Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61979CJ0733

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 12 juni 1980.
Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen voor de Gebieden Charleroi en Namen tegen Cosimo Laterza.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Arbeidsrechtbank te Charleroi - België.
Sociale zekerheid - Kinderbijslagen.
Zaak 733/79.

Jurisprudentie 1980 -01915

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1980:156

61979J0733

ARREST VAN HET HOF (EERSTE KAMER) VAN 12 JUNI 1980. - VERREKENKAS VOOR GEZINSVERGOEDINGEN VOOR DE GEBIEDEN CHARLEROI EN NAMEN TEGEN COSIMO LATERZA. - (" SOCIALE ZEKERHEID - KINDERBIJSLAGEN "). - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE ARBEIDSRECHTBANK TE CHARLEROI). - ZAAK NO. 733/79.

Jurisprudentie 1980 bladzijde 01915
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00291


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 . SOCIALE ZEKERHEID VAN DE MIGRERENDE WERKNEMERS - GEMEENSCHAPSREGELING - DOEL - COORDINATIE VAN NATIONALE STELSELS - GEVOLGEN

2 . SOCIALE ZEKERHEID VAN DE MIGRERENDE WERKNEMERS - KINDERBIJSLAGEN - RECHTHEBBEN- DEN OP PENSIOENEN OF RENTEN - UITKERINGEN TEN LASTE VAN DE STAAT WAAR DE RECHTHEBBENDE OP EEN INVALIDITEITSPENSIOEN WOONT - VOORHEEN DOOR EEN ANDERE LID-STAAT TOEGEKENDE , HOGERE UITKERINGEN - RECHT OP AANVULLENDE UITKERINGEN

( ' S RAADS VERORDENING NR . 1408/71 , ARTIKEL 77 , LID 2 , SUB B , I )

Samenvatting


1 . DE VERORDENINGEN BETREFFENDE DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS HEBBEN NIET EEN GEMEENSCHAPPELIJK STELSEL VAN SOCIALE ZEKERHEID IN HET LEVEN GEROEPEN , DOCH VERSCHILLENDE STELSELS LATEN VOORTBESTAAN , DIE VERSCHILLENDE VORDERINGEN DOEN ONTSTAAN OP ONDERSCHEIDEN ORGANEN TEGENOVER WELKE DE UITKERINGSGERECHTIGDE RECHTSTREEKS AANSPRAKEN BEZIT , HETZIJ UITSLUITEND KRACHTENS EEN NATIONALE WETTELIJKE REGELING , HETZIJ KRACHTENS DE NATIONALE REGELING ZO NODIG AANGEVULD DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT . BEHOUDENS UITDRUKKELIJKE UITZONDERING IN OVEREENSTEMMING MET DE DOELSTELLINGEN VAN HET VERDRAG , MAG DE GEMEENSCHAPSREGELING NIET OP DUSDANIGE WIJZE WORDEN TOEGEPAST , DAT DE MIGRERENDE WERKNEMER - OF ZIJN RECHTVERKRIJGENDEN - ZIJN RECHTEN KRACHTENS EEN DEEL VAN DE WETTELIJKE REGELING VAN EEN LID-STAAT VERLIEST , OF DAT EEN VERMINDERING VAN DE UITKERINGEN KRACHTENS DEZE WETTELIJKE REGELING , AANGEVULD DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT , DAARVAN HET GEVOLG IS .

2 . ARTIKEL 77 , LID 2 , SUB B-I , VAN VERORDENING NR . 1408/71 MOET ALDUS WORDEN UITGELEGD , DAT HET RECHT OP KINDERBIJSLAGEN TEN LASTE VAN DE STAAT OP HET GRONDGEBIED WAARVAN DE RECHTHEBBENDE OP EEN INVALIDITEITSPENSIOEN WOONT , NIET HET RECHT OP HOGERE KINDERBIJSLAGEN DOEN VERVALLEN , DAT VOORDIEN TEN LASTE VAN EEN ANDERE LID-STAAT IS VERKREGEN . WANNEER HET DAADWERKELIJK ONTVANGEN BEDRAG DER KINDERBIJSLAGEN IN DE LID-STAAT VAN WOONPLAATS LAGER IS DAN DE BIJSLAGEN OVEREENKOMSTIG DE WETTELIJKE REGELING VAN DE ANDERE LID-STAAT , HEEFT DE WERKNEMER TEGENOVER HET BEVOEGDE ORGAAN VAN LAATSTBEDOELDE STAAT RECHT OP AANVULLENDE BIJSLAGEN TEN BELOPE VAN HET VERSCHIL TUSSEN DE TWEE BEDRAGEN .

