This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61972CO0075
Order of the President of the First Chamber of the Court of 30 November 1972. # Letizia Perinciolo v Council of the European Communities. # Case 75-72 R.
Beschikking van de president van de eerste kamer van het Hof van 30 november 1972.
Letizia Perinciolo tegen Raad van de Europese Gemeenschappen.
Zaak 75-72 R.
Beschikking van de president van de eerste kamer van het Hof van 30 november 1972.
Letizia Perinciolo tegen Raad van de Europese Gemeenschappen.
Zaak 75-72 R.
Jurisprudentie 1972 -01201
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1972:110
BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN DE EERSTE KAMER VAN HET HOF VAN 30 NOVEMBER 1972. - LETIZIA PERINCIOLO TEGEN RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - ZAAK NO. 75/72 R.
Jurisprudentie 1972 bladzijde 01201
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
IN DE ZAAK 75-72 R,
LETIZIA PERINCIOLO, AMBTENARES BIJ DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR E . DRAPPIER, ADVOCAAT BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG TEN KANTORE VAN E . ARENDT, 34, RUE PHILIPPE-II,
VERZOEKSTER,
TEGEN
RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, TEN DEZE VERTEGENWOORDIGD DOOR G . LESORT, JURIDISCH ADVISEUR BIJ HET SECRETARIAAT-GENERAAL VAN DE RAAD, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ E . REUTER, JURIDISCH ADVISEUR VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, 4, BOULEVARD ROYAL,
VERWEERDER,
BETREFFENDE EEN VERZOEK TOT OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MAATREGEL TOT SCHORSING VAN DE SALARISBETALING KRACHTENS ARTIKEL 60 VAN HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN .
1 OVERWEGENDE DAT MEJUFFROUW PERINCIOLO BIJ VERZOEKSCHRIFT IN KORT GEDING HET HOF VERZOEKT TE BESCHIKKEN DAT DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MAATREGEL TOT SCHORSING VAN DE BETALING VAN HAAR BEZOLDIGING, WAARTEGEN BEROEP TEN PRINCIPALE IS INGESTELD, WORDT OPGESCHORT;
2 OVERWEGENDE DAT DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN DIT VERZOEK DE EXCEPTIE VAN NIET-ONTVANKELIJKHEID OPWERPT OP GROND DAT HET BEZWAREND BESLUIT ZOU ZIJN VERVAT IN DE BRIEF VAN 20 JUNI 1972 VAN DE DIRECTEUR ADMINISTRATIE VAN HET SECRETARIAAT-GENERAAL VAN DE RAAD EN DAT NA DEZE DATUM EN VOOR 20 SEPTEMBER 1972 GEEN KLACHT WAS INGEDIEND OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 90, LID 2, VAN HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN;
3 DAT DE RAAD VOORTS DE AANDACHT EROP VESTIGT DAT DE BEPALINGEN VAN ARTIKEL 60 VAN HET STATUUT VAN DWINGENDE AARD ZIJN EN DAT DE VOORWAARDEN VOOR DE TOEPASSING DIER BEPALINGEN IN CASU ZIJN VERVULD;
4 OVERWEGENDE DAT LUIDENS ARTIKEL 91, LID 4, VAN HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN, ZOALS HERZIEN BIJ DE VERORDENING VAN DE RAAD VAN 30 JUNI 1972 ( PB 1972, NR . L 160 ), VERZOEKEN TOT OPSCHORTING VAN HET BETWISTE BESLUIT MOETEN WORDEN GEVOEGD BIJ HET BEROEP TEN PRINCIPALE, DAT WORDT INGESTELD NA INDIENING VAN DE IN ARTIKEL 90, LID 2, VAN HET STATUUT BEDOELDE KLACHT;
