EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0160

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een kader om een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen, en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 168/2013, (EU) 2018/858, (EU) 2018/1724 en (EU) 2019/1020

COM/2023/160 final

Brussel, 16.3.2023

COM(2023) 160 final

2023/0079(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van een kader om een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen, en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 168/2013, (EU) 2018/858, (EU) 2018/1724 en (EU) 2019/1020

(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2023) 360 final} - {SWD(2023) 160 final} - {SWD(2023) 161 final} - {SWD(2023) 162 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Grondstoffen worden aangetroffen aan het begin van alle industriële waardeketens. De nadruk van deze verordening ligt op niet-energetische, niet-agrarische grondstoffen die belangrijk zijn voor de economie van de EU en die gepaard gaan met een hoog voorzieningsrisico. Deze kritieke grondstoffen zijn vaak onmisbare inputs voor een breed scala aan strategische sectoren, waaronder hernieuwbare energie, de digitale industrie, de ruimtevaart- en defensiesector en de gezondheidssector. De winning en verwerking van kritieke grondstoffen kunnen, afhankelijk van de gebruikte methoden en processen, echter negatieve gevolgen voor het milieu en de maatschappij hebben.

Voor veel kritieke grondstoffen is de EU is vrijwel volledig afhankelijk van de invoer. Leveranciers van die invoer zijn vaak sterk geconcentreerd in een klein aantal derde landen, zowel wat betreft het winnings- als het verwerkingsstadium. Zo betrekt de EU 97 % van haar magnesium uit China. Zware zeldzame aardmetalen, die in permanente magneten worden gebruikt, worden uitsluitend in China geraffineerd. 63 % van alle kobalt in de wereld, dat in batterijen wordt gebruikt, wordt gewonnen in de Democratische Republiek Congo, en 60 % daarvan wordt in China geraffineerd. Deze concentratie leidt voor de EU tot aanzienlijke voorzieningsrisico’s. Het is voorgekomen dat landen hun sterke positie als leveranciers van kritieke grondstoffen tegen afnemende landen inzetten, bijvoorbeeld door middel van uitvoerbeperkingen.

Gezien de wereldwijde overschakeling op hernieuwbare energie en de digitalisering van onze economieën en samenlevingen, wordt verwacht dat de vraag naar sommige van deze kritieke grondstoffen de komende decennia snel zal toenemen. De wereldwijde vraag naar lithium, dat wordt gebruikt voor de productie van batterijen voor mobiliteit en energieopslag, zal tegen 2050 naar verwachting met een factor 89 toenemen. De vraag in de EU naar zeldzame aardmetalen, waaruit permanente magneten voor windmolens of elektrische voertuigen worden geproduceerd, zal tegen 2050 naar verwachting zes tot zeven keer zo groot zijn. De vraag in de EU naar gallium, dat wordt gebruikt voor de productie van halfgeleiders, zal tegen 2050 naar verwachting 17 keer zo groot zijn. Vervanging van materialen en verhoging van de materiaalefficiëntie en circulariteit kunnen de verwachte stijging van de vraag tot op zekere hoogte ondervangen, maar dit zal de trend naar verwachting niet keren. Momenteel bestaat het risico dat de huidige en geplande capaciteit samen niet meer dan 50 % van de verwachte vraag naar kobalt zullen dekken, en er wordt verwacht dat de vraag in de toekomst sneller zal toenemen dan de capaciteiten 1 . Tegen deze achtergrond hebben veel landen beleid gemaakt om hun voorziening van kritieke grondstoffen actief veilig te stellen, waardoor de concurrentie voor hulpbronnen toeneemt.

De verstoring van de voorziening van essentiële goederen tijdens de COVID-19-crisis en tijdens de energiecrisis als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne hebben de structurele afhankelijkheid van de EU en de mogelijk schadelijke gevolgen daarvan in tijden van crisis aan het licht gebracht. Gezien het centrale belang van kritieke grondstoffen voor de groene en de digitale transitie en voor defensie- en ruimtevaarttoepassingen zou een verstoring van de levering daarvan aanzienlijke negatieve gevolgen hebben voor de industrie in de EU. Dit zou de werking van de eengemaakte markt in gevaar brengen en het concurrentievermogen van de EU schaden, banen in gevaar brengen, het creëren van nieuwe banen belemmeren, en de arbeidsomstandigheden en lonen aantasten. Daarnaast kan de Unie zonder een veilige aanvoer van kritieke grondstoffen haar doelstelling van een groene en digitale toekomst niet verwezenlijken. 

Het grondstoffeninitiatief van 2008 en het actieplan inzake kritieke grondstoffen van 2020 boden beide een kader voor initiatieven om de kriticiteit van verschillende grondstoffen, de internationale diversificatie van kritieke grondstoffen, onderzoek en innovatie met betrekking tot en de ontwikkeling van de productiecapaciteit voor kritieke grondstoffen in de EU te beoordelen. De getroffen maatregelen dragen bij tot een veiligere voorziening. Strategische partnerschappen die overeenkomstig het actieplan met derde landen zijn aangegaan, dragen bijvoorbeeld bij tot de diversificatie van de bronnen van grondstoffenvoorziening door de grondstoffenwaardeketens van de EU verder te integreren met die van derde landen met veel hulpbronnen.

Niet-regelgevende maatregelen volstaan echter niet om de toegang van de EU tot een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen. Momenteel bestaat er geen regelgevingskader dat gericht is op het structureel verminderen van de voorzieningsrisico’s voor alle kritieke grondstoffen. Ten eerste is de industrie, bij gebrek aan een gemeenschappelijk kader voor de veerkracht van marktdeelnemers en hun paraatheid voor eventuele problemen, nog steeds te sterk onderhevig aan het risico van verstoringen van de voorziening. Ten tweede blijft het potentieel van de EU om haar winnings-, verwerkings- of recyclingcapaciteit te vergroten onderbenut. De kennis over minerale afzettingen dateert in veel lidstaten uit een tijd waarin kritieke grondstoffen niet de gewilde hulpbronnen waren die ze nu zijn. De soms moeilijke toegang tot financiering, langdurige en complexe vergunningsprocedures, het gebrek aan draagvlak en mogelijke milieuproblemen zijn belangrijke belemmeringen voor de ontwikkeling van projecten inzake kritieke grondstoffen. Ten derde voorziet de wetgeving inzake afvalbeheer niet in voldoende stimulansen om de circulariteit van kritieke grondstoffen te verbeteren of om een markt voor secundaire grondstoffen te creëren. Tot slot zijn er onvoldoende stimulansen voor verslaglegging over de negatieve milieueffecten van in de EU in de handel gebrachte kritieke grondstoffen en voor de beperking daarvan.

Daarom heeft dit voorstel de volgende doelstellingen:

versterking van de verschillende stadia van de Europese waardeketen van kritieke grondstoffen;

diversifiëring van de invoer van kritieke grondstoffen naar de EU teneinde strategische afhankelijkheden te verminderen;

verbetering van de capaciteit van de EU om de huidige en toekomstige risico’s op verstoringen van de voorziening van kritieke grondstoffen te monitoren en te beperken;

waarborging van het vrije verkeer van kritieke grondstoffen op de eengemaakte markt en van een hoog niveau van milieubescherming, door de circulariteit en duurzaamheid van kritieke grondstoffen te verbeteren.

Deze toelichting heeft alleen betrekking op dit voorstel voor een verordening. De algemene strategische visie om, door middel van acties binnen en buiten de EU, de voorziening van kritieke grondstoffen in Europa te versterken, wordt toegelicht in de mededeling die dit voorstel vergezelt.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel is in overeenstemming met de strategie van de Europese Green Deal en de Europese klimaatwet. Dit voorstel is bedoeld om bij te dragen tot de capaciteiten van de EU die nodig zullen zijn om haar streefcijfers voor de productie van hernieuwbare energie en de ontwikkeling van strategische productietechnologieën zoals halfgeleiders te halen en onze doelstellingen inzake klimaatneutraliteit te verwezenlijken.

Dit voorstel is ook een reactie op de Verklaring van Versailles van 2022, die door de Europese Raad werd aangenomen en waarin wordt gewezen op het strategisch belang van kritieke grondstoffen om de open strategische autonomie van de Unie en de Europese soevereiniteit te waarborgen. Het is ook in overeenstemming met de resolutie van het Europees Parlement van november 2021 over een EU-strategie inzake kritieke grondstoffen en met de conclusies van de Conferentie over de toekomst van Europa. Tot slot wordt met deze verordening uitvoering gegeven aan de toezegging van voorzitter Von der Leyen in haar toespraak over de Staat van de Unie van 2022 om de afhankelijkheid van de EU van kritieke grondstoffen te verminderen. Dit zou worden bereikt door een duurzame binnenlandse voorziening van kritieke grondstoffen te diversifiëren en veilig te stellen door strategische projecten in de hele toeleveringsketen te identificeren en strategische reserves op te bouwen. Vóór de aankondiging van deze verordening kritieke grondstoffen is in mei 2022 in de REPowerEU-mededeling en in de gezamenlijke mededeling over de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers een wetgevingsvoorstel over kritieke grondstoffen aangekondigd.

Waar dit voorstel is gericht op het opbouwen van de capaciteit van de EU voor de voorziening van kritieke grondstoffen, wordt in de mededeling die dit voorstel vergezelt de onderliggende strategie uiteengezet om de voorziening van de sector kritieke grondstoffen veilig te stellen, met inbegrip van niet-regelgevende maatregelen om de voorziening van buiten de EU te diversifiëren en onderzoek, innovatie en vaardigheden te stimuleren. De verordening gaat vergezeld van de resultaten van de kriticiteitsbeoordeling van de Commissie, de bijbehorende documentenfiches over de kritieke en strategische grondstoffen waarop dit voorstel betrekking heeft (zie gedetailleerde toelichting op blz. 15 voor meer details), alsook de meest recente prognosestudie. Het voorstel wordt samen gepresenteerd met de verordening voor een nettonulindustrie, waarmee, zoals aangekondigd in de mededeling over een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk, de industriële productie van belangrijke technologieën in de EU zal worden ondersteund.

Dit voorstel is in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van mei 2021 over de actualisering van de EU-industriestrategie van 2020, waarin gebieden worden aangewezen waarop sprake is van strategische afhankelijkheden die tot kwetsbaarheden kunnen leiden. De twee daaropvolgende diepgaande evaluaties bevatten een nadere analyse van de oorsprong van strategische afhankelijkheden en hadden in de eerste plaats (onder andere) betrekking op kritieke grondstoffen in het algemeen, en vervolgens op zeldzame aardmetalen en magnesium.

Hoewel er vóór deze verordening geen regelgevingskader bestond om de voorziening van kritieke grondstoffen veilig te stellen, is dit voorstel in overeenstemming met de eerdere Europese strategieën inzake kritieke grondstoffen. Ten eerste bouwt deze verordening voort op de kriticiteitsbeoordeling, die sinds het initiatief van 2008 om de drie jaar wordt geactualiseerd en waarin informatie is verstrekt over kritieke grondstoffen en de afhankelijkheid van de EU daarvan. Ten tweede vormt het een aanvulling op en versterking van de initiatieven die zijn genomen naar aanleiding van het actieplan van 2020. Het biedt ook een kader voor de ondersteuning van projecten in de waardeketen van kritieke grondstoffen, voortbouwend op de werkzaamheden van de Europese grondstoffenalliantie. Het voorstel bouwt ook voort op de EU-beginselen voor duurzame grondstoffen, waarmee wordt beoogd de kennis van de lidstaten over duurzame winning en verwerking op elkaar af te stemmen.

Daarnaast richt de Commissie, in overeenstemming met het actieplan van 2021 inzake synergieën tussen de civiele, de defensie- en de ruimtevaartindustrie, een waarnemingscentrum voor kritieke technologieën op. Het waarnemingscentrum zal kritieke technologieën voor de civiele, de defensie- en de ruimtevaartsector, de potentiële toepassingen daarvan en de daaraan gerelateerde waarde- en toeleveringsketens, met inbegrip van strategische afhankelijkheden en kwetsbaarheden, identificeren, monitoren en beoordelen.

Voorts heeft de Commissie een prognosestudie uitgevoerd waarin de toekomstige behoefte aan kritieke grondstoffen van de Europese Unie en de mogelijke knelpunten in de toeleveringsketen van belangrijke strategische technologieën en sectoren worden beoordeeld. In het verslag wordt een ongekende toename voorspeld van de vraag naar de belangrijkste materialen die nodig zijn om de dubbele transitie en de defensie- en luchtvaartagenda van de EU te doen slagen.

Dit voorstel is in overeenstemming met andere wetgeving inzake kritieke grondstoffen. Het is bijvoorbeeld in overeenstemming met de verordening inzake conflictmineralen 2 , waarbij importeurs van tin, tantaal, wolfraam en goud worden verplicht zorgvuldigheidsbeleid te ontwikkelen en uit te voeren om de gevolgen van gewapende conflicten voor de mensenrechten en arbeidsrechten in hun waardeketen aan te pakken.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Gezien de aanwezigheid van kritieke grondstoffen in veel industriële waardeketens en de kenmerken van de verschillende stadia van de waardeketen van kritieke grondstoffen, zoals winning, verwerking of recycling, zijn verschillende Europese beleidslijnen en wetgeving relevant. 

Ten eerste heeft de EU-milieuwetgeving betrekking op vergunningsprocedures voor projecten inzake grondstoffen, waaronder kritieke grondstoffen, in de hele waardeketen. De voorgestelde verordening zal onverminderd de EU-wetgeving inzake natuurbescherming, met inbegrip van Richtlijn 2011/92 betreffende de milieueffectbeoordeling 3 , Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies 4 , Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna 5 en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake het behoud van de vogelstand 6 , Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake het waterbeleid 7 , 8 , van toepassing zijn. Dit voorstel heeft tot doel de nationale vergunningsprocedures te stroomlijnen en voorspelbaarder te maken, en ervoor te zorgen dat projecten voldoen aan de EU-wetgeving ter bescherming van de natuur, zonder afbreuk te doen aan de doeltreffende toepassing van de bepalingen ervan.

Ten tweede regelt het afvalstoffenkader van de EU de inzameling, reductie, recycling en verwerking van afval, met inbegrip van afvalstromen die kritieke grondstoffen bevatten. Krachtens de richtlijn winningsafval 9 moet elke exploitant die verantwoordelijk is voor het beheer van winningsafval (d.w.z. het afval dat door mijnbouwactiviteiten wordt geproduceerd) een vergunning hebben. Dit voorstel zal die richtlijn aanvullen door exploitanten (voor afvalinstallaties die momenteel in bedrijf zijn) en lidstaten (voor gesloten en verlaten afvalinstallaties) te verplichten het potentieel voor terugwinning van kritieke grondstoffen in winningsafval te analyseren. De kaderrichtlijn afvalstoffen 10 is gericht op afvalstoffen in het algemeen en verplicht de lidstaten maatregelen te treffen om de productie van afval, met name van producten die kritieke grondstoffen bevatten, te voorkomen. De richtlijn afgedankte elektrische en elektronische apparatuur 11 bevat regels om voorbereiding voor hergebruik, recycling en andere vormen van nuttige toepassing van afval van elektrische en elektronische apparatuur te stimuleren om zo bij te dragen tot een efficiënt gebruik van hulpbronnen en het terugwinnen van secundaire grondstoffen, met inbegrip van kritieke grondstoffen. Er wordt een gezamenlijke evaluatie uitgevoerd van Richtlijn 2000/53/EG betreffende autowrakken 12 , in samenhang met Richtlijn 2005/64/EG betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recyclebaarheid en mogelijke nuttige toepassing 13 , met als doel de productie van afval van autowrakken en onderdelen daarvan te verminderen en zowel conventionele als elektrische voertuigen, die aanzienlijke hoeveelheden kritieke grondstoffen bevatten, circulairder te maken. Het wetgevingsinitiatief naar aanleiding van deze evaluatie zal de horizontale vereisten inzake recyclebaarheid van deze verordening aanvullen door specifiekere eisen in te voeren om de recyclebaarheid van permanente magneten in voertuigen te verbeteren, wat de afvalverwerking en recycling ervan zal vergemakkelijken.

Ten derde dienen de gevarenindeling in Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels 14 en de risicobeperkende maatregelen van Verordening (EG) nr. 1907/2006/EG inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) 15 , om de veiligheid van chemische stoffen en producten die chemische stoffen bevatten in de EU te waarborgen, hetgeen zeer relevant is voor kritieke grondstoffen. In dit verband bevat de EU-strategie voor duurzame chemische stoffen 16 de nodige maatregelen om de menselijke gezondheid en het milieu beter te beschermen als onderdeel van een ambitieuze aanpak voor een gifvrij milieu wat betreft de veiligheid van chemische stoffen, in overeenstemming met de Europese Green Deal. Dit betreft onder meer het beperken van risico’s en het vervangen van de gevaarlijkste chemische stoffen in consumenten- en professionele producten. In de strategie wordt ook erkend dat het gebruik van deze schadelijkste chemische stoffen moet worden toegestaan wanneer dit van essentieel belang is voor de samenleving. Dit geldt vaak ook voor het gebruik van kritieke grondstoffen.

Ten vierde zijn vanwege de aanwezigheid van kritieke grondstoffen in veel industriële waardeketens en de kenmerken van de verschillende stadia van de waardeketen van kritieke grondstoffen personele middelen nodig, waaronder voldoende en geschoolde arbeidskrachten om de sector te ondersteunen. Hier wordt vooral in voorzien door bestaande banen te beschermen en nieuwe hoogwaardige banen te creëren, teneinde tegemoet te komen aan de behoeften van de werknemers in de sector in alle stadia van de industriële waardeketens, die van cruciaal belang zijn om een eerlijke groene transitie te waarborgen en de zekerheid en levering van kritieke grondstoffen en het concurrentievermogen van de sector te waarborgen. In overeenstemming met de doelstellingen van het REPowerEU-plan en van de Europese Green Deal voorziet de aanbeveling van de Raad van 16 juni 2022 inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit 17 in uitvoerige beleidsrichtsnoeren voor de formulering van beleid om de bescherming van banen, met inbegrip van arbeidsvoorwaarden en lonen, te waarborgen en het scheppen van hoogwaardige banen in alle industriële ecosystemen en waardeketens te ondersteunen, onder meer door bij- en omscholing van de beroepsbevolking te ondersteunen om tegemoet te komen aan de behoeften op de sectorale arbeidsmarkt, en door middel van raadpleging van de sociale partners in de sociale dialoog.

Ten slotte is dit initiatief ook in overeenstemming met:

Richtlijn 2007/2/EG tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) 18 , die tot doel heeft ervoor te zorgen dat de infrastructuren voor ruimtelijke gegevens van de lidstaten compatibel en bruikbaar zijn in een Europese en grensoverschrijdende context, en  

Verordening (EU) 2020/852 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen (de taxonomieverordening) 19 .

Dit voorstel is in overeenstemming met de volgende internationale instrumenten:

de internationale handelsverplichtingen van de EU en de gemeenschappelijke handelspolitiek van de EU. De mededeling die deze verordening vergezelt, bevat maatregelen om de voorziening van kritieke grondstoffen uit internationale bronnen aan de EU te versterken en te diversifiëren zonder de handelsregels en de internationale concurrentie te ondermijnen;

het geactualiseerde EU-beleid inzake het noordpoolgebied, als gepubliceerd in 2021, dat tot doel heeft bij te dragen tot behoud van het noordpoolgebied als een regio van vreedzame samenwerking, tot de aanpak van de gevolgen van klimaatverandering en tot ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van het noordpoolgebied ten behoeve van Arctische gemeenschappen, met name inheemse volkeren, en toekomstige generaties;

de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over de Global Gateway, met name wat betreft de uitvoering van strategische partnerschappen tussen de Unie en derde landen.

De hoge vertegenwoordiger zal zijn rol volledig vervullen en medewerking verlenen om de samenhang tussen het extern optreden en de andere beleidsmaatregelen van de EU te waarborgen.

De verordening zal ook zorgen voor samenhang met andere lopende voorstellen. 

Zo is de verordening in overeenstemming met de batterijenverordening 20 , die specifieke bepalingen bevat over kritieke grondstoffen in batterijen die op de eengemaakte markt in de handel worden gebracht, terwijl de onderhavige verordening tot doel heeft het leveringsvermogen van de EU van die grondstoffen te vergroten en informatie over hun milieuvoetafdruk transparanter en toegankelijker te maken wanneer zij op de eengemaakte markt van de EU in de handel worden gebracht. Hierbij wordt een soortgelijke benadering gehanteerd als bij de geleidelijke invoering van verplichtingen inzake milieuvoetafdrukken.

De verordening vormt een aanvulling op het voorstel voor een richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid 21 . Ondernemingen die kritieke grondstoffen gebruiken zouden onder dat voorstel kunnen vallen. Waar dat het geval is, wordt ervoor gezorgd dat zij de negatieve gevolgen voor de mensenrechten en het milieu in hun eigen activiteiten en waardeketens adequaat aanpakken, maar worden zij niet verplicht om informatie over de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen te overleggen. In voorkomend geval kan de berekening van de milieuvoetafdruk van elk materiaal dat onder de verordening kritieke grondstoffen valt, bijdragen tot de doeltreffende uitvoering van een zorgvuldigheidsbeleid.

Door de veerkracht en paraatheid van de Europese industrie met betrekking tot kritieke grondstoffen te versterken, vormt de verordening een aanvulling op het noodinstrument voor de eengemaakte markt, dat de Commissie in staat stelt om in de waakzaamheids- of noodfase gerichte maatregelen te treffen wanneer zich een bedreiging of verstoring van de levering van strategische goederen, waaronder eventueel kritieke grondstoffen, voordoet.

Met de verordening wordt er ook voor gezorgd dat de fabrikanten van sleuteltechnologieën die in het kader van de chipsverordening of de verordening voor een nettonulindustrie worden ondersteund, kunnen vertrouwen op een veilige en duurzame aanvoer van kritieke grondstoffen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van deze verordening is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat het Europees Parlement en de Raad in staat stelt maatregelen vast te stellen die de instelling en de werking van de eengemaakte markt waarborgen.

Met de verordening wordt beoogd een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen voor de EU te waarborgen. Zonder dergelijke inspanningen zullen de huidige trends in vraag en aanbod waarschijnlijk een ernstig en structureel risico op verstoring van het voorziening van een aantal kritieke grondstoffen opleveren. Aangezien die grondstoffen van essentieel belang zijn voor de werking van meerdere strategische sectoren, moeten mogelijke verstoringen van de voorziening worden aangepakt om de Europese markten stabiel te houden. Wanneer de voorziening wordt verstoord en de daarmee gepaard gaande tekorten en prijsvolatiliteit optreden, zullen er waarschijnlijk unilaterale inspanningen op nationaal niveau worden gedaan om de gevolgen ervan aan te pakken. Hoewel deze inspanningen in beginsel gerechtvaardigd zijn, kunnen zij, indien zij ongecoördineerd blijven, de mededinging verstoren en het vrije verkeer van goederen binnen de EU inperken.

Door gecoördineerde maatregelen te treffen om de kans op verstoringen van de voorziening structureel te verminderen, waaronder maatregelen om de interne voorziening te versterken en het risico en de paraatheid te monitoren, zal dit initiatief bijdragen tot de goede werking van de eengemaakte markt, aangezien:

het gemeenschappelijke doelstellingen en een gezamenlijke definitie van kritieke en strategische grondstoffen bevat;

het voorziet in een gemeenschappelijke en consistente aanpak om de Europese capaciteiten met betrekking tot kritieke grondstoffen te vergroten door middel van de ondersteuning en coördinatie van strategische projecten, en er zo toe bijdraagt dat mogelijke verstoring van de mededinging en marktfragmentatie als gevolg van ongecoördineerde steunmaatregelen worden voorkomen en een gelijk speelveld voor grondstoffenbedrijven op de interne markt behouden blijft;

het risicobewakings- en paraatheidsmaatregelen introduceert om ervoor te zorgen dat bedrijven toegang hebben tot vergelijkbare informatie over risicomonitoring op de hele interne markt en te maken krijgen met eenvormige paraatheidsmaatregelen;

het de voorschriften voor het in de handel brengen van producten met permanente magneten (met betrekking tot de recyclebaarheid van en het gehalte gerecycled materiaal in de magneten) en producten die kritieke grondstoffen bevatten (met betrekking tot de verklaring van hun ecologische voetafdruk) harmoniseert, waardoor beperkingen binnen de EU worden voorkomen en wordt bijgedragen tot bescherming van het vrije verkeer van goederen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De lidstaten alleen kunnen de doelstellingen van deze verordening niet doeltreffend verwezenlijken. Ten eerste zou het vergroten van de capaciteit met betrekking tot kritieke grondstoffen op nationaal niveau niet efficiënt zijn, bijvoorbeeld vanwege het gebrek aan geologische afzettingen in een bepaalde lidstaten, de omvang van de benodigde investeringen en de aanzienlijke schaalvoordelen die nodig zijn om concurrerend te zijn op de mondiale grondstoffenmarkt. Ten tweede zouden, bij een gebrek aan coördinatie en samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie om het toezicht op leveringsrisico’s en risicoparaatheid te verbeteren, waarschijnlijk dubbel zoveel inspanningen nodig zijn, hetgeen inefficiënt zou zijn. In het voorgestelde kader moet een efficiëntere taakverdeling en de bundeling en uitwisseling van relevante informatie mogelijk zijn.

De maatregelen van deze verordening zouden minder doeltreffend zijn als zij door de lidstaten alleen zouden worden uitgevoerd, aangezien de problemen die ermee worden aangepakt betrekking hebben op de eengemaakte markt als geheel. Zij zijn niet beperkt tot afzonderlijke lidstaten of een subgroep van lidstaten, maar hebben betrekking op de industriële basis van de EU als geheel. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat enkel benaderingen op het niveau van de lidstaten volstaan om tegemoet te komen aan de behoeften van nauw met elkaar verweven toeleveringsketens binnen de eengemaakte markt.

De autoriteiten in de lidstaten zijn en blijven als enige verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen voor strategische projecten, met inachtneming van de procedureregels van dit voorstel. Daarom zullen de lidstaten kunnen voorkomen dat een project dat op hun grondgebied wordt uitgevoerd de status van strategisch project krijgt.

Evenredigheid

De voorgestelde maatregelen gaan niet verder dan wat nodig is om de voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen. Optreden op het niveau van de Unie heeft een aantoonbare meerwaarde vanwege de omvang, de urgentie en de reikwijdte van de benodigde inspanningen:

de maatregelen inzake strategische projecten zijn gericht op strategische grondstoffen om ervoor te zorgen dat het toepassingsgebied van de verordening de materialen bestrijkt die het hardst nodig zijn om de doelstellingen van de EU voor de groene en de digitale transitie en voor meer veerkracht en veiligheid te verwezenlijken;

de maatregelen inzake exploratie staan in verhouding tot de omvang van het grondgebied van elke lidstaat, en de lidstaten kunnen blijven voortbouwen op hun bestaande exploratiebeleid. De nationale exploratieprogramma’s zijn echter nodig om de ontwikkeling van de waardeketen van kritieke grondstoffen te bevorderen;

de voorgestelde maatregelen omvatten een regelmatige evaluatie en samenwerking met de lidstaten, met name wat betreft de bepalingen inzake toezicht en governance;

overeenkomstig de monitoringmaatregelen blijven de lidstaten verantwoordelijk voor het aanwijzen van en het toezicht op de belangrijkste marktdeelnemers. De lasten voor ondernemingen voor informatieverstrekking zijn beperkt, aangezien alleen grote ondernemingen die actief zijn op het gebied van de winning, raffinage of recycling van kritieke grondstoffen hiertoe worden verplicht;

de maatregelen om de risicoparaatheid van bedrijven aan te pakken, zijn gericht op een subgroep van grote ondernemingen die strategische technologieën met strategische grondstoffen produceren, en zijn beperkt tot interne audits van hun toeleveringsketens;

de duurzaamheidsmaatregelen omvatten geen eisen die verder gaan dan wat nodig is om de ontwikkeling van de markt voor secundaire grondstoffen te stimuleren of om te zorgen voor transparantere informatie over de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen, door middel van een geleidelijke en empirisch onderbouwde aanpak.

