 June 2015.#Giovanni Cosmetics, Inc. v Office for Harmonisation in the Internal Market (Trade Marks and Designs).#Community trade mark – Opposition proceedings – Application for Community figurative mark GIOVANNI GALLI – Earlier Community word mark GIOVANNI – Relative ground for refusal – No likelihood of confusion – Article 8(1)(b) of Regulation (EC) No 207/2009 – Distinctive character of a first name and a surname.#Case T-559/13.
Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 3 juni 2015 (Uittreksels).
Giovanni Cosmetics, Inc. tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM).
Gemeenschapsmerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk GIOVANNI GALLI – Ouder gemeenschapswoordmerk GIOVANNI – Relatieve weigeringsgrond – Geen verwarringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 – Onderscheidend vermogen van een voornaam en van een familienaam.
Zaak T-559/13.
Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 3 juni 2015 (Uittreksels).
Giovanni Cosmetics, Inc. tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM).
Gemeenschapsmerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk GIOVANNI GALLI – Ouder gemeenschapswoordmerk GIOVANNI – Relatieve weigeringsgrond – Geen verwarringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 – Onderscheidend vermogen van een voornaam en van een familienaam.
Zaak T-559/13.
Court reports – general
ECLI identifier: ECLI:EU:T:2015:353
ARREST VAN HET GERECHT (Vijfde kamer)
3 juni 2015 ( *1 )
„Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk GIOVANNI GALLI — Ouder gemeenschapswoordmerk GIOVANNI — Relatieve weigeringsgrond — Geen verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 — Onderscheidend vermogen van een voornaam en van een familienaam”
In zaak T‑559/13,
Giovanni Cosmetics, Inc., gevestigd te Rancho Dominguez, Californië (Verenigde Staten), vertegenwoordigd door J. van den Berg en M. Meddens-Bakker, advocaten,
verzoekster,
tegen
Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), vertegenwoordigd door M. Rajh als gemachtigde,
verweerder,
andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM:
Vasconcelos & Gonçalves, SA, gevestigd te Lissabon (Portugal),
betreffende een beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 13 augustus 2013 (zaak R 1189/2012‑2) inzake een oppositieprocedure tussen Giovanni Cosmetics, Inc. en Vasconcelos & Gonçalves, SA,
wijst
HET GERECHT (Vijfde kamer),
samengesteld als volgt: A. Dittrich (rapporteur), president, J. Schwarcz en V. Tomljenović, rechters,
griffier: J. Weychert, administrateur,
gezien het op 25 oktober 2013 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschrift,
gezien de op 26 februari 2014 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord,
na de terechtzitting op 12 november 2014,
het navolgende
Arrest ( 1 )
[omissis]
Conclusies van partijen
13 |
Verzoekster concludeert tot:
|
14 |
Het BHIM concludeert tot:
|
In rechte
[omissis]
Vergelijking van de tekens
[omissis]
Mate van onderscheidend vermogen en relatief belang van de bestanddelen van het aangevraagde merk
[omissis]
– De woordelementen van het aangevraagde merk
[omissis]
44 |
De kamer van beroep heeft tevens geoordeeld dat volgens de rechtspraak doorgaans wordt aangenomen dat familienamen een groter onderscheidend vermogen bezitten dan voornamen. |
45 |
Evenwel zij vastgesteld dat tot op heden de rechtspraak dit beginsel niet voor het gehele grondgebied van de Unie heeft gesteld. |
46 |
Aangaande de twee arresten die de kamer van beroep in punt 33 van de bestreden beslissing heeft aangehaald, zij opgemerkt dat het arrest van 1 maart 2005, Fusco/BHIM – Fusco International (ENZO FUSCO) (T‑185/03, Jurispr., EU:T:2005:73), uitsluitend de perceptie van het Italiaanse publiek betrof (punt 54 van dat arrest) en dat het arrest van 13 juli 2005, Murúa Entrena/BHIM – Bodegas Murúa (Julián Murúa Entrena) (T‑40/03, Jurispr., EU:T:2005:285), uitsluitend de perceptie van het Spaanse publiek betrof (punten 40, 64, 65 en 69 van dat arrest). |
47 |
Aangaande de door het BHIM in de memorie van antwoord aangehaalde rechtspraak zij het volgende opgemerkt. In het arrest van 20 februari 2013, Caventa/BHIM – Anson’s Herrenhaus (B BERG) (T‑631/11, EU:T:2013:85, punt 48), heeft het Gerecht eraan herinnerd dat „de perceptie van tekens bestaande in de voornaam en de naam van een – werkelijke of fictieve – persoon in de verschillende landen van de Unie [kon] verschillen” en „niet uit te sluiten valt dat in bepaalde lidstaten de familienaam en niet zozeer de voornaam de consumenten bijblijft wanneer zij geconfronteerd [werden] met merken die bestaan in de combinatie van een voornaam en een naam”. Het Gerecht heeft dus een beginsel gesteld dat slechts in „bepaalde” lidstaten geldt, en niet op het gehele grondgebied van de Unie |
