Use quotation marks to search for an "exact phrase". Append an asterisk (*) to a search term to find variations of it (transp*, 32019R*). Use a question mark (?) instead of a single character in your search term to find variations of it (ca?e finds case, cane, care).
Judgment of the Court (Second Chamber) of 16 September 2004. # Commission of the European Communities v Kingdom of Spain. # Failure of a Member State to fulfil obligations - Directive 85/337/EEC - Assessment of the effects of certain public and private projects on the environment - Incorrect implementation - Project for a Valencia-Tarragona railway line, Las Palmas-Oropesa section. # Case C-227/01.
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 16 september 2004. Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk Spanje. Niet-nakoming - Richtlijn 85/337/EEG - Milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten - Onjuiste toepassing - Project voor spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa. Zaak C-227/01.
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 16 september 2004. Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk Spanje. Niet-nakoming - Richtlijn 85/337/EEG - Milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten - Onjuiste toepassing - Project voor spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa. Zaak C-227/01.
„Niet-nakoming – Richtlijn 85/337/EEG – Milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten – Onjuiste toepassing – Project voor spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa”
Samenvatting van het arrest
1. Gemeenschapsrecht – Uitlegging – Meertalige teksten – Eenvormige uitlegging – Verschillen tussen diverse taalversies – Algemene
opzet en doelstelling van betrokken regeling als referentiebasis
2. Milieu – Milieueffectbeoordeling van bepaalde projecten – Richtlijn 85/337 – Werkingssfeer – Ontdubbeling van reeds bestaande
spoorlijn die nieuw tracé impliceert – Daaronder begrepen
(Richtlijn 85/337 van de Raad, bijlagen I, punt 7, en II, punt 12)
3. Beroep wegens niet-nakoming – Objectief karakter – Inaanmerkingneming van onjuiste uitlegging van gemeenschapstekst – Uitgesloten
(Art. 226 EG)
4. Milieu – Milieueffectbeoordeling van bepaalde projecten – Richtlijn 85/337 – Toepasselijkheid – Relevant criterium
(Richtlijn 85/337 van de Raad)
1. Gelet op de noodzaak van een eenvormige uitlegging van het gemeenschapsrecht, moet een bepaling in geval van verschil tussen
de diverse taalversies worden uitgelegd met inachtneming van de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan
zij een onderdeel vormt.
(cf. punt 45)
2. Een project zoals het ontdubbelen van een reeds bestaand spoor kan aanzienlijke milieueffecten in de zin van richtlijn 85/337
betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten hebben, omdat het een duurzame invloed
kan hebben op bijvoorbeeld fauna en flora, de samenstelling van de bodem of het landschap en omdat het met name aanzienlijke
geluidshinder kan meebrengen, waardoor het binnen de werkingssfeer van deze richtlijn moet vallen. Bijgevolg kan een project
van deze aard niet worden beschouwd als een eenvoudige wijziging van een vroeger project in de zin van punt 12 van bijlage II
bij richtlijn 85/337, maar valt het onder punt 7 van bijlage I, waarin de aan een milieueffectbeoordeling onderworpen projecten
worden opgesomd.
Deze conclusie is a fortiori geboden wanneer de uitvoering van het project een nieuw spoorwegtracé inhoudt, al is het maar
voor een gedeelte van het project. Een dergelijk bouwproject kan immers naar zijn aard aanzienlijke milieugevolgen in de zin
van richtlijn 85/337 hebben.
(cf. punten 48‑50)
3. Het krachtens artikel 226 EG ingestelde beroep wegens niet-nakoming heeft een objectief karakter en het feit dat een niet-nakoming
voortkomt uit een onjuiste uitlegging van bepalingen van gemeenschapsrecht door een lidstaat, belet het Hof niet om de niet-nakoming
vast te stellen.
(cf. punt 58)
4. Het voor de toepassing van richtlijn 85/337 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten
te hanteren criterium is gebaseerd op de aanzienlijke gevolgen die een bepaald project „kan” hebben voor het milieu. In deze
omstandigheden staat het niet aan de Commissie, na te gaan welke concrete negatieve gevolgen een project daadwerkelijk heeft
voor het milieu.
