This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62007CJ0019
Judgment of the Court (First Chamber) of 17 January 2008.#Heirs of Paul Chevassus-Marche v Groupe Danone, Société Kro beer brands SA (BKSA) and Société Évian eaux minérales d’Évian SA (SAEME).#Reference for a preliminary ruling: Cour de cassation - France.#Approximation of laws - Directive 86/653/EEC - Self-employed commercial agents - Right of an agent entrusted with a specific geographical area to a commission - Transactions concluded without any action on the part of the principal.#Case C-19/07.
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 17 januari 2008.
Erven van Paul Chevassus-Marche tegen Groupe Danone, Société Kro beer brands SA (BKSA) en Société Évian eaux minérales d’Évian SA (SAEME).
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Cour de cassation - Frankrijk.
Harmonisatie van wetgevingen - Richtlijn 86/653/EEG - Zelfstandige handelsagenten - Recht op provisie dat toekomt aan agent aan wie geografisch gebied is toegewezen - Transacties gesloten zonder optreden van principaal.
Zaak C-19/07.
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 17 januari 2008.
Erven van Paul Chevassus-Marche tegen Groupe Danone, Société Kro beer brands SA (BKSA) en Société Évian eaux minérales d’Évian SA (SAEME).
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Cour de cassation - Frankrijk.
Harmonisatie van wetgevingen - Richtlijn 86/653/EEG - Zelfstandige handelsagenten - Recht op provisie dat toekomt aan agent aan wie geografisch gebied is toegewezen - Transacties gesloten zonder optreden van principaal.
Zaak C-19/07.
Jurisprudentie 2008 I-00159
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2008:23
ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)
17 januari 2008 ( *1 )
„Harmonisatie van wetgevingen — Richtlijn 86/653/EEG — Zelfstandige handelsagenten — Recht op provisie dat toekomt aan agent aan wie geografisch gebied is toegewezen — Transacties gesloten zonder optreden van principaal”
In zaak C-19/07,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Cour de cassation (Frankrijk) bij beslissing van 19 december 2006, ingekomen bij het Hof op 23 januari 2007, in de procedure
Erven van Paul Chevassus-Marche
tegen
Groupe Danone,
Société Kro beer brands SA (BKSA),
Société Évian eaux minérales d’Évian SA (SAEME),
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),
samengesteld als volgt: P. Jann (rapporteur), kamerpresident, A. Tizzano, A. Borg Barthet, M. Ilešič en E. Levits, rechters,
advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer,
griffier: R. Grass,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
— |
de erven van P. Chevassus-Marche, vertegenwoordigd door de SCP Waquet, Farge et Hazan, avocats, |
— |
de vennootschappen Groupe Danone, Kro beer brands SA (BKSA) en Évian eaux minérales d’Évian SA (SAEME), vertegenwoordigd door de SCP Célice, Blancpain et Soltner, avocats, |
— |
de Franse regering, vertegenwoordigd door G. de Bergues en A.-L. During als gemachtigden, |
— |
de Duitse regering, vertegenwoordigd door M. Lumma en A. Dittrich als gemachtigden, |
— |
de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door H. Støvlbæk en A. Bordes als gemachtigden, |
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1 |
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 7, lid 2, van richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake zelfstandige handelsagenten (PB L 382, blz. 17; hierna: „richtlijn”). |
2 |
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de erven van Chevassus-Marche en de vennootschappen Groupe Danone, Kro beer brands SA en Évian eaux minérales d’Évian SA ter zake van de betaling van provisies die deze vennootschappen verschuldigd zouden zijn aan Chevassus-Marche. |
Rechtskader
3 |
Volgens de definitie van artikel 1, lid 2, van de richtlijn is handelsagent „hij die als zelfstandige tussenpersoon permanent is belast met het tot stand brengen van de verkoop of de aankoop van goederen voor een ander, hierna te noemen ‚principaal’, of met het tot stand brengen en afsluiten van de verkoop of aankoop van goederen voor rekening en in naam van de principaal”. |
4 |
Artikel 4, lid 1, van de richtlijn luidt: „In zijn betrekkingen met de handelsagent moet de principaal zich loyaal en te goeder trouw gedragen.” |
5 |
Artikel 7 van de richtlijn bepaalt: „1. Voor een tijdens de duur van de agentuurovereenkomst gesloten handelstransactie heeft de handelsagent recht op de provisie:
2. Voor een tijdens de duur van de agentuurovereenkomst gesloten transactie heeft de handelsagent eveneens recht op de provisie
en de transactie werd gesloten met een klant uit dat gebied of uit die groep. De lidstaten moeten één van de beide hierboven genoemde mogelijkheden in hun wetgeving opnemen.” |
