This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CJ0291
Judgment of the Court (Third Chamber), 12 July 2012.#Staatssecretaris van Financiën v TNT Freight Management (Amsterdam) BV.#Reference for a preliminary ruling from the Hoge Raad der Nederlanden.#Common Customs Tariff — Combined Nomenclature — Tariff headings 3002 and 3502 — Blood albumin prepared for therapeutic or prophylactic uses — Processing of the product.#Case C‑291/11.
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 12 juli 2012.
Staatssecretaris van Financiën tegen TNT Freight Management (Amsterdam) BV.
Verzoek van de Hoge Raad der Nederlanden om een prejudiciële beslissing.
Gemeenschappelijk douanetarief – Gecombineerde nomenclatuur – Tariefposten 3002 en 3502 – Bloedalbumine bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik – Bewerking van product.
Zaak C‑291/11.
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 12 juli 2012.
Staatssecretaris van Financiën tegen TNT Freight Management (Amsterdam) BV.
Verzoek van de Hoge Raad der Nederlanden om een prejudiciële beslissing.
Gemeenschappelijk douanetarief – Gecombineerde nomenclatuur – Tariefposten 3002 en 3502 – Bloedalbumine bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik – Bewerking van product.
Zaak C‑291/11.
Court reports – general
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2012:459
ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)
12 juli 2012 ( *1 )
„Gemeenschappelijk douanetarief — Gecombineerde nomenclatuur — Tariefposten 3002 en 3502 — Bloedalbumine bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik — Bewerking van product”
In zaak C-291/11,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden bij beslissing van 13 mei 2011, ingekomen bij het Hof op 9 juni 2011, in de procedure
Staatssecretaris van Financiën
tegen
TNT Freight Management (Amsterdam) BV,
wijst HET HOF (Derde kamer),
samengesteld als volgt: K. Lenaerts, kamerpresident, R. Silva de Lapuerta, E. Juhász, G. Arestis (rapporteur) en D. Šváby, rechters,
advocaat-generaal: E. Sharpston,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
— |
de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door C. Wissels en B. Koopman als gemachtigden, |
— |
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. van Beek en L. Bouyon als gemachtigden, |
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1 |
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1789/2003 van de Commissie van 11 september 2003 (PB L 281, blz. 1; hierna: „GN”), en in het bijzonder de aantekeningen 1, sub g, op hoofdstuk 30 van de GN en 1, sub b, op hoofdstuk 35 daarvan. |
2 |
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de Staatssecretaris van Financiën en TNT Freight Management (Amsterdam) BV (hierna: „TNT”) over de betaling van de van TNT gevorderde douanerechten voor de invoer van bloedalbumine. |
Toepasselijke bepalingen
Het geharmoniseerde systeem
3 |
Het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”), gesloten te Brussel op 14 juni 1983, alsmede het daarbij behorende protocol tot wijziging van 24 juni 1986 (hierna: „GS-Verdrag”) zijn namens de Europese Economische Gemeenschap goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 inzake de sluiting van het Internationaal verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, alsmede van het daarbij behorende protocol tot wijziging (PB L 198, blz. 1). |
4 |
Krachtens artikel 3, lid 1, sub a, van het GS-Verdrag verbindt elke verdragsluitende partij zich ertoe om haar tarief- en statistieknomenclaturen in overeenstemming te doen zijn met het GS, om alle posten en onderverdelingen ervan, zonder enige toevoeging of wijziging, alsmede de daarop betrekking hebbende codes te gebruiken, en om de volgorde van nummering van het GS in acht te nemen. Dezelfde bepaling verplicht elke verdragsluitende partij tevens om de algemene regels voor de interpretatie van het GS, alsmede alle aantekeningen op de afdelingen, de hoofdstukken en de onderverdelingen van het GS toe te passen en de draagwijdte van die afdelingen, hoofdstukken of onderverdelingen niet te wijzigen. |
5 |
Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van het GS-Verdrag is onder de naam „Comité voor het geharmoniseerde systeem” bij de Internationale Douaneraad een comité ingesteld dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van elk van de verdragsluitende partijen. Dit comité heeft onder meer tot taak, wijzigingen van dit verdrag voor te stellen, alsmede toelichtingen, indelingsadviezen en andere adviezen voor de interpretatie van het GS op te stellen. |
6 |
Volgens de GS-toelichting bij post 3002 omvat deze post bloedalbumine (bijvoorbeeld menselijke albumine verkregen door fractionering van plasma van menselijk bloed) bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik, en wordt bloedalbumine die niet voor dit specifieke gebruik is bereid, ingedeeld onder post 3502. |
7 |
Volgens punt 1 van de GS-toelichting bij post 3502 zijn de onder deze post vallende albuminen dierlijke of plantaardige proteïnen die met name worden gebruikt voor het bereiden van lijm, voedingsmiddelen of farmaceutische producten. Uit deze toelichting blijkt ook dat voor therapeutisch of profylactisch gebruik bereide bloedalbumine van post 3502 is uitgesloten. |
De gecombineerde nomenclatuur
8 |
Bij verordening nr. 2658/87 is de GN ingesteld, die alle uit zes cijfers bestaande posten en onderverdelingen van het GS overneemt. Alleen de postonderverdelingen met een zevende en een achtste cijfer zijn specifiek voor de GN. |
9 |
Voor de beslechting van het hoofdgeding zijn de uit de verordeningen (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2004 tot wijziging van bijlage I van verordening nr. 2658/87 (PB L 279, blz. 1), (EG) nr. 1832/2002 van de Commissie van 1 augustus 2002 tot wijziging van bijlage I van verordening nr. 2658/87 (PB 290, blz. 1) en nr. 1789/2003 voortvloeiende versies van de GN van toepassing. De voor de onderhavige zaak relevante bepalingen van die drie versies zijn identiek. |
10 |
Om te waarborgen dat het gemeenschappelijke douanetarief zo veel mogelijk eenvormig wordt uitgelegd, heeft de Werelddouaneorganisatie in het GS een samenstel van dwingende voorafgaande bepalingen ingevoegd, die op het niveau van de Unie zijn overgenomen in de algemene regels voor de interpretatie van de GN. Deze regels, die zijn opgenomen in het eerste deel, titel I, afdeling A, van de GN, bepalen: „Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen:
[...]
|
11 |
Het tweede deel van de GN bevat een hoofdstuk 30, „Farmaceutische producten”, waarin post 3002 voorkomt, die luidt als volgt: „3002Menselijk bloed; dierlijk bloed bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik of voor het stellen van diagnosen; sera van geïmmuniseerde dieren of personen, alsmede andere bloedfracties en gewijzigde immunologische producten, al dan niet verkregen door middel van biotechnologische processen; vaccins, toxinen, culturen van microorganismen (andere dan gist) en dergelijke producten:3002 10– sera van geïmmuniseerde dieren of personen, alsmede andere bloedfracties en gewijzigde immunologische producten, al dan niet verkregen door middel van biotechnologische processen:3002 10 10– – sera van geïmmuniseerde dieren of personen– – andere:3002 10 91– – – hemoglobine, bloedglobuline en serumglobuline– – – andere:3002 10 95– – – – van menselijke oorsprong3002 10 99– – – – andere:3002 20 00– vaccins voor mensen3002 30 00– vaccins voor dieren:3002 90– andere:3002 90 10– – menselijk bloed3002 90 30– – dierlijk bloed bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik of voor het stellen van diagnosen [...]”. |
12 |
Uit aantekening 1, sub g, op hoofdstuk 30 van de GN blijkt dat dit hoofdstuk „niet voor therapeutisch of profylactisch gebruik bereide bloedalbumine (post 3502)” niet omvat. |
13 |
Post 3502 van hoofdstuk 35 van de GN, „Eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm; enzymen”, luidt als volgt:
|
14 |
Uit aantekening 1, sub b, op hoofdstuk 35 van het GN blijkt met name dat dit hoofdstuk „bloedfracties (andere dan bloedalbumine die niet is geprepareerd voor therapeutische of profylactische doeleinden), geneesmiddelen en andere producten bedoeld bij hoofdstuk 30” niet omvat. |
15 |