Keuze van het rechtsinstrument

Een verordening wordt als het meest geschikte instrument beschouwd, aangezien het daarmee mogelijk is vereisten vast te stellen die rechtstreeks van toepassing zijn op de nationale autoriteiten en de betrokken marktdeelnemers. Dit zal ertoe bijdragen dat de voorschriften tijdig en op geharmoniseerde wijze worden uitgevoerd, hetgeen tot meer rechtszekerheid zal leiden.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing

Raadpleging van belanghebbenden

In overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving heeft de Commissie een uitgebreid proces van raadpleging van belanghebbenden uitgevoerd, overeenkomstig een raadplegingsstrategie waarmee wordt beoogd betrouwbare informatie te verzamelen aan de hand van een reeks methoden, geraadpleegde partijen en instrumenten. Het doel van de raadpleging van belanghebbenden was om al het relevante bewijsmateriaal te verzamelen en te beoordelen, waaronder gegevens en informatie over de kosten, baten en mogelijke maatschappelijke gevolgen van een beleidsbeslissing. De strategie is gebaseerd op de interventielogica, waarbij de nadruk ligt op de oorzaken van problemen die actie vereisen en de kenmerken die zijn vastgesteld voor de waardeketen van kritieke grondstoffen van de EU.

De Commissie heeft de raadplegingsstrategie gevolgd door meerdere activiteiten te ontplooien: een open onlineraadpleging die DG GROW tussen 30 september en 25 november 2022 heeft georganiseerd, een verzoek om input voor een effectbeoordeling die in dezelfde periode voor feedback openstond, en een gerichte vragenlijst over het aanleggen van voorraden grondstoffen en over vergunningen in de EU-lidstaten, die werd gedeeld met de werkgroep grondstoffenvoorziening. De Commissie heeft 259 reacties op de openbare raadpleging ontvangen en 52 respondenten hebben een beleidsnota bijgevoegd. De Commissie heeft ook 310 antwoorden op het verzoek om input ontvangen. De resultaten van de openbare raadpleging zijn samengevat in het samenvattende feitenverslag dat, samen met de antwoorden op het verzoek om input, op het portaal “Uw mening telt!” is gepubliceerd.

In het algemeen bevestigden de belanghebbenden de voordelen van lopende initiatieven in het kader van het EU-actieplan inzake kritieke grondstoffen van 2020 om de voorziening van kritieke grondstoffen veilig te stellen, met name via de strategische partnerschappen inzake grondstoffen. Zij onderstreepten echter dat de interne capaciteiten van de EU en de veerkracht van de industrie ten aanzien van voorzieningrisico’s niet voldoende zijn toegenomen. De Commissie kreeg brede steun voor het idee om een initiatief voor te stellen om veilige en duurzame toegang tot kritieke grondstoffen te waarborgen en tegelijkertijd de veerkracht en paraatheid van Europa te verbeteren door kwetsbaarheden in de toeleveringsketen aan te pakken. Wat kwetsbaarheden in de toeleveringsketen betreft, werd in de ontvangen bijdragen gewezen op een aantal structurele tekortkomingen die verhinderen dat industrieën projecten in de EU ontwikkelen. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden, onderstreepten de belanghebbenden het belang van strategische projecten in de winnings-, verwerkings- en recyclingfasen om de waardeketen van de EU op het gebied van kritieke grondstoffen te ontwikkelen.

Bedrijven en firma’s legden in hun antwoorden de nadruk op procedurele en administratieve kosten en vroegen om maatregelen om de vergunningsprocedures te stroomlijnen en de toegang tot financiering te vergemakkelijken. Niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) en burgers uitten hun bezorgdheid over de gevolgen van winnings- en verwerkingsprojecten die geen passende milieu- en sociale waarborgen bieden voor het milieu en de maatschappij.

De belanghebbenden waren het erover eens dat een duurzaam gelijk speelveld voor de EU-waardeketen van kritieke grondstoffen moet worden gecreëerd. Ngo’s wezen op het belang van het verkleinen van de ecologische voetafdruk van grondstoffen in de EU, het stimuleren van een efficiënter gebruik van hulpbronnen en het ontwikkelen van activiteiten die minder milieuschade berokkenen. De belanghebbenden pleitten ook voor een coherentere en beter gecoördineerde aanpak van de uitdagingen die inherent zijn aan het betrekken van kritieke grondstoffen, met name door de monitoring en prognoses te intensiveren en door beter gecoördineerde risicoparaatheidsmaatregelen te treffen. De standpunten van de groepen belanghebbenden verschilden echter wat betreft de vorm die de actie zou moeten aannemen.

De belanghebbenden waren het er grotendeels over eens dat maatregelen van de lidstaten op nationaal niveau niet zouden volstaan om zwakke punten in de grondstoffenvoorziening aan te pakken gezien de complexiteit, ondoorzichtigheid en transnationale dimensie van die problemen, en zij waren voorstander van maatregelen op EU-niveau.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing

Effectbeoordeling

Overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving is dit regelgevingsvoorstel gebaseerd op een effectbeoordeling waarin het probleem en de subproblemen in verband met het gebrek aan een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen aan de EU worden geanalyseerd. In de effectbeoordeling worden mogelijke beleidsopties aangedragen om de onderliggende oorzaken van de problemen aan te pakken, en worden de waarschijnlijke effecten van die opties beoordeeld. De effectbeoordeling is gestructureerd op basis van de raadpleging van de interdepartementale stuurgroep over kritieke grondstoffen van de Commissie.  

De effectbeoordeling heeft op 20 januari 2023 een negatief advies van de Raad voor regelgevingstoetsing gekregen. Die raad beval aan om:

de politieke context van het initiatief te verduidelijken en te specificeren welke gevolgen het toekomstige initiatief heeft voor parallelle initiatieven en lacunes in de regelgeving;

de reeks algemene en specifieke doelstellingen, de tijdschema’s, de samenhang tussen deze doelstellingen en de modellen die worden gebruikt om succes te meten, beter toe te lichten;

het basisscenario, de samenstelling en het tijdschema van de beleidsopties te verbeteren, en

de beoordeling van de belangrijkste effecten verbeteren.

Voor de herziene effectbeoordeling die daarop is ingediend, heeft de raad op 16 februari 2023 een positief advies met voorbehoud uitgebracht.

De effectbeoordeling is opgebouwd rond een aantal beleidspijlers waarmee de vastgestelde onderliggende oorzaken van de problemen worden aangepakt en waarmee wordt beoogd de doelstellingen van het initiatief te verwezenlijken. De effectbeoordeling bevat drie beleidsopties voor elke pijler, op basis van het toepassingsgebied, de omvang van de middelen, de efficiëntie en samenhang, de gecreëerde synergieën, en de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit. In het algemeen variëren de beleidsopties van optie 1 (het dichtst bij het scenario bij ongewijzigd beleid) tot optie 3 (een bredere aanpak met maatregelen die verder gaan dan het huidige regelgevingskader, maar technisch haalbaar zijn).

Beleidsoptie 1 voorziet in een mechanisme om doelstellingen voor strategische grondstoffen vast te stellen. Deze optie omvat een governancestructuur onder een EU-raad voor kritieke grondstoffen die wordt ondersteund door een netwerk van nationale agentschappen en operationele capaciteit binnen de Commissie. Deze entiteit zou monitoringcapaciteit opbouwen, de coördinatie van strategische EU-voorraden mogelijk maken en ervoor zorgen dat bedrijven beter voorbereid zijn op mogelijke verstoringen van de voorziening. De optie bevat elementen ter ondersteuning van de waardeketen, met name door meer coördinatie tijdens de exploratiefase, meer steun voor nationale projecten inzake kritieke grondstoffen en betere toegang tot financiering. Wat circulariteit betreft, voorziet deze optie in een aanbeveling gericht op kleine consumentenelektronica en in de aankondiging van toekomstige acties. Er wordt voorzien in meer EU-maatregelen bij de vaststelling van internationale normen, alsook in minimumvereisten voor duurzaamheidscertificeringsregelingen voor kritieke grondstoffen en informatievereisten met betrekking tot de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen die in de EU in de handel worden gebracht.

Beleidsoptie 2 voorziet in hetzelfde governancemechanisme als optie 1, en in taken op het gebied van monitoring, strategische voorraden en risicoparaatheid. Deze optie reikt verder wat betreft verbetering de waardeketen in de EU door strengere exploratieverplichtingen te ontwikkelen en strategische projecten in de waardeketen van strategische grondstoffen op te zetten. Deze projecten zouden baat hebben bij gestroomlijnde vergunningverlening en een gecoördineerde toegang tot financiering. Maatregelen ter bevordering van de circulariteit betreffen onder meer gerichte wijzigingen van de richtlijn winningsafval. Maatregelen inzake normen betreffen onder meer de ontwikkeling van aanvullende normen voor industriële processen, en maatregelen inzake de milieuvoetafdruk betreffen onder meer de geleidelijke ontwikkeling van drempelwaarden voor kritieke grondstoffen indien uit een specifieke beoordeling blijkt dat dit geen gevolgen heeft voor de voorzieningszekerheid.

Bij beleidsoptie 3 wordt een externe capaciteit op het gebied van governance ontwikkeld, waardoor het mogelijk is ambitieuze maatregelen voor te stellen met betrekking tot strategische voorraden, monitoring en risicoparaatheid. Ook bouwt deze optie voort op het concept van strategische projecten, die in aanmerking zouden komen voor aanvullende steun via specifieke middelen van de lidstaten en een Europees fonds voor kritieke grondstoffen. Net als optie 2 bevat deze optie de maatregelen inzake circulariteit, normen en de milieuvoetafdruk.

Over het geheel genomen is beleidsoptie 2 de voorkeursoptie, aangezien deze zowel wordt gesteund door belanghebbenden als lidstaten, een beperkte extra last voor de instellingen met zich meebrengt, relatief lagere kosten met zich meebrengt en bijdraagt tot de verwezenlijking van de algemene en specifieke doelstellingen. Deze optie levert een duidelijke toegevoegde waarde op voor de werking van de eengemaakte markt en heeft positieve economische gevolgen voor producenten van kritieke grondstoffen en downstreamsectoren doordat industriële veerkracht wordt opgebouwed en de ontwikkeling van de waardeketen van kritieke grondstoffen van de EU wordt bevorderd. Met beleidsoptie 3 zouden bepaalde doelstellingen doeltreffender worden verwezenlijkt (met name wat betreft de pijlers inzake monitoring en toegang tot financiering), maar deze optie is onuitvoerbaar gezien de huidige budgettaire beperkingen.

Verschillen ten opzichte van de voorkeursoptie van de effectbeoordeling

De verordening bevat maatregelen die niet in de effectbeoordeling zijn beoordeeld, namelijk:

maatregelen inzake de gezamenlijke aankoop van strategische grondstoffen. Deze maatregelen maakten deel uit van beleidsoptie 3 inzake strategische voorraden, maar werden later in het kader van beleidsoptie 2 haalbaar geacht, zelfs zonder een specifiek kader voor het aanleggen van voorraden; maatregelen inzake recyclebaarheid en het gehalte aan gerecycled materiaal van zeldzame aardmagneten. Deze maatregelen zijn niet nader uitgewerkt in de effectbeoordeling, maar hebben betrekking op een integraal onderdeel van het daarin beschreven probleem, met name de onderliggende oorzaak van het probleem waaruit blijkt op welke wijze de afvalwetgeving van de EU onvoldoende gericht is op de terugwinning van kritieke grondstoffen. De Commissie heeft aanvullend bewijsmateriaal van deskundigen, denktanks en de industrie verzameld om een beter inzicht te krijgen in de uitdagingen op het gebied van circulariteit in verband met magneten en de mogelijke effecten van de maatregelen. Ook moeten bepalingen inzake naleving en het vermoeden van conformiteit worden opgenomen om de ontwikkeling van de nodige normen mogelijk te maken;

maatregelen inzake samenwerking op het gebied van strategische partnerschappen. Aangezien de internationale dimensie van de effectbeoordeling is versterkt, zoals voorgesteld door de Raad voor regelgevingstoetsing, werd het passend geacht een maatregel toe te voegen waarmee de noodzaak van samenwerking en complementariteit wordt onderstreept met betrekking tot de strategische partnerschappen inzake grondstoffen van de EU met derde landen, met inbegrip van de samenhang ervan met de bilaterale samenwerking tussen de lidstaten en relevante derde landen, als aanvulling op de in de bijgaande mededeling aangekondigde acties;

maatregelen met betrekking tot de stresstests van waardeketens zijn opgenomen in beleidsoptie 3, maar hebben in de verordening een gerichter toepassingsgebied van enkel strategische grondstoffen. Er wordt verwacht dat de Commissie als de lidstaten de taken in verband met de uitvoering ervan kunnen delen, waardoor de administratieve lasten worden beperkt.

Deze nieuwe maatregelen blijven binnen het algemene kader van de in de effectbeoordeling geanalyseerde onderwerpen en houden geen aanzienlijk verschil voor de vergelijking van opties of de voorkeursoptie in.

De voorgestelde verordening bevat ook maatregelen die in de effectbeoordeling zijn beoordeeld, maar die anders worden uitgevoerd:

in het voorstel worden de in de effectbeoordeling geplande maatregelen inzake winningsafval rechtstreeks in de verordening opgenomen in plaats van via een gerichte wijziging van de richtlijn winningsafval, om ervoor te zorgen dat zij sneller en directer toepasselijk zijn;

in het voorstel worden maatregelen voor meer inzameling van elektronisch afval, en van andere producten en componenten die veel kritieke grondstoffen bevatten, die in de effectbeoordeling als aanbeveling van de Commissie waren voorzien, rechtstreeks in de verordening opgenomen. Deze aanbeveling moet worden aangekondigd in de begeleidende mededeling, samen met een lijst van andere circulaire maatregelen, zoals gepland. Het doel is de lidstaten op een later tijdstip richtsnoeren te verstrekken over de uitvoering van de krachtens de verordening vereiste maatregelen;

de voorkeursoptie in de effectbeoordeling omvatte maatregelen die vereisen dat duurzaamheidsclaims gebaseerd zijn op erkende certificeringsregelingen, maar worden uitgevoerd zonder verwijzing naar duurzaamheidsclaims. Deze claims zullen onderworpen zijn aan horizontale wetgeving, zoals aangekondigd in het initiatief van de Commissie inzake groene claims. Het voorstel bevat een bepaling op grond waarvan de Commissie certificeringsregelingen voor de duurzaamheid van projecten inzake kritieke grondstoffen kan erkennen. Deelname aan een van deze regelingen zal projectontwikkelaars een duidelijke en efficiënte manier bieden om aan te tonen dat zij voldoen aan het duurzaamheidscriterium en zo erkenning als strategisch project te verkrijgen.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit voorstel brengt geen aanzienlijke extra regeldruk met zich mee.

De administratieve kosten voor ondernemingen die deze verordening rechtstreeks moeten toepassen, zijn beperkt. Zij hebben in de eerste plaats betrekking op de verslagleggingsverplichtingen voor een beperkt aantal grote ondernemingen die actief zijn in de waardeketen van kritieke grondstoffen, terwijl verslaglegging voor andere ondernemingen vrijwillig blijft. De door die ondernemingen gemaakte kosten zullen waarschijnlijk worden gecompenseerd doordat zij bepaalde voorwaarden (bijvoorbeeld door hun projecten als strategisch te laten erkennen) zullen profiteren van verhoogde efficiëntie als gevolg van gestroomlijnde vergunningsverplichtingen. Een beperkt aantal grote ondernemingen die strategische technologieën met strategische grondstoffen vervaardigen, zal ook kosten moeten maken voor de uitvoering van een audit.

De kosten in verband met de studies om de onderliggende milieuvoetafdruk te berekenen, zijn ook administratieve kosten uit hoofde van de verordening die door andere initiatieven moeten worden gecompenseerd.

In de kostenraming worden ook de kosten voor bestaande mijnbouwlocaties voor het rapporteren van nadere informatie geraamd. Aangezien de kennis die met deze informatie over afvalstromen wordt verkregen, waarschijnlijk zal leiden tot verdere economische activiteit door terugwinning, zullen deze kosten waarschijnlijk worden gecompenseerd.

Voor de lidstaten zijn de kosten waarschijnlijk hoger. De verordening zal echter ook leiden tot meer synergieën en minder overlappingen tussen de acties van de lidstaten. Dit moet besparingen mogelijk maken doordat de coördinatie wordt verbeterd, bijvoorbeeld op het gebied van monitoring en strategische voorraden. Het initiatief brengt naar verwachting geen kosten voor burgers met zich mee.

Grondrechten

Het voorstel vereist dat ondersteunde strategische projecten duurzaam worden uitgevoerd. Duurzame uitvoering houdt in dat de projecten niet alleen ecologisch duurzaam moeten zijn, maar ook dat de mensenrechten die zijn vastgelegd in internationale instrumenten, richtsnoeren en beginselen moeten worden geëerbiedigd.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft gevolgen voor de begroting van de Commissie. Wanneer deze volledig operationeel is, zijn er tot 33 voltijdequivalenten nodig om de verordening en de daaraan gerelateerde gedelegeerde handelingen in de periode 2024-2027 van het meerjarig financieel kader uit te voeren.

Naast de in rubriek 1 opgenomen 3,2 miljoen EUR voor de uitvoering van een reeks studies die nodig zijn voor de toepassing van de verordening, zijn vastleggingen op bestaande begrotingsonderdelen nodig ten belope van 14,969 miljoen EUR in rubriek 7 (administratieve uitgaven). De nieuwe vastleggingen worden gedekt door de bestaande begrotingsmiddelen van de desbetreffende programma’s. De begrote middelen zijn voornamelijk bedoeld om de volgende werkzaamheden uit te voeren:

het opstellen van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening, waaronder: 

uitvoeringshandelingen met betrekking tot de uitvoering van en de jaarlijkse verslaglegging over strategische projecten, algemene exploratieprogramma’s en de risicoparaatheid van ondernemingen, en om te specificeren welke afgedankte producten en afvalstromen relevante hoeveelheden kritieke grondstoffen bevatten, en

gedelegeerde handelingen met betrekking tot de definitie van kritieke en strategische grondstoffen, het gehalte aan gerecycled materiaal van producten met permanente magneten, douanecodes voor producten met permanente magneten, en de regels voor berekening en verificatie van de milieuvoetafdruk en de prestatieklassen daarvan;

het verzorgen van het secretariaat van de Europees raad voor kritieke grondstoffen;

het afhandelen van de administratie omtrent studies en contracten;

het uitvoeren van taken met betrekking tot monitoring, gegevensverzameling en risicobeoordeling, met name wat betreft markttoezicht op en verslaglegging over kritieke en strategische grondstoffen en de beoordeling van hun kriticiteit;

het coördineren van de informatie van de lidstaten;

het handhaven van de verplichtingen van de lidstaten inzake circulariteitmaatregelen, met inbegrip van de maatregelen inzake winningsafval;

het beoordelen van de geschiktheid van de milieuvoetafdrukmethode, het ontwikkelen van berekeningsmethoden en het monitoren van de toepassing van maatregelen;

het handhaven van maatregelen op het gebied van normalisatie en het voorbereiden van normalisatieverzoeken;

het coördineren van de nationale exploratieactiviteiten;

het coördineren van de informatie van de lidstaten over strategische voorraden, en in voorkomend geval het opstellen van richtsnoeren;

het verstrekken van voortdurende ondersteuning van en verslaglegging over de strategische projecten, met name wat betreft vergunningsprocedures, en het ondersteunen van het selectieproces.

Wat betreft personeel heeft de Commissie zorgvuldig gekeken naar manieren om het werk te verdelen tussen DG’s, indien mogelijk personeel over te plaatsen en wetenschappelijke en technische ondersteuning voor voorbereiding van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen en horizontale taken uit te besteden. Het blijft echter duidelijk dat het hoge ambitieniveau van de maatregelen en het toegenomen belang van kritieke grondstoffen vragen om een gestructureerde aanpak voor de ontwikkeling van het vermogen van de EU om op dit gebied actie te ondernemen. 

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal de samenhang, de resultaten, de effecten, de evenredigheid en de subsidiariteit van dit voorstel vijf jaar na de datum waarop het van toepassing wordt, evalueren.

De belangrijkste bevindingen van de evaluatie zullen worden vervat in een verslag aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s, dat openbaar zal worden gemaakt.

Met het oog op de evaluatie zullen de Europese raad voor kritieke grondstoffen, de lidstaten en de nationale bevoegde autoriteiten de Commissie op haar verzoek informatie verstrekken. Dit betreft met name informatie over de vooruitgang in de richting van de benchmark voor de EU-capaciteit in de verschillende stadia van de waardeketen en de doeltreffendheid van de monitoringactiviteiten.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk I van de verordening bevat de algemene bepalingen en de definities. De algemene doelstelling van de verordening is de toegang van de EU tot een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen door vier specifieke doelstellingen na te streven: de capaciteit van de EU in de verschillende stadia van de waardeketen versterken, de invoer van grondstoffen naar de EU diversifiëren, de monitoring- en risicobeheersingscapaciteit verbeteren, en een goede werking van de eengemaakte markt waarborgen waarbij de circulariteit en duurzaamheid van kritieke grondstoffen wordt verbeterd. Er worden benchmarks vastgesteld voor het meten van de vorderingen met de eerste twee van deze doelstellingen. 

In hoofdstuk II worden lijsten van kritieke en strategische grondstoffen vastgesteld, die ten minste om de vier jaar moeten worden herzien aan de hand van de methoden in de bijlagen I en II. Deze lijsten bepalen het toepassingsgebied van de verschillende maatregelen. 

Op basis van gemiddelde gegevens over de laatste volledige periode van vijf jaar beoordeelt de Commissie het voorzieningsrisico en het economisch belang van meer dan tachtig materialen die in de EU-economie worden gebruikt. Het voorzieningsrisico wordt berekend op basis van de concentratie van het aanbod in de wereld en in de EU, de afhankelijkheid van de EU van de invoer, de input van secundaire grondstoffen en de technische vervangbaarheid. Het economische belang wordt berekend aan de hand van het aandeel van het gebruik op het niveau van de tweecijfercode van de NACE en de toegevoegde waarde, rekening houdend met de economische vervangbaarheid. De grondstoffen die de drempelwaarden overschrijden, zijn zogeheten kritieke grondstoffen.

Deze algemeen erkende methode brengt de uitdagingen in de toeleveringsketens in de hele EU-economie in kaart. Er is echter een aanvullende aanpak nodig om te zorgen voor een dynamischer perspectief op de verwachte mondiale ontwikkelingen van vraag en aanbod. Er moet worden bepaald welke grondstoffen nodig zijn om de doelstellingen van de EU op het gebied van de dubbele transitie, defensie en ruimtevaart te verwezenlijken, en de toekomstige uitdagingen en belangrijke afhankelijkheden bij de levering van deze grondstoffen moeten worden geanalyseerd.

Alle grondstoffen die voor de beoordeling van hun kriticiteit worden gescreend, worden in kaart gebracht op basis van het gebruik ervan in en het belang ervan voor technologieën ter ondersteuning van de groene en de digitale transitie en de defensie- en ruimtevaartdoelstellingen. De analyse voor uitvoering van dit kwalitatief onderzoek is gebaseerd op de studies “Materials Dependencies for Dual-Use Technologies Relevant to Europe’s Defense Sector” 22 uit 2019, “Critical Raw Materials for Strategic Technologies and Sectors – a Foresight Study” 23 , “Study on the resilience of critical supply chains for energy security and clean energy transition during and after the COVID-19 crisis” 24 uit 2020, en “Supply Chain Analysis and Material Demand Forecast in Strategic Technologies and Sectors in the EU – A Foresight Study” 25 uit 2023. Bij deze analyse wordt ook rekening gehouden met de werkzaamheden van relevante internationale organisaties zoals het IEA 26 , de OESO 27  en andere gegevensverstrekkers.

Indien de grondstof van groot belang is voor een technologie, worden aanvullende factoren in aanmerking genomen, op basis van een semikwantitatieve benadering die in bijlage I bij deze verordening wordt beschreven. Om te beoordelen of een voorzieningsgebrek kan optreden en hoe groot dat gebrek zou zijn, worden, voor zover betrouwbaar en beschikbaar, de vraagprognoses voor 2030 en daarna aangewezen, en wordt de verwachte vraag vergeleken met het huidige aanbod, zowel voor de EU als voor de hele wereld. Om te beoordelen hoe de productie van de grondstof op marktsignalen zou kunnen reageren, worden de bekende reserves vergeleken met het huidige wereldwijde productievolume van de grondstof. Het wereldwijde productievolume wordt bovendien logaritmisch gekwantificeerd, aangezien grote productievolumes moeilijker op te schalen zijn. Op grond van deze overwegingen wordt de lijst van strategische grondstoffen in bijlage I voorgesteld.

Hoofdstuk III bevat het kader voor versterking van de waardeketen van strategische grondstoffen van de EU door middel van de selectie en uitvoering van strategische projecten die in aanmerking komen voor gestroomlijnde vergunningsprocedures en gemakkelijkere toegang tot financieringsmogelijkheden, hetgeen ook zal worden bevorderd door middel van betere coördinatie.

Afdeling 1 bevat de regels voor de selectie en uitvoering van strategische projecten, met inbegrip van de criteria en procedures voor erkenning als strategisch project, en de procedures voor de uitvoering van die projecten.

Bij afdeling 2 worden gestroomlijnde vergunningsprocedures ingesteld voor projecten inzake kritieke grondstoffen, en met name voor strategische projecten.

Afdeling 3 is bedoeld om randvoorwaarden voor strategische projecten te scheppen, onder meer in de vorm van steun van de lidstaten om de uitvoering van die projecten te versnellen, coördinatie van financiële steun en facilitering van afnameovereenkomsten.

Afdeling 4 bevat bepalingen voor de ontwikkeling van algemene exploratieprogramma’s in Europa om de ontwikkeling van exploratie- en winningsprojecten te vergemakkelijken.

In hoofdstuk IV wordt een mechanisme uitgewerkt voor gecoördineerde monitoring van toeleveringsketens van kritieke grondstoffen en voorzien in maatregelen om voorzieningsrisico’s te beperken. Het voorziet in een kader voor het systematisch monitoren van de risico’s voor de voorziening van kritieke grondstoffen in de verschillende stadia van de waardeketens. Ook bevat het een kader voor risicobeperking door strategische voorraden van strategische grondstoffen te coördineren, door grote importeurs en fabrikanten te verplichten hun toeleveringsketens regelmatig te controleren, en door de gezamenlijke aankoop van strategische grondstoffen te vergemakkelijken.

Hoofdstuk V bevat bepalingen om de circulariteit van de markten voor kritieke grondstoffen te ontwikkelen en de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen te verkleinen.

Afdeling 1 bevat regels voor de lidstaten voor de vaststelling en uitvoering van maatregelen inzake circulariteit, met name met betrekking tot afvalstromen met een groot potentieel voor nuttige toepassing van kritieke grondstoffen, en voor de lidstaten en exploitanten van winningsafval voor de beoordeling van het potentieel voor de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafvallocaties.  Ook wordt de circulariteit van permanente magneten verbeterd door informatie te vereisen over het type en de samenstelling van permanente magneten in producten en het gehalte gerecyclede kritieke grondstoffen daarin. Er wordt voorzien in de invoering van drempelwaarden voor het minimumgehalte aan gerecycled materiaal, na een specifieke beoordeling.

Afdeling 2 bevat regels voor de erkenning van certificeringsregelingen voor de duurzaamheid van kritieke grondstoffen door de Commissie. Die afdeling bevat ook bepalingen over de milieuvoetafdrukverklaring of een verklaring over de kritieke grondstoffen die in de EU in de handel worden gebracht.

Afdeling 3 bevat regels over het vrije verkeer en de conformiteit van en het markttoezicht op producten met permanente magneten en kritieke grondstoffen waarvoor de milieuvoetafdruk moet worden opgegeven.

Hoofdstuk VI biedt een kader voor samenwerking met derde landen in strategische partnerschappen inzake grondstoffen, en voor het creëren grotere synergieën tussen strategische partnerschappen en de samenwerking van de lidstaten met de desbetreffende derde landen.

Bij hoofdstuk VII wordt een Europese raad voor kritieke grondstoffen opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers op hoog niveau van de lidstaten en de van Commissie, die de raad zal voorzitten. Die “raad kritieke grondstoffen” zal de Commissie van advies voorzien en bijstand verlenen bij de coördinatie, samenwerking en informatie-uitwisseling ter ondersteuning van de uitvoering van deze verordening. 

De hoofdstukken VIII en IX bevatten artikelen over gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen en artikelen tot wijziging van andere wetgeving. 

Hoofdstuk X bevat artikelen over sancties, monitoring van de voortgang, en uitvoering van een evaluatie van de verordening. Ook wordt voorzien in eenvormige verslaglegging van verschillende maatregelen door de lidstaten, en in een artikel waarmee wordt gewaarborgd dat consistent wordt omgegaan met vertrouwelijke informatie die in het kader van deze verordening wordt verzameld. 