6 |
Wat het ontstaan van het recht op provisie betreft, preciseert artikel 10, leden 1 en 2, van de richtlijn: „1. De provisie is verschuldigd zodra en voor zover een van de volgende omstandigheden zich voordoet:
2. De provisie is uiterlijk verschuldigd wanneer de derde zijn deel van de transactie heeft uitgevoerd, of dit zou hebben moeten doen, indien de principaal zijn deel van de transactie had uitgevoerd.” |
7 |
Aangaande het vervallen van het recht op provisie bepaalt artikel 11, lid 1, van de richtlijn: „Het recht op provisie kan slechts vervallen indien en voor zover:
|
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
8 |
In 1987 heeft BSN, thans Groupe Danone, Chevassus-Marche een exclusieve volmacht verleend voor de vertegenwoordiging van haar dochtervennootschappen Brasseries Kronenbourg, thans Kro beer brands SA, en Évian eaux minérales d’Évian SA in de betrekkingen met de importeurs en de groot- en detailhandelaren van hun producten, voor een bepaald geografisch gebied dat de eilanden Mayotte en La Réunion (respectievelijk een Franse overzeese gemeenschap en een Frans overzees departement) omvatte. |
9 |
Na de ontbinding van deze overeenkomst heeft Chevassus-Marche van Groupe Danone alsmede van haar dochtervennootschappen betaling van verschillende bedragen gevorderd, onder meer de provisies in verband met aankopen verricht door twee in zijn geografisch gebied gevestigde vennootschappen. Deze vorderingen werden afgewezen op grond dat de betrokken aankopen hadden plaatsgevonden bij in Europees Frankrijk gevestigde inkoopcentrales of wederverkopers, buiten de invloed van Groupe Danone en haar dochtervennootschappen en zonder optreden van Chevassus-Marche. |
10 |
Nadat het Tribunal de commerce de Paris en de Cour d’appel de Paris zijn vordering, voor zover deze strekte tot betaling van die provisies, hadden afgewezen, heeft Chevassus-Marche beroep in cassatie ingesteld bij de Cour de cassation, welk beroep zijn erven na zijn dood hebben voortgezet. |
11 |
De Cour de cassation is van oordeel dat voor de door haar in het hoofdgeding te geven beslissing een uitlegging is vereist van artikel 7, lid 2, van de richtlijn. Derhalve heeft zij de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld: „Dient artikel 7, lid 2, van [de] richtlijn […] aldus te worden uitgelegd dat een handelsagent aan wie een bepaald geografisch gebied is toegewezen, recht heeft op een provisie wanneer een handelstransactie is gesloten tussen een derde en een klant uit dat gebied, zonder dat de volmachtgever direct of indirect opgetreden is bij deze transactie?” |
Beantwoording van de prejudiciële vraag
12 |
Met deze vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 7, lid 2, eerste streepje, van de richtlijn aldus dient te worden uitgelegd dat een handelsagent aan wie een bepaald geografisch gebied is toegewezen, recht heeft op provisie voor transacties die door klanten uit dat gebied met een derde zijn gesloten zonder direct of indirect optreden van de principaal. |
13 |
In zijn arrest van 12 december 1996, Kontogeorgas (C-104/95, Jurispr. blz. I-6643), heeft het Hof artikel 7 van de richtlijn moeten uitleggen in een context waarin de principaal zelf zijn goederen verkocht aan klanten uit een geografisch gebied dat hij had toegewezen aan een handelsagent. Het Hof, waaraan de vraag was voorgelegd of deze agent aanspraak kon maken op provisie voor zonder zijn optreden gesloten transacties, oordeelde in punt 16 van dat arrest dat artikel 7 van de richtlijn met betrekking tot het recht op provisie voorziet in twee hypotheses. Lid 1 van dit artikel betreft het geval van een actuele of vroegere werkzaamheid van de agent, terwijl lid 2 bepaalt dat de handelsagent moet worden beloond voor alle transacties die in een bepaald gebied of binnen een bepaalde groep personen worden gesloten, zonder dat van enige werkzaamheid van de agent gewag wordt gemaakt. |
14 |
In het geval dat aan de orde was in voormeld arrest Kontogeorgas, oordeelde het Hof derhalve dat artikel 7, lid 2, eerste streepje, van de richtlijn aldus dient te worden uitgelegd dat de handelsagent aan wie een geografisch gebied is toegewezen, ook recht heeft op provisie voor de zonder zijn optreden met klanten uit dat gebied gesloten transacties (arrest Kontogeorgas, reeds aangehaald, punt 19). |
15 |
Met de onderhavige prejudiciële verwijzing wordt gevraagd of deze uitlegging ook moet worden gevolgd wanneer, zoals in het hoofdgeding, de verkopen van goederen aan klanten die zijn gevestigd in het geografische gebied dat is toegewezen aan de betrokken handelsagent, niet alleen zonder het optreden van deze agent, maar ook zonder direct of indirect optreden van de principaal zijn gesloten. |