Ingevolge de artikelen 9, lid 1, sub a, tweede streepje, en 10 van verordening nr. 2658/87 stelt de Europese Commissie de toelichtingen bij de GN vast na onderzoek daarvan door de afdeling Tarief- en statistieknomenclatuur van het Comité douanewetboek. Die toelichtingen bevatten de volgende informatie: „3002 10 95 (andere) en 3002 10 99 Tot deze onderverdelingen behoren ‚normale’ sera, plasma, fibrinogeen, fibrine, alsmede, mits bereid voor therapeutische of profylactische doeleinden, bloedalbumine (bijvoorbeeld menselijke albumine verkregen door fractionering van het plasma van mensenbloed). Tot deze onderverdelingen behoort dus niet [aantekening 1, sub g, op dit hoofdstuk] bloedalbumine die niet is bereid voor therapeutische of profylactische doeleinden (post 3502).” |
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
16 |
In de jaren 2002, 2003 en 2004 heeft TNT verschillende keren aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van goederen aangeduid als „Bovuminar Cohn Fraction V ph 7.0”. Het ging om uit runderbloed gewonnen bloedalbumine, verkregen door bewerking van bloedplasma door toevoeging van ethanol en zouten, en aanpassing van de zuurgraad (hierna: „betrokken product”). Volgens de door de verwijzende rechter verstrekte informatie is dit product niet geschikt voor menselijke of dierlijke consumptie. Het wordt gebruikt als „groeibodem” voor cellen en vormt één van de veertien componenten bij de vervaardiging van bepaalde specifieke eiwitten, ook „antilichamen” genoemd, die worden gebruikt bij de behandeling van bepaalde ziekten en aandoeningen. Verder blijkt uit die informatie dat het product een marktprijs van ongeveer 600 USD per kilogram heeft, terwijl de bloedalbumine die in de voedingsindustrie wordt gebruikt, circa 6 USD per kilogram kost. |
17 |
In die aangiften had TNT voor het betrokken product steeds postonderverdeling 3002 10 10 van de GN gekozen, waardoor het product steeds vrij van douanerechten in het vrije verkeer is gebracht. |
18 |
Naar aanleiding van een op 19 december 2004 gedane aangifte is een monster van dat product onderzocht. Uit het op basis van dat onderzoek opgestelde rapport blijkt dat dit monster bestond uit bloedalbumine in de vorm van een beige poeder met schilfers en dat er geen aanwijzingen waren dat het product was bereid voor therapeutische of profylactische doeleinden. Volgens dit rapport stond op het op het betrokken product aangebrachte etiket dat het slechts voor onderzoek en verdere bewerking kon worden gebruikt en niet bestemd was voor menselijke of dierlijke consumptie. Ten vervolge op dit onderzoek is het betrokken product ingedeeld onder postonderverdeling 3502 90 70 van de GN en is TNT dan ook bij aanslagbiljet van 25 juli 2005 uitgenodigd tot betaling van de desbetreffende douanerechten. |
19 |
Nadat haar bezwaar tegen die uitnodiging tot betaling was afgewezen, heeft TNT een beroep ingesteld bij de Rechtbank te Haarlem. |
20 |
Deze rechterlijke instantie heeft dat beroep gegrond verklaard en heeft de uitnodiging tot betaling nietig verklaard. De belastingadministratie heeft tegen de beslissing van de Rechtbank te Haarlem hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat die beslissing heeft bevestigd. |
21 |
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft geoordeeld dat het gebruik van het betrokken product als „groeibodem” voor het kweken van cellen inherent is aan dit product en dat een ander gebruik wellicht mogelijk, maar in elk geval niet van dien aard en omvang is dat het de indeling van het betrokken product in de GN zou beïnvloeden. Deze rechterlijke instantie heeft geoordeeld dat, ofschoon het betrokken product zelf geen therapeutische of profylactische werking heeft, het van wezenlijk belang is bij de totstandkoming van antilichamen, die wel een therapeutische werking hebben, en dat het dus voor therapeutisch gebruik in de zin van aantekening 1, sub g, op hoofdstuk 30 van de GN is bereid. Om die redenen heeft die rechterlijke instantie geoordeeld dat dit product onder postonderverdeling 3002 90 van de GN moest worden ingedeeld. |
22 |