(cf. punt 59)
ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 16 september 2004(1)
In zaak C-227/01,betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG,ingesteld op 7 juni 2001,
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G. Valero Jordana als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,
verzoekster,
tegen
Koninkrijk Spanje, vertegenwoordigd door S. Ortiz Vaamonde als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,
verweerder,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),,
samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, C. Gulmann, J. N. Cunha Rodrigues, R. Schintgen (rapporteur)
en F. Macken, rechters,
advocaat-generaal: M. Poiares Maduro, griffier: M. Múgica Arzamendi, hoofdadministrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting van 19 februari 2004,gelet op de opmerkingen van partijen,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 24 maart 2004,
het navolgende
Arrest
1
De Commissie van de Europese Gemeenschappen verzoekt het Hof vast te stellen dat het Koninkrijk Spanje, door geen milieueffectbeoordeling
te hebben verricht voor het „project voor de spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa, Plataforma”, dat deel
uitmaakt van de zogenoemde „Corredor del Mediterráneo”, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens de
artikelen 2, 3, 5, lid 2, en 6, lid 2, van richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling
van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 175, blz. 40).
Toepasselijke bepalingen
Bepalingen van gemeenschapsrecht
2
Overeenkomstig de eerste en de zesde overweging van de considerans van richtlijn 85/337 heeft deze tot doel verontreinigingen
en andere aantastingen van het milieu te voorkomen, door bepaalde openbare of particuliere projecten aan een voorafgaande
milieueffectbeoordeling te onderwerpen.
3
Zoals uit de vijfde overweging van de considerans van de richtlijn blijkt, voert deze algemene beginselen voor de milieueffectbeoordeling
in ter aanvulling op en ter coördinatie van de vergunningprocedures voor particuliere en openbare projecten die mogelijk belangrijke
gevolgen voor het milieu hebben.
4
Volgens de achtste en de elfde overweging van de considerans van richtlijn 85/337 hebben projecten van bepaalde categorieën
aanzienlijke gevolgen voor het milieu en moeten deze projecten in beginsel aan een systematische milieueffectbeoordeling worden
onderworpen, teneinde rekening te houden met het streven de gezondheid van de mens te beschermen, via een beter milieu bij
te dragen tot de kwaliteit van het bestaan, toe te zien op de instandhouding van de diversiteit van de soorten en het reproductievermogen
van het ecosysteem als fundamentele grondslag van het leven in stand te houden.
5
Hierna volgen de bepalingen van richtlijn 85/337 die op de onderhavige zaak van toepassing zijn, zoals zij luidden vóór richtlijn
97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 tot wijziging van eerstgenoemde richtlijn (PB L 73, blz. 5).
6
Artikel 1 van richtlijn 85/337 luidt:
„1. Deze richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen
voor het milieu kunnen hebben.
2. In deze richtlijn wordt verstaan onder:
Project:
–
de uitvoering van bouwwerken of de totstandbrenging van andere installaties of werken,
–
andere ingrepen in natuurlijk milieu of landschap, [...]”
7
Artikel 2 van deze richtlijn bepaalt:
„1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om te verzekeren dat, voordat een vergunning wordt verleend, de projecten die een
aanzienlijk milieueffect kunnen hebben, met name gezien hun aard, omvang of ligging, worden onderworpen aan een beoordeling
van die effecten.
Deze projecten worden omschreven in artikel 4.
[...]
3. In uitzonderlijke gevallen kunnen de lidstaten voor een welbepaald project gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van
de bepalingen van deze richtlijn.
In dit geval:
a)
gaan de lidstaten na of er geen andere vorm van beoordeling geschikt is en of de aldus verzamelde informatie ter beschikking
van het publiek moet worden gesteld;
b)
stellen zij de gegevens betreffende deze vrijstelling en de redenen waarom zij is verleend, ter beschikking van het betrokken
publiek;
c)
stellen zij de Commissie, voordat de vergunning wordt verleend, op de hoogte van de redenen waarom de vrijstelling is verleend
en verschaffen zij haar alle informatie die zij in voorkomend geval ter beschikking van hun eigen onderdanen stellen.
De Commissie zendt de ontvangen documenten onmiddellijk door aan de andere lidstaten.
[...]”