5 DAT IN CASU HET BEROEP TEN PRINCIPALE, WAARBIJ HET VERZOEK TOT OPSCHORTING IS GEVOEGD, NIET ALLEEN IS GERICHT TEGEN HET BESLUIT, VERVAT IN DE BRIEF VAN 20 JUNI 1972 VAN DE DIRECTEUR ADMINISTRATIE VAN HET SECRETARIAAT-GENERAAL VAN DE RAAD, MAAR EVENEENS TEGEN HET BESLUIT, VERVAT IN DE BRIEF VAN 20 JULI 1972 VAN DE SECRETARIS-GENERAAL;
6 DAT MET BETREKKING TOT DIT LAATSTE BESLUIT DE KLACHT VAN 9 OKTOBER 1972 IS INGEDIEND BINNEN DE TERMIJNEN VAN ARTIKEL 90, LID 2, VAN HET STATUUT;
7 DAT DE RECHTER IN KORT GEDING, BIJ DE BEOORDELING VAN DE ONTVANKELIJKHEID VAN EEN VERZOEK TOT OPSCHORTING, NIET MAG PREJUDICIEREN OP VRAGEN BETREFFENDE DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET PRINCIPAAL BEROEP, WELKE TOT DE BEVOEGDHEID VAN DE RECHTER TEN GRONDE BEHOREN;
8 DAT HET VERZOEK TOT OPSCHORTING, DAT VOLDOET AAN DE VOORWAARDEN VAN VOORNOEMD ARTIKEL 91, LID 4, VAN HET STATUUT, DERHALVE ONTVANKELIJK IS;
9 OVERWEGENDE DAT INGEVOLGE ARTIKEL 83, PARAGRAAF 2, VAN 'S HOFS REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING DE OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING AFHANGT VAN DE AANWEZIGHEID VAN OMSTANDIGHEDEN WAARUIT BLIJKT VAN HET SPOEDEISEND KARAKTER VAN HET VERZOEK, EN VAN MIDDELEN OP GROND WAARVAN EEN DERGELIJKE MAATREGEL "AANVANKELIJK" GERECHTVAARDIGD VOORKOMT;
10 DAT BLIJKENS ARTIKEL 60, EERSTE ALINEA, VAN HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN HET VERLIES VAN BEZOLDIGING ZIJN HOOFDOORZAAK VINDT IN HET FEIT DAT DE AMBTENAAR DE DIENST VERZUIMT ZONDER HIERTOE DOOR HET STATUUT OF DOOR HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG TE ZIJN GEMACHTIGD;
11 DAT VERZOEKSTER TER RECHTVAARDIGING VAN HET VERZUIM AANVOERT DAT ZIJ LIJDENDE IS AAN EEN INVALIDITEIT WAARDOOR ZIJ NIET IN STAAT ZOU ZIJN DE AAN HET AMBT VAN HAAR TEWERKSTELLING VERBONDEN TYPEWERKZAAMHEDEN TE VERRICHTEN;
12 DAT DE AMBTENAAR HET RECHT HEEFT TE VERLANGEN DAT DE INVALIDITEIT WAARAAN HIJ ZEGT TE LIJDEN, ADMINISTRATIEF OF EVENTUEEL IN RECHTE WORDT ERKEND, DOCH AAN DE DOOR HEM GESTELDE INVALIDITEIT GEEN VOLDOENDE REDEN KAN ONTLENEN OM, ANDERS DAN IN GEVAL VAN MATERIELE ONMOGELIJKHEID, ZONDER TOESTEMMING VAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG DE DIENST TE VERZUIMEN;
13 DAT DE WIJZE WAAROP HIJ ZICH VAN DE HEM TOEVERTROUWDE TAKEN WEET TE KWIJTEN, AAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG OMGEKEERD NUTTIGE BEOORDELINGSELEMENTEN KAN VERSCHAFFEN;
14 DAT, WAAR VERZOEKSTER DERHALVE NIET DE AANWEZIGHEID HEEFT AANGETOOND VAN MIDDELEN OP GROND WAARVAN HAAR VERZOEK IN KORT GEDING AANVANKELIJK GERECHTVAARDIGD VOORKOMT, GEEN TERMEN AANWEZIG ZIJN OM DE OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN DE OP HAAR TOEGEPASTE MAATREGEL TOT SCHORSING VAN BETALING VAN HAAR BEZOLDIGING TE GELASTEN;
15 OVERWEGENDE DAT IN DE HUIDIGE STAND VAN HET GEDING DE BESLISSING OMTRENT DE KOSTEN MOET WORDEN AANGEHOUDEN;
1 . HET VERZOEK TOT OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN DE KRACHTENS ARTIKEL 60 VAN HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN OP MEJUFFROUW LETIZIA PERINCIOLO TOEGEPASTE MAATREGEL TOT SCHORSING VAN DE BETALING DER BEZOLDIGING WORDT AFGEWEZEN .
2 . DE BESLISSING OMTRENT DE KOSTEN WORDT AANGEHOUDEN .