Tegen de beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam is cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Volgens deze laatste lijkt de desbetreffende rechtspraak van het Hof innerlijk tegenstrijdig. Volgens sommige arresten zouden de onder hoofdstuk 30 van de GN ingedeelde producten zelf geneeskrachtige eigenschappen moeten hebben. Anderzijds zou uit het arrest van 1 juni 1995, Thyssen Haniel Logistic (C-459/93, Jurispr. blz. I-1381), blijken dat producten zonder geneeskrachtige eigenschappen onder hoofdstuk 30 van de GN kunnen worden ingedeeld wanneer zij door hun aan hun specifieke kenmerken inherente bestemming zijn voorbestemd om voor medische doeleinden te worden gebruikt. |
23 |
In die omstandigheden heeft de Hoge Raad der Nederlanden besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag: „Dient aantekening 1, aanhef en letter g, op hoofdstuk 30 van het [GS], in samenhang gelezen met aantekening 1, aanhef en letter b, op hoofdstuk 35 van het [GS], zo te worden uitgelegd dat bloedalbumine, die zelf geen therapeutische of profylactische werking heeft maar wel is gemaakt met het oog op en onmisbaar is bij de bereiding van producten met therapeutische of profylactische werking en naar zijn aard alleen daarvoor kan worden aangewend, is bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik in de zin van de aantekening?” |
Voorafgaande opmerkingen
24 |
Opgemerkt zij dat, ofschoon de verwijzende rechter in de verwijzingsbeslissing naar de tariefposten van de GN verwijst, hij in zijn vraag verzoekt om uitlegging van een aantekening op een hoofdstuk van het GS. |
25 |
Zonder dat het Hof uitspraak behoeft te doen over zijn bevoegdheid om in het kader van de in artikel 267 VWEU ingestelde samenwerking met de nationale rechterlijke instanties de bepalingen van het GS uit te leggen, dient te worden vastgesteld dat die uitlegging in het onderhavige geval hoe dan ook niet noodzakelijk is, aangezien die bepalingen op het niveau van de Unie alleen gelden via de GN, die is vastgesteld op basis van het GS (zie in die zin arrest van 23 oktober 2001, Tridon, C-510/99, Jurispr. blz. I-7777, punt 24). |
26 |
Bijgevolg dient de vraag te worden beschouwd als een verzoek om uitlegging van aantekening 1, sub g, op hoofdstuk 30 van de GN, die identiek is aan aantekening 1, sub g, op hoofdstuk 30 van het GS. |
Beantwoording van de prejudiciële vraag
27 |
Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of een bloedalbumine die zelf geen therapeutische of profylactische werking heeft, maar is geproduceerd voor de bereiding van producten die wel therapeutische of profylactische werking hebben, en die daarvoor absoluut noodzakelijk is en naar haar aard alleen daarvoor kan worden gebruikt, is bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik in de zin van aantekening 1, sub g, op hoofdstuk 30 van de GN en dus onder post 3002 van de GN valt. |
28 |
De Nederlandse regering betoogt dat een bloedalbumine zelf therapeutische of profylactische werking moet hebben om onder post 3002 te worden ingedeeld. Volgens haar volgt die uitlegging uit de rechtspraak van het Hof, met name uit de arresten van 14 december 1995, Colin en Dupré (C-106/94 en C-139/94, Jurispr. blz. I-4759); 10 december 1998, Glob-Sped (C-328/97, Jurispr. blz. I-8357), en 7 maart 2002, Biochem (C-259/00, Jurispr. blz. I-2461). |
29 |
De Commissie is echter van mening dat een bloedalbumine die niet rechtstreeks voor therapeutische of profylactische doeleinden kan worden gebruikt, maar na een bepaalde bereiding voor dergelijke doeleinden is bestemd, onder tariefpost 3002 kan worden ingedeeld, mits dit product slechts een eenvoudige bewerking nodig heeft om therapeutische of profylactische waarde te verkrijgen. |
30 |
Het is vaste rechtspraak dat, in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen van die goederen, zoals deze in de tekst van de posten van de GN en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (zie onder meer arresten van 19 oktober 2000, Peacock, C-339/98, Jurispr. blz. I-8947, punt 9; 16 september 2004, DFDS, C-396/02, Jurispr. blz. I-8439, punt 27; 15 september 2005, Intermodal Transports, C-495/03, Jurispr. blz. I-8151, punt 47, en 18 juli 2007, Olicom, C-142/06, Jurispr. blz. I-6675, punt 16). |