8
Artikel 3 van deze richtlijn luidt:
„Bij de milieueffectbeoordeling wordt op passende wijze een identificatie, beschrijving en beoordeling, op grond van elk geval
afzonderlijk en overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 11, gegeven van de directe en indirecte effecten van een project
op de volgende factoren:
–
mens, dier en plant;
–
bodem, water, lucht, klimaat en landschap;
–
de interactie tussen de in het eerste en tweede streepje genoemde factoren;
–
de materiële goederen en het culturele erfgoed.”
9
Artikel 4 van richtlijn 85/337, waarnaar in artikel 2, lid 1, tweede alinea, van deze richtlijn wordt verwezen, bepaalt:
„1. Projecten van de in bijlage I genoemde categorieën worden onder voorbehoud van artikel 2, lid 3, onderworpen aan een beoordeling
overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10.
2. Projecten van de in bijlage II genoemde categorieën worden onderworpen aan een beoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot
en met 10 indien de lidstaten van oordeel zijn dat hun kenmerken zulks noodzakelijk maken.
[...]”
10
In bijlage I bij deze richtlijn wordt in punt 7 onder meer de „aanleg van spoorwegtrajecten voor spoorverkeer over lange afstand”
vermeld.
11
Punt 12 in bijlage II bij dezelfde richtlijn vermeldt met name „wijzigingen in projecten van bijlage I”.
12
Artikel 5, leden 1 en 2, van richtlijn 85/337 bepaalt:
„1. Bij projecten die krachtens artikel 4 moeten worden onderworpen aan een milieueffectbeoordeling overeenkomstig de artikelen 5
tot en met 10, treffen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de opdrachtgever in passende vorm de in
bijlage III bedoelde informatie verstrekt, voorzover:
a)
de lidstaten deze informatie van belang achten in een bepaald stadium van de vergunningprocedure en voor de specifieke kenmerken
van een specifiek project of van een projecttype en van het milieu dat hierdoor kan worden beïnvloed;
b)
de lidstaten, onder meer op grond van de bestaande kennis en beoordelingsmethoden, menen dat redelijkerwijs van een opdrachtgever
mag worden verlangd dat hij de gegevens verzamelt.
2. De informatie die de opdrachtgever overeenkomstig lid 1 moet verstrekken, moet ten minste het volgende bevatten:
–
een beschrijving van het project met informatie omtrent vestigingsplaats, aard en omvang;
–
een beschrijving van de beoogde maatregelen om belangrijke nadelige effecten te vermijden, te beperken en zo mogelijk te verhelpen;
–
de nodige gegevens om de vermoedelijke significante milieueffecten van het project te kunnen bepalen en beoordelen;
–
een niet-technische samenvatting van de in het eerste, tweede en derde streepje bedoelde gegevens.”
13
Artikel 6, lid 2, van dezelfde richtlijn luidt:
„De lidstaten zien erop toe dat:
–
elke aanvraag voor een vergunning en de krachtens artikel 5 verzamelde informatie voor het publiek beschikbaar worden gesteld,
–
het betrokken publiek de mogelijkheid krijgt zijn mening te geven alvorens een aanvang wordt gemaakt met het project.”
14
Artikel 12 van richtlijn 85/337 bepaalt:
„1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om binnen drie jaar na de kennisgeving van deze richtlijn aan deze richtlijn te
voldoen.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende
gebied vaststellen.”
15
Van deze richtlijn is aan de lidstaten kennisgegeven op 3 juli 1985.
Bepalingen van nationaal recht
16
Volgens de Spaanse reglementering waarbij bijlage I, punt 7, van richtlijn 85/337 is omgezet, behoren onder meer „spoorlijnen
over lange afstand die een nieuw tracé bevatten” tot de projecten die aan een milieueffectbeoordeling moeten worden onderworpen.
De precontentieuze procedure
17
Nadat zij in mei 1999 een klacht had ontvangen en daarover briefwisseling had gevoerd met de Spaanse autoriteiten, heeft de
Commissie, die van mening was dat deze autoriteiten richtlijn 85/337 onjuist hadden toegepast door het „project voor de spoorlijn
Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa, Plataforma”, dat deel uitmaakt van de zogenoemde „Corredor del Mediterráneo”,
niet aan een milieueffectbeoordeling te onderwerpen, bij brief van 13 april 2000 het Koninkrijk Spanje aangemaand binnen een
termijn van twee maanden opmerkingen in te dienen.