Bijlage I bevat de lijst van strategische grondstoffen en de methode om deze te selecteren. 

Bijlage II bevat de lijst van kritieke grondstoffen en de methode om deze te selecteren. 

Bijlage III bevat elementen waarmee rekening moet worden gehouden om te beoordelen of een grondstoffenproject aan de criteria voor erkenning als strategisch project voldoet. 

Bijlage IV bevat de criteria waaraan een erkende certificeringsregeling moet voldoen. 

Bijlage V bevat de elementen waarmee rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van de berekenings- en verificatieregels voor de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen.  

Bijlage VI bevat een lijst van codes en productomschrijvingen van de gecombineerde nomenclatuur die overeenstemmen met de producten waarvoor de vereisten inzake de circulariteit van permanente magneten gelden.  

2023/0079 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van een kader om een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen, en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 168/2013, (EU) 2018/858, (EU) 2018/1724 en (EU) 2019/1020

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 28 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Toegang tot grondstoffen is van essentieel belang voor de economie van de Unie en voor de werking van de interne markt. Bepaalde niet-energetische en niet-agrarische grondstoffen worden kritiek geacht vanwege hun grote economische belang en de grote risico’s met betrekking tot hun voorziening, vaak als gevolg van een zeer geconcentreerd aanbod uit een beperkt aantal derde landen. Aangezien veel van die kritieke grondstoffen onmisbaar zijn voor de groene en de digitale transitie en gebruikt worden voor defensie- en ruimtevaarttoepassingen, zal de vraag naar die grondstoffen de komende decennia exponentieel toenemen. Tegelijkertijd wordt het risico op verstoringen van de voorziening steeds groter gezien de oplopende geopolitieke spanningen en de concurrentie om hulpbronnen. Indien niet goed wordt omgegaan met de toegenomen vraag naar kritieke grondstoffen, kan deze bovendien negatieve gevolgen hebben voor het milieu en de maatschappij. Met het oog op deze ontwikkelingen moeten maatregelen worden getroffen om de toegang tot een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen en zo de economische veerkracht en de open strategische autonomie van de Unie te beschermen.

(2)Gezien de complexiteit en het transnationale karakter van de waardeketens van kritieke grondstoffen, is de kans groot dat ongecoördineerde nationale maatregelen om voor een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te zorgen, de mededinging zouden verstoren en de interne markt zouden fragmenteren. Om de werking van de interne markt in stand te houden, moet dus een gezamenlijk kader van de Unie worden gecreëerd om deze belangrijke uitdaging samen aan te gaan.

(3)Om de toegang van de Unie tot een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen op doeltreffende wijze te blijven garanderen, moet dat kader in de eerste plaats maatregelen omvatten om de toenemende voorzieningsrisico’s voor de Unie in de gehele waardeketen van strategische grondstoffen, onder meer in de winnings-, verwerkings- en recyclingfase, terug te brengen tot voor iedere kritieke grondstof vastgestelde benchmarks. Aangezien de Unie afhankelijk zal blijven van invoer, moet het kader daarnaast maatregelen omvatten waarmee de externe toevoer van strategische grondstoffen wordt gediversifieerd. Ten derde moeten maatregelen worden getroffen waarmee de Unie beter in staat wordt gesteld om bestaande en toekomstige risico’s voor de voorziening te monitoren en te beperken. Een vierde reeks maatregelen van het kader moet zorgen voor een circulairder en duurzamer verbruik van de kritieke grondstoffen in de Unie.

(4)Om ervoor te zorgen dat de maatregelen van deze verordening gericht zijn op de meest relevante materialen, moeten een lijst van strategische grondstoffen en een lijst van kritieke grondstoffen worden opgesteld. Die lijsten moeten ook dienen als leidraad voor de inspanningen van de lidstaten om tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening bij te dragen. De lijst van strategische grondstoffen moet grondstoffen bevatten die van groot strategisch belang zijn, rekening houdend met het gebruik ervan in strategische technologieën die de groene en de digitale transitie ondersteunen of in defensie- of ruimtevaarttoepassingen, waarvan het mondiale aanbod en de voorspelde vraag mogelijk sterk verschillen, en waarvan een toename van de productie relatief moeilijk is, bijvoorbeeld vanwege lange aanlooptijden voor nieuwe projecten om het leveringsvermogen te vergroten. De lijst van strategische grondstoffen moet periodiek worden geëvalueerd en zo nodig worden bijgewerkt om rekening te houden met eventuele technologische en economische ontwikkelingen. Om ervoor te zorgen dat de inspanningen om de capaciteiten van de Unie in de hele waardeketen te vergroten, het vermogen van de Unie om de risico’s voor de voorziening te monitoren en te beperken en het aanbod te diversifiëren, gericht zijn op materialen waarvoor die inspanningen het hardst nodig zijn, moeten de desbetreffende maatregelen alleen gelden voor de strategische grondstoffen die in de lijst zijn opgenomen.

(5)De lijst van kritieke grondstoffen moet alle strategische grondstoffen bevatten, plus alle andere grondstoffen die van groot belang zijn voor de economie van de Unie in het algemeen en waarvoor het risico op verstoring van de voorziening groot is. Om rekening te houden met mogelijke technologische en economische ontwikkelingen, moet de Commissie, in navolging van de huidige praktijk, periodiek een evaluatie uitvoeren op basis van de gegevens over productie, handel, toepassingen, recycling en vervanging van een breed scala aan grondstoffen, met als doel de lijsten van kritieke en strategische grondstoffen bij te werken naar aanleiding van de ontwikkeling van het economisch belang en het voorzieningsrisico van die grondstoffen. De lijst van kritieke grondstoffen moet de grondstoffen bevatten die zowel de benchmark voor economisch belang als die voor het voorzieningsrisico halen of overschrijden, zonder een hiërarchie aan te brengen in hoe kritiek die grondstoffen zijn. Deze beoordeling moet worden gebaseerd op het gemiddelde van de recentste beschikbare gegevens over een periode van vijf jaar. De maatregelen van deze verordening met betrekking tot één loket voor vergunningverlening, planning, exploratie, monitoring, circulariteit en duurzaamheid moeten van toepassing zijn op alle kritieke grondstoffen.

(6)Om de capaciteiten van de Unie in de hele waardeketen van strategische grondstoffen te versterken, moeten benchmarks worden vastgesteld om de inspanningen te sturen en de vooruitgang te volgen. Het doel moet zijn de capaciteiten voor elke strategische grondstof in elk stadium van de waardeketen te versterken en ernaar te streven de benchmarks voor de totale capaciteit voor winning, verwerking en recycling van strategische grondstoffen te halen. In de eerste plaats moet de Unie meer strategische grondstoffen uit eigen bodem gebruiken en de capaciteit opbouwen om de materialen te winnen die nodig zijn om ten minste 10 % van haar verbruik van strategische grondstoffen te produceren. Aangezien de winningscapaciteit sterk afhankelijk is van de beschikbaarheid van geologische hulpmiddelen in de Unie, hangt het van deze beschikbaarheid af of die benchmark kan worden gehaald. Om een volledige waardeketen op te bouwen en eventuele knelpunten in de tussenfasen te voorkomen, moet de Unie daarnaast haar verwerkingscapaciteit in de hele waardeketen vergroten en in staat zijn ten minste 40 % van haar jaarlijkse verbruik van strategische grondstoffen te produceren. Ten derde wordt verwacht dat in de komende decennia een steeds groter aandeel van het verbruik van strategische grondstoffen in de Unie kan worden gedekt door secundaire grondstoffen, waardoor zowel de zekerheid als de duurzaamheid van de grondstoffenvoorziening van de Unie zou worden verbeterd. Met de recyclingcapaciteit van de Unie moet daarom ten minste 15 % van het jaarlijks verbruik van strategische grondstoffen in de Unie kunnen worden geproduceerd. Deze benchmarks hebben betrekking op de periode tot 2030, zijn in overeenstemming met de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie als vastgesteld in Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad 29 en de digitale doelstellingen van het digitaal decennium 30 , en dienen ter ondersteuning daarvan. Met hoogwaardige banen, met inbegrip van de ontwikkeling van vaardigheden en baanwisselingen, worden bovendien de risico’s op de sectorale arbeidsmarkt aangepakt en wordt bijgedragen tot het waarborgen van het concurrentievermogen van de EU.

(7)Voor de voorziening van sommige grondstoffen is de Unie vrijwel volledig afhankelijk van één land. Dergelijke afhankelijkheden vormen een hoog risico op verstoringen van de voorziening. Om dergelijke risico’s te beperken en de economische veerkracht van de Unie te vergroten, moeten inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat de Unie tegen 2030 in geen enkel stadium van de verwerking afhankelijk is van één derde land voor meer dan 65 % van haar voorziening van een onverwerkte strategische grondstof, waarbij echter bijzondere aandacht moet worden besteed aan landen waarmee de Unie een strategisch partnerschap inzake grondstoffen is aangegaan, waardoor meer zekerheid met betrekking tot de voorziening wordt geboden.

(8)Er moeten passende maatregelen worden getroffen om strategische projecten te ondersteunen die zijn gericht op de winning, verwerking of recycling van strategische grondstoffen in de Unie en waarmee, in combinatie met de inspanningen van de lidstaten, moet worden bijgedragen tot het vergroten van de capaciteiten om de benchmarks te halen. Ook andere maatregelen, met name inzake exploratie en circulariteit, moeten bijdragen tot het versterken van de verschillende stappen van de waardeketen, en daarmee tot het halen van de benchmarks. Om ervoor te zorgen dat de benchmarks op tijd worden gehaald, moet de Commissie, daarbij ondersteund door de Europese raad voor kritieke grondstoffen (de “raad kritieke grondstoffen”) de vooruitgang in de richting van de benchmarks volgen en daar verslag over uitbrengen. Indien de gerapporteerde vooruitgang in de richting van de benchmarks in het algemeen onvoldoende is, moet de Commissie nagaan of het treffen van aanvullende maatregelen haalbaar en evenredig is. Indien er enkel een gebrek aan vooruitgang met betrekking tot één strategische grondstof of een klein aantal strategische grondstoffen is, hoeft de Unie in principe geen aanvullende inspanningen te leveren.

(9)Ten behoeve van de capacteitsopbouw in de Unie, moet de Commissie, daarbij ondersteund door de raad kritieke grondstoffen, strategische projecten in de Unie aanwijzen waarmee strategische grondstoffen moeten worden gewonnen, verwerkt of gerecycled. Door doeltreffende ondersteuning van strategische projecten kan de toegang tot materialen in downstreamsectoren worden verbeterd, kunnen — onder meer voor kmo’s — economische kansen in de hele waardeketen worden gecreëerd, en kan worden bijgedragen tot het scheppen van banen. Om ervoor te zorgen dat er in de hele Unie strategische projecten worden opgezet, moeten voor die projecten derhalve gestroomlijnde en voorspelbare vergunningsprocedures gelden en moeten deze worden ondersteund wat betreft het verkrijgen van toegang tot financiering.  Om gerichte steun te verlenen en voor toegevoegde waarde te zorgen, moeten projecten, voordat zij dergelijke steun ontvangen, worden beoordeeld op een aantal criteria. Met strategische projecten in de Unie moet de voorzieningszekerheid van de Unie van strategische grondstoffen worden versterkt, en die projecten moeten technisch haalbaar zijn en op ecologisch en maatschappelijk verantwoorde wijze worden uitgevoerd. Zij moeten ook buiten de desbetreffende lidstaten voordelen opleveren. Indien de Commissie van oordeel is dat aan die criteria is voldaan, moet zij de erkenning als strategisch project in een besluit bekendmaken. Aangezien snelle erkenning essentieel is om de voorzieningszekerheid van de Unie doeltreffend te ondersteunen, moet de beoordelingsprocedure eenvoudig en niet te belastend zijn.

(10)Om de voorziening van strategische grondstoffen van de Unie te diversifiëren, moet de Commissie, daarbij ondersteund door de raad kritieke grondstoffen, strategische projecten in derde landen aanwijzen waarmee strategische grondstoffen moeten worden gewonnen, verwerkt of gerecycled. Strategische projecten moeten verbeterde toegang tot financiering hebben, zodat zij op doeltreffende wijze kunnen worden uitgevoerd. Om ervoor te zorgen dat projecten van toegevoegde waarde zijn, moeten zij worden beoordeeld op een aantal criteria. Met strategische projecten in derde landen moet, net als met projecten in de Unie, de voorzieningszekerheid van de Unie voor strategische grondstoffen worden versterkt, en die projecten moeten op duurzame wijze worden uitgevoerd. Projecten op opkomende markten of in ontwikkelingslanden moeten wederzijds voordeel opleveren voor de Unie en voor het desbetreffende derde land en van toegevoegde waarde zijn voor dat land, waarbij ook rekening moet worden gehouden met het gemeenschappelijk handelsbeleid van de Unie. Die waarde kan erin bestaan dat het project bijdraagt tot meerdere stadia van de waardeketen, of dat het project bredere economische en maatschappelijke voordelen oplevert, onder meer het scheppen van werkgelegenheid overeenkomstig internationale normen. Indien de Commissie van oordeel is dat aan die criteria is voldaan, moet zij de erkenning als strategisch project in een besluit bekendmaken.

(11)Om de duurzaamheid van de toegenomen productie van grondstoffen te waarborgen, moeten nieuwe projecten inzake grondstoffen op duurzame wijze worden uitgevoerd. Daartoe moeten de uit hoofde van deze verordening ondersteunde strategische projecten worden beoordeeld met inachtneming van internationale instrumenten die alle in de EU-beginselen voor duurzame grondstoffen 31 aangehaalde duurzaamheidsaspecten omvatten, met inbegrip van het waarborgen van milieubescherming, maatschappelijk verantwoorde praktijken (onder andere eerbiediging van de mensenrechten, waaronder vrouwenrechten) en transparante bedrijfsvoering. Ook moet ervoor worden gezorgd dat te goeder trouw aan projecten wordt deelgenomen en dat plaatselijke gemeenschappen, met inbegrip van inheemse volkeren, in het kader van die projecten naar behoren worden geraadpleegd. Om projectontwikkelaars een duidelijke en efficiënte wijze te bieden waarop zij aan dit criterium kunnen voldoen, moet naleving van de desbetreffende Uniewetgeving, internationale normen, richtsnoeren en beginselen of deelname aan een in het kader van deze verordening erkende certificeringsregeling voldoende worden geacht.

(12)Iedere ontwikkelaar van een project inzake strategische grondstoffen moet een aanvraag bij de Commissie kunnen indienen voor erkenning van diens project als strategisch project. Die aanvraag moet verschillende documenten en bewijsmateriaal met betrekking tot de criteria omvatten. Om de maatschappelijke, ecologische en economische levensvatbaarheid en de haalbaarheid van het project, alsook de betrouwbaarheid van de ramingen, beter te kunnen beoordelen, moet de projectontwikkelaar ook een classificatie van het project overeenkomstig de kaderclassificatie voor hulpbronnen van de Verenigde Naties verstrekken en deze classificatie ten behoeve van een objectieve validatie onderbouwen met relevant bewijsmateriaal. Ook moet een aanvraag vergezeld gaan van een tijdschema voor het project, zodat kan worden ingeschat wanneer het project zou kunnen bijdragen tot het halen van de benchmarks voor interne capaciteit of diversificatie. Aangezien het voor de doeltreffende uitvoering van mijnbouwprojecten essentieel is dat het publiek die projecten accepteert, moet de projectontwikkelaar ook een plan verstrekken met maatregelen om draagvlak te creëren. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan sociale partners, het maatschappelijk middenveld en toezichthouders. De projectontwikkelaar moet ook een ondernemingsplan verstrekken met informatie over de financiële levensvatbaarheid van het project, een overzicht van reeds verworven financierings- en afnameovereenkomsten, ramingen van de potentiële schepping van werkgelegenheid, en ramingen van de behoefte aan geschoold personeel van het project, ook wat betreft om- en bijscholing.

(13)Om te waarborgen dat de aanvragen doeltreffend en efficiënt worden afgehandeld, moet de Commissie de mogelijkheid hebben voorrang te geven aan de afhandeling van aanvragen voor projecten met betrekking tot specifieke ondervertegenwoordigde stadia van de waardeketen of strategische grondstoffen, zodat zij ervoor kan zorgen dat de Unie op evenwichtige wijze vooruitgang boekt in de richting van alle benchmarks voor de capaciteit van de Unie in het kader van deze verordening.

(14)Aangezien het voor de doeltreffende uitvoering van een strategisch project nodig is dat de lidstaat op wiens grondgebied dat project wordt uitgevoerd, medewerking verleent, moet die lidstaat het recht hebben bezwaar aan te tekenen om daarmee te voorkomen dat een project tegen zijn wens de status van strategisch project krijgt. Indien de desbetreffende lidstaat een dergelijk bezwaar maakt, moet deze zijn weigering onderbouwen en daarbij verwijzen naar de toepasselijke criteria. Evenzo is het niet wenselijk dat de Unie de status van strategisch project verleent aan projecten die door een derde land worden uitgevoerd tegen de wil van de regering van dat land, en mag dit daarom niet gebeuren indien een regering van een derde land bezwaar aantekent.

(15)Om misbruik van de erkenning als strategisch project te voorkomen, moet de Commissie haar aanvankelijke besluit tot erkenning van een project als strategisch project kunnen intrekken indien het project niet langer aan de voorwaarden voldoet of indien de erkenning was gebaseerd op een aanvraag die onjuiste informatie bevat. Voordat de Commissie kan overgaan tot intrekking, moet zij de raad kritieke grondstoffen raadplegen en de projectontwikkelaar horen.

(16)Gezien het belang van strategische projecten voor het waarborgen van de voorzieningszekerheid van strategische grondstoffen, moeten die projecten van algemeen belang worden geacht. Het waarborgen van de voorzieningszekerheid van strategische grondstoffen is van cruciaal belang voor het slagen van de groene en de digitale transitie en voor de veerkracht van de defensie- en ruimtevaartsectoren. Om bij te dragen tot de voorzieningszekerheid van strategische grondstoffen in de Unie, kunnen de lidstaten ondersteuning bieden bij nationale vergunningsprocedures om de verwezenlijking van strategische projecten, in overeenstemming met het Unierecht, te versnellen.

(17)Met nationale vergunningsprocedures wordt ervoor gezorgd dat projecten inzake grondstoffen veilig en duurzaam zijn en voldoen aan milieu-, maatschappelijke en veiligheidsvereisten. In de milieuwetgeving van de Unie zijn gemeenschappelijke voorwaarden voor het verloop en de inhoud van nationale vergunningsprocedures vastgesteld, waarmee een hoog niveau van milieubescherming wordt gewaarborgd en waardoor het potentieel van de Unie in de hele grondstoffenwaardeketen op duurzame wijze kan worden benut. Daarom moet erkenning als strategisch project alle toepasselijke vergunningsvoorwaarden voor de desbetreffende projecten, met inbegrip van de voorwaarden van Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad 32 , Richtlijn 92/43/EEG van de Raad 33 , Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad 34 , Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad 35 , Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad 36 , Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad 37 en Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad 38 , onverlet laten.

(18)De onvoorspelbaarheid, complexiteit en de soms buitensporig lange duur van nationale vergunningsprocedures ondermijnen momenteel echter de investeringszekerheid die nodig is voor de doeltreffende ontplooiing van projecten voor strategische grondstoffen. Om de doeltreffende uitvoering van die projecten te waarborgen en te bespoedigen, moeten de lidstaten daarom gestroomlijnde en voorspelbare vergunningsprocedures op strategische projecten toepassen. Daartoe moeten strategische projecten op nationaal niveau een prioritaire status krijgen om voor een snelle administratieve afhandeling te zorgen en ervoor te zorgen dat alle bijbehorende gerechtelijke procedures en geschillenbeslechtingsprocedures met spoed worden behandeld. Deze verordening mag bevoegde autoriteiten niet beletten de vergunningverlening voor andere projecten dan strategische projecten in de waardeketen van kritieke grondstoffen te stroomlijnen.

(19)Gezien hun rol bij het waarborgen van de voorzieningszekerheid van strategische grondstoffen van de Unie en hun bijdrage aan de open strategische autonomie van de Unie en de groene en de digitale transitie, moeten strategische projecten door de verantwoordelijke vergunningverlenende autoriteit in het algemeen belang worden geacht. Voor zover zij onder Richtlijn 2000/60/EG, Richtlijn 92/43/EEG van de Raad en Richtlijn 2009/147/EG 39 vallen, mag een vergunning worden verleend voor strategische projecten die negatieve gevolgen hebben voor het milieu indien de verantwoordelijke vergunningverlenende autoriteit op basis van een beoordeling per geval concludeert dat het algemeen belang dat met het project wordt gediend zwaarder weegt dan die gevolgen, mits aan alle relevante voorwaarden van die richtlijnen is voldaan. In voorkomend geval moet bij de beoordeling per geval rekening worden gehouden met specifieke geologische kenmerken van winningslocaties waardoor de keuze van de locatie wordt beperkt.

(20)Om de vergunningsprocedure eenvoudiger, efficiënter en transparanter te maken, moeten ontwikkelaars van projecten inzake kritieke grondstoffen terecht kunnen bij één nationale autoriteit die verantwoordelijk is voor het faciliteren en coördineren van de gehele vergunningsprocedure en die in het geval van strategische projecten binnen de gestelde termijn een raambesluit vaststelt. De lidstaten moeten daartoe één bevoegde nationale autoriteit aanwijzen. Indien dat voor de interne organisatie van een lidstaat nodig is, moeten de taken van de bevoegde nationale autoriteiten kunnen worden overgedragen aan een andere autoriteit die aan dezelfde voorwaarden moet voldoen. Om ervoor te zorgen dat hun bevoegde nationale autoriteit haar taken doeltreffend uitvoert, moeten de lidstaten die autoriteit, of elke andere autoriteit die namens de bevoegde nationale autoriteit optreedt, van voldoende personeel en middelen voorzien.

(21)Om ervoor te zorgen dat de vergunningsstatus van strategische projecten duidelijk is en eventueel misbruik van het procesrecht minder doeltreffend te maken zonder daarbij de rechterlijke toetsing te ondermijnen, moeten lidstaten waarborgen dat geschillen met betrekking tot de vergunningsprocedure voor strategische projecten tijdig worden afgehandeld. De nationale bevoegde autoriteiten moeten daartoe waarborgen dat de aanvragers en de projectontwikkelaars toegang hebben tot een eenvoudige geschillenbeslechtingsprocedure en dat strategische projecten in alle gerechtelijke en geschillenbeslechtingsprocedures met betrekking tot de projecten met spoed worden behandeld.

(22)Om burgers en bedrijven in staat te stellen rechtstreeks te profiteren van de voordelen van de interne markt zonder hen onnodig extra administratieve te belasten, voorziet Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad 40 , waarbij één digitale toegangspoort is opgericht, in algemene regels voor het online verstrekken van informatie, procedures en ondersteunende diensten die relevant zijn voor de werking van de interne markt. De informatievereisten en -procedures die onder deze verordening vallen, moeten voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) 2018/1724. Er moet met name worden gegarandeerd dat projectontwikkelaars online toegang hebben tot alle procedures met betrekking tot de vergunningverlening en die volledig online kunnen doorlopen, in overeenstemming met artikel 6, lid 1, van en bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1724.

(23)Om projectontwikkelaars en andere investeerders de zekerheid en duidelijkheid te bieden die nodig zijn om meer strategische projecten te ontwikkelen, moeten de lidstaten waarborgen dat de vergunningsprocedure voor dergelijke projecten niet langer duurt dan een vooraf vastgestelde termijn. Voor strategische projecten die alleen betrekking hebben op verwerking of recycling, mag de vergunningsprocedure niet langer dan een jaar duren. Voor strategische projecten voor winning bedraagt de maximale duur van de vergunningsprocedure, gezien de complexiteit en omvang van de mogelijke gevolgen van dergelijke projecten, echter twee jaar. Om die termijnen daadwerkelijk te halen, moeten lidstaten ervoor zorgen dat de verantwoordelijke autoriteiten over voldoende middelen en personeel beschikken. Door middel van het instrument voor technische ondersteuning ondersteunt de Commissie de lidstaten op verzoek bij het ontwerp, de ontwikkeling en de uitvoering van hervormingen, waaronder het versterken van de administratieve capaciteit voor nationale vergunningverlening.

(24)De krachtens het Unierecht vereiste milieubeoordelingen en -vergunningen, onder meer met betrekking tot water, habitats en vogels, zijn integraal onderdeel van de vergunningsprocedure voor een project inzake grondstoffen en zijn essentieel om te waarborgen dat nadelige milieueffecten worden voorkomen of tot een minimum worden beperkt. Om ervoor te zorgen dat de vergunningsprocedures voor strategische projecten voorspelbaar zijn en tijdig kunnen worden afgerond, moet echter alle potentieel om de vereiste beoordelingen en toestemmingen te stroomlijnen zonder het niveau van milieubescherming te verlagen, worden benut. In dat verband moet ervoor worden gezorgd dat de nodige beoordelingen worden gebundeld om onnodige overlap te voorkomen en dat projectontwikkelaars en verantwoordelijke autoriteiten uitdrukkelijk overeenstemming bereiken over de reikwijdte van de gebundelde beoordeling voordat deze wordt uitgevoerd, teneinde onnodige follow-up te voorkomen.

(25)Conflicten over landgebruik kunnen de uitrol van projecten inzake kritieke grondstoffen belemmeren. Met goed ontworpen plannen, waaronder plannen voor ruimtelijke ordening en bestemmingsplannen, waarin rekening wordt gehouden met de mogelijke uitvoering van projecten inzake kritieke grondstoffen en de milieueffecten worden beoordeeld, kan ertoe worden bijgedragen openbare goederen en belangen in balans te brengen, het risico op conflicten te verkleinen en de duurzame uitrol van projecten inzake grondstoffen in de Unie te versnellen. Daarom moeten de verantwoordelijke nationale, regionale en lokale autoriteiten bij het opstellen van de desbetreffende plannen overwegen voorzieningen voor projecten inzake grondstoffen te treffen.

(26)In de Unie is het vaak lastig om toegang tot financiering voor projecten inzake kritieke grondstoffen te krijgen. Op markten voor kritieke grondstoffen is vaak sprake van instabiele prijzen, lange aanlooptijden en een hoge mate van concentratie en ondoorzichtigheid. Voor financiering van de sector is daarnaast een hoge mate van specialistische kennis nodig, die bij financiële instellingen vaak ontbreekt. Om deze problemen te ondervangen en bij te dragen tot een stabiele en betrouwbare voorziening van strategische grondstoffen, moeten de lidstaten en de Commissie bijstand bieden wat betreft de toegang tot financiële en administratieve ondersteuning.

(27)Er kan alleen een sterke waardeketen in Europa worden gerealiseerd met voldoende financiële middelen. De Commissie zal samenwerken met uitvoerende partners van InvestEU om manieren te vinden waarop investeringen beter kunnen worden ondersteund, in overeenstemming met de gezamenlijke doelstellingen van Verordening (EU) 2021/523 41 en deze verordening. De InvestEU-advieshub kan bijdragen tot het opbouwen van een portfolio van levensvatbare projecten.

(28)Om de beperkingen van de momenteel vaak versnipperde publieke en particuliere investeringsinspanningen weg te nemen en de integratie en het rendement te bevorderen, moeten de Commissie, de lidstaten en stimuleringsbanken de coördinatie en de totstandbrenging van synergieën tussen de bestaande financieringsprogramma’s op Unie- en nationaal niveau verbeteren en voor een betere coördinatie en samenwerking met de industrie en belangrijke belanghebbenden uit de particuliere sector zorgen. Daartoe moet een speciale subgroep van de raad kritieke grondstoffen worden opgericht, waarin deskundigen van de lidstaten, de Commissie en relevante publieke financiële instellingen bijeen worden gebracht. In die subgroep moeten de afzonderlijke financieringsbehoeften van en de bestaande financieringsmogelijkheden voor strategische projecten worden besproken om projectontwikkelaars de beste manier om toegang te krijgen tot bestaande financieringsmogelijkheden aan te bevelen. De raad kritieke grondstoffen moet bij zijn besprekingen en zijn aanbevelingen voor de financiering van strategische projecten in derde landen met name rekening houden met de Global Gateway-strategie 42 .

