Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002CJ0442

Arrest van het Hof (grote kamer) van 5 oktober 2004.
CaixaBank France tegen Ministère de l'Économie, des Finances et de l'Industrie.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Conseil d'État - Frankrijk.
Vrijheid van vestiging - Kredietinstellingen - Nationale wetgeving die verbiedt over tegoeden in rekening-courant rente te vergoeden.
Zaak C-442/02.

Jurisprudentie 2004 I-08961

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2004:586

Arrêt de la Cour

Zaak C‑442/02

CaixaBank France

tegen

Ministère de l’Économie, des Finances et de l’Industrie

[verzoek van de Conseil d’État (Frankrijk) om een prejudiciële beslissing]

„Vrijheid van vestiging – Kredietinstellingen – Nationale wettelijke regeling die betaling van rente over tegoeden in rekening-courant verbiedt”

Samenvatting van het arrest

Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Kredietinstellingen – Nationale wettelijke regeling die betaling van rente over tegoeden in rekening-courant verbiedt – Ontoelaatbaarheid – Rechtvaardiging – Geen

(Art. 43 EG)

Artikel 43 EG verzet zich tegen een regeling van een lidstaat die aan een kredietinstelling die dochtervennootschap van een in een andere lidstaat gevestigde vennootschap is, verbiedt om rente te vergoeden over rekeningen-courant in euro’s die door ingezetenen van eerstgenoemde lidstaat zijn geopend.

Een dergelijk verbod, dat voor vennootschappen uit andere lidstaten een ernstige belemmering vormt om hun activiteiten door middel van een dochtervennootschap uit te oefenen, hetgeen hun toegang tot de markt ongunstig beïnvloedt, vormt immers een beperking in de zin van artikel 43 EG. Deze beperking kan niet worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang die verband houden met consumentenbescherming of met het aanmoedigen van het sparen op middellange en lange termijn, aangezien zij verder gaat dan noodzakelijk is om dit doel te bereiken.

(cf. punten 12, 17, 21, 23‑24 en dictum)




ARREST VAN HET HOF (grote kamer)
5 oktober 2004(1)

„Vrijheid van vestiging – Kredietinstellingen – Nationale wetgeving die verbiedt over tegoeden in rekening-courant rente te vergoeden”

In zaak C-442/02,betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG,ingediend door de Conseil d'État (Frankrijk) bij beslissing van 6 november 2002, ingekomen bij het Hof op 5 december 2002, in de procedure

Caixa-Bank France

tegen

Ministère de l'Économie, des Finances et de l'Industrie,

in aanwezigheid van:Banque fédérale des banques populaires e.a.,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (grote kamer),,



samengesteld als volgt: V. Skouris, president, P. Jann, C. W. A. Timmermans, C. Gulmann, J.‑P. Puissochet, J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur), kamerpresidenten, R. Schintgen, N. Colneric, S. von Bahr, R. Silva de Lapuerta en K. Lenaerts, rechters,

advocaat-generaal: A. Tizzano,
griffier: M. Múgica Arzamendi, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 19 november 2003,gelet op de opmerkingen van:

Caixa-Bank France, vertegenwoordigd door M. Dany, avocat, en G. Castello, administrateur directeur général,

Banque fédérale des banques populaires e.a., vertegenwoordigd door A. Barav, avocat en barrister,

de Franse Republiek, vertegenwoordigd door R. Abraham, G. de Bergues, D. Petrausch en F. Alabrune als gemachtigden,

de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Patakia en G. Zavvos als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 25 maart 2004,

het navolgende



Arrest



1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 43 EG.


Het nationale recht

2
De ten deze toepasselijke versie van artikel L. 312‑3 van de Franse Code monétaire et financier (wet inzake monetaire en financiële aangelegenheden) bepaalt:

„Onverminderd andersluidende bepalingen is het iedere kredietinstelling die van het publiek op enigerlei wijze gelden in rekening-courant of met een looptijd van minder dan vijf jaar ontvangt, verboden om over deze gelden een hogere vergoeding te betalen dan die vastgesteld in het reglement van het comité voor bancaire en financiële regelgeving of door de minister belast met economische zaken.”

3
Ingevolge besluit nr. 86‑13 van het Comité de la réglementation bancaire et financière (comité voor bancaire en financiële regelgeving), goedgekeurd bij besluit van de Ministre de l’Economie et des Finances (minister van economie en financiën), van 14 mei 1986 (JORF van 15 mei 1986, blz. 6330), is het verboden om over tegoeden in rekening-courant rente te vergoeden.

4
Genoemd verbod is van toepassing op rekeningen-courant in euro’s die zijn geopend door Franse ingezetenen, ongeacht hun nationaliteit.


Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

5
Sinds 18 februari 2002 brengt de in Frankrijk gevestigde vennootschap naar Frans recht Caixa-Bank France (hierna: „Caixa-Bank”), een dochtermaatschappij van de in Spanje gevestigde vennootschap naar Spaans recht Caixa Holding, die de deelnemingen houdt van de Caixa-groep in de onder deze naam in Spanje en in andere landen van de Europese Unie gevestigde kredietinstellingen, in Frankrijk een rekening-courant op de markt waarover, vanaf een uitstaand bedrag van 1 500 euro, 2 % rente per jaar wordt vergoed. Bij besluit van 16 april 2002 heeft de Commission bancaire et financière (commissie bancaire en financiële aangelegenheden) Caixa-Bank verboden, met Franse ingezetenen nieuwe overeenkomsten te sluiten voor rentedragende rekeningen-courant in euro’s, en haar gelast de in reeds gesloten overeenkomsten opgenomen bedingen dat die rekeningen rentedragend zijn, op te zeggen.

6
Caixa-Bank heeft tegen dit besluit beroep in cassatie ingesteld bij de Conseil d’État, die heeft besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen te stellen:

„1)
Levert het door een lidstaat aan regelmatig op zijn grondgebied gevestigde bankinstellingen opgelegde verbod om rente te vergoeden over tegoeden in rekening-courant en andere tegoeden, gelet op het stilzwijgen van richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000, een belemmering van de vrijheid van vestiging op?

2)
Zo ja, welke redenen van algemeen belang kunnen eventueel ter rechtvaardiging van een dergelijke belemmering worden aangevoerd?”


Beantwoording van de prejudiciële vragen

7
Allereerst zij opgemerkt dat richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PB L 126, blz. 1), niet van toepassing is op een zaak als die van het hoofdgeding, onder meer omdat deze richtlijn niet ziet op beperkingen van de vrijheid van vestiging van vennootschappen die, zoals Caixa-Bank, gebruikmaken van het recht van vestiging in een lidstaat als dochtervennootschappen van in andere lidstaten gevestigde kredietinstellingen.

8
Met haar vragen wenst de verwijzende rechterlijke instantie in wezen te vernemen of artikel 43 EG zich verzet tegen een regeling van een lidstaat welke het een kredietinstelling die dochtervennootschap is van een in een andere lidstaat gevestigde vennootschap, verbiedt om rente te vergoeden over rekeningen-courant in euro’s, die door ingezetenen van eerstgenoemde lidstaat zijn geopend.

9
Het in artikel 43 EG juncto artikel 48 EG bedoelde recht van vestiging geldt zowel voor natuurlijke personen die onderdaan zijn van een lidstaat als voor rechtspersonen in de zin van deze laatste bepaling. Het omvat, behoudens de uitzonderingen en voorwaarden waarin is voorzien, de toegang tot en de uitoefening van alle soorten werkzaamheden anders dan in loondienst op het grondgebied van elke andere lidstaat, alsmede de oprichting en het beheer van ondernemingen en de oprichting van agentschappen, filialen of dochterondernemingen (zie met name arrest van 11 mei 1999, Pfeiffer, C‑255/97, Jurispr. blz. I‑2835, punt 18).

10
De rechtssituatie van een vennootschap als Caixa-Bank wordt ingevolge artikel 43 EG door het gemeenschapsrecht beheerst.

11
Ingevolge artikel 43 EG moeten beperkingen van de vrijheid van vestiging worden opgeheven. Als dergelijke beperkingen moeten worden beschouwd alle maatregelen die de uitoefening van deze vrijheid verbieden, belemmeren of minder aantrekkelijk maken (zie met name arresten van 30 november 1995, Gebhard, C‑55/94, Jurispr. blz. I‑4165, punt 37; 1 februari 2001, Mac Quen e.a., C‑108/96, Jurispr. blz. I‑837, punt 26, en 17 oktober 2002, Payroll e.a., C‑79/01, Jurispr. blz. I‑8923, punt 26).

12
Het verbod om over tegoeden in rekening-courant rente te vergoeden, zoals voorzien in de Franse regeling, vormt voor vennootschappen uit andere lidstaten dan de Franse Republiek een ernstige belemmering om in deze laatste lidstaat hun activiteiten uit te oefenen door middel van een dochteronderneming, hetgeen hun toegang tot de markt ongunstig beïnvloedt. Dientengevolge vormt dit verbod een beperking in de zin van artikel 43 EG.

13
Dit verbod hindert namelijk kredietinstellingen die dochteronderneming zijn van buitenlandse vennootschappen, om kapitaal van het publiek aan te trekken, door hen de mogelijkheid te ontnemen om door een rentevergoeding over rekeningen-courant doeltreffender te concurreren met de van oudsher in de lidstaat van vestiging aanwezige kredietinstellingen, die over een uitgebreid kantorennetwerk beschikken en derhalve gemakkelijker kapitaal van het publiek kunnen aantrekken dan genoemde dochterondernemingen.

14
Wanneer kredietinstellingen die dochterondernemingen zijn van een buitenlandse vennootschap, de markt van een lidstaat trachten te betreden, is concurrentie door de rentevoet op tegoeden in rekening-courant daarbij een van de meest doeltreffende methoden. Door het litigieuze verbod wordt deze instellingen derhalve de toegang tot de markt bemoeilijkt.