18
Aangezien de toelichting van de Spaanse regering haar geen voldoening schonk, heeft de Commissie op 26 september 2000 een
met redenen omkleed advies gezonden waarin zij het Koninkrijk Spanje verzocht de nodige maatregelen te nemen om binnen een
termijn van twee maanden na kennisgeving van dit advies daaraan te voldoen.
19
Nadat de Spaanse regering op dit met redenen omkleed advies had geantwoord met een brief van 2 januari 2001, waarin zij haar
vroegere argumenten herhaalde, heeft de Commissie besloten het onderhavige beroep in te stellen.
Het beroep
20
De Commissie verwijt het Koninkrijk Spanje de krachtens de artikelen 2, 3, 5, lid 2, en 6, lid 2, van richtlijn 85/337 op
hem rustende verplichtingen niet te zijn nagekomen door geen milieueffectbeoordeling te hebben verricht voor het „project
voor de spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa, Plataforma”, dat deel uitmaakt van de zogenoemde „Corredor
del Mediterráneo”, die de Spaanse regio Levante verbindt met Catalonië en de Franse grens.
De ontvankelijkheid
21
Ter terechtzitting heeft de Spaanse regering de ontvankelijkheid van het beroep betwist, op grond dat het verzoekschrift is
gebaseerd op een andere grief dan die welke tijdens de precontentieuze procedure is aangehaald.
22
Deze regering stelt dat het voorwerp van het geding tijdens de precontentieuze procedure duidelijk beperkt was tot het 13,2 km
lange baanvak van de spoorweg tussen Las Palmas en de plaats Oropesa. In dat stadium van de procedure heeft de Commissie de
Spaanse regering meer in het bijzonder verweten, de vereisten van richtlijn 85/337 niet te zijn nagekomen met betrekking tot
een 7,64 km lang gedeelte van dat baanvak, waarin het tracé maximaal 800 m naar het westen is opgeschoven om de plaats Benicasim
te vermijden. De Commissie heeft evenwel noch in de aanmaningsbrief noch in het met redenen omkleed advies verwezen naar het
ontdubbelen van de spoorweg over het resterende gedeelte van dat 13,2 km lange baanvak en heeft met name nergens gesteld dat
het ontdubbelen van een bestaande spoorlijn binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt.
23
Bij het instellen van haar beroep heeft de Commissie evenwel duidelijk gevorderd vast te stellen dat dit ontdubbelen van de
sporen van een reeds bestaande spoorlijn onder de voorschriften van deze richtlijn valt. Bovendien had de Commissie de gehele
spoorlijn Valencia-Tarragona met een lengte van 251 km op het oog.
24
Daarmee is het voorwerp van het geding duidelijk verruimd.
25
Om te beginnen zij opgemerkt dat de regelmatigheid van het met redenen omkleed advies en van de daaraan voorafgaande procedure
in casu niet wordt betwist. De Spaanse regering betoogt evenwel dat de in het verzoekschrift geformuleerde grief verschilt
van die welke in de aanmaningsbrief en in het met redenen omkleed advies vervat lag.
26
Dienaangaande volgt uit vaste rechtspraak dat het voorwerp van een krachtens artikel 226 EG ingesteld beroep wordt afgebakend
door de precontentieuze procedure waarin deze bepaling voorziet, en dat het met redenen omkleed advies en het beroep bijgevolg
op dezelfde grieven moeten berusten (zie met name arrest van 11 juli 2002, Commissie/Spanje, C-139/00, Jurispr. blz. I‑6407,
punt 18).
27
In casu kan evenwel niet worden gesteld dat het voorwerp van het geding, zoals dit tijdens de precontentieuze procedure was
bepaald, is verruimd of gewijzigd.
28
In antwoord op een vraag van het Hof heeft de Commissie immers bevestigd dat het voorwerp van het onderhavige beroep beperkt
is tot een baanvak van 13,2 km tussen Las Palmas en Oropesa en dat het, anders dan de Spaanse regering verklaart, geen betrekking
heeft op het gehele, 251 km lange, tracé van de lijn Valencia-Tarragona.