(29)Particuliere investeringen door bedrijven, financiële investeerders en afnemers zijn van essentieel belang. Indien enkel particuliere investeringen niet volstaan, kan voor de doeltreffende uitrol van projecten in de gehele waardeketen van kritieke grondstoffen overheidssteun nodig zijn, bijvoorbeeld in de vorm van garanties, leningen of investeringen in eigen vermogen of quasi-eigenvermogen. Dergelijke overheidssteun kan staatssteun zijn. Dergelijke steun moet een stimulerend effect hebben en noodzakelijk, passend en evenredig zijn. De bestaande richtsnoeren inzake staatssteun, die onlangs grondig zijn herzien met het oog op de doelstellingen van de dubbele transitie, bieden voldoende mogelijkheden om onder bepaalde voorwaarden investeringen in de waardeketen van kritieke grondstoffen te ondersteunen.

(30)Overheidssteun wordt gebruikt om specifieke vastgestelde tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties op proportionele wijze aan te pakken, en de acties mogen particuliere financiering niet overlappen of verdringen, noch de mededinging op de interne markt verstoren. De acties moeten een duidelijke meerwaarde voor de Unie hebben.

(31)De prijsvolatiliteit van verschillende strategische grondstoffen, die nog wordt verergerd door de beperkte middelen om deze op termijnmarkten af te dekken, vormen een belemmering voor zowel projectontwikkelaars om financiering voor strategische grondstoffenprojecten veilig te stellen als voor downstreamconsumenten die stabiele en voorspelbare prijzen voor belangrijke productiemiddelen willen veiligstellen. Om de onzekerheid over prijzen voor strategische grondstoffen in de toekomst te verminderen, moet worden voorzien in de invoering van een systeem dat geïnteresseerde afnemers en ontwikkelaars van strategische projecten in staat stelt hun aankoop- of verkoopbiedingen kenbaar te maken en deze met elkaar in contact brengt indien die mogelijk verenigbaar zijn.

(32)De bestaande kennis en inkaartbrenging van afzettingen van grondstoffen in de Unie zijn ontwikkeld toen het waarborgen van de voorziening van kritieke grondstoffen voor de ontwikkeling van strategische technologieën nog geen prioriteit was. Om informatie over de afzettingen van kritieke grondstoffen te verzamelen en bij te werken, moeten de lidstaten nationale programma’s voor de algemene exploratie van kritieke grondstoffen opstellen, die maatregelen moeten omvatten zoals het in kaart brengen van mineralen, geochemische campagnes, geowetenschappelijke onderzoeken en de herverwerking van bestaande geowetenschappelijke gegevensverzamelingen. Het identificeren van minerale afzettingen en het beoordelen van de technische en economisch haalbaarheid van de winning ervan brengen een groot financieel risico met zich mee. Om dat risico te verkleinen en het gemakkelijker te maken winningsprojecten te ontplooien, moeten de lidstaten de in het kader van hun nationale exploratieprogramma verkregen informatie openbaar maken, in voorkomend geval in het kader van de bij Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad 43 ingestelde infrastructuur voor ruimtelijke informatie.

(33)De inspanningen voor duurzame waardeketens van kritieke grondstoffen kunnen worden ondersteund door gegevens en diensten inzake ruimtevaart die zijn gebaseerd op aardobservatie, aangezien deze zorgen voor een continue informatiestroom die nuttig kan zijn voor activiteiten zoals monitoring en beheer van mijnbouwgebieden, milieu- en sociaaleconomische effectbeoordelingen of exploratie van minerale hulpbronnen. Aangezien aardobservatie ook gegevens over afgelegen en ontoegankelijke gebieden kan opleveren, moeten de lidstaten daar bij het opstellen en uitvoeren van hun nationale exploratieprogramma’s voor zover mogelijk rekening mee houden.

(34)Hoewel de waardeketen van kritieke grondstoffen in de Unie moet worden versterkt om een grotere voorzieningszekerheid te waarborgen, zullen de toeleveringsketens van kritieke grondstoffen mondiaal en aan externe factoren onderhevig blijven. Uit recente of aanhoudende ontwikkelingen, van de COVID-19-crisis tot de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie tegen Oekraïne, is gebleken hoe kwetsbaar sommige toeleveringsketens van de Unie zijn voor verstoringen. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten en de Europese industrieën kunnen anticiperen op verstoringen van de voorziening en voorbereid zijn om met de gevolgen ervan om te gaan, moeten maatregelen worden getroffen om de monitoringcapaciteit te vergroten, strategische voorraden te coördineren en de paraatheid van ondernemingen te versterken.

(35)De lidstaten beschikken niet over dezelfde capaciteit wat betreft bewustzijn van en anticipatie op risico’s, en niet alle lidstaten hebben specifieke structuren opgezet om de toeleveringsketens van kritieke grondstoffen te monitoren en ondernemingen te informeren over de mogelijke risico’s van verstoringen van de voorziening. Evenzo hebben sommige ondernemingen geïnvesteerd in monitoring van hun toeleveringsketens, maar beschikken andere ondernemingen niet over de capaciteit daarvoor. Daarom moet de Commissie, gezien de mondiale dimensie en de complexiteit van toeleveringsketens van kritieke grondstoffen, een specifiek monitoringdashboard ontwikkelen om de voorzieningsrisico’s van kritieke grondstoffen te beoordelen en ervoor te zorgen dat de verzamelde informatie beschikbaar is voor overheidsinstanties en particulieren, waardoor de synergieën tussen de lidstaten worden vergroot. Om ervoor te zorgen dat de waardeketens van de Unie voldoende voorbereid zijn op mogelijke verstoringen van de voorziening, moet de Commissie stresstests uitvoeren om te beoordelen hoe kwetsbaar de toeleveringsketens van strategische grondstoffen zijn en in hoeverre zij blootstaan aan voorzieningsrisico’s. De lidstaten moeten hieraan bijdragen door dergelijke stresstests waar mogelijk uit te voeren via hun nationale voorzienings- en informatieagentschappen die werkzaamheden met betrekking tot kritieke grondstoffen uitvoeren. De raad kritieke grondstoffen moet ervoor zorgen dat de uitvoering van de stresstests door de Commissie en de lidstaten wordt gecoördineerd. Indien geen enkele lidstaat in staat is een vereiste stresstest voor een bepaalde strategische grondstof uit te voeren, moet de Commissie deze zelf uitvoeren. Wanneer de Commissie de resultaten van dergelijke stresstests openbaar maakt, moet zij ook mogelijke strategieën voorstellen die overheidsinstanties en particulieren kunnen gebruiken om de voorzieningsrisico’s te beperken, bijvoorbeeld het aanleggen van strategische voorraden of het verder diversifiëren van het aanbod. Om de informatie te verzamelen die nodig is om de monitoring- en stresstestmaatregelen uit te voeren, moet de Commissie samenwerken met de relevante permanente subgroep van de raad kritieke grondstoffen en moeten de lidstaten de marktdeelnemers die het belangrijkst zijn voor de werking van de waardeketen aanwijzen en daar toezicht op houden. Indien geen enkel lid van de permanente subgroep in staat is een vereiste stresstest voor een bepaalde strategische grondstof uit te voeren, moet de Commissie deze zelf uitvoeren.

(36)Strategische voorraden zijn een belangrijk instrument om de gevolgen van verstoringen van de voorziening, met name die van grondstoffen, te verlichten. Hoewel het in het kader van het voorgestelde noodinstrument voor de eengemaakte markt mogelijk is dergelijke voorraden aan te leggen als de waakzaamheidsfase voor de eengemaakte markt is geactiveerd, zijn de lidstaten en ondernemingen niet verplicht om strategische voorraden op te bouwen of deze te coördineren voordat de voorziening wordt verstoord. Bovendien bestaat er geen coördinatiemechanisme voor de hele Europese Unie waarmee een gemeenschappelijke beoordeling en een analyse van mogelijke overlappingen en synergieën kan worden ontwikkeld. Als eerste stap moeten de lidstaten, rekening houdend met het huidige gebrek aan relevante informatie, de Commissie daarom informatie verstrekken over hun strategische voorraden, ongeacht of deze worden beheerd door overheidsinstanties of door marktdeelnemers namens de lidstaten. Die informatie moet in ieder geval betrekking hebben op de omvang van de beschikbare voorraden per strategische grondstof, de vooruitzichten daarvoor, en de regels en procedures die daarvoor gelden. Elk verzoek moet evenredig zijn, rekening houden met de kosten en inspanningen die nodig zijn om de gegevens beschikbaar te stellen en met de gevolgen voor de nationale veiligheid, en passende termijnen voor het verstrekken van de opgevraagde informatie bevatten. Er kan informatie over de voorraden van marktdeelnemers aan de analyse worden toegevoegd, maar dit vormt geen verzoek om informatie over hen. De Commissie moet de gegevens op een veilige manier behandelen en mag alleen geaggregeerde informatie openbaar maken. Als tweede stap moet de Commissie op basis van de verkregen informatie een voorlopige benchmark vaststellen voor wat als een veilige omvang voorraden van de Unie moet worden beschouwd en daarbij rekening houden met het totale jaarlijkse verbruik van de desbetreffende strategische grondstoffen in de Unie. Op basis van een vergelijking tussen huidige voorraden en de totale omvang van de strategische voorraden strategische grondstoffen in de Unie, moet de raad kritieke grondstoffen, in overleg met de Commissie, de lidstaten niet-bindende adviezen kunnen verstrekken over de wijze waarop de convergentie kan worden vergroot en hen aanmoedigen om hun strategische voorraden aan te leggen en te vergroten. Daarbij moet de raad kritieke grondstoffen nagaan of de stimulansen voor de aanleg van strategische voorraden door particuliere marktdeelnemers die strategische grondstoffen gebruiken, moeten worden behouden.

(37)Met het oog op verdere coördinatie moet de Commissie zorgen voor de nodige raadpleging voorafgaand aan de deelname van de lidstaten aan internationale fora waar dergelijke strategische voorraden kunnen worden besproken, met name via de daartoe bestemde permanente subgroep van de raad kritieke grondstoffen. Om de complementariteit tussen dit voorstel en andere horizontale of thematische instrumenten te vergroten, moet de Commissie er eveneens voor zorgen dat de verzamelde en geaggregeerde informatie wordt doorgegeven aan crisisbewakings- of de crisisbeheermechanismen, zoals de adviesgroep van het voorgestelde noodinstrument voor de eengemaakte markt, de Europese Raad voor halfgeleiders van de voorgestelde chipverordening, de HERA-raad of de Raad voor gezondheidscrises.

(38)Grote ondernemingen in de Unie die met strategische grondstoffen strategische technologieën vervaardigen moeten hun toeleveringsketens controleren en daar verslag over uitbrengen aan hun directie om ervoor te zorgen dat zij voldoende voorbereid zijn op verstoringen van de voorziening. Dit zal ervoor zorgen dat zij rekening houden met de voorzieningsrisico’s van strategische grondstoffen en passende mitigatiestrategieën ontwikkelen om beter voorbereid te zijn op verstoringen van de voorziening. Evenzo moeten de grote ondernemingen waarvoor dit geldt regelmatig stresstests van hun toeleveringsketens voor strategische grondstoffen uitvoeren zodat zij alle verschillende scenario’s in aanmerking nemen die bij een verstoring van invloed kunnen zijn op hun voorziening. Door deze maatregelen zal meer aandacht worden besteed aan de kosten van mogelijke voorzieningsrisico’s.

(39)Veel markten voor strategische grondstoffen zijn niet volledig transparant en zijn geconcentreerd op de aanbodzijde, hetgeen de onderhandelingspositie van verkopers versterkt en de prijzen voor kopers opdrijft. Om de prijzen voor in de Unie gevestigde ondernemingen te helpen verlagen, moet de Commissie een systeem opzetten waarmee de vraag van geïnteresseerde afnemers kan worden gebundeld. Bij de ontwikkeling van een dergelijk systeem moet de Commissie rekening houden met de ervaring die is opgedaan met soortgelijke inspanningen, met name in verband met de gezamenlijke aankoop van gas zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2022/2576 van de Raad 44 . De autoriteiten van de lidstaten moeten ook aan dit systeem kunnen deelnemen om hun strategische voorraden te vergroten. Alle maatregelen in het kader van dit mechanisme moeten verenigbaar zijn met het mededingingsrecht van de Unie.

(40)De bepalingen inzake monitoring en strategische voorraden van deze verordening hebben geen harmonisatie van nationale wet- en regelgeving tot gevolg en komen niet in de plaats van bestaande mechanismen. Stimulansen voor monitoring en risicoparaatheid moeten in overeenstemming zijn met Europese instrumenten. Daarom kunnen instrumenten zoals het voorgestelde noodinstrument voor de eengemaakte markt, waarmee wordt getracht te anticiperen en te reageren op crises die de werking van de eengemaakte markt of van Verordening (EU) 2022/2372 van de Raad betreffende een kader van maatregelen ter waarborging van de levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen in geval van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau 45 aantasten en de gevolgen van dergelijke crises te verzachten, in geval van een crisis of bedreiging nog steeds van toepassing zijn op kritieke en strategische grondstoffen voor zover deze onder het toepassingsgebied van dergelijke instrumenten vallen. Met uitwisseling van informatie moet voor complementariteit en samenhang tussen deze verordening en crisisinstrumenten worden gezorgd.

(41)De meeste kritieke grondstoffen zijn metalen, die in principe eindeloos kunnen worden gerecycled, hoewel de kwaliteit daardoor soms verslechtert. Dit biedt de mogelijkheid om over te stappen op een werkelijk circulaire economie in het kader van de groene transitie. Na een eerste fase van snel toenemende vraag naar kritieke grondstoffen voor nieuwe technologieën, waarin primaire winning en verwerking de belangrijkste bron zullen blijven, moet recycling steeds belangrijker worden, waardoor de behoefte aan primaire winning zal verminderen en de effecten daarvan zullen afnemen. Momenteel zijn de recyclingpercentages van de meeste kritieke grondstoffen echter laag en zijn recyclingsystemen en -technologieën vaak niet aangepast aan de specifieke kenmerken van deze grondstoffen. Er moet dus actie worden ondernomen om de verschillende factoren aan te pakken die afdoen aan het potentieel voor circulariteit.

(42)Belangrijke bevoegdheden op het gebied van circulariteit, bijvoorbeeld op het gebied van systemen voor de inzameling en verwerking van afval, berusten bij de lidstaten. Die bevoegdheden moeten worden ingezet om de inzamelings- en recyclingpercentages van afvalstromen met een groot potentieel voor nuttige toepassing van kritieke grondstoffen te verhogen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van financiële stimulansen zoals kortingen, geldelijke beloningen of statiegeldregelingen. De autoriteiten van de lidstaten moeten ook in hun rol als kopers van kritieke grondstoffen en van producten die deze grondstoffen bevatten een verschil maken, en nationale onderzoeks- en innovatieprogramma’s voorzien in aanzienlijke middelen om de kennis en technologie op het gebied van de circulariteit van kritieke grondstoffen en de materiaalefficiëntie te verbeteren. Ten slotte moeten de lidstaten de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafval bevorderen door de beschikbaarheid van informatie te verbeteren en door juridische, economische en technische belemmeringen aan te pakken. Een mogelijke oplossing die de lidstaten moeten onderzoeken zijn mechanismen voor het spreiden van de risico’s over exploitanten en de lidstaten, teneinde terugwinning uit gesloten afvalinstallaties te bevorderen.

(43)Veel regio’s in de Unie hebben een geschiedenis van grondstoffenwinning en beschikken dus over aanzienlijke hoeveelheden winningsafval in gesloten installaties die, omdat het economisch belang ervan pas recent is toegenomen, doorgaans niet zijn onderzocht op hun potentieel voor kritieke grondstoffen. De nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafvalinstallaties kan economische waarde en werkgelegenheid creëren in voormalige mijnbouwgebieden, die vaak te lijden hebben onder de-industrialisering en achteruitgang. Het gebrek aan aandacht voor en informatie over de aanwezigheid van kritieke grondstoffen, met name in gesloten afvalinstallaties, is een belangrijke reden dat het potentieel van winningsafval voor kritieke grondstoffen niet beter wordt benut.

(44)De nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafvalinstallaties moet deel uitmaken van de valorisatie van de desbetreffende afvalinstallaties. Richtlijn 2006/21/EG bevat strenge vereisten voor de bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid met betrekking tot afvalbeheer in de winningsindustrie. Hoewel deze strenge vereisten moeten worden gehandhaafd, is het passend aanvullende maatregelen te treffen om de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafval te maximaliseren.

(45)Exploitanten van bestaande en nieuwe winningsafvalinstallaties moeten een voorlopige economische evaluatiestudie uitvoeren over de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit ter plaatse aanwezig winningsafval en uit dergelijk afval dat wordt geproduceerd. In overeenstemming met de afvalhiërarchie die is vastgesteld bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad 46 , moet prioriteit worden gegeven aan het voorkomen van de productie van afval dat kritieke grondstoffen bevat, door kritieke grondstoffen uit het gewonnen volume te winnen voordat het afval wordt. In het kader van deze studie moeten de exploitanten de nodige informatie verzamelen, waaronder de concentraties en hoeveelheden kritieke grondstoffen in het winningsafval, en een beoordeling uitvoeren van meerdere opties met betrekking tot processen, activiteiten of zakelijke regelingen waarmee nuttige toepassing van kritieke grondstoffen economisch levensvatbaar kan worden gemaakt. Deze verplichting komt bovenop de verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2006/21/EG en de nationale wetgeving tot omzetting van die richtlijn, en is rechtstreeks toepasselijk. Exploitanten en bevoegde autoriteiten moeten er bij de naleving van die verplichting naar streven de administratieve lasten tot een minimum te beperken en procedures voor zover mogelijk te integreren.

(46)Om het huidige gebrek aan informatie over het potentieel van gesloten winningsafvalinstallaties voor kritieke grondstoffen aan te pakken, moeten de lidstaten, in overeenstemming met de mededingingsregels van de Unie, een databank opzetten met alle informatie die relevant is voor het stimuleren van de nuttige toepassing, met name van de hoeveelheden en concentraties kritieke grondstoffen in de winningsafvalinstallatie. Die informatie moet in gebruiksvriendelijke en digitale vorm openbaar worden gemaakt, zodat toegang kan worden verkregen tot gedetailleerdere technische informatie. Om gebruiksvriendelijke toegang tot de informatie te vergemakkelijken, moeten de lidstaten bijvoorbeeld een contactpunt aanwijzen om diepgaander met potentiële ontwikkelaars van projecten voor de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen te kunnen overleggen. De databank moet zo zijn ontworpen dat potentiële projectontwikkelaars installaties met een groot potentieel voor economisch levensvatbare nuttige toepassing gemakkelijk kunnen identificeren. Om de beperkte middelen gericht in te zetten, moeten de lidstaten bij het verzamelen van informatie een gefaseerde aanpak volgen en alleen voor de meest veelbelovende installaties de meer belastende stappen voor informatieverzameling uitvoeren. De informatieverzamelingsactiviteiten moeten gericht zijn op het verstrekken van nauwkeurige en representatieve informatie over de winningsafvalinstallaties en het verkrijgen van een zo goed mogelijke indicatie van het potentieel voor nuttige toepassing van kritieke grondstoffen.

(47)Permanente magneten zijn ingebouwd in een grote verscheidenheid aan producten, waarvan windmolens en elektrische voertuigen de belangrijkste en sterkst toenemende toepassingen zijn, maar ook andere producten, waaronder MRI-apparaten, industriële robots, lichte vervoermiddelen, koelgeneratoren, warmtepompen, elektrische motoren, industriële elektrische pompen, automatische wasmachines, droogtrommels, magnetronovens, stofzuigers en vaatwassers bevatten aanzienlijke hoeveelheden permanente magneten waarvan het de moeite waard is deze terug te winnen. De meeste permanente magneten, en met name de best presterende soorten, bevatten kritieke grondstoffen, zoals neodymium, praseodymium, dysprosium en terbium, boor, samarium, nikkel of kobalt. Die magneten kunnen worden gerecycled, maar dit wordt in de Unie momenteel alleen op kleine schaal of in het kader van onderzoeksprojecten gedaan. Permanente magneten moeten daarom een prioritair product zijn om de circulariteit te verhogen.

(48)Een voorwaarde voor doeltreffende recycling van magneten is dat recyclers toegang hebben tot de nodige informatie over de hoeveelheid, de soort en de chemische samenstelling van magneten in een product, hun locatie en de gebruikte coating, kleefstoffen en additieven, en tot informatie over hoe de permanente magneten uit het product kunnen worden verwijderd. Bovendien moeten permanente magneten die zijn ingebouwd in producten die in de Unie in de handel worden gebracht, mettertijd steeds meer gerecycled materiaal bevatten om recycling van magneten economisch interessant te houden. In een eerste stadium moet ervoor worden gezorgd dat het gehalte aan gerecycled materiaal duidelijk is, en na een beoordeling van het passende niveau en de te verwachten effecten daarvan, moet een minimumgehalte aan gerecycled materiaal worden vastgesteld.

(49)Kritieke grondstoffen die op de markt van de Unie worden verkocht, worden vaak gecertificeerd met betrekking tot de duurzaamheid van hun productie- en toeleveringsketen. Certificering kan worden verkregen in het kader van een breed scala aan openbare en particuliere certificeringsregelingen met uiteenlopende reikwijdte en striktheid, waardoor verwarring kan ontstaan over de aard en juistheid van claims over de relatieve duurzaamheid van kritieke grondstoffen die op basis van een dergelijke certificering in de Unie in de handel worden gebracht. De Commissie moet worden gemachtigd om uitvoeringshandelingen vast te stellen tot erkenning van certificeringsregelingen die als alomvattend en betrouwbaar moeten worden beschouwd, en die autoriteiten en marktdeelnemers een gemeenschappelijke basis bieden voor de beoordeling van de duurzaamheid van kritieke grondstoffen. Alleen certificeringsregelingen die een breed scala aan duurzaamheidsaspecten bestrijken, waaronder milieubescherming, mensenrechten en arbeidsrechten, en transparantie van ondernemingen, en die voorzien in onafhankelijke verificatie door derden en toezicht op de naleving, mogen worden erkend. Om ervoor te zorgen dat procedures doeltreffend zijn, moeten projectontwikkelaars die een aanvraag voor erkenning als strategisch project indienen, kunnen deelnemen aan een erkende regeling om aan te tonen dat hun project op duurzame wijze wordt uitgevoerd.

(50)De productie van kritieke grondstoffen heeft in verschillende stadia van de waardeketen gevolgen voor het milieu, of het nu gaat om het klimaat, water, fauna of flora. Om die schade te beperken en de productie van duurzamere kritieke grondstoffen te stimuleren, moet de Commissie worden gemachtigd om een systeem voor berekening van de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen op te zetten dat ook een verificatieproces omvat, teneinde ervoor te zorgen dat informatie over de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen die in de Unie in de handel worden gebracht publiekelijk wordt getoond. Het systeem moet worden gebaseerd op wetenschappelijk verantwoorde beoordelingsmethoden en relevante internationale normen op het gebied van levenscyclusbeoordeling. De vereiste om de milieuvoetafdruk van een materiaal te vermelden, mag alleen van toepassing zijn als op basis van een beoordeling daarvan is geconcludeerd dat dit bijdraagt tot de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie door de aanschaf van kritieke grondstoffen met een kleinere milieuvoetafdruk te vergemakkelijken, en dit geen onevenredige invloed op de handelsstromen heeft. Wanneer de desbetreffende berekeningsmethoden zijn vastgesteld, moet de Commissie prestatieklassen voor kritieke grondstoffen uitwerken, zodat potentiële kopers de milieuvoetafdruk van beschikbare materialen gemakkelijk kunnen vergelijken en de markt meer gericht wordt op duurzamere materialen. Verkopers van kritieke grondstoffen moeten ervoor zorgen dat de milieuvoetafdrukverklaring voor hun klanten beschikbaar is. Transparantie over de relatieve milieuvoetafdruk van in de Unie in de handel gebrachte kritieke grondstoffen kan ook andere beleidsmaatregelen op Unie- en nationaal niveau mogelijk maken, zoals stimulansen of criteria voor groene overheidsopdrachten waarmee de productie van kritieke grondstoffen met minder milieueffecten wordt bevorderd.

(51)De milieuvoetafdrukmethoden vormen een relevante basis voor de uitwerking van de berekeningsregels. Deze berusten op wetenschappelijk verantwoorde beoordelingsmethoden die rekening houden met ontwikkelingen op internationaal niveau en betrekking hebben op milieueffecten, waaronder klimaatverandering en effecten op water, lucht, bodem, hulpbronnen, landgebruik en toxiciteit.

(52)Er moet worden gewaarborgd dat de verantwoordelijke exploitanten, voordat zij hun producten of materialen in de handel brengen, beoordelen of deze overeenstemmen met vereisten om permanente magneten circulairder te maken en met vereisten in verband met de milieuvoetafdrukverklaring van kritieke grondstoffen, en dat de bevoegde nationale autoriteiten die voorschriften daadwerkelijk handhaven. De bepalingen inzake conformiteit en markttoezicht van Verordening (EU) 2019/1020 en Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] zijn bedoeld om deze uitdaging aan te pakken en moeten daarom ook op die vereisten van toepassing zijn. Om verder te waarborgen dat de bestaande kaders optimaal worden benut, moet ervoor worden gezorgd dat voor producten waarvoor krachtens Verordening (EU) 2018/858 of Verordening (EU) nr. 168/2013 typegoedkeuring is vereist, de naleving wordt gehandhaafd door middel van het bestaande typegoedkeuringssysteem.

(53)Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 moet de Commissie een of meer Europese normalisatieorganisaties verzoeken Europese normen op te stellen ter ondersteuning van de doelstellingen van deze verordening.

(54)De Unie is strategische partnerschappen voor grondstoffen met derde landen aangegaan om het actieplan inzake kritieke grondstoffen van 2020 uit te voeren. Om het aanbod te diversifiëren, moeten deze inspanningen worden voortgezet. Om een coherent kader te ontwikkelen en te waarborgen voor het aangaan van toekomstige partnerschappen, moeten de lidstaten en de Commissie in de raad kritieke grondstoffen overleggen en voor coördinatie zorgen, onder meer met betrekking tot de vraag of de beoogde doelstellingen met de bestaande partnerschappen worden verwezenlijkt, de prioritering van derde landen voor nieuwe partnerschappen, de inhoud van dergelijke partnerschappen en de samenhang en mogelijke synergieën tussen die partnerschappen en de bilaterale samenwerking van lidstaten met de relevante derde landen. De Unie moet streven naar wederzijds voordelige partnerschappen met opkomende markten en ontwikkelingslanden die in overeenstemming zijn met de Global Gateway-strategie, bijdragen tot de diversificatie van de grondstoffentoeleveringsketen van de Unie en van toegevoegde waarde zijn voor de productie in die landen.

(55)Om de uitvoering van taken in verband met de ontwikkeling en financiering van strategische projecten, exploratieprogramma’s, monitoringcapaciteiten of strategische voorraden te ondersteunen en de Commissie passend te adviseren, moet een Europese raad voor kritieke grondstoffen worden opgericht. Die “raad kritieke grondstoffen” moet bestaan uit de lidstaten en de Commissie, en moet voorzien in de deelname van andere partijen als waarnemers. Om de nodige deskundigheid voor de uitvoering van bepaalde taken te ontwikkelen, moet de raad kritieke grondstoffen permanente subgroepen voor financiering, exploratie, monitoring en strategische voorraden oprichten, die als netwerk moeten fungeren door de verschillende relevante nationale autoriteiten bijeen te brengen en indien nodig het bedrijfsleven, de academische wereld, het maatschappelijk middenveld en andere relevante belanghebbenden te raadplegen. De adviezen en aanbevelingen van de raad kritieke grondstoffen moeten niet-bindend zijn en het ontbreken van een dergelijk advies of een dergelijke aanbeveling mag de Commissie niet beletten haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren.

(56)Het uitblijven van vooruitgang in de richting van de doelstellingen, met inbegrip van de capaciteits- en diversificatiebenchmarks, kan erop wijzen dat aanvullende maatregelen moeten worden getroffen. De Commissie moet daarom toezicht houden op de vooruitgang in de richting van die doelstellingen.

(57)Om de administratieve lasten voor de lidstaten tot een minimum te beperken, moeten de verschillende verslagleggingsverplichtingen worden gestroomlijnd en moet de Commissie een model ontwikkelen waarmee de lidstaten hun verslagleggingsverplichtingen inzake projecten, exploratie, monitoring of strategische voorraden kunnen nakomen door middel van één regelmatig gepubliceerd document, dat vertrouwelijk of gerubriceerd kan zijn.