Partijen


IN ZAAK 733/79 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN DE ARBEIDSRECHTBANK TE CHARLEROI , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

VERREKENKAS VOOR GEZINSVERGOEDINGEN VOOR DE GEBIEDEN CHARLEROI EN NAMEN

EN

COSIMO LATERZA

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 77 , LID 2 , SUB B-I , VAN VERORDENING NR . 1408/71 VAN DE RAAD VAN 14 JUNI 1971 BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE SOCIALE ZEKERHEIDSREGELINGEN OP LOONTREKKENDEN EN HUN GEZINNEN , DIE ZICH BINNEN DE GEMEENSCHAP VERPLAATSEN ( PB L 149 VAN 1971 ),

Overwegingen van het arrest


1 BIJ VONNIS VAN 11 OKTOBER 1979 HEEFT DE ARBEIDSRECHTBANK TE CHARLEROI KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG EEN VRAAG GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 77 , LID 2 , SUB B-I , VAN VERORDENING NR . 1408/71 VAN DE RAAD VAN 14 JUNI 1971 BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE SOCIALE ZEKERHEIDSREGELINGEN OP LOONTREKKENDEN EN HUN GEZINNEN , DIE ZICH BINNEN DE GEMEENSCHAP VERPLAATSEN ( PB L 149 VAN 1971 , BLZ . 2 ).

2 DEZE VRAAG IS GEREZEN IN EEN GESCHIL OVER EEN BESLUIT VAN HET BEVOEGDE BELGISCHE ORGAAN , WAARBIJ EEN ITALIAANSE WERKNEMER , DIE IN HET GENOT WAS VAN EEN BELGISCH INVALIDITEITSPENSIOEN EN WOONACHTIG WAS IN ITALIE , PER 1 OKTOBER 1972 HET RECHT OP BELGISCHE KINDERBIJSLAG IS ONTZEGD EN DE NA DIE DATUM TOT 31 OKTOBER 1975 BETAALDE BIJSLAGEN ZIJN TERUGGEVORDERD .

3 BLIJKENS HET DOSSIER DAT DE NATIONALE RECHTER HET HOF HEEFT TOEGEZONDEN , HEEFT DE BETROKKEN WERKNEMER VAN 1950 TOT 1955 IN ITALIE EN VAN 1955 TOT 1969 IN BELGIE GEWERKT , IS HEM PER 1 JUNI 1970 UITSLUITEND KRACHTENS DE BELGISCHE WETGEVING EEN INVALIDITEITSPENSIOEN TOEGEKEND , EN ZIJN HEM TOT 1 OKTOBER 1972 DE IN DEZE WETGEVING VOORZIENE KINDERBIJSLAGEN UITGEKEERD . TOT VOORNOEMDE DATUM WERD HET RECHT VAN BETROKKENE OP DEZE UITKERINGEN GEREGELD BIJ ARTIKEL 42 , LID 1 , VAN VERORDENING NR . 3 , DAT BEPAALT : ' ' ZIJ DIE IN HET GENOT ZIJN VAN EEN PENSIOEN OF RENTE , VERSCHULDIGD KRACHTENS DE WETTELIJKE REGELING VAN EEN ENKELE LID-STAAT , EN DIE OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT WOONACHTIG ZIJN , HEBBEN RECHT OP KINDERBIJSLAG OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN VAN DE WETTELIJKE REGELING VAN HET LAND DAT HET PENSIOEN OF DE RENTE VERSCHULDIGD IS ALSOF ZIJ IN DIT LAND WOONACHTIG WAREN ' ' . IN LID 3 VAN VOORNOEMD ARTIKEL WORDT HIERAAN TOEGEVOEGD , DAT DE BEPALINGEN VAN LID 1 VAN TOEPASSING ZIJN ONGEACHT DE LID-STAAT OP WELKS GRONDGEBIED DE KINDEREN WOONACHTIG ZIJN .