29
Voorts wordt zowel in de aanmaningsbrief als in het met redenen omkleed advies die de Commissie aan het Koninkrijk Spanje
heeft gezonden, alsook in het verzoekschrift melding gemaakt van het „baanvak Las Palmas-Oropesa”, waarvan de lengte, namelijk
13,2 km, door de verwerende regering niet wordt betwist. Uit het door de Spaanse regering ingediende verweerschrift blijkt
trouwens ondubbelzinnig dat deze zich niet heeft vergist over het voorwerp van het geding, aangezien zij er daarin zelf van
uitgaat dat het litigieuze project betrekking heeft op het baanvak van 13,2 km tussen de plaatsen Las Palmas en Oropesa, waarop
de bestaande spoorlijn wordt ontdubbeld en aangepast aan een snelheid tot 220 km/uur en waarvan een 7,64 km lang gedeelte
een nieuw tracé volgt om de plaats Benicasim te vermijden.
30
Bijgevolg is het onderhavige beroep ontvankelijk.
Ten gronde Argumenten van partijen
31
De Commissie betoogt tot staving van haar beroep dat vaststaat dat het „project voor de spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak
Las Palmas-Oropesa, Plataforma”, dat deel uitmaakt van de zogenoemde „Corredor del Mediterráneo”, niet aan de bij richtlijn
85/337 ingestelde milieueffectbeoordelingsprocedure is onderworpen.
32
Volgens de Commissie was deze beoordeling in casu evenwel noodzakelijk omdat het ging om een van de projecten vermeld in punt 7
van bijlage I bij deze richtlijn, waarnaar artikel 4, lid 1, van deze laatste verwijst.
33
De Commissie leidt hieruit af dat richtlijn 85/337 met betrekking tot het litigieuze project onjuist is toegepast en dat het
Koninkrijk Spanje bijgevolg de artikelen 2, 3, 5, lid 2, en 6, lid 2, van deze richtlijn heeft geschonden.
34
Volgens haar kan geen van de redenen die door de Spaanse regering zijn aangevoerd om haar handelwijze in deze zaak te rechtvaardigen,
worden aanvaard.
35
Zo zijn de door deze regering aangevoerde argumenten in strijd met de letter van richtlijn 85/337, meer in het bijzonder met
de bewoordingen van punt 7 van bijlage I bij deze richtlijn. Bovendien zijn zij in strijd met de geest en de doelstelling
van deze richtlijn.
36
De Spaanse regering erkent dat het betrokken project niet formeel aan de bij richtlijn 85/337 ingestelde milieueffectbeoordelingsprocedure
is onderworpen, maar meent dat die procedure in casu niet noodzakelijk was.
37
Deze richtlijn was immers niet van toepassing, aangezien de uitgevoerde werken enkel bestonden in een verbetering van een
reeds bestaande spoorlijn door het ontdubbelen van het aanvankelijke enkelspoor, zonder dat sprake was van de aanleg van een
nieuwe spoorlijn en zonder dat daarvoor een nieuw tracé over lange afstand nodig was.
38
Deze stelling wordt bevestigd door de bewoordingen van de reglementering tot omzetting in Spaans recht van bijlage I, punt 7,
van richtlijn 85/337, een nationale regeling waarvan de verenigbaarheid met de voorschriften van deze richtlijn op geen moment
door de Commissie is betwist. Overigens is ook in de bewoordingen van de Engelse versie van dit punt 7 niet voor de term „sporen”,
maar voor de term „lijnen” („lines”) gekozen.
39
Bovendien is het betrokken project niet bestemd voor spoorverkeer over lange afstand in de zin van dit punt 7, aangezien het
twee plaatsen verbindt die slechts 13,2 km van elkaar verwijderd liggen.
40
Voor het overige heeft het ontdubbelen van de sporen in werkelijkheid geen milieueffecten naast de door de aanleg van de aanvankelijke
spoorlijn veroorzaakte milieueffecten en heeft de Commissie hoe dan ook het bestaan van dergelijke effecten niet bewezen.