(58)Om een betrouwbare en constructieve samenwerking van bevoegde autoriteiten op nationaal en Unieniveau te waarborgen, moeten alle partijen die betrokken zijn bij de toepassing van deze verordening, de vertrouwelijkheid eerbiedigen van de informatie en gegevens die zij bij de uitvoering van hun taken verkrijgen. De Commissie en de nationale bevoegde autoriteiten, hun ambtenaren, personeelsleden en andere personen die onder toezicht van die autoriteiten werken, alsmede ambtenaren en andere personeelsleden van andere autoriteiten van de lidstaten, mogen geen informatie openbaar maken die zij op grond van deze verordening hebben verkregen of uitgewisseld en die onder de geheimhoudingsplicht vallen. Dit moet ook gelden voor de Europese raad voor kritieke grondstoffen. De gegevens moeten in een beveiligde omgeving worden verwerkt en opgeslagen.

(59)Bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen uit hoofde van artikel 290 VWEU, is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden, onder meer op deskundigenniveau, tot passende raadpleging overgaat in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 47 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(60)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om: a) de modellen vast te stellen die moeten worden gebruikt voor aanvragen voor de erkenning van strategische projecten, voortgangsverslagen met betrekking tot strategische projecten, nationale exploratieprogramma’s, en verslaglegging van de lidstaten met betrekking tot exploratie, monitoring, strategische voorraden en circulariteit; b) te specificeren welke producten, componenten en afvalstromen worden geacht een groot potentieel voor nuttige toepassing van kritieke grondstoffen te hebben, en c) de criteria voor erkenning van regelingen met betrekking tot de duurzaamheid van kritieke grondstoffen vast te stellen en te bepalen hoe deze moeten worden toegepast. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 48 .

(61)Om ervoor te zorgen dat de bij deze verordening opgelegde verplichtingen, met name de verplichting om aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp te voldoen, worden nageleefd, moeten ondernemingen die hun verplichtingen, onder meer op het gebied van risicoparaatheid, verslaglegging over projecten en informatie over recyclebaarheid, niet nakomen, worden bestraft met sancties. De lidstaten moeten in hun nationaal recht daarom in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voorzien ter bestraffing van de niet-naleving van deze verordening.

(62)De Commissie moet een evaluatie van deze verordening uitvoeren. Overeenkomstig punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven, moet die evaluatie worden uitgevoerd op basis van de vijf criteria doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en meerwaarde van de EU, en vormt die evaluatie de basis voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. De Commissie moet bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag indienen over de uitvoering van deze verordening en over de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, met inbegrip van de capaciteits- en diversificatiebenchmarks. Op basis van de uitvoering van de maatregelen in verband met de transparantie van de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen, moet in het verslag ook worden beoordeeld of maximumdrempels voor de milieuvoetafdruk moeten worden vastgesteld.

(63)Voor zover een van de in deze verordening bedoelde maatregelen staatssteun vormt, doen de bepalingen betreffende dergelijke maatregelen geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU.

(64)Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de verbetering van de werking van de interne markt door vaststelling van een kader om de toegang van de Unie tot een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, uitsluitend op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk 1 
Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp en doelstellingen

1.De algemene doelstelling van deze verordening is het verbeteren van de werking van de interne markt door een kader vast te stellen waarmee de toegang van de Unie tot een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen wordt gewaarborgd. 

2.Om de in lid 1 bedoelde algemene doelstelling te verwezenlijken, wordt met deze verordening beoogd: 

a)de verschillende stadia van de waardeketen van strategische grondstoffen te versterken, teneinde ervoor te zorgen dat de capaciteiten van de Unie voor elke strategische grondstof tegen 2030 aanzienlijk zijn toegenomen, zodat de gehele capaciteit van de Unie de volgende benchmarks haalt of benadert:

i)met de winningscapaciteit van de Unie kunnen de ertsen, mineralen of concentraten worden gewonnen die nodig zijn om in ten minste 10 % van het jaarlijks verbruik van strategische grondstoffen van de Unie te voorzien, voor zover de voorraden van de Unie dit toelaten;

ii)met de verwerkingscapaciteit van de Unie, met inbegrip van de capaciteit voor alle tussenstappen van de verwerking, kan ten minste 40 % van het jaarlijks verbruik van strategische grondstoffen van de Unie worden geproduceerd;

iii)met de recyclingcapaciteit van de Unie, met inbegrip van de capaciteit voor alle tussenstappen van de recycling, kan ten minste 15 % van het jaarlijks verbruik van strategische grondstoffen van de Unie worden geproduceerd;

b)de invoer van strategische grondstoffen van de Unie te diversifiëren, teneinde ervoor te zorgen dat het jaarlijks verbruik van elke strategische grondstof van de Unie in alle relevante stadia van de verwerking tegen 2030 wordt ondersteund door invoer vanuit verschillende derde landen, waarvan geen enkel land in meer dan 65 % van het jaarlijks verbruik van de Unie voorziet;

c)het vermogen van de Unie te vergroten om het voorzieningsrisico met betrekking tot kritieke grondstoffen te monitoren en te beperken;

d)het vrije verkeer te waarborgen van in de Unie in de handel gebrachte kritieke grondstoffen en producten die kritieke grondstoffen bevatten, en tegelijkertijd een hoog niveau van milieubescherming te bieden door de circulariteit en duurzaamheid van die grondstoffen en producten te verbeteren.

3.Indien de Commissie op grond van het in artikel 42 bedoelde verslag concludeert dat de Unie de doelstellingen van lid 2 waarschijnlijk niet gaat verwezenlijken, beoordeelt zij of het haalbaar en evenredig is om op het niveau van de Unie maatregelen voor te stellen of haar bevoegdheden uit te oefenen om ervoor te zorgen dat die doelstellingen worden verwezenlijkt. 

4.De Commissie houdt rekening met de doelstellingen en benchmarks van lid 2, punt a), iii), als gerelateerde prioriteiten van de Unie in de zin van artikel 5, lid 4, punt a), i), van Verordening (EU) XX/XXXX [PB: gelieve verwijzing naar de verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] wanneer zij vereisten inzake ecologisch ontwerp voorstelt om de volgende aspecten van producten te verbeteren: de duurzaamheid, de herbruikbaarheid, de repareerbaarheid, het gebruik of de efficiëntie van hulpbronnen, de mogelijkheid tot herproductie of recycling, het gehalte aan gerecycled materiaal, en de mogelijkheid tot nuttige toepassing van de materialen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)“grondstof”: verwerkte of onverwerkte materie die wordt gebruikt als input voor de vervaardiging van halffabricaten of eindproducten, met uitzondering van stoffen die voornamelijk als voedsel, diervoeder of brandstof worden gebruikt;

2)“kritieke grondstoffen”: de in artikel 4 bedoelde grondstoffen;

3)“strategische grondstoffen”: de in artikel 3 bedoelde grondstoffen; 

4)“grondstoffenwaardeketen”: alle activiteiten en processen die verband houden met de exploratie, winning, verwerking en recycling van grondstoffen;

5)“exploratie”: alle activiteiten om de kenmerken van minerale afzettingen in kaart te brengen en vast te stellen;

6)“winning”: de primaire winning van ertsen, mineralen en plantaardige producten uit oorspronkelijke bron, onder meer uit minerale afzettingen ondergronds, minerale afzettingen onder water, pekel en bomen;

7)“winningscapaciteit van de Unie”: geheel van de maximale jaarlijkse productievolumes in de Unie voor de winning van ertsen, mineralen, plantaardige producten en concentraten die strategische grondstoffen bevatten, met inbegrip van vormen van verwerking die doorgaans op of dichtbij de winningslocatie plaatsvinden;

8)“voorraden”: alle minerale afzettingen waarvan de winning economisch levensvatbaar is;

9)“verwerking”: alle fysische, chemische en biologische processen om een grondstof van ertsen, mineralen, plantaardige producten of afval om te zetten in zuivere metalen, legeringen of een andere economisch bruikbare vorm;

10)“verwerkingscapaciteit van de Unie”: geheel van de maximale jaarlijkse productievolumes in de Unie voor de verwerking van strategische grondstoffen, met uitzondering van vormen van verwerking die doorgaans op of dichtbij de winningslocatie plaatsvinden;

11)“recycling”: elke nuttige toepassing waarmee afvalstoffen opnieuw worden verwerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel;

12)“recyclingcapaciteit van de Unie”: geheel van de maximale jaarlijkse productievolumes voor de recycling van strategische grondstoffen, met inbegrip van de sortering en voorbehandeling van afval en de verwerking ervan tot secundaire grondstoffen;

13)“jaarlijks verbruik van strategische grondstoffen”: de volledige hoeveelheid strategische grondstoffen die in de Unie gevestigde ondernemingen in verwerkte vorm verbruiken, met uitzondering van strategische grondstoffen die in in de Unie in de handel gebrachte halffabricaten of eindproducten zijn verwerkt;

14)“voorzieningsrisico”: het voorzieningsrisico als berekend overeenkomstig bijlage II; 

15)“project inzake strategische grondstoffen”: een geplande installatie of een geplande aanzienlijke uitbreiding of herbestemming van een bestaande installatie waar grondstoffen worden gewonnen, verwerkt of gerecycled;

16)“afnemer”: een onderneming die een afnameovereenkomst met een projectontwikkelaar is aangegaan;

17)“afnameovereenkomst”: een contractuele overeenkomst tussen een onderneming en een projectontwikkelaar waarin de onderneming toezegt gedurende een bepaalde periode een deel van de in het kader van een bepaald project inzake grondstoffen geproduceerde grondstoffen aan te kopen, of waarin de projectontwikkelaar toezegt de onderneming de mogelijkheid daartoe te bieden;

18)“projectontwikkelaar”: een onderneming die of een consortium van ondernemingen dat een project inzake grondstoffen uitvoert;

19)“vergunningsprocedure”: een procedure die alle relevante administratieve vergunningen voor de planning, opbouw en uitvoering van de in artikel 5 bedoelde strategische projecten omvat, met inbegrip van bouwvergunningen, vergunningen voor chemische stoffen en netaansluitingen en, indien die vereist zijn, milieueffectbeoordelingen en milieuvergunningen, en die alle administratieve toepassingen en procedures omvat van de erkenning van de geldigheid van de aanvraag tot de kennisgeving van het raambesluit over de resultaten van de procedure door de in artikel 8, lid 1, bedoelde bevoegde nationale autoriteit;

20) “raambesluit”: het besluit of de reeks besluiten van autoriteiten van de lidstaten, met uitzondering van rechterlijke instanties, waarin wordt bepaald of een projectontwikkelaar een vergunning krijgt om een project inzake grondstoffen uit te voeren, onverminderd besluiten in het kader van een administratief beroep;

21)“algemene exploratie”: exploratie op nationaal of regionaal niveau, met uitsluiting van gerichte exploratie; 

22)“gerichte exploratie”: een gedetailleerd onderzoek naar een afzonderlijke minerale afzetting;

23)“diepe ertsafzettingen”: minerale afzettingen die zich dieper in de aardkorst bevinden dan doorgaans gebruikte ertsafzettingen;

24)“voorspellingskaart”: een kaart waarop gebieden zijn aangegeven waarin zich waarschijnlijk minerale afzettingen van een bepaalde grondstof bevinden;

25)“verstoring van de voorziening”: een onverwachte aanzienlijke daling van de beschikbaarheid van een grondstof of onverwachte aanzienlijke stijging van de prijs van een grondstof;

26) “toeleveringsketen van grondstoffen”: alle activiteiten en processen van de grondstoffenwaardeketen totdat een grondstof als input voor de vervaardiging van halffabricaten of eindproducten wordt gebruikt;

27)“mitigatiestrategieën”: het beleid van een marktdeelnemer om de kans op verstoring van de voorziening in zijn toeleveringsketen te verkleinen of de schade voor zijn economische activiteit als gevolg van een dergelijke verstoring te beperken;

28)“belangrijke marktdeelnemers”: producenten die betrokken zijn bij de winning, verwerking of recycling van kritieke grondstoffen, handelaars en distributeurs van kritieke grondstoffen, en downstreamondernemingen die aanzienlijke hoeveelheden kritieke grondstoffen verbruiken;

29)“strategische voorraad”: een hoeveelheid van een bepaalde grondstof die een publieke of particuliere partij in om het even welke vorm opslaat om in geval van verstoring van de voorziening vrij te kunnen geven;

30)“grote onderneming”: een onderneming met gemiddeld meer dan 500 werknemers en een wereldwijde netto-omzet van meer dan 150 miljoen EUR in het laatste boekjaar waarvoor jaarrekeningen zijn opgesteld;

31)“strategische technologieën”: de technologieën die nodig zijn voor de groene en de digitale transitie en voor defensie- en ruimtevaarttoepassingen;

32)“directie”: het administratieve of toezichtorgaan dat verantwoordelijk is voor het toezicht op het operationeel beheer van een onderneming, of, indien een dergelijk orgaan niet bestaat, de persoon of personen die gelijkaardige functies uitoefenen;

33)“inzameling”: het verzamelen van afvalstoffen, inclusief de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie;

34)“verwerking”: nuttige toepassing of verwijdering, met inbegrip van aan toepassing of verwijdering voorafgaande voorbereidende handelingen;

35)“nuttige toepassing”: elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt;

36)“winningsafval”: winningsafval in de zin van Richtlijn 2006/21/EG;

37)voo“winningsafvalinstallatie”: een afvalvoorziening in de zin van Richtlijn 2006/21/EG;

38)“voorlopige economische evaluatie”: een ontwerpbeoordeling in een vroeg stadium van de mogelijke economische levensvatbaarheid van een project inzake grondstoffen voor de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafval;

39)“apparaat voor beeldvorming door middel van magnetische resonantie (MRI-apparaat)”: een niet-invasief medisch hulpmiddel dat gebruikmaakt van magnetische velden om anatomische beelden te genereren of een ander apparaat dat magnetische velden gebruikt om beelden van de binnenkant van een object te genereren;

40)“windenergiegenerator”: het onderdeel van een windmolen op land of op zee waarmee de mechanische energie van de rotor in elektrische energie wordt omgezet;

41)“industriële robot”: een automatisch bestuurde, herprogrammeerbare, multifunctionele manipulator met ten minste drie programmeerbare assen, die vast gemonteerd kan zijn of bewogen kan worden en bestemd is voor gebruik in industriële automatiseringstoepassingen;

42) “motorvoertuig”: een voertuig van categorie M of N waarvoor typegoedkeuring is verleend, in de zin van Verordening (EU) 2018/858;

43)“licht vervoermiddel”: een voertuig met wielen dat kan worden aangedreven door enkel de elektrische motor of door een combinatie van de motor en menselijke kracht, met inbegrip van elektrische scooters, elektrische fietsen, en voertuigen van categorie L in de zin van Verordening (EU) nr. 168/2013 waarvoor typegoedkeuring is verleend;

44)“koelgenerator”: het onderdeel van een koelsysteem waarmee een temperatuurverschil wordt gegenereerd waardoor warmte kan worden onttrokken van de gekoelde ruimte of het gekoelde proces met behulp van een cyclus van elektrische dampcompressie;

45)“warmtepomp”: het onderdeel van een verwarmingssysteem waarmee een temperatuurverschil wordt gegenereerd waardoor warmte kan worden geleverd aan de te verwarmen ruimte of het te verwarmen proces met behulp van een cyclus van elektrische dampcompressie;

46)“elektrische motor”: een apparaat met een nominaal vermogen van ten minste 0,12 kW waarmee elektrisch ingaand vermogen wordt omgezet in mechanisch uitgaand vermogen;

47)“automatische wasmachine”: een wasmachine die de lading volledig behandelt zonder dat tijdens het programma een tussenkomst van de gebruiker vereist is;

48)“droogtrommel”: een apparaat waarin textiel wordt gedroogd in een roterende trommel waar verwarmde lucht door wordt geblazen;

49)“magnetronoven”: een apparaat dat bedoeld is om voedsel op te warmen met elektromagnetische energie;

50)“stofzuiger”: een apparaat dat vuil van een te reinigen oppervlak verwijdert door middel van een luchtstroom die tot stand komt door een binnen de eenheid opgewekte onderdruk;

51)“vaatwasser”: een apparaat waarmee vaatwerk wordt gereinigd en afgespoeld;

52)“permanente magneet”: een magneet die ook na verwijdering van een extern magnetisch veld magnetisch blijft;

53)“gegevensdrager”: een streepjescode, tweedimensionaal symbool of ander medium voor het automatisch identificeren en lezen van gegevens, dat met een apparaat kan worden afgelezen;

54)“unieke productidentificatiecode”: een unieke reeks karakters om producten mee te identificeren;

55)“magnetische coating”: een laag materiaal die doorgaans wordt gebruikt om magneten tegen corrosie te beschermen;

56)“afzondering”: een handmatige, mechanische, chemische, thermische of metallurgische behandeling die ervoor zorgt dat de doelonderdelen of doelmaterialen identificeerbaar zijn als een afzonderlijke uitvoerstroom of deel van een uitvoerstroom;

57)“recycler”: een natuurlijke of rechtspersoon die recycling verricht in een inrichting met een vergunning;

58)“op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

59)“soort grondstof”: een in de handel gebrachte grondstof gedifferentieerd naar het stadium van de verwerking, de chemische samenstelling, de geografische oorsprong of de productiemethode ervan;

60)“in de handel brengen”: het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een product;

61)“conformiteitsbeoordeling”: het proces waarmee wordt aangetoond of aan de vereisten van artikel 27, artikel 28 of artikel 34 is voldaan;

62)“strategisch partnerschap”: verbintenis tussen de Unie en een derde land om hun samenwerking met betrekking tot de grondstoffenwaardeketen te intensiveren, die is vastgelegd in een niet-bindend instrument waarin concrete acties van wederzijds belang zijn vermeld.

Hoofdstuk 2 
Kritieke en strategische grondstoffen

Artikel 3

Lijst van strategische grondstoffen

1.De grondstoffen die zijn opgenomen in de lijst van afdeling 1 van bijlage I worden als strategische grondstoffen beschouwd.

2.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om afdeling 1 van bijlage I te wijzigen teneinde de lijst van strategische grondstoffen bij te werken.

Een bijgewerkte lijst van strategische grondstoffen bevat de grondstoffen die van alle beoordeelde grondstoffen het hoogst scoren wat betreft strategisch belang, geraamde toename van de vraag en moeilijkheid van de verhoging van de productie. Het strategisch belang, de geraamde toename van de vraag en de moeilijkheid van de verhoging van de productie worden bepaald overeenkomstig afdeling 2 van bijlage I.

3.Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en daarna om de vier jaar evalueert de Commissie de lijst van strategische grondstoffen en werkt deze zo nodig bij.

Artikel 4

Lijst van kritieke grondstoffen

1.De grondstoffen die zijn opgenomen in de lijst van afdeling 1 van bijlage II worden als kritieke grondstoffen beschouwd.

2.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van afdeling 1 van bijlage II teneinde de lijst van kritieke grondstoffen bij te werken.

Een bijgewerkte lijst van kritieke grondstoffen bevat de in afdeling 1 van bijlage I genoemde strategische grondstoffen, alsook andere grondstoffen die de in lid 3 bedoelde drempelwaarden voor het economisch belang en het voorzieningsrisico halen of overschrijden. Het economisch belang en het voorzieningsrisico worden berekend overeenkomstig afdeling 2 van bijlage II. 

3.De drempelwaarde voor het voorzieningsrisico is 1, en de drempelwaarde voor het economisch belang is 2,8.

4.Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en daarna om de vier jaar evalueert de Commissie de lijst van kritieke grondstoffen en werkt deze zo nodig bij.

Hoofdstuk 3 
Versterking van de grondstoffenwaardeketen van de Unie

Afdeling 1 
Strategische projecten

Artikel 5

Criteria voor de erkenning van strategische projecten

1.Op aanvraag van de projectontwikkelaar en overeenkomstig de procedure van artikel 6, erkent de Commissie projecten inzake grondstoffen als strategische projecten indien die aan de volgende criteria voldoen:

a)het project zal een betekenisvolle bijdrage leveren aan de zekerheid van de voorziening van strategische grondstoffen van de Unie; 

b)het project is of wordt binnen een redelijke termijn technisch haalbaar, en het verwachte productievolume van het project kan met voldoende zekerheid worden geraamd;

c)het project zal op duurzame wijze worden uitgevoerd, met name wat betreft de monitoring, preventie en minimalisering van de milieueffecten ervan, het gebruik van maatschappelijk verantwoorde praktijken — waaronder eerbiediging van de mensenrechten en arbeidsrechten, een potentieel voor hoogwaardige werkgelegenheid, en zinvolle betrokkenheid van plaatselijke gemeenschappen en sociale partners — en een transparante bedrijfsvoering met een passend nalevingsbeleid om het risico op negatieve gevolgen voor de goede werking van de overheid, zoals corruptie en omkoping, te voorkomen en te minimaliseren;

d)voor projecten in de Unie: de totstandbrenging, uitvoering of productie van het project zal ook buiten de desbetreffende lidstaat voordelen opleveren, onder meer voor downstreamsectoren;

e)voor projecten in derde landen die opkomende markten of ontwikkelingslanden zijn: het project zal wederzijdse voordelen opleveren voor de Unie en, doordat het in dat land toegevoegde waarde biedt, het desbetreffende derde land.

2.De Commissie beoordeelt of aan de criteria van lid 1 is voldaan overeenkomstig de elementen en het bewijsmateriaal als vermeld in bijlage III.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage III vast te stellen om de elementen die en het bewijsmateriaal dat in aanmerking moeten worden genomen om te beoordelen of aan de erkenningscriteria van lid 1 is voldaan, aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang, of om rekening te houden met wijzigingen van de Uniewetgeving of van in punt 4 van bijlage III vermelde internationale instrumenten of met de vaststelling van nieuwe Uniewetgeving of nieuwe internationale instrumenten die relevant zijn om het aan de in lid 1, punt c), bedoelde criterium te voldoen.

3.De erkenning van een project als strategisch project mag geen afbreuk doen aan de vereisten die krachtens internationale, Unie- of nationale wetgeving op het desbetreffende project of de desbetreffende projectontwikkelaar van toepassing zijn.

Artikel 6

Aanvraag en erkenning

1.De projectontwikkelaar dient bij de Commissie een aanvraag in voor de erkenning van een project inzake grondstoffen als strategisch project. Die aanvraag omvat:  

a)relevant bewijsmateriaal in verband met de naleving van de criteria van artikel 5, lid 1;

b)een classificatie van het project overeenkomstig de kaderclassificatie voor hulpbronnen van de Verenigde Naties, onderbouwd met passend bewijsmateriaal; 

c)een tijdschema voor de uitvoering van het project, met inbegrip van een overzicht van de vergunningen die voor het project vereist zijn en de status van de bijbehorende vergunningsprocedure;

d)een plan met maatregelen om draagvlak onder de bevolking te creëren, in voorkomend geval met inbegrip van het opzetten van regelmatige communicatiekanalen met plaatselijke gemeenschappen en organisaties, waaronder sociale partners, de uitvoering van bewustmakings- en informatiecampagnes en het opzetten van mitigatie- en compensatiemechanismen; 

e)informatie over de zeggenschap, in de zin van artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad, over de bij het project betrokken ondernemingen;

f)een ondernemingsplan waarin wordt beoordeeld of het project financieel levensvatbaar is;

g)een raming van het potentieel van het project voor de creatie van hoogwaardige werkgelegenheid en van de behoeften van het project wat betreft geschoolde arbeidskrachten en om- en bijscholing.

2.De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met een model dat projectontwikkelaars moeten gebruiken voor de in lid 1 bedoelde aanvragen. In dat model kan worden aangegeven hoe de in lid 1 bedoelde informatie moet worden uitgedrukt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

3.Indien de Commissie van oordeel is dat de informatie in de aanvraag onvolledig is, geeft zij de aanvrager de mogelijkheid de aanvullende informatie in te dienen die nodig is om de aanvraag tijdig af te ronden.

4.Op basis van een eerlijk en transparant proces bespreekt de in artikel 34 bedoelde Europese raad voor kritieke grondstoffen (de “raad kritieke grondstoffen”) de volledigheid van de aanvraag en de vraag of het voorgestelde project aan de criteria van artikel 5, lid 1, voldoet, en brengt daar een advies over uit.

5.Indien de lidstaat op wiens grondgebied het voorgestelde project betrekking heeft, bezwaar aantekent tegen de erkenning van het voorgestelde project als strategisch project, verstrekt die lidstaat tijdens de in lid 4 bedoelde bespreking onderbouwde redenen daarvoor. De raad kritieke grondstoffen bespreekt de door de lidstaat verstrekte onderbouwde redenen voor het bezwaar. Indien de lidstaat na die bespreking zijn bezwaar handhaaft, komt het project niet in aanmerking niet voor erkenning als strategisch project.

Voor strategische projecten in derde landen deelt de Commissie de ontvangen aanvraag met het derde land op wiens grondgebied het voorgestelde project betrekking heeft. De Commissie keurt de aanvraag niet goed voordat zij daarvoor de uitdrukkelijke toestemming van het desbetreffende derde land heeft ontvangen.

6.Rekening houdend met het in lid 4 bedoelde advies van de raad kritieke grondstoffen, stelt de Commissie binnen zestig dagen haar besluit tot erkenning van het project als strategisch project vast en stelt zij de aanvrager daarvan op de hoogte.

Het besluit van de Commissie, en in voorkomend geval de punten waarop het afwijkt van het advies van de raad, worden met redenen onderbouwd. De Commissie deelt haar onderbouwing met de raad kritieke grondstoffen en met de projectontwikkelaar.

7.De Commissie kan voorrang verlenen aan de verwerking van aanvragen voor projecten met betrekking tot specifieke stadia van de waardeketen, teneinde:

a)voor een evenwichtige vertegenwoordiging van strategische projecten voor alle strategische grondstoffen en in de hele waardeketen te zorgen;

b)ervoor te zorgen dat vooruitgang wordt geboekt richting alle in artikel 1, lid 2, punten a) en b), vastgestelde benchmarks.

8.Indien de Commissie vaststelt dat een strategisch project niet meer aan de criteria van artikel 5, lid 1, voldoet, of indien de erkenning ervan was gebaseerd op een aanvraag die onjuiste informatie bevat, kan zij, rekening houdend met het advies van de raad kritieke grondstoffen en van de verantwoordelijke projectontwikkelaar, het besluit tot erkenning van een project als strategisch project intrekken.

9.Projecten die niet meer als strategisch project zijn erkend, verliezen alle rechten uit hoofde van deze verordening die met die erkenning verband houden.

Artikel 7

Uitvoering van strategische projecten

1.Strategische projecten worden geacht bij te dragen tot de voorzieningszekerheid van strategische grondstoffen in de Unie. 

2.Wat betreft de milieueffecten als bedoeld in artikel 6, lid 4, en artikel 16, lid 1, punt c), van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG en artikel 9, lid 1, punt a), van Richtlijn 2009/147/EG, worden strategische projecten in de Unie geacht van algemeen belang te zijn of de volksgezondheid en de openbare veiligheid te dienen, en kunnen zij van hoger openbaar belang worden geacht indien aan alle voorwaarden van die richtlijnen is voldaan.

3.De lidstaat op wiens grondgebied een strategisch project betrekking heeft, treft maatregelen die bijdragen tot de tijdige en doeltreffende uitvoering van dat project.

4.De raad kritieke grondstoffen bespreekt op gezette tijden de uitvoering van strategische projecten en, indien nodig, de maatregelen die de projectontwikkelaar of de lidstaat op wiens grondgebied een strategisch project betrekking heeft, kan nemen om de uitvoering van de strategische projecten verder te faciliteren.

5.De projectontwikkelaar dient vanaf de datum van erkenning van dat project als strategisch project elke twee jaar een verslag in bij de raad kritieke grondstoffen, dat in ieder geval informatie bevat over:

a)de vooruitgang van de uitvoering van het project, met name wat betreft de vergunningsprocedure;

b)de redenen voor eventuele vertraging ten opzichte van het in artikel 6, lid 1, punt c), bedoelde tijdschema, en een plan om die vertragingen in te halen;

c)de vooruitgang van de financiering van het project, waaronder informatie over financiële overheidssteun.

6.De raad kritieke grondstoffen kan projectontwikkelaars te allen tijde vragen om aanvullende informatie die relevant is voor de uitvoering van het strategisch project.

7.De projectontwikkelaar stelt de Commissie in kennis van:

a)veranderingen aan het project die gevolgen hebben voor het voldoen aan de criteria van artikel 5, lid 1;

b)veranderingen in de zeggenschap over de ondernemingen die langdurig bij het project betrokken zijn, ten opzichte van de in artikel 6, lid 1, punt e), bedoelde informatie.