4 OP 11 JUNI 1970 ZOND HET BELGISCHE ORGAAN HET DOSSIER INZAKE HET INVALIDITEITSPENSIOEN TOE AAN DE BEVOEGDE ITALIAANSE INSTANTIES EN VERZOCHT HEN OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT INZAKE SAMENTELLING VAN VERZEKERINGSTIJDVAKKEN EN BEREKENING PRO RATA VAN UITKERINGEN , EEN EVENREDIG GEDEELTE VAN HET INVALIDITEITSPENSIOEN TE HUNNEN LASTE TE NEMEN ; OP GROND VAN ARTIKEL 40 , LID 3 , VAN VERORDENING NR . 1408/71 KENDE HET ITALIAANSE ORGAAN OP 27 DECEMBER 1976 DE WERKNEMER EEN GEDEELTELIJK PENSIOEN TOE ALSMEDE RECHT OP DE IN DE ITALIAANSE WETTELIJKE REGELING VOORZIENE GEZINSBIJSLAGEN , ZULKS MET INGANG VAN DE DAG VAN INWERKINGTREDING VAN VOORNOEMDE VERORDENING , TE WETEN 1 OKTOBER 1972 .

5 IN VERBAND MET DE TOEKENNING VAN DEZE UITKERINGEN VERMINDERDE HET BELGISCHE ORGAAN HET BEDRAG VAN HET TOT 1 OKTOBER 1972 BETAALDE INVALIDITEITSPENSIOEN MET HET BEDRAG VAN VOORNOEMD EVENREDIG GEDEELTE ; VOORTS BESLOOT HET DE UITKERING VAN IN DE BELGISCHE WETGEVING BEPAALDE KINDERBIJSLAGEN VANAF DIE DAG TE STAKEN EN TEVENS VAN BETROKKENE DE TERUGBETALING TE VORDEREN VAN DE TOT 31 OKTOBER 1975 UITGEKEERDE BIJSLAGEN ( EEN BEDRAG VAN BFR 104 189 ); OP LAATSTGENOEMDE DATUM WAS IMMERS , IN AFWACHTING VAN EEN BESLISSING VAN DE ITALIAANSE INSTANTIES OVER DE TOEKENNING VAN EEN EVENREDIG PENSIOENGEDEELTE , DE BETALING VAN DE BIJSLAGEN GESCHORST . HET BELGISCHE ORGAAN MOTIVEERDE DIT BESLUIT MET EEN VERWIJZING NAAR HET BEPAALDE IN ARTIKEL 77 , LID 2 , SUB B-I , VAN VERORDENING NR . 1408/71 , VOLGENS HETWELK DE GEZINSBIJSLAGEN VOOR RECHTHEBBENDEN OP EEN PENSIOEN OF RENTE WEGENS OUDERDOM , INVALIDITEIT , ARBEIDSONGEVAL OF BEROEPSZIEKTE , ONGEACHT OP HET GRONDGEBIED VAN WELKE LID-STAAT DE RECHTHEBBENDE OP EEN PENSIOEN OF RENTE DAN WEL DE KINDEREN WONEN , WORDEN TOEGEKEND

' ' B ) AAN DE RECHTHEBBENDE OP PENSIOENEN OF RENTEN VERSCHULDIGD KRACHTENS DE WETTELIJKE REGELINGEN VAN MEER DAN EEN LID-STAAT :

I ) OVEREENKOMSTIG DE WETTELIJKE REGELING VAN DIE VAN DEZE STATEN , OP HET GRONDGEBIED WAARVAN HIJ WOONT , INDIEN HET RECHT OP EEN VAN DE IN LID 1 BEDOELDE BIJSLAGEN ALDAAR WORDT ONTLEEND AAN DE WETTELIJKE REGELING VAN DEZE STAAT . . . ' '

6 BETROKKENE BETWIST DE RECHTMATIGHEID VAN DIT BESLUIT . HIJ WIJST EROP DAT , AANGEZIEN HET BEDRAG VAN DE IN DE ITALIAANSE WETTELIJKE REGELING BEPAALDE KINDERBIJSLAGEN LAGER IS DAN DAT VAN DE BELGISCHE BIJSLAGEN , VOORNOEMD BESLUIT IN CASU EEN VERMINDERING VAN ZIJN RECHT OP GEZINSBIJSLAGEN MEEBRENGT , EN BETOOGT DAT MEN BEDOELDE BEPALINGEN NIET ZONDER MISKENNING VAN DE DOELSTELLINGEN VAN ARTIKEL 51 EEG-VERDRAG EN VAN VERORDENING NR . 1408/71 ALDUS KAN UITLEGGEN EN TOEPASSEN , DAT DE VERZEKERDE HET RECHT VERLIEST OP DE HOOGSTE UITKERING DIE HEM KRACHTENS DE WETGEVING VAN EEN LID-STAAT IS VERSCHULDIGD .