41
De Spaanse regering stelt, subsidiair, dat de vereisten van de richtlijn in casu inhoudelijk zijn nageleefd, omdat de herziening
van het algemeen ontwikkelingsplan van Benicasim, die in 1992 heeft plaatsgevonden, is voorafgegaan door een milieueffectbeoordeling,
die aan een openbaar onderzoek is onderworpen, en een milieueffectverklaring. Aangezien deze herziening juist tot doel had
een zone vrij te houden voor de aanleg van de verbinding rond de plaats Benicasim, is geen nieuwe studie ondernomen over de
milieueffecten van de daartoe verrichte werken.
42
Ten slotte hebben de bevoegde nationale autoriteiten in casu te goeder trouw gehandeld en hebben zij vlot hun medewerking
verleend door voor het gedeelte van het project waar dat nog mogelijk was, het standpunt van de Commissie te volgen, aangezien
zij vóór het einde van de bouwwerken „wijziging nr. 3” van dit project, die hoofdzakelijk betrekking heeft op de bouw van
een 754,5 m lang viaduct, aan een openbaar onderzoek hebben onderworpen.
Beoordeling door het Hof
43
Om de gegrondheid van het beroep van de Commissie te beoordelen, moet, gelet op de argumenten van de verwerende regering,
in de eerste plaats worden nagegaan of richtlijn 85/337 en meer in het bijzonder de daarin gestelde verplichting om een milieueffectbeoordeling
te verrichten, van toepassing zijn op het litigieuze project en, zo ja, in de tweede plaats of dit project is uitgevoerd overeenkomstig
de in deze richtlijn gestelde regels.
44
Wat het eerste punt betreft, kunnen de argumenten van de Spaanse regering volgens welke punt 7 van bijlage I bij deze richtlijn
enkel betrekking heeft op de aanleg van een nieuwe lijn in de zin van een nieuw spoorwegtraject tussen twee plaatsen en derhalve
niet van toepassing is op het ontdubbelen van reeds bestaande sporen, niet worden aanvaard.
45
In het kader van het onderhavige beroep hoeft geen uitspraak te worden gedaan over de vraag of alle taalversies van punt 7
van bijlage I bij richtlijn 85/337 een term gebruiken die overeenstemt met de term „spoorwegtrajecten” („vías” in de Spaanse
taalversie), of over de verenigbaarheid met deze richtlijn van de Spaanse reglementering die ter uitvoering van deze bepaling
is vastgesteld, voorzover hierin de term „lijnen” („líneas”) wordt gebruikt. Uit de rechtspraak van het Hof blijkt immers
dat, gelet op de noodzaak van een eenvormige uitlegging van het gemeenschapsrecht, een bepaling in geval van verschil tussen
de diverse taalversies moet worden uitgelegd met inachtneming van de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan
zij een onderdeel vormt (zie met name arrest van 24 oktober 1996, Kraaijeveld e.a., C‑72/95, Jurispr. blz. I‑5403, punt 28).
46
Wat richtlijn 85/337 betreft, heeft het Hof reeds geoordeeld dat uit de tekst van deze richtlijn kan worden afgeleid dat zij
een ruime werkingssfeer en een zeer breed doel heeft (arrest Kraaijeveld e.a., reeds aangehaald, punten 31 en 39).
47
Zoals meer in het bijzonder blijkt uit de artikelen 1, lid 1, en 2, lid 1, en uit de eerste, de vijfde, de zesde, de achtste
en de elfde overweging van de considerans van de onderhavige richtlijn, heeft deze hoofdzakelijk tot doel dat de projecten
die een aanzienlijk milieueffect kunnen hebben, met name gezien hun aard, omvang of ligging, vóór de verlening van de vergunning
worden onderworpen aan een beoordeling van hun effecten (zie in die zin arrest van 19 september 2000, Linster, C‑287/98, Jurispr.
blz. I‑6917, punt 52).
48
Een en ander volstaat om te concluderen dat bijlage I, punt 7, van richtlijn 85/337 ook het ontdubbelen van een reeds bestaand
spoor omvat.