8.De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met een model dat projectontwikkelaars moeten gebruiken voor de in lid 5 bedoelde verslagen. In dat model kan worden aangegeven hoe de in lid 5 bedoelde informatie moet worden uitgedrukt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

9.De projectontwikkelaar zet een website voor het desbetreffende project op met relevante informatie over het strategisch project, met inbegrip van informatie over de effecten en voordelen van het strategisch project voor het milieu, de maatschappij en de economie, en houdt deze website bij. De website is vrij toegankelijk voor het publiek en beschikbaar in een taal of talen die de plaatselijke bevolking gemakkelijk kan begrijpen.

Afdeling 2 
Vergunningsprocedure

Artikel 8

Eén loket

1.Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] wijzen de lidstaten één nationale bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het faciliteren en coördineren van de vergunningsprocedure voor projecten inzake kritieke grondstoffen, en verstrekken zij informatie over de in artikel 17 vermelde elementen.

2.De in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteit is het enige contactpunt voor de projectontwikkelaar tijdens de vergunningsprocedure die leidt tot een raambesluit voor een bepaald project inzake kritieke grondstoffen en coördineert de indiening van alle relevante documenten en informatie.

3.De verantwoordelijkheden van de in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteit of de taken in verband met die autoriteit kunnen voor elk project inzake kritieke grondstoffen aan een andere autoriteit worden gedelegeerd of door een andere autoriteit worden uitgevoerd, mits:

a)de in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteit de projectontwikkelaar van die delegatie in kennis stelt;

b)één autoriteit verantwoordelijk is voor elk project inzake grondstoffen;

c)één autoriteit de indiening van alle relevante documenten en informatie coördineert.

4.Projectontwikkelaars mogen alle documenten die relevant zijn voor de vergunningsprocedure in elektronische vorm indienen.

5.De in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteit neemt alle gefundeerde studies die voor de start van de vergunningsprocedure overeenkomstig dit artikel voor een bepaald project inzake grondstoffen zijn uitgevoerd en alle vergunningen of toestemmingen die voor die tijd voor dat project zijn verleend in aanmerking, en vereist geen duplicaten van studies en vergunningen of toestemmingen, tenzij dat krachtens het Unierecht is vereist.

6.De in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat de aanvragers gemakkelijk toegang hebben tot informatie over en eenvoudige procedures voor geschillenbeslechting met betrekking tot de vergunningsprocedure en de verstrekking van vergunningen voor projecten inzake kritieke grondstoffen, in voorkomend geval met inbegrip van alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen.

7.De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteit beschikt over voldoende gekwalificeerd personeel en voldoende financiële, technische en technologische middelen, waaronder middelen voor om- en bijscholing, om zijn taken in het kader van deze verordening doeltreffend te kunnen uitvoeren.

8.De raad kritieke grondstoffen:

a)vergadert op gezette tijden over de uitvoering van deze afdeling en wisselt beste praktijken uit voor het versnellen van vergunningsprocedures voor projecten inzake kritieke grondstoffen en voor het vergroten van het draagvlak daarvoor;

b)stelt in voorkomend geval richtsnoeren voor de uitvoering van deze afdeling voor aan de Commissie, die de in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteiten in aanmerking moeten nemen.

Artikel 9

Prioritaire status van strategische projecten

1.Om een doeltreffende administratieve afhandeling van de vergunningsprocedures met betrekking tot strategische projecten in de Unie te waarborgen, zorgen projectontwikkelaars en alle betrokken autoriteiten ervoor dat deze procedures zo snel mogelijk in overeenstemming met het Unierecht en het nationale recht worden afgehandeld.

2.Strategische projecten in de Unie krijgen, onverminderd verplichtingen uit hoofde van het Unierecht en indien het nationale recht in een dergelijke status voorziet, de hoogst mogelijke nationale status en worden in de vergunningsprocedure dienovereenkomstig behandeld.

3.Alle geschillenbeslechtingsprocedures, rechtszaken, beroepen en rechtsmiddelen in verband met de vergunningsprocedure en de verstrekking van vergunningen voor strategische projecten in de Unie voor een nationale rechterlijke instantie, gerecht of kamer, met inbegrip van bemiddeling of arbitrage indien het nationale recht daarin voorziet, worden met spoed behandeld indien en voor zover het nationale recht in dergelijke spoedprocedures voorziet en indien de doorgaans geldende rechten van de verdediging van individuen of plaatselijke gemeenschappen daarbij worden geëerbiedigd. Ontwikkelaars van strategische projecten nemen in voorkomend geval deel aan dergelijke spoedprocedures. 

Artikel 10

Duur van de vergunningsprocedure

1.Voor strategische projecten in de Unie duurt de vergunningsprocedure niet langer dan:

a)24 maanden voor strategische projecten die betrekking hebben op winning;

b)12 maanden voor strategische projecten die alleen betrekking hebben op verwerking of recycling.

2.In afwijking van lid 1 duren de na erkenning als strategisch project resterende stappen van de vergunningsprocedure voor strategische projecten in de Unie waarvoor de vergunningsprocedure is begonnen voordat het project als strategisch project is erkend, niet langer dan:

a)21 maanden voor strategische projecten die betrekking hebben op winning; 

b)9 maanden voor strategische projecten die alleen betrekking hebben op verwerking of recycling.

3.In uitzonderlijke gevallen waarin dat gezien de aard, complexiteit, locatie of omvang van het voorgestelde project nodig is, kan de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit, vóór afloop van die termijnen en per geval, de in lid 1, punt a), en lid 2, punt a), bedoelde termijnen met maximaal drie maanden en de in lid 1, punt b), en lid 2, punt b), bedoelde termijnen met maximaal een maand verlengen. In dat geval stelt de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit de projectontwikkelaar schriftelijk in kennis van de redenen die ten grondslag liggen aan de verlenging en van de datum waarop het raambesluit wordt verwacht.

4.Voor strategische projecten die alleen betrekking hebben op verwerking of recycling leidt het uitblijven van een raambesluit van de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit binnen de toepasselijke, in de leden 1 en 2 genoemde termijnen ertoe dat de desbetreffende vergunningsaanvraag wordt geacht te zijn goedgekeurd, behalve in gevallen waarin voor het specifieke project een milieueffectbeoordeling overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG van de Raad of de Richtlijnen 2000/60/EG, 2008/98/EG, 2009/147/EG, 2010/75/EU, 2011/92/EU of 2012/18/EU is vereist, of moet worden vastgesteld of een dergelijke milieueffectbeoordeling nodig is en de desbetreffende beoordelingen nog niet zijn uitgevoerd.  

5.Ten laatste een maand na ontvangst van de vergunningsaanvraag voor een strategisch project valideert de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit de aanvraag of, indien de projectontwikkelaar niet alle voor de verwerking van de aanvraag benodigde informatie heeft verstuurd, verzoekt zij de projectontwikkelaar binnen 14 dagen na de dit verzoek een volledige aanvraag in te dienen. 

De datum waarop de geldigheid van de aanvraag door de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit wordt erkend, geldt als het begin van de vergunningsprocedure.

6.Ten laatste een maand na de erkenning van de geldigheid van de vergunningsaanvraag stelt de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit in nauwe samenwerking met de projectontwikkelaar en andere betrokken autoriteiten een gedetailleerd schema voor de vergunningsprocedure op. Dit schema wordt ofwel gepubliceerd door de projectontwikkelaar op de in artikel 7, lid 7, bedoelde website, ofwel door de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit op een vrij toegankelijke website.

7.De in dit artikel vastgestelde termijnen laten verplichtingen die voortvloeien uit het Unie- en internationale recht, alsook administratieve beroepsprocedures en gerechtelijke procedures, onverlet.

De in dit artikel vastgestelde termijnen voor de vergunningsprocedures laten eventuele kortere termijnen die door de lidstaten worden vastgesteld, onverlet.

Artikel 11

Milieubeoordelingen en milieuvergunningen

1.Indien overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 9 van Richtlijn 2011/92/EU een milieueffectbeoordeling voor een strategisch project moet worden uitgevoerd, verzoekt de desbetreffende projectontwikkelaar de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit om een advies betreffende het bereik en de gedetailleerdheid van de informatie die overeenkomstig artikel 5, lid 1, van die richtlijn in het milieueffectbeoordelingsverslag moet worden opgenomen.

De in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat het in de eerste alinea bedoelde advies zo snel mogelijk, en ten laatste dertig dagen na de datum van indiening van het verzoek van de projectontwikkelaar, wordt uitgebracht.

2.Indien de verplichting om een milieueffectbeoordelingen uit te voeren voor een strategisch project tegelijkertijd voortvloeit uit twee of meer van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2000/60/EG, 2008/98/EG, 2009/147/EG 2010/75/EU, 2011/92/EU of 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad, zorgt de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit ervoor dat een gecoördineerde of gezamenlijke procedure wordt toegepast om aan de vereisten van die Uniewetgeving te voldoen.

Bij de in de eerste alinea bedoelde gecoördineerde procedure coördineert de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit de verschillende afzonderlijke milieueffectbeoordelingen van een bepaald project die krachtens de desbetreffende Uniewetgeving zijn vereist.

Bij de in de eerste alinea bedoelde gezamenlijke procedure voorziet de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit in één milieueffectbeoordeling van een bepaald project die krachtens de desbetreffende Uniewetgeving is vereist.

3.De in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat de betrokken autoriteiten de in artikel 1, lid 2, punt g), iv), van Richtlijn 2011/92/EU bedoelde gemotiveerde conclusie over de milieueffectbeoordeling van een strategisch project verstrekken binnen drie maanden na ontvangst van alle overeenkomstig de artikelen 5, 6 en 7 van die richtlijn verzamelde informatie en afronding van de in de artikelen 6 en 7 van die richtlijn bedoelde raadplegingen.

4.De duur van de raadpleging van het betrokken publiek over het in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2011/92/EU bedoelde milieueffectbeoordelingsrapport bedraagt voor strategische projecten maximaal negentig dagen.

5.Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op vergunningsprocedures voor strategische projecten waarvoor de vergunningsprocedure is begonnen voordat het project als strategisch project is erkend.

De leden 2 tot en met 4 van dit artikel zijn alleen van toepassing op vergunningsprocedures voor strategische projecten waarvoor de vergunningsprocedure is begonnen voordat het project als strategisch project is erkend voor zover de in die leden beschreven stappen nog niet zijn voltooid.

Artikel 12

Planning

1.De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale, regionale en lokale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van plannen, waaronder bestemmingsplannen en plannen voor ruimtelijke ordening en landgebruik, daar in voorkomend geval bepalingen voor de ontwikkeling van projecten inzake kritieke grondstoffen in opnemen. Er wordt voorrang gegeven aan kunstmatige en bebouwde oppervlakken, industriële locaties, brownfields en, indien passend, greenfields die niet bruikbaar zijn voor landbouw of bosbouw. 

2.Indien plannen met bepalingen voor de ontwikkeling van projecten inzake kritieke grondstoffen zowel overeenkomstig Richtlijn 2001/42/EG als overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG moeten worden beoordeeld, worden die beoordelingen gecombineerd. In deze gecombineerde beoordeling wordt in voorkomend geval ook ingegaan op de effecten op mogelijk getroffen waterlichamen, en wordt beoordeeld of het plan zou leiden tot achteruitgang van de toestand of het potentieel van een waterlichaam, als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG, of zou kunnen beletten dat een waterlichaam een goede status of een goed potentieel bereikt. Indien bepaalde lidstaten de effecten van huidige en toekomstige activiteiten op het mariene milieu, met inbegrip van de wisselwerking tussen land en zee als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2014/89/EU, moeten beoordelen, heeft de gecombineerde beoordeling ook betrekking op die effecten.   

Artikel 13

Toepasbaarheid van VN/ECE-verdragen

1.De bepalingen van deze verordening laten de verplichtingen uit hoofde van de artikelen 6 en 7 van het Verdrag van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, dat op 25 juni 1998 in Aarhus is ondertekend, en uit hoofde van het VN/ECE-Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, dat op 25 februari 1991 in Espoo is ondertekend, onverlet.

2.Alle besluiten die uit hoofde van deze afdeling worden vastgesteld, worden openbaar gemaakt.

Afdeling 3 
Randvoorwaarden

Artikel 14

Versnelling van de uitvoering

1.De Commissie en de lidstaten ontplooien activiteiten om particuliere investeringen in strategische projecten te versnellen en aan te trekken. Onverminderd de artikelen 107 en 108 van het VWEU, kunnen deze activiteiten onder meer bestaan uit het verlenen en coördineren van steun aan strategische projecten die moeite hebben met de toegang tot financiering.

2.De lidstaten kunnen administratieve ondersteuning bieden aan strategische projecten om de snelle en doeltreffende uitvoering ervan te vergemakkelijken, onder meer door:

a)bijstand te bieden om de toepasselijke administratieve en verslagleggingsverplichtingen na te leven;

b)projectontwikkelaars te helpen meer draagvlak voor het project te creëren.

Artikel 15

Coördinatie van de financiering

1.Op verzoek van de ontwikkelaar van een strategisch project bespreekt de in artikel 35, lid 6, punt a), bedoelde permanente subgroep hoe de financiering van het project kan worden voltooid en brengt zij daar verslag over uit, en houdt zij daarbij rekening met de reeds verworven financiering en met ten minste de volgende elementen:

a)aanvullende financiering van particuliere partijen;

b)steun met middelen van de Europese Investeringsbank Groep of andere internationale financiële instellingen, waaronder de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling;

c)bestaande instrumenten en programma’s van de lidstaten, waaronder die van nationale stimuleringsbanken en -instellingen;

d)relevante financieringsprogramma’s van de Unie.

Artikel 16

Facilitering van afnameovereenkomsten

1.De Commissie zet een systeem op om de sluiting van afnameovereenkomsten in verband met strategische projecten te faciliteren, in overeenstemming met de mededingingsregels.

2.Met het in lid 1 bedoelde systeem moeten potentiële afnemers biedingen kunnen doen waarin het volgende wordt aangegeven:

a)het volume en de kwaliteit van de strategische grondstoffen die zij willen kopen;

b)de beoogde prijs of het beoogde prijsbereik;

c)de beoogde geldigheidsduur van de afnameovereenkomst.

3.Met het in lid 1 bedoelde systeem moeten ontwikkelaars van strategische projecten aanbiedingen kunnen doen waarin het volgende wordt aangegeven:

a)het volume en de kwaliteit van de strategische grondstoffen waarvoor zij afnameovereenkomsten willen sluiten;

b)de beoogde prijs of het beoogde prijsbereik waartegen zij willen verkopen;

c)de beoogde geldigheidsduur van de afnameovereenkomst.

4.Op basis van de overeenkomstig de leden 2 en 3 ontvangen biedingen en aanbiedingen brengt de Commissie ontwikkelaars van strategische projecten in contact met mogelijke afnemers die relevant zijn voor hun project. 

Artikel 17

Online toegankelijkheid van administratieve informatie

De lidstaten verstrekken online en op gecentraliseerde en gemakkelijk toegankelijke wijze informatie over de volgende administratieve procedures die relevant zijn voor projecten inzake kritieke grondstoffen: 

a)de vergunningsprocedure;

b)financierings- en investeringsdiensten; 

c)financieringsmogelijkheden op het niveau van de Unie of de lidstaten;

d)diensten voor bedrijfsondersteuning, onder meer wat betreft aangifte van vennootschapsbelasting, plaatselijke belastingwetgeving en arbeidsrecht. 

Afdeling 4 
Exploratie

Artikel 18

Nationale exploratieprogramma’s

1.Elke lidstaat stelt een nationaal programma voor op kritieke grondstoffen gerichte algemene exploratie op. Elke lidstaat stelt het eerste programma tegen [PB: gelieve datum in te voegen: een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] op. De nationale programma’s worden om de vijf jaar herzien en indien nodig bijgewerkt.

2.De in lid 1 bedoelde nationale exploratieprogramma’s omvatten maatregelen om de beschikbaarheid van informatie over de afzettingen van kritieke grondstoffen in de Unie, met inbegrip van diepe ertsafzettingen, te verbeteren. Die programma’s omvatten, naargelang het geval, de volgende maatregelen:

a)de inkaartbrenging van mineralen op een passende schaal;

b)geochemische campagnes, onder meer om de chemische samenstelling van bodems, sedimenten en gesteenten vast te stellen;

c)aardwetenschappelijke onderzoeken, waaronder geofysische onderzoeken;

d)de verwerking van gegevens die door middel van algemene exploratie zijn verzameld, onder meer door voorspellingskaarten te ontwikkelen;

e)de herverwerking van bestaande aardwetenschappelijke gegevens om deze te controleren op onontdekte minerale afzettingen die kritieke grondstoffen bevatten.

3.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun in lid 1 bedoelde nationale programma’s.

4.De lidstaten verstrekken in het in artikel 43 bedoelde verslag informatie over vooruitgang van de uitvoering van de in hun nationale programma’s vervatte maatregelen.

5.De lidstaten makende informatie over hun minerale afzettingen die kritieke grondstoffen bevatten, die is verkregen door middel van de maatregelen die zijn vervat in de lid 1 bedoelde nationale programma’s, openbaar op een vrij toegankelijke website. Die informatie bevat in voorkomend geval de classificatie van de geïdentificeerde afzettingen overeenkomstig de kaderclassificatie voor hulpbronnen van de Verenigde Naties.

De Commissie is bevoegde uitvoeringshandelingen vast te stellen met een model voor de openbaarmaking van de in de eerste alinea bedoelde informatie. In dat model kan worden aangegeven hoe de in de eerste alinea bedoelde informatie moet worden uitgedrukt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

6.Rekening houdend met de bestaande samenwerking met betrekking tot algemene exploratie, bespreekt de in artikel 35, lid 6, punt b), bedoelde permanente subgroep de in lid 1 bedoelde nationale programma’s en de uitvoering daarvan, ten minste wat betreft:

a)de mogelijkheid voor samenwerking, onder meer op het gebied van exploratie van minerale afzettingen over grenzen heen en gezamenlijke geologische formaties;

b)beste praktijken met betrekking tot de in lid 2 genoemde maatregelen;

c)de mogelijkheid om een geïntegreerde databank op te zetten om de resultaten van de in lid 1 bedoelde nationale programma’s op te slaan.

Hoofdstuk 4 
Monitoring en beheersing van risico’s

Artikel 19

Monitoring en stresstests

1.De Commissie monitort het voorzieningsrisico met betrekking tot kritieke grondstoffen. Die monitoring heeft ten minste betrekking op de ontwikkeling van de volgende parameters:

a)handelsstromen;

b)vraag en aanbod;

c)concentratie van het aanbod;

d)de productie en productiecapaciteiten in de Unie en de wereld in verschillende stadia van de waardeketen.

2.De nationale autoriteiten die deelnemen aan de in artikel 35, lid 6, punt c), bedoelde permanente subgroep ondersteunen de Commissie bij de in lid 1 bedoelde monitoring door:

a)alle informatie over de ontwikkeling van de in lid 1 genoemde parameters waarover zij beschikken, met inbegrip van de in artikel 20 bedoelde informatie, te delen; 

b)samen met de Commissie en andere deelnemende autoriteiten informatie over de ontwikkeling van de in lid 1 genoemde parameters, met inbegrip van de in artikel 20 bedoelde informatie, te verzamelen; 

c)een analyse van de risico’s voor de voorziening van kritieke grondstoffen met het oog op de ontwikkeling van de in lid 1 genoemde parameters te verstrekken.

3.De Commissie zorgt er samen met de nationale autoriteiten die deelnemen aan de in artikel 35, lid 6, punt c), bedoelde permanente subgroep voor dat ten minste om de drie jaar een stresstest van de toeleveringsketen van elke strategische grondstof wordt uitgevoerd. Daartoe coördineert en verdeelt de in artikel 35, lid 6, punt c), bedoelde permanente subgroep de uitvoering van stresstests voor de verschillende strategische grondstoffen door de deelnemende autoriteiten.

De in de eerste alinea bedoelde stresstests bestaan uit een beoordeling van de kwetsbaarheid van de toeleveringsketen van de Unie voor verstoringen van de voorziening van de desbetreffende strategische grondstof, door de gevolgen te ramen van verschillende scenario’s die dergelijke verstoringen kunnen veroorzaken en de mogelijke effecten daarvan, waarbij ten minste rekening moet worden gehouden met de volgende elementen:

a)waar de grondstof wordt gewonnen, verwerkt of gerecycled;

b)de capaciteiten van de marktdeelnemers in de waardeketen, en de structuur van de markt;

c)factoren die van invloed kunnen zijn op het aanbod, met inbegrip van maar niet beperkt tot de geopolitieke situatie, logistiek, energievoorziening, arbeidskrachten of natuurrampen;

d)de beschikbaarheid van alternatieve bevoorradingsbronnen en vervangende materialen;

e)de gebruikers van de desbetreffende grondstof in de hele waardeketen en hun aandeel in de vraag, met bijzondere aandacht voor de vervaardiging van technologieën die relevant zijn voor de groene en de digitale transitie, en voor defensie- en ruimtevaarttoepassingen.

4.De Commissie maakt op een vrij toegankelijke website een monitoringdashboard openbaar en werkt dit regelmatig bij; dit dashboard omvat:

a)de beschikbare informatie over de ontwikkeling van de in lid 1 bedoelde parameters;

b)een berekening van het voorzieningsrisico van kritieke grondstoffen met het oog op de in punt a) bedoelde informatie;

c)de resultaten van de in lid 3 bedoelde stresstest;

d)in voorkomend geval aanbevelingen voor passende mitigatiestrategieën om het voorzieningsrisico te verkleinen.

5.Indien de Commissie op basis van de overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 verzamelde informatie van oordeel is dat er duidelijke aanwijzingen zijn voor een risico van verstoring van de voorziening, waarschuwt zij de lidstaten, de raad kritieke grondstoffen en de bestuursorganen van de crisisbewakings- of crisisbeheersingsmechanismen van de Unie die betrekking hebben op de desbetreffende kritieke of strategische grondstoffen. 

Artikel 20

Informatieverplichtingen voor monitoring

1.De lidstaten verstrekken de Commissie in het in artikel 43 bedoelde verslag informatie over nieuwe of bestaande projecten inzake grondstoffen op hun grondgebied die relevant zijn voor artikel 19, lid 1, punt d), met inbegrip van een classificatie van nieuwe projecten overeenkomstig de kaderclassificatie voor hulpbronnen van de Verenigde Naties.

2.De lidstaten wijzen in de gehele waardeketen van kritieke grondstoffen belangrijke marktdeelnemers aan die op hun grondgebied zijn gevestigd, en:

a)monitoren hun activiteiten door middel van regelmatige en evenredige onderzoeken om de informatie te verzamelen die nodig is voor de in artikel 19 bedoelde monitoringtaken;

b)verstrekken in het in artikel 43 bedoelde verslag informatie over de resultaten van die onderzoeken;

c)stellen de Commissie onverwijld in kennis van belangrijke voorvallen die de normale uitvoering van de activiteiten van belangrijke marktdeelnemers kunnen belemmeren.

3.De lidstaten verzenden de overeenkomstig lid 2, punten a) en b), van dit artikel verzamelde gegevens aan de nationale bureaus voor de statistiek en aan Eurostat met het oog op de samenstelling van statistieken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad. De lidstaten wijzen de nationale autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het verzenden van de gegevens aan de nationale bureaus voor de statistiek en aan Eurostat.


Artikel 21

Verslaglegging van strategische voorraden

1.De lidstaten verstrekken de Commissie in het in artikel 43 bedoelde verslag informatie over de status van hun strategische voorraden van strategische grondstoffen. 

2.De in lid 1 bedoelde informatie omvat voorraden van alle overheidsinstanties, overheidsbedrijven of marktdeelnemers die van een lidstaat de opdracht hebben gekregen namens die lidstaat strategische voorraden op te bouwen, en bevat ten minste een beschrijving van:

a)de omvang van de beschikbare voorraad van elke strategische grondstof, zowel uitgedrukt in tonnen als in percentages van het jaarlijks nationale verbruik van de desbetreffende materialen, en de chemische vorm en zuiverheid van de opgeslagen materialen;

b)de ontwikkeling van de omvang van de voorraad van elke strategische grondstof gedurende de voorgaande vijf jaar;

c)eventuele regels of procedures die gelden voor vrijgave, toewijzing of distributie van strategische voorraden.

3.Ook kan informatie over strategische voorraden van kritieke grondstoffen of andere grondstoffen in het verslag worden opgenomen.

Artikel 22

Coördinatie van strategische voorraden

1.Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en vervolgens om de twee jaar deelt de Commissie, op basis van de overeenkomstig artikel 21, lid 1, ontvangen informatie, het volgende met de raad kritieke grondstoffen:

a)een voorlopige benchmark voor een veilige omvang van de voorraden van de Unie van elke strategische grondstof, omschreven overeenkomstig lid 2;

b)een vergelijking tussen de volledige omvang van de voorraden van de Unie van elke strategische grondstof en de in punt a) bedoelde voorlopige benchmark;

c)informatie over de mogelijke beschikbaarheid van strategische voorraden van strategische grondstoffen over landsgrenzen heen, gezien de regels of procedures voor de vrijgave, toewijzing en distributie daarvan.

2.De Commissie stelt, rekening houdend met de standpunten van de raad kritieke grondstoffen, een benchmark vast voor een veilige omvang van de voorraden strategische grondstoffen van de Unie, die:

a)wordt uitgedrukt als de benodigde voorraad om, in geval van verstoring van de voorziening, een bepaald aantal dagen aan netto-invoer te dekken, berekend op basis van de invoer in het voorgaande kalenderjaar;

b)voorraden van particuliere marktdeelnemers in aanmerking neemt voor zover informatie over dergelijke voorraden beschikbaar is;

c)evenredig is aan het voorzieningsrisico voor en het economisch belang van de desbetreffende strategische grondstof.

3.De Commissie kan, rekening houdend met de standpunten van de raad kritieke grondstoffen, de lidstaten adviseren: 

a)de strategische voorraden aan te vullen, waarbij rekening wordt gehouden met de in lid 1, punt b), bedoelde vergelijking, de relatieve verdeling van bestaande voorraden tussen de lidstaten en het verbruik van strategische grondstoffen door marktdeelnemers op het grondgebied van de respectieve lidstaten;

b)de regels of procedures voor vrijgave, toewijzing en distributie van strategische voorraden te wijzigen of te coördineren, teneinde de mogelijke beschikbaarheid ervan over landsgrenzen heen te verbeteren, met name indien dat nodig is voor de productie van strategische technologieën.

4.Bij het opstellen van de in lid 3 bedoelde adviezen kent de raad kritieke grondstoffen bijzonder belang toe aan de noodzaak van het behoud van stimulansen voor particuliere marktdeelnemers die afhankelijk zijn van strategische grondstoffen als input om hun eigen voorraden aan te leggen of om andere maatregelen te treffen om hun blootstelling aan voorzieningsrisico’s te beheersen.

5.De lidstaten verstrekken in het in artikel 43 bedoelde verslag informatie over de vraag of en hoe zij gevolg geven of voornemens zijn te geven aan de in lid 3 bedoelde adviezen.

6.Voorafgaand aan de deelname van ten minste twee lidstaten aan internationale of multilaterale fora over strategische voorraden van strategische grondstoffen zorgt de Commissie voor voorafgaande coördinatie, ofwel tussen de desbetreffende lidstaten en de Commissie, ofwel door middel van een vergadering van de raad kritieke grondstoffen daarover.

7.De Commissie verstrekt de verzamelde gegevens over de beschikbare voorraden van de Unie aan de bestuursorganen van de Unie die verantwoordelijk zijn voor crisisbewaking of de crisisbeheersingsmechanismen van de Unie die betrekking hebben op de desbetreffende strategische grondstoffen. 

Artikel 23

Risicoparaatheid van ondernemingen 

1.De lidstaten wijzen de grote ondernemingen aan die op hun grondgebied strategische technologieën vervaardigen met gebruik van strategische grondstoffen. 

De in de eerste alinea bedoelde strategische technologieën omvatten onder meer batterijen voor energieopslag en e-mobiliteit, uitrusting met betrekking tot de productie en het gebruik van waterstof, uitrusting met betrekking tot de opwekking van hernieuwbare energie, tractiemotoren, warmtepompen, de overdracht en opslag van gegevens, mobiele elektronische apparaten, uitrusting met betrekking tot additieve productie, robotica, drones, raketwerpers, satellieten en geavanceerde chips.

2.De overeenkomstig lid 1 door de lidstaten aangewezen grote ondernemingen voeren om de twee jaar een audit uit van hun toeleveringsketen, waarbij onder meer:

a)in kaart wordt gebracht waar de strategische grondstoffen die zij gebruiken worden gewonnen, verwerkt of gerecycled;

b)een stresstest van hun toeleveringsketen van strategische grondstoffen wordt uitgevoerd, die bestaat uit een beoordeling van de kwetsbaarheid ervan voor verstoringen van de voorziening, door de gevolgen te ramen van verschillende scenario’s die dergelijke verstoringen kunnen veroorzaken en de mogelijke effecten daarvan, waarbij ten minste rekening moet worden gehouden met de in artikel 19, lid 3, vermelde elementen.