48 |
Bovendien heeft het Gerecht in het arrest van 28 juni 2012, Basile en I Marchi Italiani/BHIM-Osra (B. Antonio Basile 1952) (T‑134/09, EU:T:2012:328, punt 44), louter vastgesteld dat „de Italiaanse consument in de regel een groter onderscheidend vermogen [toekende] aan de familienaam dan aan de voornaam in de betrokken merken”. In de beschikking van 6 juni 2013, I Marchi Italiani/BHIM (C‑381/12 P, EU:C:2013:371, punten 70‑73), waarnaar het BHIM verwijst in de memorie van antwoord, heeft het Hof louter vastgesteld dat rekwirantes middel inzake schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 feitelijke vraagstukken betrof die in de regel niet aan het toezicht van het Hof in het kader van een hogere voorziening zijn onderworpen. |
49 |
Aangaande de beschikking van 16 mei 2013, Arav/H.Eich en BHIM (C‑379/12 P, EU:C:2013:317), heeft het Hof in punt 44 enkel vastgesteld dat „hoewel het mogelijk [was] dat in een deel van de [Unie] de familienaam in de regel een groter onderscheidend vermogen heeft dan de voornaam, toch rekening [diende] te worden gehouden met de specifieke gegevens van het concrete geval en inzonderheid met de omstandigheid dat de betrokken familienaam weinig gangbaar [was] of integendeel zeer vaak [voorkwam], hetgeen van invloed op het onderscheidend vermogen [kon] zijn”. Het Hof heeft dus enkel een beginsel gesteld dat geldig is „in een deel van de [Unie]”. |
50 |
Andere arresten, zoals de arresten van 14 april 2011, TTNB/BHIM – March Juan (Tila March) (T‑433/09, EU:T:2011:184, punten 7, 12 en 30), 27 september 2012, El Corte Inglés/BHIM – Pucci International (PUCCI) (T‑39/10, EU:T:2012:502, punten 53 en 54) en 8 maart 2013, Mayer Naman/BHIM – Daniel e Mayer (David Mayer) (T‑498/10, EU:T:2013:117, punten 7 en 111), betreffen uitsluitend de perceptie van het Spaanse of het Italiaanse publiek. |
51 |
De kamer van beroep heeft in punt 33 van de bestreden beslissing dus ten onrechte geoordeeld dat „volgens de rechtspraak” familienamen een groter onderscheidend vermogen bezitten dan voornamen. Bovendien zij vastgesteld dat de kamer van beroep noch het BHIM in de memorie van antwoord en in antwoord op de vragen die het Gerecht daaromtrent heeft gesteld ter terechtzitting, concrete elementen betreffende de perceptie van het publiek in alle lidstaten heeft aangedragen, die een veralgemenisering mogelijk maken van de regel dat een familienaam in beginsel een groter onderscheidend vermogen bezit dan een voornaam, welke regel in de rechtspraak van het Hof en het Gerecht voor slechts een deel van de Unie is aanvaard. |
52 |
Aangezien het BHIM geen concrete elementen betreffende de perceptie van het publiek in de gehele Unie heeft aangedragen, dient de werkingssfeer van de rechtspraak volgens welke in bepaalde lidstaten een familienaam doorgaans een groter onderscheidend vermogen bezit dan een voornaam, niet te worden verruimd tot het gehele grondgebied van de Unie. |
53 |
Daar althans voor een deel van de Unie niet is aangetoond dat een familienaam in beginsel een groter onderscheidend vermogen bezit dan een voornaam en het overgrote deel van het publiek buiten Italië de naam Giovanni noch de naam Galli zal waarnemen als een vaak voorkomende of een zeldzame naam, is er geen grond om in de perceptie van het relevante publiek in zijn geheel een groter onderscheidend vermogen toe te kennen aan het element „galli” van het aangevraagde merk dan aan het element „giovanni”. De kamer van beroep heeft dus ten onrechte voor het relevante publiek in zijn geheel een groter onderscheidend vermogen toegekend aan het element „galli” dan aan het element „giovanni”. |
54 |
Weliswaar zal een deel van het relevante publiek aan het element „galli” van het aangevraagde merk een groter onderscheidend vermogen toekennen dan aan het element „giovanni”, namelijk het deel van dat publiek dat weet dat het element „giovanni” een gangbare Italiaanse voornaam is en het element „galli” van dat merk een zeldzame Italiaanse familienaam is, of dat doorgaans een groter onderscheidend vermogen toekent aan een familienaam dan aan een voornaam. Toch dient te worden aangenomen dat voor het andere deel van het relevante publiek de elementen „giovanni” en „galli” evenveel intrinsiek onderscheidend vermogen bezitten, namelijk een gemiddeld onderscheidend vermogen. [omissis] |
HET GERECHT (Vijfde kamer), rechtdoende, verklaart: |
|
|
Dittrich Schwarcz Tomljenović Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 3 juni 2015. ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Engels.
( 1 ) Enkel de punten van dit arrest waarvan het Gerecht publicatie nuttig acht, worden weergegeven.