49
Een dergelijk project kan immers aanzienlijke milieueffecten in de zin van deze richtlijn hebben, omdat het een langdurige
invloed kan hebben op bijvoorbeeld fauna en flora, de samenstelling van de bodem of het landschap en omdat het met name aanzienlijke
geluidshinder kan meebrengen, waardoor het binnen de werkingssfeer van deze richtlijn moet vallen. Aan de door richtlijn 85/337
nagestreefde doelstelling zou ernstig worden afgedaan indien een dergelijk project voor de aanleg van een nieuw spoor, zelfs
naast een reeds bestaand spoor, kon worden onttrokken aan de verplichte beoordeling van de milieueffecten ervan. Bijgevolg
kan een project als het onderhavige niet worden beschouwd als een eenvoudige wijziging van een vroeger project in de zin van
punt 12 van bijlage II bij deze richtlijn.
50
Deze conclusie is a fortiori geboden wanneer, zoals in het onderhavige geval, de uitvoering van het project een nieuw spoorwegtracé
inhoudt, al is het maar voor een gedeelte van het project. Een dergelijk bouwproject kan immers naar zijn aard aanzienlijke
milieugevolgen in de zin van richtlijn 85/337 hebben.
51
Het argument van de Spaanse regering dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van punt 7 van bijlage I bij deze
richtlijn omdat het betrokken project geen spoorverkeer over lange afstand in de zin van deze bepaling betreft, maar een baanvak
van slechts 13,2 km tussen naburige plaatsen, is eveneens ongegrond.
52
Zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt, maakt het litigieuze project immers deel uit van een 251 km lange spoorlijn tussen
Valencia en Tarragona in het kader van het zogenoemde project „Corredor del Mediterráneo”, dat de Spaanse regio Levante verbindt
met Catalonië en de Franse grens.
53
Indien de argumentering van de Spaanse regering werd gevolgd, zou de nuttige werking van richtlijn 85/337 ernstig in het gedrang
kunnen komen, aangezien de betrokken nationale autoriteiten een project over lange afstand enkel zouden hoeven te splitsen
in minder lange opeenvolgende gedeelten om zowel het gehele project als de door die splitsing ontstane gedeelten daarvan aan
de werking van deze richtlijn te onttrekken.
54
Gelet op de voorgaande beschouwingen behoort het project waarop het beroep van de Commissie betrekking heeft, dat de aanleg
betreft van een bijkomend spoor met een lengte van 13,2 km, over een nieuw tracé van 7,64 km rond de plaats Benicasim, dat
deel uitmaakt van een 251 km lange spoorlijn, tot een van de in bijlage I bij richtlijn 85/337 genoemde categorieën, die krachtens
de artikelen 4, lid 1, en 5, lid 1, van deze richtlijn in beginsel stelselmatig aan een milieueffectbeoordeling moeten worden
onderworpen.
55
Met betrekking tot de vraag of dit project is uitgevoerd overeenkomstig de in richtlijn 85/337 gestelde regels, zij om te
beginnen opgemerkt dat de Spaanse regering erkent dat op dit project als zodanig niet de voorschriften van deze richtlijn
inzake milieueffectbeoordeling zijn toegepast. Voorts stelt deze regering niet dat in casu is voldaan aan de voorwaarden van
artikel 2, lid 3, van deze richtlijn.
56
Wat vervolgens het argument van de Spaanse regering betreft dat vóór de herziening van het algemeen ontwikkelingsplan van
Benicasim van 1992 een milieueffectbeoordeling heeft plaatsgevonden die aan een openbaar onderzoek is onderworpen, en een
milieueffectverklaring is gedaan, zij opgemerkt dat zelfs indien dit plan alle nodige aanwijzingen zou hebben bevat om te
voldoen aan de in richtlijn 85/337 gestelde minimumvoorwaarden, het hoe dan ook niet toereikend kan worden geacht aangezien
het, zoals de Commissie heeft verklaard zonder op dit punt serieus te zijn tegengesproken door de verwerende regering, enkel
betrekking heeft op het grondgebied van de gemeente Benicasim en meer in het bijzonder op de verbinding rond deze plaats,
terwijl vaststaat dat het litigieuze project ruimer is. Bijgevolg zijn de voorschriften van deze richtlijn althans voor het
overblijvende gedeelte van het project niet juist toegepast.