3.De in lid 1 bedoelde ondernemingen leggen een verslag met de resultaten van de in lid 2 bedoelde audit voor aan hun directie.

Artikel 24

Gezamenlijke aankoop

1.De Commissie zet een systeem op om de vraag van geïnteresseerde, in de Unie gevestigde ondernemingen die strategische grondstoffen verbruiken en van de autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor strategische voorraden, te bundelen en te zoeken naar aanbiedingen van leveranciers om aan die gebundelde vraag te voldoen, en zij beheert dit systeem. Dit systeem heeft betrekking op zowel verwerkte als onverwerkte strategische grondstoffen.

2.Bij het opzetten en beheren van het in lid 1 bedoelde systeem:

a)wijst de Commissie de strategische grondstoffen aan waarvoor het systeem in het verwerkingsstadium kan worden gebruikt, rekening houdend met het relatieve voorzieningsrisico van verschillende strategische grondstoffen en de noodzaak strategische voorraden van die grondstoffen aan te leggen, op basis van de overeenkomstig de artikelen 21 en 22 verzamelde informatie;

b)stelt de Commissie de minimale hoeveelheid gevraagd materiaal vast om aan het systeem deel te nemen, rekening houdend met het verwachte aantal geïnteresseerde deelnemers en de noodzaak om het aantal deelnemers beheersbaar te houden.

3.Deelname aan het in lid 1 bedoelde systeem staat open en is transparant voor alle geïnteresseerde, in de Unie gevestigde ondernemingen en voor autoriteiten van de lidstaten. Deelname van lidstaten of nationale entiteiten waarop de aanbestedingsrichtlijnen (Richtlijnen 2014/24/EU en 2014/25/EU) van toepassing zijn, is alleen mogelijk in gevallen waarin die deelname in overeenstemming is met die richtlijnen.

4.In de Unie gevestigde ondernemingen en autoriteiten van de lidstaten die aan het in lid 1 bedoelde systeem deelnemen, kunnen op transparante wijze samen onderhandelen over aankoop, onder meer over de prijzen of de voorwaarden van de aankoopovereenkomst, of gebruikmaken van gezamenlijke aankoop om betere voorwaarden met hun leveranciers overeen te komen of tekorten te voorkomen. Deelnemende in de Unie gevestigde ondernemingen en autoriteiten van de lidstaten houden zich aan het Unierecht, waaronder het mededingingsrecht van de Unie.

5.Entiteiten worden uitgesloten van deelname als leverancier, in de bundeling van de vraag en gezamenlijke aankoop, of als dienstverlener, indien zij:

a)onderworpen zijn aan uit hoofde van artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen van de Unie;

b)direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen waarop beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn.

6.In afwijking van artikel 176 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan de Commissie via een aanbestedingsprocedure op grond van die verordening een overeenkomst sluiten met een in de Unie gevestigde entiteit die als dienstverlener optreedt om het in lid 1 bedoelde systeem op te zetten en te beheren. De geselecteerde dienstverlener mag geen belangenconflict hebben.

7.De Commissie legt in de dienstenovereenkomst vast welke taken de dienstverlener moet vervullen, waaronder de toewijzing van de vraag, de toewijzing van de toegangsrechten voor het aanbod, de registratie en de verificatie van alle deelnemers, publicatie en verslaglegging over de activiteiten en andere taken die nodig zijn om het systeem op te zetten en te beheren. De dienstenovereenkomst heeft ook betrekking op de praktische aspecten van de activiteiten van de dienstverlener, waaronder het gebruik van het IT-instrument, de beveiligingsmaatregelen, de valuta of valuta’s, de betalingsregeling en de aansprakelijkheid.

8.De overeenkomst met de dienstverlener doet geen afbreuk aan het recht van de Commissie om controles en audits van die dienstverlener te verrichten. Daartoe krijgt de Commissie volledige toegang tot de informatie waarover de dienstverlener met betrekking tot de overeenkomst beschikt. Alle servers en gegevens bevinden zich fysiek en worden opgeslagen op het grondgebied van de Unie.

9.In de overeenkomst met de geselecteerde dienstverlener is de eigendom van de door de dienstverlener verkregen informatie bepaald en is voorzien in de eventuele overdracht van die informatie aan de Commissie bij de beëindiging of afloop van de dienstenovereenkomst.

Hoofdstuk 5 
Duurzaamheid

Afdeling 1 
Circulariteit

Artikel 25

Nationale maatregelen inzake circulariteit

1.Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] zorgt elke lidstaat voor de vaststelling en uitvoering van nationale programma’s met maatregelen om:

a)de inzameling van afval met een groot potentieel voor nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit te breiden en ervoor te zorgen dat deze in het juiste recyclingsysteem terechtkomen, teneinde de beschikbaarheid en kwaliteit van recyclebaar materiaal als input voor recyclinginstallaties voor kritieke grondstoffen te maximaliseren;

b)het hergebruik van producten en onderdelen met een groot potentieel voor de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen te vergroten;

c)het gebruik van secundaire grondstoffen in de productiesector te vergroten, in voorkomend geval ook door in gunningscriteria voor aanbestedingen rekening te houden met het gehalte aan gerecycled materiaal;

d)de technologische rijpheid van recyclingtechnologieën voor kritieke grondstoffen, de materiaalefficiëntie en de vervanging van kritieke grondstoffen in toepassingen te bevorderen, ten minste door acties daartoe in het kader van nationale programma’s voor onderzoek en innovatie te ondersteunen;

e)ervoor te zorgen dat zijn beroepsbevolking over de vaardigheden beschikt die nodig zijn om de circulariteit van de waardeketen van kritieke grondstoffen te bevorderen.

2.De in lid 1 bedoelde programma’s hebben met name betrekking op producten en afval waarvoor krachtens het Unierecht geen specifieke verplichting voor inzameling, behandeling, recycling of hergebruik geldt. Voor andere producten en ander afval worden de maatregelen uitgevoerd in overeenstemming met het geldende Unierecht.

Onverminderd de artikelen 107 en 108 van het VWEU kunnen de in lid 1 bedoelde programma’s wat betreft de punten a) en b) van dat lid betrekking hebben op de invoering van financiële stimulansen, zoals kortingen, geldelijke beloningen of statiegeldregelingen, om het hergebruik van producten met een groot potentieel voor de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen en de inzameling van afval van die producten aan te moedigen.

3.Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] zorgt elke lidstaat voor de vaststelling en uitvoering van maatregelen om de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafval te bevorderen, met name uit gesloten afvalinstallaties waarvan in de overeenkomstig artikel 26 opgezette databank is aangeduid dat die mogelijk kritieke grondstoffen bevatten die economisch nuttig kunnen worden toegepast. 

4.De in de leden 1 en 2 bedoelde nationale maatregelen moeten zo zijn opgesteld dat, in overeenstemming met het VWEU, belemmeringen van de handel en verstoringen van de mededinging worden voorkomen.

5.Wanneer de lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur de gegevens betreffende de hoeveelheden gerecyclede afgedankte elektrische en elektronische apparatuur aan de Commissie rapporteren, identificeren en rapporteren zij afzonderlijk het aantal relevante hoeveelheden kritieke grondstoffen bevattende onderdelen die van dergelijke afgedankte apparatuur zijn verwijderd en de hoeveelheden kritieke grondstoffen uit de afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die nuttig zijn toegepast. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin wordt vastgesteld in welke vorm en in welk detail die rapportage moet plaatsvinden. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van die uitvoeringshandelingen vormt de eerste verslagleggingsperiode.

6.De lidstaten verstrekken in het in artikel 43 bedoelde verslag informatie over de vaststelling van de in lid 1 bedoelde nationale programma’s en over de vooruitgang van de uitvoering van de overeenkomstig de leden 1 en 2 getroffen maatregelen.

7.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met een lijst van producten, onderdelen en afvalstromen die in ieder geval worden geacht een groot potentieel voor de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen in de zin van lid 1, punten a) en b), te hebben.

Bij het opstellen van die lijst houdt de Commissie rekening met:

a)de totale hoeveelheid kritieke grondstoffen uit die producten, onderdelen en afvalstromen die nuttig kan worden toegepast;

b)de mate waarin die producten, onderdelen en afvalstromen onder Uniewetgeving vallen;

c)lacunes in de regelgeving;

d)specifieke uitdagingen voor de inzameling en afvalbehandeling van die producten, onderdelen en afvalstromen;

e)bestaande systemen voor inzameling en afvalbehandeling die op die producten, onderdelen en afvalstromen van toepassing zijn.

De in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 26

Nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafval

1.Exploitanten die krachtens artikel 5 van Richtlijn 2006/21/EG afvalbeheerplannen moeten indienen, voorzien de bevoegde autoriteit zoals bedoeld in artikel 3 van die richtlijn van een voorlopige economische evaluatiestudie met betrekking tot de mogelijke nuttige toepassing van kritieke grondstoffen:

a)uit het in de inrichting opgeslagen winningsafval, en

b)uit het geproduceerde winningsafval of, indien dat doeltreffender wordt geacht, uit het gewonnen volume voordat het afval werd.

2.De in lid 1 bedoelde studie bevat ten minste een raming van de hoeveelheden en concentraties kritieke grondstoffen in het winningsafval en het gewonnen volume, en een beoordeling van het potentieel voor technisch en economisch nuttige toepassing ervan. 

3.Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] dienen exploitanten van bestaande afvalinstallaties de in lid 1 bedoelde studie in bij een bevoegde autoriteit als gedefinieerd in artikel 3 van Richtlijn 2006/21/EG. Exploitanten van nieuwe afvalinstallaties dienen die studie bij de bevoegde autoriteit in wanneer zij overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2006/21/EG hun afvalbeheerplannen indienen.

4.De lidstaten zetten een databank op van alle gesloten afvalinstallaties op hun grondgebied, met inbegrip van verlaten afvalinstallaties. Die databank bevat informatie over:

a)de locatie, het oppervlak en het afvalvolume van de afvalinstallatie;

b)de exploitant of voormalige exploitant van de afvalinstallatie, en in voorkomend geval de rechtsopvolger daarvan;

c)de geraamde hoeveelheden en concentraties van alle grondstoffen in het winningsafval en in voorkomend geval in de oorspronkelijke minerale afzetting, overeenkomstig lid 6 van dit artikel;

d)eventuele aanvullende informatie die de lidstaat relevant acht om de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit een afvalinstallatie mogelijk te maken.

5.De in lid 4 bedoelde databank is uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] operationeel, en alle informatie is uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] ingevoerd. De databank wordt op openbaar toegankelijke en digitale wijze beschikbaar gesteld en wordt ten minste om de twee jaar bijgewerkt met aanvullende informatie en recentelijk gesloten of in kaart gebrachte installaties.

6.Om de in lid 4, punt c), bedoelde informatie te verstrekken, voeren de lidstaten ten minste de volgende activiteiten uit:

a)de lidstaten voeren uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] een grondige evaluatie uit van de vergunningsdocumenten voor alle gesloten afvalinstallaties;

b)voor afvalinstallaties waarvan op basis van de beschikbare informatie niet op voorhand kan worden uitgesloten dat er mogelijk economisch nuttig toepasbare hoeveelheden kritieke grondstoffen aanwezig zijn, voeren de lidstaten daarnaast uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] een representatieve geochemische bemonstering uit;

c)voor afvalinstallaties waarvan uit de in de punten a) en b) van dit lid beschreven activiteiten is gebleken dat er mogelijk economisch nuttig toepasbare hoeveelheden kritieke grondstoffen aanwezig zijn, voeren de lidstaten daarnaast, indien dat overeenkomstig de toepasselijke milieuvereisten op het niveau van de Unie en in voorkomend geval overeenkomstig de vereisten van Richtlijn 2006/21/EG ecologisch verantwoord is, uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] een gedetailleerdere analyse uit waarbij de boorkern in kaart wordt gebracht of vergelijkbare technieken worden toegepast.

7.De in lid 6 beschreven activiteiten worden uitgevoerd binnen de grenzen van de nationale rechtstelsels met betrekking tot eigendomsrechten, landeigendom, minerale bronnen en afval, en andere relevante bepalingen. Indien dergelijke factoren de activiteiten belemmeren, vragen de autoriteiten van de lidstaten de exploitant of eigenaar van de afvalinstallatie om medewerking. De resultaten van de in lid 6 beschreven activiteiten worden in de databank beschikbaar gesteld. Indien mogelijk nemen de lidstaten een classificatie van de gesloten winningsafvalinstallaties overeenkomstig de kaderclassificatie voor hulpbronnen van de Verenigde Naties in de databank op.

Artikel 27

Recyclebaarheid van permanente magneten

1.Met ingang van [PB: gelieve datum in te voegen: drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] waarborgt elke natuurlijke of rechtspersoon die MRI-apparaten, windenergiegeneratoren, industriële robots, motorvoertuigen, lichte vervoermiddelen, koelgeneratoren, warmtepompen, elektrische motoren (ook als die in andere producten zijn geïntegreerd), automatische wasmachines, droogtrommels, magnetronovens, stofzuigers of vaatwassers in de handel brengt, dat op die producten een opvallend, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar etiket is aangebracht waarop is aangegeven:

a)of het product een of meerdere permanente magneten bevat;

b)indien het product een of meerdere permanente magneten bevat, of die magneten behoren tot een van de volgende soorten:

i) neodymium-ijzer-boor;

ii) samarium-kobalt;

iii) aluminium-nikkel-kobalt;

iv) ferriet.

2.De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast waarin het formaat van het in lid 1 bedoelde etiket wordt vastgelegd. Die uitvoeringshandeling wordt overeenkomstig de in artikel 37, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.Met ingang van [PB: gelieve datum in te voegen: drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] waarborgt elke natuurlijke of rechtspersoon die in lid 1 bedoelde producten die een of meer permanente magneten bevatten van de in lid 1, punt b), i) tot en met iii), bedoelde soorten in de handel brengt, dat op of in het product een gegevensdrager aanwezig is.

4.De in lid 3 bedoelde gegevensdrager wordt gekoppeld aan een unieke productidentificatiecode die toegang biedt tot:

a)de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk en het postadres van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon, en in voorkomend geval de elektronische wijze waarop daarmee contact kan worden opgenomen;

b)informatie over het gewicht, de locatie en de chemische samenstelling van alle afzonderlijke permanente magneten in het product, en over de aanwezigheid van en de soort deklagen, kleefmiddelen en eventuele additieven die voor de magneten zijn gebruikt;

c)informatie waarmee toegang kan worden verkregen tot alle permanente magneten in het product en waarmee deze kunnen worden verwijderd, waaronder in ieder geval de volgorde van alle verwijderingsstappen en de benodigde gereedschappen of technologieën voor de toegang tot en de verwijdering van de permanente magneet, onverminderd artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2012/19/EU.

5.Voor producten waarvan de permanente magneten alleen in een of meer elektrische motoren in het product zijn ingebouwd, kan de in lid 4, punt b), bedoelde informatie worden vervangen door informatie over de locatie van de elektrische motoren, en kan de in lid 4, punt c), bedoelde informatie worden vervangen door informatie over de toegang tot en de verwijdering van de elektrische motor, in ieder geval met inbegrip van de volgorde van alle verwijderingsstappen en de benodigde gereedschappen of technologieën voor de toegang tot en verwijdering van de elektrische motoren.

6.Voor in lid 3 bedoelde producten waarvoor krachtens andere Uniewetgeving een productpaspoort in de zin van Verordening XX/XXXX [verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten] is vereist, wordt de in lid 4 bedoelde informatie in dat productpaspoort opgenomen.

7.De in lid 3 bedoelde informatie moet volledig, actueel en nauwkeurig zijn en ten minste beschikbaar blijven voor een periode van de normale levensduur van het product plus tien jaar, ook in geval van insolventie, liquidatie of stopzetting van de activiteiten van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon in de Unie.

In de in lid 4 bedoelde informatie wordt verwezen naar het productmodel of, indien die informatie tussen exemplaren van hetzelfde model verschilt, naar een bepaalde partij of een bepaald exemplaar. De in lid 4 bedoelde informatie is toegankelijk voor recyclers, markttoezichtautoriteiten en douaneautoriteiten.

8.Artikel 9, lid 1, punten c) en d), artikel 10 en artikel 13 van Verordening (EU) .../... [PB: gelieve verwijzing naar de verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] en de bijbehorende definities in artikel 2 van die verordening zijn van toepassing.

Voordat een in lid 3 bedoeld product in de handel wordt gebracht, zorgen natuurlijke of rechtspersonen ervoor dat de in lid 4 bedoelde unieke productidentificatiecode naar het in [artikel 12, lid 1,] van Verordening (EU) .../... [verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten] bedoelde register wordt geüpload.

Voor de toepassing van de eerste en tweede alinea gelden de verwijzingen naar “de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling” in artikel 10, punt b), van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar de verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen], naar “uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen” in artikel 10, punt f), van die verordening en naar “een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling” in artikel 13, lid 2, van die verordening gelezen als verwijzingen naar deze verordening.

9.Indien in uit hoofde van artikel 4 van Verordening XX/XXXX [PB: gelieve verwijzing naar de verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] vastgestelde gedelegeerde handelingen of in andere harmonisatiewetgeving van de Unie voor een van de in lid 1 vermelde producten informatievereisten met betrekking tot de recycling van permanente magneten worden vastgesteld, zijn die vereisten van toepassing in plaats van de bepalingen van dit artikel.

10.Producten die voornamelijk zijn ontworpen voor defensie- of ruimtevaarttoepassingen zijn van de vereisten van dit artikel vrijgesteld.

11.De bepalingen van dit artikel zijn met ingang van [PB: gelieve datum in te voegen: vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] van toepassing op MRI-apparaten, motorvoertuigen, en lichte vervoermiddelen van categorie L waarvoor typegoedkeuring is verleend.

12.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage VI vast te stellen om een lijst met codes van de gecombineerde nomenclatuur 49 en productomschrijvingen van de in lid 1 bedoelde producten te verstrekken of bij te werken, teneinde de werkzaamheden van douaneautoriteiten met betrekking tot die producten en de vereisten van dit artikel en artikel 28 te vergemakkelijken.

Artikel 28

Gerecyclede inhoud van permanente magneten

1.Met ingang van [PB: gelieve datum in te voegen: drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] of, indien dat later is, twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handeling, maakt een natuurlijke of rechtspersoon die in artikel 27, lid 1, bedoelde producten met een of meerdere permanente magneten als bedoeld in artikel 27, lid 1, punt b), i) tot en met iii), in de handel brengt waarvan het totale gewicht van al die permanente magneten meer dan 0,2 kg bedraagt, het aandeel neodymium, dysprosium, praseodymium, terbium, boor, samarium, nikkel en kobalt dat uit afval na consumptie wordt teruggewonnen in de in het product ingebouwde permanente magneten, openbaar.

2.De Commissie stelt uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] overeenkomstig artikel 36 een gedelegeerde handeling vast tot aanvulling van deze verordening met regels voor de berekening en verificatie van het aandeel neodymium, dysprosium, praseodymium, terbium, boor, samarium, nikkel en kobalt dat uit productieafval of afval na consumptie wordt teruggewonnen in de permanente magneten die in in lid 1 bedoelde producten zijn ingebouwd.

In de regels voor berekening en verificatie wordt aangegeven welke van de in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG beschreven modules, indien nodig aangepast aan de desbetreffende producten, de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure is. Bij het aanwijzen van de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure houdt de Commissie rekening met:

a)de vraag of de betrokken module geschikt is voor het soort product en in verhouding staat tot het nagestreefde algemene belang;

b)de beschikbaarheid van bevoegde en onafhankelijke derden die mogelijke taken van conformiteitsbeoordeling door derden kunnen uitvoeren;

c)indien betrokkenheid van een derde partij vereist is, de noodzaak van een keuzemogelijkheid voor de fabrikant tussen modules voor kwaliteitsborging en productcertificatie, zoals beschreven in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG.

3.Na 31 december 2030 kan de Commissie gedelegeerde handelingen tot aanvulling van deze verordening vaststellen waarin de minimale aandelen van uit afval na consumptie teruggewonnen neodymium, dysprosium, praseodymium, terbium, boor, samarium, nikkel en kobalt worden vastgesteld die de in in lid 1 bedoelde producten ingebouwde permanente magneten moeten bevatten.

In de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen wordt voorzien in overgangsperioden die zijn afgestemd op de moeite die het kost om de onder de maatregel vallende producten zodanig aan te passen dat zij conform zijn.

Het in de eerste alinea bedoelde minimale aandeel wordt gebaseerd op een voorafgaande effectbeoordeling, waarin rekening wordt gehouden met:

a)de bestaande en voorspelde beschikbaarheid van uit afval na consumptie teruggewonnen neodymium, dysprosium, praseodymium, terbium, boor, samarium, nikkel en kobalt

b)de overeenkomstig lid 1 verzamelde informatie en de relatieve verdeling van het aandeel gerecycled materiaal in permanente magneten die in in de handel gebrachte in lid 1 bedoelde producten zijn ingebouwd;

c)de technische en wetenschappelijke vooruitgang, met inbegrip van aanzienlijke veranderingen in technologieën voor permanente magneten die van invloed zijn op het soort materiaal dat wordt teruggewonnen;

d)de daadwerkelijke en potentiële bijdrage van een minimumaandeel aan de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie;

e)mogelijke effecten op de werking van producten met permanente magneten;

f)de noodzaak om onevenredige negatieve gevolgen voor de betaalbaarheid van permanente magneten en producten met permanente magneten te voorkomen.

4.Indien in uit hoofde van artikel 4 van Verordening XX/XXXX [PB: gelieve verwijzing naar de verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] vastgestelde gedelegeerde handelingen of in andere harmonisatiewetgeving van de Unie voor een van de in lid 1 vermelde producten vereisten met betrekking tot het gehalte aan gerecycled materiaal in permanente magneten worden vastgesteld, zijn die vereisten van toepassing in plaats van de bepalingen van dit artikel.

5.Vanaf de datum waarop de verplichting van lid 1 van toepassing wordt, waarborgen natuurlijke en rechtspersonen die in lid 1 bedoelde producten in de handel brengen wanneer zij die producten voor verkoop, waaronder verkoop op afstand, aanbieden of die producten in het kader van een commerciële activiteit tentoonstellen dat hun klanten, voordat zij gebonden zijn door een koopovereenkomst, toegang hebben tot de in lid 1 bedoelde informatie.

Natuurlijke en rechtspersonen die in lid 1 bedoelde producten in de handel brengen, verstrekken of tonen geen etiketten, markeringen, symbolen of inscripties die klanten waarschijnlijk misleiden of verwarren wat betreft de in lid 1 bedoelde informatie. Producten die voornamelijk zijn ontworpen voor defensie- of ruimtevaarttoepassingen zijn van de vereisten van dit artikel vrijgesteld.

6.De vereisten van de leden 1 en 6 zijn vanaf vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handeling van toepassing op MRI-apparaten, motorvoertuigen, en lichte vervoermiddelen van categorie L waarvoor typegoedkeuring is verleend.

Afdeling 2
Certificering en milieuvoetafdruk

Artikel 29

Erkende regelingen

1.Overheden of organisaties die certificeringsregelingen met betrekking tot de duurzaamheid van kritieke grondstoffen hebben ontwikkeld en daar toezicht op houden (“regelinghouders”), kunnen een aanvraag doen voor erkenning van hun regelingen door de Commissie.

In de eerste alinea bedoelde aanvragen bevatten alle bewijsmateriaal dat relevant is om aan de criteria van bijlage IV te voldoen. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke informatie die aanvragen ten minste moeten bevatten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.Indien de Commissie op basis van het overeenkomstig lid 1 verstrekte bewijsmateriaal bepaalt dat een certificeringsregeling aan de criteria van bijlage IV voldoet, stelt zij een uitvoeringshandeling vast waarbij die regeling wordt erkend. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.De Commissie controleert op gezette tijden of erkende regelingen nog aan de criteria van bijlage IV voldoen.

4.Houders van erkende regelingen stellen de Commissie onverwijld in kennis van wijzigingen of actualiseringen van erkende regelingen. De Commissie beoordeelt of dergelijke wijzigingen of actualiseringen gevolgen hebben voor de basis voor erkenning, en treft passende maatregelen.

5.Indien er bewijs is van herhaalde of significante gevallen waarbij marktdeelnemers die een erkende regeling toepassen niet aan de vereisten van die regeling voldoen, gaat de Commissie in overleg met de houder van de erkende regeling na of deze gevallen wijzen op gebreken in de regeling die afdoen aan de basis voor erkenning, en treft zij passende maatregelen.

6.Indien de Commissie gebreken in een erkende regeling vaststelt die afdoen aan de basis voor erkenning, kan zij de regelinghouder een passende periode de tijd geven om corrigerende maatregelen te treffen.

7.Indien de regelinghouder de nodige corrigerende maatregelen niet treft of weigert te treffen en indien de Commissie heeft vastgesteld dat de in lid 6 bedoelde gebreken ertoe leiden dat de regeling niet langer aan de vereisten van bijlage IV voldoet, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarbij de erkenning van de regeling wordt ingetrokken. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

8.De Commissie zet een register van erkende regelingen op en houdt dit bij. Dat register wordt op een vrij toegankelijke website openbaar gemaakt.

Artikel 30

Milieuvoetafdrukverklaring

1.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen tot aanvulling van deze verordening vast te stellen waarbij, overeenkomstig bijlage V en rekening houdend met wetenschappelijk onderbouwde beoordelingsmethoden en relevante internationale normen, regels voor de berekening en verificatie van de milieuvoetafdruk van verschillende kritieke grondstoffen worden vastgesteld. In de regels voor berekening en verificatie wordt de belangrijkste effectcategorie aangewezen. De milieuvoetafdrukverklaring wordt tot die effectcategorie beperkt. 

2.Indien de Commissie, na de verschillende relevante milieueffectcategorieën in aanmerking te hebben genomen, tot de conclusie komt dat een specifieke kritieke grondstof een significante milieuvoetafdruk heeft en dat de verplichting om de milieuvoetafdruk van die grondstof met betrekking tot de belangrijkste effectcategorie te verklaren daarom nodig en evenredig is om bij te dragen tot de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie door de voorziening van kritieke grondstoffen met een kleinere milieuvoetafdruk te faciliteren, kan zij regels voor berekening en verificatie van die specifieke grondstof vaststellen.

3.Wanneer de Commissie nagaat of de in lid 2 bedoelde verplichting nodig is, houdt zij rekening met:

a)de vraag of en hoe de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie reeds worden verwezenlijkt door middel van andere Uniewetgeving die van toepassing is op de desbetreffende kritieke grondstof;

b)de vraag of er relevante internationale normen en richtsnoeren bestaan en worden toegepast, of met de vooruitzichten op een akkoord op internationaal niveau over dergelijke normen, en met duurzame praktijken op de markt, waaronder erkende vrijwillige regelingen overeenkomstig artikel 29;

c)de doeltreffendheid van strategische partnerschappen, strategische projecten, handelsovereenkomsten en andere internationale instrumenten, alsook van outreachactiviteiten van de Unie, voor de verwezenlijking van de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie.

4.De Commissie voert een voorafgaande effectbeoordeling uit om te beslissen of zij uit hoofde van lid 1 een gedelegeerde handeling vaststelt. Die beoordeling:

a)wordt onder meer gebaseerd op raadpleging van:

i)alle relevante belanghebbenden, zoals de industrie (met inbegrip van de downstreamsector), kmo’s en in voorkomend geval de ambachtssector, sociale partners, handelaren, detailhandelaren, importeurs, milieubeschermingsgroepen en consumentenorganisaties;

ii)derde landen wier handel met de Unie door deze verplichting aanzienlijk kan worden beïnvloed;

iii)de raad kritieke grondstoffen;

b)waarborgt dat een dergelijke maatregel niet wordt opgesteld, vastgesteld of toegepast met als doel of gevolg dat onnodige belemmeringen voor de internationale handel ontstaan en dat die maatregel de handel niet verder beperkt dan nodig is om de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie te verwezenlijken, rekening houdend met het vermogen van leveranciers uit derde landen om een dergelijke verklaring zodanig na te leven dat dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de algehele handelsstromen en de kosten van kritieke grondstoffen;

c)dient om te beoordelen of de maatregel zou bijdragen tot verwezenlijking van de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie zonder onevenredige gevolgen te hebben voor het vermogen van de industrie van de Unie om de desbetreffende kritieke grondstof te betrekken.