15
Ter terechtzitting heeft de Franse regering verklaard dat er rekeningvormen bestaan die met rekeningen-courant vergelijkbaar zijn, zoals rekeningen waarvan de tegoeden na twee weken opvraagbaar zijn, waarop het verbod om rente te vergoeden niet van toepassing is en die ertoe hebben bijgedragen dat kredietinstellingen als Caixa-Bank bij het aantrekken van kapitaal van het publiek met Franse kredietinstellingen kunnen concurreren en hun marktaandeel in Frankrijk kunnen vergroten. Dezelfde regering heeft evenwel erkend dat over deze rekeningen, anders dan over rekeningen-courant, niet via bankpassen of cheques kan worden beschikt. Voor kredietinstellingen als Caixa-Bank levert het betrokken verbod derhalve een belemmering op bij hun activiteit om kapitaal aan te trekken van het publiek, waaraan niet wordt afgedaan doordat andere vormen van rekeningen bestaan waarvan het tegoed rentedragend is.

16
De door het litigieuze verbod gecreëerde beperking van de uitoefening en ontplooiing van hun activiteiten door deze dochterondernemingen is des te groter nu vaststaat dat het in ontvangst nemen van gelden van het publiek en kredietverlening de kernactiviteiten zijn van kredietinstellingen (zie in die zin met name artikel 1, punt 1, en bijlage I van richtlijn 2000/12).

17
Volgens vaste rechtspraak kan een dergelijke maatregel evenwel, wanneer zij zoals in het hoofdgeding van toepassing is op alle personen of ondernemingen die op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst een activiteit uitoefenen, gerechtvaardigd zijn wanneer zij beantwoordt aan dwingende redenen van algemeen belang, mits daardoor de verwezenlijking van het gestelde doel wordt gewaarborgd en zij niet verder gaat dan voor het bereiken van dat doel noodzakelijk is (zie onder meer arrest van 4 juli 2000, Haim, C‑424/97, Jurispr. blz. I‑5123, punt 57; arrest Mac Quen e.a., reeds aangehaald, punt 26, en arrest van 15 januari 2002, Commissie/Italië, C‑439/99, Jurispr. blz. I‑305, blz. 23).

18
Derhalve dient te worden onderzocht of de gronden waarop de Franse regering zich beroept, aan deze criteria voldoen.

19
Ter rechtvaardiging van de beperking van de vrijheid van vestiging die uit de litigieuze bepaling voortvloeit, heeft de Franse regering zich zowel op de bescherming van de consument beroepen als op het stimuleren van sparen op middellange en lange termijn.

20
Ten eerste zou het betrokken verbod noodzakelijk zijn om het gratis verlenen van de basisbankdiensten in stand te kunnen houden. De invoering van een rentevergoeding over rekeningen-courant zou de kosten van bedrijfsvoering van de banken aanzienlijk verhogen. Ter compensatie zouden de banken meer kosten gaan berekenen en verschillende bankdiensten die thans gratis zijn, waaronder in het bijzonder de uitgifte van cheques, in rekening gaan brengen.

21
Er zij evenwel opgemerkt dat hoewel de consumentenbescherming behoort tot de dwingende vereisten die beperkingen van een door het Verdrag gewaarborgde fundamentele vrijheid kunnen rechtvaardigen, het litigieuze verbod, gesteld al dat dit voor de consument uiteindelijk bepaalde voordelen met zich meebrengt, een maatregel is die verder gaat dan voor de bereiking van dat doel noodzakelijk is.

22
Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat de opheffing van het verbod om over tegoeden in rekening-courant rente te vergoeden, voor de consument onvermijdelijk een verhoging van de kosten van de basisbankdiensten of het in rekening brengen van kosten voor cheques met zich meebrengt, zou met name kunnen worden overwogen om de consument te laten kiezen hetzij voor een niet-rentedragende rekening-courant waarbij bepaalde basisbankdiensten gratis blijven, hetzij voor een rentedragende rekening-courant met de mogelijkheid voor de kredietinstelling, voor tot dan toe gratis verleende bankdiensten, zoals de uitgifte van cheques, kosten in rekening te brengen.

23
Voorzover de Franse autoriteiten ernaar zouden streven, het sparen op lange termijn aan te moedigen, zij opgemerkt dat, hoewel het verbod om over tegoeden in rekening-courant rente te vergoeden het sparen op middellange en lange termijn stellig kan aanmoedigen, dit niettemin een maatregel vormt die verder gaat dan noodzakelijk is om dit doel te bereiken.

24
Gelet op de voorgaande overwegingen moet op de prejudiciële vragen worden geantwoord dat artikel 43 EG zich verzet tegen een regeling van een lidstaat die het een kredietinstelling die dochtervennootschap is van een in een andere lidstaat gevestigde vennootschap, verbiedt om rente te vergoeden over rekeningen-courant in euro’s die door ingezetenen van eerstgenoemde lidstaat zijn geopend.


Kosten

25
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (grote kamer) verklaart voor recht:

Artikel 43 EG verzet zich tegen een regeling van een lidstaat die het een kredietinstelling die dochtervennootschap is van een in een andere lidstaat gevestigde vennootschap, verbiedt om rente te vergoeden over rekeningen-courant in euro’s die door ingezetenen van eerstgenoemde lidstaat zijn geopend.

ondertekeningen


1
Procestaal: Frans.

Top