57
Voorts is de verklaring van de Spaanse regering dat de bevoegde autoriteiten de voorschriften van deze richtlijn hebben nageleefd
met betrekking tot „wijziging nr. 3” van het project, evenmin gegrond. Volgens de verwerende regering is de informatie voor
het publiek pas bekendgemaakt nadat was aangevangen met de uitvoering van het project. Een dergelijke gang van zaken is echter
kennelijk in strijd met de voorschriften van artikel 6, lid 2, van richtlijn 85/337, volgens hetwelk het betrokken publiek
de mogelijkheid moet krijgen zijn mening te geven alvorens een aanvang wordt gemaakt met het project. Het argument van de
Spaanse regering dat het openbaar onderzoek heeft plaatsgevonden voordat de bouwwerken werden beëindigd, is derhalve irrelevant.
Bovendien had deze procedure slechts betrekking op een gedeelte van het betrokken baanvak, dat 13,2 km lang is, namelijk op
„wijziging nr. 3”, die hoofdzakelijk de bouw van een ongeveer 750 m lang viaduct betreft.
58
Het argument dat de nationale autoriteiten te goeder trouw zijn geweest, is overigens evenmin relevant. Volgens vaste rechtspraak
heeft het beroep wegens niet-nakoming immers een objectief karakter en belet het feit dat een niet-nakoming voortkomt uit
een onjuiste uitlegging van bepalingen van gemeenschapsrecht door een lidstaat, het Hof niet om de niet-nakoming vast te stellen
(zie arrest van 17 november 1993, Commissie/Spanje, C‑73/92, Jurispr. blz. I‑5997, punt 19).
59
Wat ten slotte het betoog van de Spaanse regering betreft dat de Commissie de verweten niet-nakoming niet geldig heeft gemotiveerd
omdat zij niet heeft bewezen dat het ontdubbelen van een bestaand spoor in werkelijkheid milieueffecten heeft die verder gaan
dan die welke door de aanleg van de oorspronkelijke lijn zijn veroorzaakt, zij er enkel aan herinnerd dat het voor de toepassing
van richtlijn 85/337 te hanteren criterium gebaseerd is op de aanzienlijke gevolgen die een bepaald project „kan” hebben voor
het milieu (zie dienaangaande artikel 1, lid 1, alsmede de vijfde en de zesde overweging van de considerans van deze richtlijn).
In deze omstandigheden staat het niet aan de Commissie, na te gaan welke concrete negatieve gevolgen een project daadwerkelijk
heeft voor het milieu. De Commissie heeft in casu evenwel rechtens genoegzaam bewezen dat het betrokken project binnen de
werkingssfeer van een van de bepalingen van bijlage I bij deze richtlijn valt, waardoor het aan een milieueffectbeoordeling
moet worden onderworpen. Overigens kan niet worden betwist dat een project als het onderhavige nieuwe aanzienlijke hinder
veroorzaakt, al was het maar wegens de aanpassing van de spoorlijn met het oog op treinverkeer met een snelheid tot 220 km/uur.
60
Gelet op het voorgaande moet het beroep van de Commissie gegrond worden verklaard.
61
Derhalve moet worden vastgesteld dat het Koninkrijk Spanje, door geen milieueffectbeoordeling te hebben verricht voor het
„project voor de spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa, Plataforma”, dat deel uitmaakt van de zogenoemde
„Corredor del Mediterráneo”, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens de artikelen 2, 3, 5, lid 2,
en 6, lid 2, van richtlijn 85/337.
Kosten
62
Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen,
voorzover dit is gevorderd. Aangezien het Koninkrijk Spanje in het ongelijk is gesteld, dient het overeenkomstig de vordering
van de Commissie in de kosten te worden verwezen.
Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart:
1) Door geen milieueffectbeoordeling te hebben verricht voor het „project voor de spoorlijn Valencia-Tarragona, baanvak Las Palmas-Oropesa,
Plataforma”, dat deel uitmaakt van de zogenoemde „Corredor del Mediterráneo”, is het Koninkrijk Spanje de verplichtingen niet
nagekomen die op hem rusten krachtens de artikelen 2, 3, 5, lid 2, en 6, lid 2, van richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni
1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten.2) Het Koninkrijk Spanje wordt verwezen in de kosten. ondertekeningen