7 IN VERBAND MET DIT GESCHILPUNT HEEFT DE ARBEIDSRECHTBANK TE CHARLEROI HET HOF VERZOCHT TE VERKLAREN , OF ARTIKEL 77 , LID 2 , SUB B-I , VAN VERORDENING NR . 1408/71

' ' ALDUS MOET WORDEN UITGELEGD , DAT HET RECHT OP KINDERBIJSLAG IN DE STAAT OP HET GRONDGEBIED WAARVAN DE RECHTHEBBENDE OP INVALIDITEITSPENSIOEN WOONACHTIG IS ( IN CASU ITALIE ), HET VOORDIEN IN EEN ANDERE LID-STAAT ( IN CASU BELGIE ) VERKREGEN RECHT OP HOGERE KINDERBIJSLAG DOET VERVALLEN ' ' .

8 GELIJK HET HOF IN ZIJN ARREST VAN 6 MAART 1979 ( ZAAK 100/78 , ROSSI , JURISPR . 1979 , BLZ . 831 ) HEEFT OVERWOGEN HEBBEN DE VERORDENINGEN BETREFFENDE DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS NIET EEN GEMEENSCHAPPELIJK STELSEL VAN SOCIALE ZEKERHEID IN HET LEVEN GEROEPEN , DOCH ' ' VERSCHILLENDE STELSELS LATEN VOORTBESTAAN , DIE VERSCHILLENDE VORDERINGEN DOEN ONTSTAAN OP ONDERSCHEIDEN ORGANEN TEGENOVER WELKE DE UITKERINGSGERECHTIGDE RECHTSTREEKS AANSPRAKEN BEZIT , HETZIJ UITSLUITEND KRACHTENS EEN NATIONALE WETTELIJKE REGELING , HETZIJ KRACHTENS DE NATIONALE REGELING ZO NODIG AANGEVULD DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT ' ' . IN HETZELFDE ARREST HEEFT HET HOF VOORTS GEPRECISEERD DAT , ' ' BEHOUDENS UITDRUKKELIJKE UITZONDERING IN OVEREENSTEMMING MET DE DOELSTELLINGEN VAN HET VERDRAG , DE GEMEENSCHAPSREGELING NIET OP DUSDANIGE WIJZE MAG WORDEN TOEGEPAST , DAT DE MIGRERENDE WERKNEMER - OF ZIJN RECHTVERKRIJGENDEN - ZIJN RECHTEN KRACHTENS EEN DEEL VAN DE WETTELIJKE REGELING VAN EEN LID-STAAT VERLIEST ' ' , OF DAT EEN VERMINDERING VAN DE UITKERINGEN KRACHTENS DEZE WETTELIJKE REGELING , AANGEVULD DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT , DAARVAN HET GEVOLG IS . DE IN VERORDENING NR . 1408/71 VASTGESTELDE EN UITGEWERKTE REGELS TER COORDINATIE VAN DE WETTELIJKE REGELINGEN VAN DE LID-STATEN , BERUSTEN IMMERS OP HET IN DE 7E EN 8E CONSIDERANS VAN DE VERORDENING NEERGELEGDE ALGEMENE BEGINSEL , DAT VOORNOEMDE REGELS DE WERKNEMERS DIE ZICH BINNEN DE GEMEENSCHAP VERPLAATSEN , ALLE UITKERINGEN WAAROP IN DE VERSCHILLENDE LID-STATEN RECHT IS VERKREGEN , MOETEN WAARBORGEN , ' ' TOT TEN HOOGSTE DE UITKERING DIE DOOR EEN VAN DEZE LID-STATEN VERSCHULDIGD ZOU ZIJN ' ' .