31 |
Uit de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de GN volgt immers dat voor de indeling van goederen wettelijk bepalend zijn de bewoordingen van de posten en postonderverdelingen en de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken van de nomenclatuur, die rechtens verbindend zijn. |
32 |
Verder zijn de voor de GN door de Commissie en voor het GS door de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen, hoewel zij rechtens niet verbindend zijn, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (arrest van 26 oktober 2006, Turbon International, C-250/05, Jurispr. blz. I-10531, punt 16). |
33 |
Voorts dient eraan te worden herinnerd dat de bestemming van het product een objectief indelingscriterium kan zijn wanneer die bestemming inherent is aan het product, waarbij de inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie arrest Thyssen Haniel Logistic, reeds aangehaald, punt 13; arrest van 15 februari 2007, RUMA, C-183/06, Jurispr. blz. I-1559, punt 36, en arrest Olicom, reeds aangehaald, punt 18). |
34 |
In het onderhavige geval is het betrokken product een uit runderbloed gewonnen bloedalbumine, die één van de veertien componenten vormt voor de bereiding van bepaalde specifieke eiwitten, ook „antilichamen” genoemd, die worden gebruikt bij de behandeling van bepaalde ziekten en aandoeningen. Vaststaat dat dit product, dat absoluut noodzakelijk is voor de vervaardiging van die antilichamen, bestemd is voor therapeutisch gebruik. |
35 |
Opgemerkt zij dat bloedalbumine in de GN uitdrukkelijk wordt genoemd. Zo wordt in aantekening 1, sub g, op hoofdstuk 30 van de GN verklaard dat „niet voor therapeutisch of profylactisch gebruik bereide bloedalbumine (post 3502)” niet onder dit hoofdstuk valt. Daarnaast wordt in aantekening 1, sub b, op hoofdstuk 35 van de GN bepaald dat „bloedfracties (andere dan bloedalbumine die niet is geprepareerd voor therapeutische of profylactische doeleinden), geneesmiddelen en andere producten bedoeld bij hoofdstuk 30” niet onder dit hoofdstuk vallen. |
36 |
De tekst van deze aantekeningen hecht dus beslissend belang aan de bestemming van de bloedalbumine. Om onder hoofdstuk 30, en meer bepaald onder post 3002 van de GN te worden ingedeeld, moet deze bloedalbumine worden bereid „voor therapeutische of profylactische doeleinden”. |
37 |
Vaststaat in dit verband dat noch in bovengenoemde aantekeningen op de hoofdstukken noch in de toelichtingen bij de tariefposten 3002 en 3502 wordt gezegd dat de in aantekening 1, sub g, op hoofdstuk 30 van de GN bedoelde bloedalbumine een eigen therapeutische of profylactische eigenschap moet hebben. |
38 |
Ofschoon vaststaat dat de in punt 28 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak betrekking heeft op onder hoofdstuk 30 van de GN vallende producten die daadwerkelijk therapeutische of profylactische eigenschappen hebben, mogen op grond daarvan producten die, zonder intrinsiek van therapeutische of profylactische aard te zijn, na een bereiding te hebben ondergaan voor therapeutische of profylactische doeleinden zijn bestemd, niet van dit hoofdstuk worden uitgesloten. |
39 |
Zoals de Commissie heeft betoogd, dient de uitdrukking „bereid voor” in tweeërlei opzicht te worden opgevat. Zo kan een product hetzij naar de aard ervan rechtstreeks voor therapeutische of profylactische doeleinden worden gebruikt, hetzij voor diezelfde doeleinden worden bereid. Bijgevolg sluit het feit dat het betrokken product niet rechtstreeks voor dergelijke doeleinden kan worden gebruikt, niet uit dat het op het tijdstip van de inklaring op basis van zijn objectieve kenmerken en eigenschappen toch als bereid voor therapeutische of profylactische doeleinden kan worden aangemerkt. |
40 |
In dit verband dient erop te worden gewezen dat het Hof voor de indeling van producten onder hoofdstuk 30 van de GN heeft onderzocht of deze producten nauwkeurig omschreven therapeutische en profylactische eigenschappen hadden, waarvan de werking zich op welbepaalde functies van het menselijke organisme richtte, of konden worden gebruikt ter voorkoming of behandeling van een ziekte of een aandoening (zie in die zin arresten van 6 november 1997, LTM, C-201/96, Jurispr. blz. I-6147, punten 37 en 45, en 12 maart 1998, Laboratoires Sarget, C-270/96, Jurispr. blz. I-1121, punten 39 en 48). |