16 |
In dit verband moet worden erkend dat, zoals de erven van Chevassus-Marche hebben betoogd, artikel 7, lid 2, van de richtlijn enkel doelt op een „tijdens de duur van de agentuurovereenkomst gesloten transactie”, met als enige andere specificatie dat deze werd gesloten met een klant uit een geografisch gebied of een groep personen die aan de handelsagent is toegewezen. Het optreden van de principaal wordt, net als dat van de handelsagent, niet uitdrukkelijk vereist. |
17 |
Artikel 7, lid 2, van de richtlijn moet evenwel worden gelezen in samenhang met artikel 10 ervan, dat de voorwaarden noemt waaronder de handelsagent recht heeft op provisie. |
18 |
Artikel 10 van de richtlijn bepaalt welke gebeurtenissen dit recht in het leven roepen. Lid 1 ervan noemt hiertoe drie omstandigheden, die elk voor zich het recht op provisie kunnen doen ontstaan. Zo is de provisie verschuldigd zodra en voor zover de principaal de transactie heeft uitgevoerd of krachtens de overeenkomst met de betrokken derde had moeten uitvoeren, of zodra en voor zover deze derde de transactie heeft uitgevoerd. Artikel 10, lid 2, van de richtlijn bepaalt dat de provisie uiterlijk verschuldigd is wanneer deze derde zijn deel van de transactie heeft uitgevoerd, of dit zou hebben moeten doen, indien de principaal zijn deel ervan had uitgevoerd. |
19 |
Uit het onderlinge verband tussen deze twee leden van artikel 10 van de richtlijn volgt dat het recht van de handelsagent op provisie ontstaat hetzij wanneer de principaal zijn verplichting heeft uitgevoerd of had moeten uitvoeren, hetzij wanneer de buiten de agentuurovereenkomst staande derde, dat wil zeggen de klant, zijn verplichting heeft uitgevoerd of had moeten uitvoeren. In al deze gevallen is bij de transacties waarvoor de handelsagent aanspraak kan maken op provisie, de tegenwoordigheid van de principaal onontbeerlijk. |
20 |
Deze lezing van artikel 10 van de richtlijn vindt steun in de bewoordingen van artikel 11, lid 1, ervan, krachtens hetwelk het recht van de handelsagent op provisie slechts kan vervallen indien en voor zover vaststaat dat de overeenkomst tussen de klant en de principaal niet zal worden uitgevoerd en de niet-uitvoering niet terug te voeren is op omstandigheden die aan de principaal te wijten zijn. Deze enige grond voor verval, waarvoor is vereist dat zich gelijktijdig twee omstandigheden voordoen die uitdrukkelijk betrekking hebben op de principaal, onderstreept het belang van de rol van laatstgenoemde voor het bestaan van het recht op provisie. |
21 |
Uit de artikelen 7, lid 2, 10, leden 1 en 2, en 11, lid 1, van de richtlijn, in onderling verband beschouwd, volgt derhalve dat de handelsagent enkel aanspraak kan maken op provisie voor een transactie, voor zover de principaal direct of indirect bij het sluiten van deze transactie is opgetreden. |
22 |
Het staat aan de nationale rechter om vast te stellen of hij op basis van de gegevens waarover hij beschikt, beoordeeld met inachtneming van het streven om de bescherming van de handelsagent te verzekeren, welke een van de doelstellingen van de richtlijn vormt (arresten van 30 april 1998, Bellone, C-215/97, Jurispr. blz. I-2191, punt 13; 9 november 2000, Ingmar, C-381/98, Jurispr. blz. I-9305, punt 20, en 23 maart 2006, Honyvem Informazioni Commerciali, C-465/04, Jurispr. blz. I-2879, punt 19), alsmede van de verplichting tot loyaliteit en goede trouw die op de principaal rust krachtens artikel 4 van de richtlijn, kan concluderen of er sprake is van een dergelijk optreden, ongeacht of dit optreden van juridische aard, bijvoorbeeld door de tussenkomst van een vertegenwoordiger, dan wel van feitelijke aard is. |
23 |
Gelet op bovenstaande overwegingen, moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 7, lid 2, eerste streepje, van de richtlijn aldus dient te worden uitgelegd dat een handelsagent aan wie een bepaald geografisch gebied is toegewezen, geen recht heeft op provisie voor transacties die door klanten uit dat gebied met een derde zijn gesloten zonder direct of indirect optreden van de principaal. |
Kosten
24 |
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. |
Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht: |
Artikel 7, lid 2, eerste streepje, van richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake zelfstandige handelsagenten, dient aldus te worden uitgelegd dat een handelsagent aan wie een bepaald geografisch gebied is toegewezen, geen recht heeft op provisie voor transacties die door klanten uit dat gebied met een derde zijn gesloten zonder direct of indirect optreden van de principaal. |
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Frans.