Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62005FJ0130

    Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 13 december 2007.
    Carlos Alberto Soares tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
    Openbare dienst - Ambtenaren - Nieuw en wezenlijk feit.
    Zaak F-130/05.

    Jurisprudentie – Ambtenarenrecht 2007 I-A-1-00427; II-A-1-02423

    ECLI identifier: ECLI:EU:F:2007:227

    ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

    (Tweede kamer)

    13 december 2007

    Zaak F‑130/05

    Carlos Alberto Soares

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen

    „Openbare dienst – Ambtenaren – Reconstructie van loopbaan – Ontbreken van beoordelingsrapport – Vergelijking van verdiensten – Verzoek uit hoofde van artikel 90, lid 1, van Statuut – Ontvankelijkheid van beroep – Nieuw en wezenlijk feit”

    Betreft: Beroep, ingesteld krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA en strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie houdende afwijzing van verzoekers verzoek tot verkrijging van een reconstructie van loopbaan.

    Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

    Samenvatting

    Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Termijnen

    (Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

    Een ambtenaar kan alleen, door bij het tot aanstelling bevoegd gezag een verzoek als bedoeld in artikel 90, lid 1, van het Statuut in te dienen, voor zichzelf de mogelijkheid creëren om een klacht in te dienen en beroep in te stellen tegen een besluit dat bij het verstrijken van de in het Statuut genoemde termijnen definitief is geworden, wanneer zich voor de indiening van het verzoek een nieuw en wezenlijk feit heeft voorgedaan.

    De opstelling, na afloop van de betrokken bevorderingsronde, van zijn beoordelingsrapport, kan in dit verband niet een nieuw en wezenlijk feit vormen op grond waarvan een ambtenaar een definitief geworden besluit tot weigering van bevordering kan betwisten, wanneer hij ervan op de hoogte was dat dit rapport niet was opgesteld en derhalve niet in aanmerking kon worden genomen bij die bevorderingsronde. Daar een besluit tot weigering van bevordering zelfs bij ontbreken van een beoordelingsrapport kan worden betwist, staat er immers niets aan in de weg dat de betrokkene een klacht tegen dat besluit indient, zich daarbij baserend op het feit dat hij door de niet-opstelling van zijn beoordelingsrapport is benadeeld.

    (cf. punten 52, 57, 58 en 60)

    Referentie:

    Hof: 26 september 1985, Valentini/Commissie, 231/84, Jurispr. blz. 3027, punt 14

    Gerecht van eerste aanleg: 22 september 1994, Carrer e.a./Hof van Justitie, T‑495/93, JurAmbt. blz. I‑A‑201 en II‑651, punt 20; 26 oktober 2000, Verheyden/Commissie, T‑138/99, JurAmbt. blz. I‑A‑219 en II‑1001, punt 43; 29 april 2002, Hilden/Commissie, T‑70/98, JurAmbt blz. I‑A‑57 en II‑265, punt 39

    Top