41 |
Uit het arrest Thyssen Haniel Logistic, reeds aangehaald, kan eveneens worden afgeleid dat een product dat wegens zijn objectieve kenmerken en eigenschappen naar zijn aard voor medisch gebruik is bestemd, onder hoofdstuk 30 van de GN kan worden ingedeeld. In dat arrest ging het om een steriel poeder bestaande uit een mengsel van aminozuren dat, na toevoeging van water, in de vorm van een infuusoplossing werd toegediend in het kader van een medische behandeling. Dit product had dus als zodanig geen geneeskrachtige eigenschappen, maar is niettemin wegens zijn bestemming onder hoofdstuk 30 van de GN ingedeeld. |
42 |
Aangenomen dient dus te worden dat een bloedalbumine die geen eigen therapeutische werking heeft, maar wordt gebruikt ter voorkoming of behandeling van een ziekte of een aandoening, als voor therapeutische doeleinden bereid in de zin van aantekening 1, sub g, van hoofdstuk 30 van de GN moet worden beschouwd op voorwaarde dat zij specifiek voor een dergelijk gebruik is bestemd. |
43 |
De stelling van de Commissie dat alleen een product dat een eenvoudige bewerking heeft ondergaan om therapeutische of profylactische waarde te krijgen, onder tariefpost 3002 kan worden ingedeeld, kan echter niet worden aanvaard. |
44 |
Noch aan de hand van de ten tijde van de feiten van het hoofdgeding toepasselijke GN, noch aan de hand van de toelichtingen bij de posten 3002 en 3502, noch aan de hand van de rechtspraak van het Hof kan immers worden bepaald wat een „eenvoudige bewerking” is, en vanaf welke fase de bewerking van een product als substantieel kan worden aangemerkt. |
45 |
Bovendien biedt een indelingscriterium als het criterium dat de Commissie heeft gesuggereerd, niet de mogelijkheid om de rechtszekerheid te waarborgen en de controles te vergemakkelijken. Daar de invoering door het Hof van criteria betreffende de bewerking van een product voor therapeutische of profylactische doeleinden met name een aan de evolutie van de technologie onderhevige materie betreft, zou zij aanleiding kunnen geven tot uiteenlopende beoordelingen en daardoor de eenvormige toepassing van de GN in de Europese Unie in gevaar kunnen brengen. |
46 |
Het staat aan de verwijzende rechter om aan de hand van de hierboven verstrekte aanwijzingen het betrokken product in te delen door na te gaan of het bij de inklaring, gelet op zijn objectieve kenmerken en eigenschappen, bestemd was voor de bereiding van producten met therapeutische of profylactische werking. |
47 |
Gelet op een en ander dient op de vraag te worden geantwoord dat aantekening 1, sub g, op hoofdstuk 30 van de GN, gelezen in samenhang met aantekening 1, sub b, op hoofdstuk 35 van deze nomenclatuur, aldus moet worden uitgelegd dat een bloedalbumine die zelf geen therapeutische of profylactische werking heeft, maar is geproduceerd voor de bereiding van producten die wel therapeutische of profylactische werking hebben, en die daarvoor absoluut noodzakelijk is en naar haar aard alleen daarvoor kan worden gebruikt, voor therapeutisch of profylactisch gebruik in de zin van die aantekening is bereid. |
Kosten
48 |
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. |
Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht: |
Aantekening 1, sub g, op hoofdstuk 30 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1789/2003 van de Commissie van 11 september 2003, gelezen in samenhang met aantekening 1, sub b, op hoofdstuk 35 van deze nomenclatuur, moet aldus worden uitgelegd dat een bloedalbumine die zelf geen therapeutische of profylactische werking heeft, maar is geproduceerd voor de bereiding van producten die wel therapeutische of profylactische werking hebben, en die daarvoor absoluut noodzakelijk is en naar haar aard alleen daarvoor kan worden gebruikt, voor therapeutisch of profylactisch gebruik in de zin van die aantekening is bereid. |
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Nederlands.