9 OVEREENKOMSTIG DEZE BEGINSELEN MAG ARTIKEL 77 , LID 2 , SUB B-I , VAN VERORDENING NR . 1408/71 MITSDIEN NIET ALDUS WORDEN TOEGEPAST , DAT EEN WERKNEMER , WANNEER DE DOOR EEN LID-STAAT VERSCHULDIGDE UITKERINGEN WORDEN VERVANGEN DOOR IN EEN ANDERE LID-STAAT VERSCHULDIGDE UITKERINGEN , HET RECHT OP DE MEEST GUNSTIGE UITKERING VERLIEST . DE LEIDENDE BEGINSELEN VAN VERORDENING NR . 1408/71 VERGEN JUIST DAT , ZO IN HET GEVAL BEDOELD IN ARTIKEL 77 , LID 2 , SUB B-I , HET BEDRAG VAN DE UITKERINGEN IN DE LID-STAAT VAN WOONPLAATS LAGER IS DAN DAT VAN DE DOOR DE ANDERE LID-STAAT TOEGEKENDE UITKERINGEN , DE WERKNEMER DE HOOGSTE UITKERING BLIJFT GENIETEN EN VAN HET BEVOEGDE ORGAAN VAN DEZE LAATSTE LID-STAAT EEN AANVULLENDE BIJSLAG ONTVANGT TEN BELOPE VAN HET VERSCHIL TUSSEN DE TWEE BEDRAGEN .

10 OP DE GESTELDE VRAAG MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD DAT ARTIKEL 77 , LID 2 , SUB B-I , VAN VERORDENING NR . 1408/71 ALDUS MOET WORDEN UITGELEGD , DAT HET RECHT OP KINDERBIJSLAGEN TEN LASTE VAN DE STAAT OP HET GRONDGEBIED WAARVAN DE RECHTHEBBENDE OP EEN INVALIDITEITSPENSIOEN WOONT , NIET HET RECHT OP HOGERE KINDERBIJSLAGEN DOEN VERVALLEN , DAT VOORDIEN TEN LASTE VAN EEN ANDERE LID-STAAT IS VERKREGEN . WANNEER HET DAADWERKELIJK ONTVANGEN BEDRAG DER KINDERBIJSLAGEN IN DE LID-STAAT VAN WOONPLAATS LAGER IS DAN DE BIJSLAGEN OVEREENKOMSTIG DE WETTELIJKE REGELING VAN DE ANDERE LID-STAAT , HEEFT DE WERKNEMER TEGENOVER HET BEVOEGDE ORGAAN VAN LAATSTBEDOELDE STAAT RECHT OP AANVULLENDE BIJSLAGEN TEN BELOPE VAN HET VERSCHIL TUSSEN DE TWEE BEDRAGEN .

Beslissing inzake de kosten


KOSTEN

11 DE KOSTEN DOOR DE COMMISSIE WEGENS INDIENING HARER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( EERSTE KAMER ),

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR DE ARBEIDSRECHTBANK TE CHARLEROI BIJ VONNIS VAN 11 OKTOBER 1979 GESTELDE VRAAG , VERKLAART VOOR RECHT :

ARTIKEL 77 , LID 2 , SUB B-I , VAN VERORDENING NR . 1408/71 MOET ALDUS WORDEN UITGELEGD , DAT HET RECHT OP KINDERBIJSLAGEN TEN LASTE VAN DE STAAT OP HET GRONDGEBIED WAARVAN DE RECHTHEBBENDE OP EEN INVALIDITEITSPENSIOEN WOONT , NIET HET RECHT OP HOGERE KINDERBIJSLAGEN DOET VERVALLEN , DAT VOORDIEN TEN LASTE VAN EEN ANDERE LID-STAAT IS VERKREGEN . WANNEER HET DAADWERKELIJK ONTVANGEN BEDRAG DER KINDERBIJSLAGEN IN DE LID-STAAT VAN WOONPLAATS LAGER IS DAN DE BIJSLAGEN OVEREENKOMSTIG DE WETTELIJKE REGELING VAN DE ANDERE LID-STAAT , HEEFT DE WERKNEMER TEGENOVER HET BEVOEGDE ORGAAN VAN LAATSTBEDOELDE STAAT RECHT OP AANVULLENDE BIJSLAGEN TEN BELOPE VAN HET VERSCHIL TUSSEN DE TWEE BEDRAGEN .

Top