5.Natuurlijke of rechtspersonen die kritieke grondstoffen in de handel brengen waarvoor de Commissie overeenkomstig lid 1 regels voor berekening en verificatie heeft vastgesteld, stellen een milieuvoetafdrukverklaring beschikbaar.

De in de eerste alinea vastgestelde vereiste geldt voor elke afzonderlijke soort kritieke grondstof die in de handel wordt gebracht en is niet van toepassing op kritieke grondstoffen die in halffabrikaten of eindproducten zijn verwerkt. 

6.De in lid 5 bedoelde milieuvoetafdrukverklaring bevat de volgende informatie:

a)de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk en het postadres van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon, en in voorkomend geval de elektronische wijze waarop daarmee contact kan worden opgenomen;

b)informatie over de soort kritieke grondstof waarop de verklaring van toepassing is;

c)informatie over het land en de regio waar de kritieke grondstof is gewonnen, verwerkt, geraffineerd en gerecycled, naargelang van het geval;

d)de milieuvoetafdruk van de kritieke grondstof, berekend volgens de overeenkomstig lid 1 toepasselijke regels voor berekening en verificatie;

e)de milieuvoetafdrukprestatieklasse van de kritieke grondstof, bepaald overeenkomstig de toepasselijke gedelegeerde handeling uit hoofde van lid 7

f)een weblink die toegang biedt tot een openbare versie van de studie ter onderbouwing van de resultaten van de milieuvoetafdrukverklaring.

7.De Commissie kan overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen tot aanvulling van deze verordening vaststellen waarin overeenkomstig bijlage V milieuvoetafdrukprestatieklassen worden bepaald voor kritieke grondstoffen waarvoor overeenkomstig lid 1 regels voor berekening en verificatie zijn vastgesteld.

8.De milieuvoetafdrukverklaring wordt op een vrij toegankelijke website openbaar gemaakt.

De Commissie is bevoegd een uitvoeringshandeling vast te stellen waarin het formaat van de in lid 5 bedoelde milieuvoetafdrukverklaring wordt vastgelegd. Die uitvoeringshandeling wordt overeenkomstig de in artikel 37, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

9.Wanneer natuurlijke en rechtspersonen die kritieke grondstoffen in de handel brengen, deze voor verkoop, waaronder verkoop op afstand, aanbieden of in het kader van een commerciële activiteit tentoonstellen, waarborgen zij dat hun klanten, voordat zij gebonden zijn door een koopovereenkomst, toegang hebben tot de milieuvoetafdrukverklaring.

Natuurlijke en rechtspersonen die kritieke grondstoffen in de handel brengen, verstrekken of tonen geen etiketten, markeringen, symbolen of inscripties die klanten waarschijnlijk misleiden of verwarren wat betreft de informatie in de milieuvoetafdrukverklaring. 

Afdeling 3
Vrij verkeer, conformiteit en markttoezicht

Artikel 31

Vrij verkeer

1.De lidstaten verbieden, beperken of verhinderen het op de markt aanbieden of in gebruik nemen van producten met permanente magneten of van kritieke grondstoffen die aan deze verordening voldoen niet vanwege redenen die verband houden met informatie voor de recycling of de gerecyclede inhoud van permanente magneten of met informatie over de milieuvoetafdruk van een kritieke grondstof.

2.De lidstaten verhinderen niet dat op handelsbeurzen of tentoonstellingen, of bij demonstraties of soortgelijke evenementen producten met permanente magneten of kritieke grondstoffen worden getoond die niet aan deze verordening voldoen, op voorwaarde dat duidelijk op een zichtbaar bord is vermeld dat die producten of materialen niet aan deze verordening voldoen en dat zij niet op de markt mogen worden aangeboden totdat zij conform zijn gemaakt.

Artikel 32

Conformiteit en markttoezicht

1.De verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon waarborgt alvorens een onder artikel 27 of artikel 28 vallend product in de handel te brengen dat de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocudure is uitgevoerd en dat de vereiste technische documentatie is opgesteld. Indien door middel van de conformiteitsbeoordelingsprocedure is aangetoond dat een product aan de toepasselijke vereisten voldoet, waarborgen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen dat een EU-conformiteitsverklaring is opgesteld en dat de CE-markering is aangebracht.

2.De conformiteitsbeoordelingsprocedure voor producten die onder de vereisten van artikel 27 vallen, is de procedure van bijlage IV bij Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen], tenzij die producten ook onder de vereisten van artikel 28 vallen; in dat geval is de conformiteitsbeoordelingsprocedure de in de uit hoofde van artikel 28, lid 2, vastgestelde regels voor berekening en verificatie uiteengezette procedure.

3.Hoofdstuk IX en de artikelen 37, 38 en 39 van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] en de overeenkomstige definities in artikel 2 van die verordening zijn van toepassing op de vereisten van de artikelen 27 en 28 van deze verordening met betrekking tot producten die in de Unie in de handel worden gebracht.

4.Met betrekking tot markttoezicht gelden de volgende voorschriften:

a)hoofdstuk XII van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] en de bijbehorende definities in artikel 2 van die verordening zijn van toepassing op de vereisten van artikel 27, artikel 28 of artikel 30 van deze verordening met betrekking tot producten die in de Unie in de handel worden gebracht;

b)behalve met de uit hoofde van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] vastgestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp houden de lidstaten in het kader van het in artikel 59, lid 1, van die verordening bedoelde actieplan rekening met de vereisten van de artikelen 27, 28 en 30 van deze verordening;

c)artikel 60 en artikel 61, lid 1, van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] zijn ook van toepassing op de vereisten van de artikelen 27, 28 en 30 van deze verordening;

d)naast de uit hoofde van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] vastgestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp verstrekt de Commissie in het in artikel 61, leden 2 en 3, van die verordening bedoelde verslag informatie over de vereisten van de artikelen 27, 28 en 30 van deze verordening;

e)bij de uitvoering van artikel 62 van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] houden de in dat artikel bedoelde groep voor administratieve samenwerking (ADCO) en de Commissie ook rekening met de vereisten van de artikelen 27, 28 en 30 van deze verordening.

5.Voor de toepassing van de leden 3 en 4 worden de relevante delen van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] als volgt toegepast:

a)verwijzingen naar “in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vastgelegde vereisten inzake ecologisch ontwerp” in artikel 37, lid 1, “in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vastgelegde vereisten” in artikel 63, lid 1, en “in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling gestelde vereisten” in artikel 63, lid 5, van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] gelden als verwijzingen naar de in de artikelen 27 en 28 van deze verordening vastgestelde vereisten;

b)verwijzingen naar “een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product” in artikel 37, lid 3, en artikel 63, lid 1, van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] gelden als verwijzingen naar onder de vereisten van artikelen 27 en 28 van deze verordening vallende producten of materialen;

c)verwijzingen naar “conformiteitsbeoordelingstaken [...] als bedoeld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen” in artikel 41 en “conformiteitsbeoordelingstaken uit hoofde van de desbetreffende uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen” in artikel 45, lid 10, van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] gelden als verwijzingen naar conformiteitsbeoordelingstaken als bedoeld in de uit hoofde van artikel 28, lid 2, van deze verordening vastgestelde regels voor berekening en verificatie;

d)verwijzingen naar “conformiteitsbeoordelingsprocedures in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen” in artikel 53, lid 1, van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] gelden als verwijzingen naar conformiteitsbeoordelingsprocedures als bedoeld in de uit hoofde van artikel 28, lid 2, van deze verordening vastgestelde regels voor berekening en verificatie.

6.Dit artikel is niet van toepassing op producten waarvoor de typegoedkeuringsprocedures uit hoofde van Verordening (EU) 2018/858 en Verordening (EU) nr. 168/2013 gelden.

Hoofdstuk 6 
Strategische partnerschappen

Artikel 33

Strategische partnerschappen

1.De raad kritieke grondstoffen bespreekt op gezette tijden:

a)de mate waarin de door de Unie aangegane strategische partnerschappen bijdragen tot:

i)verbetering van de voorzieningszekerheid van de Unie;

ii)de in artikel 1, lid 2, punt b), vastgestelde benchmark;

iii)verbetering van de samenwerking tussen de Unie en partnerlanden in de gehele waardeketen van kritieke grondstoffen;

b)de samenhang en mogelijke synergieën tussen bilaterale samenwerking van lidstaten met derde landen en de acties die door de Unie in het kader van strategische partnerschappen worden ondernomen;

c)welke derde landen prioriteit moeten krijgen bij het aangaan van strategische partnerschappen, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende criteria:

i)de mogelijke bijdrage tot de voorzieningszekerheid, rekening houdend met de potentiële capaciteiten voor voorraden, winning, verwerking en recycling met betrekking tot kritieke grondstoffen van een derde land;

ii)de vraag of met het regelgevingskader van een derde land de monitoring, preventie en minimalisatie van milieueffecten, het gebruik van maatschappelijk verantwoorde praktijken (waaronder eerbiediging van de mensenrechten en arbeidsrechten en zinvolle betrokkenheid van plaatselijke gemeenschappen), een transparante bedrijfsvoering en het voorkomen van negatieve gevolgen voor de goede werking van de overheid en de rechtstaat worden gewaarborgd;

iii)de vraag of er bestaande samenwerkingsovereenkomsten tussen een derde land en de Unie zijn, en, voor opkomende markten en ontwikkelingslanden, het potentieel om investeringsprojecten in het kader van de Global Gateway op te zetten;

iv)voor opkomende markten en ontwikkelingslanden, de vraag of en hoe een partnerschap ter plaatse van toegevoegde waarde kan zijn en wederzijdse voordelen voor het partnerland en de Unie zou opleveren.

2.In het kader van lid 1 en voor zover het verband houdt met opkomende markten en ontwikkelingslanden, zorgt de raad kritieke grondstoffen ervoor dat wordt samengewerkt met andere relevante samenwerkingsfora, waaronder de fora die zijn opgezet in het kader van de Global Gateway.

3.De lidstaten:

a)zorgen samen met de Commissie voor coherentie tussen hun bilaterale samenwerking met de desbetreffende derde landen en de niet-bindende strategische partnerschappen van de Unie met derde landen die ten minste betrekking hebben op de waardeketen van kritieke grondstoffen;

b)ondersteunen de Commissie bij de uitvoering van de in de strategische partnerschappen uiteengezette samenwerkingsmaatregelen.

Hoofdstuk 7 
Governance

Artikel 34

Europese raad voor kritieke grondstoffen

1.Hierbij wordt de Europese raad voor kritieke grondstoffen opgericht.

2.Deze “raad kritieke grondstoffen” voert de in deze verordening vastgestelde taken uit.

Artikel 35

Samenstelling en werking van de Europese raad voor kritieke grondstoffen

1.De leden van de raad kritieke grondstoffen zijn de lidstaten en de Commissie. De raad kritieke grondstoffen wordt voorgezeten door de Commissie.

2.Elke lidstaat wijst een vertegenwoordiger op hoog niveau aan die die lidstaat in de raad kritieke grondstoffen vertegenwoordigt. Indien dat relevant is voor de functie en deskundigheid, kan een lidstaat verschillende vertegenwoordigers aanwijzen voor verschillende taken van de raad kritieke grondstoffen. Elke vertegenwoordiger van een lid van de raad kritieke grondstoffen heeft een plaatsvervanger.

3.De raad kritieke grondstoffen stelt, naar aanleiding van een voorstel van de Commissie, bij gewone meerderheid van zijn leden zijn reglement van orde vast.

4.De raad kritieke grondstoffen komt op gezette tijden bijeen om zijn in deze verordening uiteengezette taken doeltreffend te kunnen uitvoeren. De raad kritieke grondstoffen komt wanneer nodig bijeen naar aanleiding van een beredeneerd verzoek van de Commissie.

De raad kritieke grondstoffen komt ten minste op de volgende tijden bijeen: 

a)elke drie maanden voor de beoordeling van de aanvragen voor strategische projecten overeenkomstig hoofdstuk 3, afdeling 1;

b)elke zes maanden om vorm te geven aan de monitoring overeenkomstig hoofdstuk 4;

c)eenmaal per jaar om de voortgang bij de uitvoering van de in hoofdstuk 3, afdeling 4, bedoelde verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot exploratie te bespreken, ook met het oog op de actualisering van de lijsten van kritieke of strategische grondstoffen.

5.De Commissie staat de raad kritieke grondstoffen bij door middel van een uitvoerend secretariaat dat technische en logistieke bijstand verleent.

6.De raad kritieke grondstoffen kan permanente of tijdelijke subgroepen oprichten die zich bezighouden met specifieke vragen en taken. 

De raad kritieke grondstoffen richt ten minste de volgende permanente subgroepen op:

a)een subgroep om de financiering voor strategische projecten overeenkomstig artikel 15 te bespreken en te coördineren; vertegenwoordigers van nationale stimuleringsbanken en -instellingen, de Europese instellingen voor ontwikkelingsfinanciering, de Europese Investeringsbank Groep, andere internationale financiële instellingen, waaronder de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, en in voorkomend geval particuliere financiële instellingen, worden als waarnemers uitgenodigd;

b)een subgroep waarin nationale geologische instituten of onderzoeken, of, indien een dergelijk instituut of onderzoek niet bestaat, de relevante nationale autoriteit die verantwoordelijk is voor algemene exploratie, bijeen worden gebracht om bij te dragen tot de coördinatie van de in artikel 18 bedoelde nationale exploratieprogramma’s;

c)een subgroep waarin nationale voorzienings- en informatieagentschappen die werkzaamheden met betrekking tot kritieke grondstoffen uitvoeren, of, indien een dergelijke agentschap niet bestaat, de relevante ter zake bevoegde nationale autoriteit, bijeen worden gebracht om bij te dragen tot de in artikel 19 bedoelde monitoringtaken;

d)een subgroep waarin nationale agentschappen voor noodsituaties en nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor strategische voorraden, of, indien een dergelijke agentschap niet bestaat, de relevante ter zake bevoegde nationale autoriteit, bijeen worden gebracht om bij te dragen tot de coördinatie van de in artikel 22 bedoelde strategische voorraden.

7.De raad kritieke grondstoffen nodigt vertegenwoordigers van het Europees Parlement uit om als waarnemers deel te nemen aan zijn vergaderingen, met inbegrip van de vergaderingen van de in lid 6 bedoelde permanente of tijdelijke subgroepen.

De raad kritieke grondstoffen kan in voorkomend geval deskundigen, andere derden of vertegenwoordigers van derde landen uitnodigen om als waarnemers deel te nemen aan vergaderingen van de in lid 6 bedoelde permanente of tijdelijke subgroepen of om schriftelijke bijdragen te leveren.

Bij de uitvoering van zijn taken zorgt de raad kritieke grondstoffen in voorkomend geval voor coördinatie, samenwerking en informatie-uitwisseling met de desbetreffende structuren voor crisisrespons en crisisparaatheid die krachtens het Unierecht zijn opgericht.

8.De raad kritieke grondstoffen treft de nodige maatregelen om te waarborgen dat vertrouwelijke en commercieel gevoelige informatie veilig wordt behandeld en verwerkt.

9.De raad kritieke grondstoffen stelt alles in het werk om consensus te bereiken. 

Hoofdstuk 8 
Gedelegeerde bevoegdheden en comitéprocedure

Artikel 36

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 2, artikel 27, lid 12, artikel 28, lid 2, en artikel 30, leden 1 en 5, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van acht jaar met ingang van [PB: gelieve datum in te voegen: een maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van zes jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 2, artikel 27, lid 12, artikel 28, lid 2, en artikel 30, leden 1 en 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een in het besluit genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. De raadpleging van deskundigen uit de lidstaten vindt plaats na de raadpleging uit hoofde van artikel 14.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

6.Een overeenkomstig artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 2, artikel 27, lid 12, artikel 28, lid 2, en artikel 30, leden 1 en 5, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn kan op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden worden verlengd.

Artikel 37

Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door het comité voor de uitvoering van [PB: gelieve referentie naar deze handeling in te voegen]. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Hoofdstuk 9
Wijzigingen

Artikel 38

Wijziging van Verordening (EU) 2018/1724

Verordening (EU) 2018/1724 wordt als volgt gewijzigd:

1)In bijlage I wordt in de eerste kolom een nieuwe rij “S. Projecten inzake kritieke grondstoffen” toegevoegd.

2)In bijlage I worden in de tweede kolom in de rij “S. Projecten inzake kritieke grondstoffen” de volgende punten toegevoegd:

“1. informatie over de vergunningsprocedure;

2. informatie over financierings- en investeringsdiensten;

3. informatie over financieringsmogelijkheden op het niveau van de Unie of de lidstaten;

4. informatie over diensten voor bedrijfsondersteuning, onder meer wat betreft aangifte van vennootschapsbelasting, plaatselijke belastingwetgeving en arbeidsrecht.”.

3)In bijlage II wordt in de eerste kolom een nieuwe rij “Projecten inzake kritieke grondstoffen” toegevoegd.

4)In bijlage II worden in de tweede kolom in de rij “Projecten inzake kritieke grondstoffen” de volgende punten toegevoegd:

“Procedure met betrekking tot alle relevante administratieve vergunningen voor de planning, bouw en exploitatie van productieprojecten voor nettonultechnologie, met inbegrip van bouwvergunningen, vergunningen voor chemische stoffen en vergunningen voor netaansluitingen, en, indien die vereist zijn, milieueffectbeoordelingen en milieuvergunningen, en die alle administratieve toepassingen en procedures omvat”.

5)In bijlage II wordt in de derde kolom in de rij “Projecten inzake kritieke grondstoffen” het volgende punt toegevoegd:

“Alle outputs met betrekking tot procedures, van de erkenning van de geldigheid van de aanvraag tot de kennisgeving van het raambesluit over de resultaten van de procedure door de bevoegde nationale autoriteit”.

6)In bijlage III wordt het volgende punt toegevoegd:

“9. De nationale bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 8, lid 1, van [PB: gelieve verwijzing naar deze verordening in te voegen].”.

Artikel 39

Wijziging van Verordening (EU) 2019/1020

Verordening (EU) 2019/1020 wordt als volgt gewijzigd:

1)In artikel 4, lid 5, wordt de tekst “(EU) 2016/425(35) en (EU) 2016/426(36)” vervangen door: “(EU) 2016/425(*), (EU) 2016/426(**) en [(EU) [jaar van vaststelling van deze verordening]/...(***)];”.

2)In bijlage I wordt het volgende punt toegevoegd: “X. [PB: gelieve volgende nummer in de reeks in te voegen] Verordening (EU) .../... tot vaststelling van een kader om een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen, en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 [PB: gelieve publicatiegegevens van deze verordening in te voegen], met betrekking tot de vereisten van artikel 27, artikel 28 of artikel 30 van die verordening.”.

Artikel 40

Wijziging van Verordening (EU) 2018/858

Bijlage II bij Verordening (EU) 2018/858 wordt als volgt gewijzigd:

In deel I wordt in de tabel de volgende vermelding ingevoegd:

[PB: gelieve onder G het volgende nummer in de reeks toe te voegen]

Circulariteitsvereisten voor permanente magneten

Verordening (EU) XX/XXXX [PB: gelieve publicatiegegevens in het PB van deze verordening in te voegen]

X

X

X

X

X

X

X

X

Artikel 41

Wijziging van Verordening (EU) nr. 168/2013

Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 168/2013 wordt als volgt gewijzigd:

In deel I wordt in de tabel de volgende vermelding ingevoegd:

[PB: gelieve onder C1 het volgende nummer in de reeks toe te voegen]

Circulariteitsvereisten voor permanente magneten

Verordening (EU) XX/XXXX [PB: gelieve publicatiegegevens in het PB van deze verordening in te voegen]

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Hoofdstuk 10 
Slotbepalingen

Artikel 42

Monitoring van de vooruitgang

1.De Commissie monitort, rekening houdend met het advies van de raad kritieke grondstoffen, de vooruitgang in de richting van de in artikel 1, lid 2, vastgestelde doelstellingen en brengt ten minste om de drie jaar verslag uit over de vooruitgang van de Unie in de richting van de verwezenlijking van die doelstellingen.

Het eerste verslag wordt tegen [PB: gelieve datum in te voegen: vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] opgesteld.

2.Het in lid 1 bedoelde verslag bevat kwantitatieve informatie over de mate waarin de Unie vooruitgang heeft geboekt in de richting van de in artikel 1, lid 2, punten a) en b), vastgestelde benchmarks.

Artikel 43

Verslaglegging door de lidstaten

1.De lidstaten doen de Commissie elk jaar een verslag toekomen met de in artikel 18, lid 4, artikel 20, leden 1 en 2, artikel 21, lid 1, artikel 22, lid 5, en artikel 25, lid 6, bedoelde informatie. Het eerste verslag wordt uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] toegezonden.

2.De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met een model voor de in lid 1 bedoelde verslagen. In dat model kan worden aangegeven hoe de in lid 1 bedoelde informatie moet worden uitgedrukt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

3.De informatie in de in lid 1 bedoelde verslagen wordt behandeld overeenkomstig artikel 44.

Artikel 44

Behandeling van vertrouwelijke informatie

1.Informatie die bij de uitvoering van deze verordening wordt verkregen, wordt alleen voor de toepassing van deze verordening gebruikt en wordt beschermd door de relevante Unie- en nationale wetgeving.

2.De lidstaten en de Commissie waarborgen de bescherming van handels- en bedrijfsgeheimen en andere gevoelige, vertrouwelijke en gerubriceerde informatie die bij de toepassing van deze verordening is verkregen en opgesteld, met inbegrip van aanbevelingen en te nemen maatregelen, overeenkomstig het Unierecht en het toepasselijke nationale recht.

3.De lidstaten en de Commissie zorgen ervoor dat op grond van deze verordening verstrekte of uitgewisselde gerubriceerde informatie geen lagere rubriceringsgraad krijgt of gederubriceerd wordt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opsteller.  

4.Indien een lidstaat van oordeel is dat de presentatie van geaggregeerde informatie in het kader van artikel 21 desondanks afbreuk kan doen aan zijn nationale veiligheidsbelangen, kan die lidstaat door middel van een onderbouwde kennisgeving bezwaar aantekenen tegen de presentatie van die informatie door de Commissie.

5.De Commissie en de nationale autoriteiten, hun ambtenaren, personeelsleden en andere personen die onder het toezicht van deze autoriteiten werken, waarborgen de vertrouwelijkheid van de bij het uitvoeren van hun taken en activiteiten verkregen informatie. Deze verplichting geldt ook voor alle vertegenwoordigers van lidstaten, waarnemers, deskundigen en andere deelnemers aan vergaderingen van de raad kritieke grondstoffen overeenkomstig artikel 35.

Artikel 45

Sancties

De lidstaten stellen uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening voorschriften vast betreffende de sancties die aan inbreuken op deze verordening worden verbonden, en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat deze sancties worden toegepast. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld van die voorschriften en maatregelen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen daarvan mee.

Artikel 46

Evaluatie

1.Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] evalueert de Commissie deze verordening in het licht van de nagestreefde doelstellingen en brengt zij verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de belangrijkste bevindingen.

2.In het in lid 1 bedoelde verslag wordt ten minste beoordeeld of het passend is maximumdrempels vast te stellen voor de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen waarvoor regels voor berekening en verificatie zijn vastgesteld.

Artikel 47

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

1.4.4.Prestatie-indicatoren

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader om een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen (verordening kritieke grondstoffen)

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

“Een Europese Green Deal”

“Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk”

“Een sterker Europa in de wereld”

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

 een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 50  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

De algemene doelstelling van de Europese verordening kritieke grondstoffen is het waarborgen van de veilige toegang van de EU tot kritieke grondstoffen en tegelijkertijd de ontwikkeling van duurzame bevoorradingsbronnen te stimuleren. Dit draagt uiteindelijk bij tot economische groei en een hoge levensstandaard in de EU, voorkomt verstoringen en problemen op de Europese eengemaakte markt en vergroot het concurrentievermogen van Europese bedrijven, zonder af te doen aan de rol van de EU bij het wereldwijd bevorderen van duurzame ontwikkeling en milieubescherming.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Specifieke doelstelling nr.

   versterking van de verschillende stadia van de waardeketen van strategische grondstoffen;

   diversifiëring van de invoer van grondstoffen naar de Unie;

   verbetering van de capaciteit van de Unie om het risico op verstoringen van de levering van kritieke grondstoffen te monitoren en te beperken;

   waarborging van het vrije verkeer van kritieke grondstoffen die in de Unie in de handel zijn gebracht en van een hoog niveau van milieubescherming, door de circulariteit en duurzaamheid van kritieke grondstoffen te verbeteren.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

Het verwachte resultaat van de verordening kritieke grondstoffen is een veilige voorziening van kritieke grondstoffen en een versterkte capaciteit van de EU in haar waardeketen van kritieke grondstoffen. De verordening kritieke grondstoffen zal de verdere ontwikkeling van duurzame bevoorradingsbronnen stimuleren om de strategische ambities van de EU te verwezenlijken, met name de groene en de digitale transitie en versterkte defensie-investeringen.

De beschikbaarheid van aanvullende gegevens over, inkaartbrenging van en exploratieprogramma’s voor minerale hulpbronnen in de EU zal het concurrentievermogen van de waardeketen ondersteunen; dankzij aanvullende informatie zouden ondernemingen profiteren van minder risico’s in de vroege exploratiefasen, waardoor hogere investeringen verderop in de waardeketen worden gestimuleerd.

De aanwijzing van strategische projecten met gestroomlijnde vergunningverlening en betere toegang tot financiering zal leiden tot meer steun voor de waardeketen van kritieke grondstoffen in de EU en in derde landen, en tot een veiligere voorziening van kritieke grondstoffen aan downstreamgebruikers in de EU. Dit heeft duidelijke toegevoegde waarde voor de werking van de eengemaakte markt en positieve economische gevolgen voor producenten van kritieke grondstoffen en downstreamsectoren, doordat industriële veerkracht wordt opgebouwd en de ontwikkeling van de waardeketen van kritieke grondstoffen van de EU wordt bevorderd. De sociale gevolgen hiervan voor de werkgelegenheid en de cohesie in de regio’s van de EU zullen ook positief zijn.

Met de verordening kritieke grondstoffen zal, ter voorbereiding op een eventuele crisis, monitoringcapaciteit en risicobeoordeling worden ontwikkeld. Een governancesysteem met een speciale raad voor kritieke grondstoffen, een netwerk van agentschappen van de lidstaten en interne capaciteit in de Commissie zal de waardeketen van kritieke grondstoffen van de EU ondersteunen. Ondernemingen zullen rechtstreeks profiteren van de regelmatige publicatie van actuele informatie over voorzieningsrisico’s op een monitoringdashboard dat hen in staat zal stellen hun mitigatiestrategieën vorm te geven. De monitoring- en risicobeoordelingsacties, zoals EU-stresstests, zullen vraag van overheden en ondernemingen naar veilige kritieke grondstoffen creëren.

Het aanleggen van strategische voorraden heeft betrekking op de coördinatie van nationale strategische voorraden van strategische grondstoffen. Coördinatie zal de lidstaten ertoe aanzetten hun strategische voorraden te versterken, waardoor extra veiligheid wordt ingebouwd voor de ondernemingen met kritieke grondstoffen in hun waardeketen. De Europese dimensie van deze coördinatie zal ervoor zorgen dat overlappingen worden voorkomen en dat wordt voortgebouwd op synergieën tussen nationale strategische voorraden. Deze coördinatie tussen de nationale voorraden ter voorbereiding op een eventuele crisis zal ook zorgen voor een betere crisisparaatheid bij activering van een mechanisme voor bewaking of crisisrespons, dat betrekking kan hebben op grondstoffen.

Om de risicoparaatheid van ondernemingen te waarborgen, zal een specifieke groep grote ondernemingen waarop de bepalingen betrekking hebben, investeren in hun veerkracht en rekening houden met de werkelijke kosten van de productie van strategische grondstoffen door hun toeleveringsketens regelmatig te laten controleren en te testen indien die bepaalde strategische grondstoffen omvatten.

Maatregelen inzake gezamenlijke aankoop zullen de nationale autoriteiten of marktdeelnemers in staat stellen hun krachten te bundelen bij de aankoop van strategische grondstoffen.

De ontwikkeling van een duurzamere productie van kritieke grondstoffen wordt ondersteund door bepalingen voor de ontwikkeling van de circulariteit van de markten voor kritieke grondstoffen. Het voorstel bevat met name regels voor de terugwinning, inzameling en verwerking van afgedankte producten en afvalstromen die kritieke grondstoffen bevatten, ter ondersteuning van de ontwikkeling van recyclingtechnologieën en -markten en ter bevordering van het gebruik van secundaire kritieke grondstoffen bij de productie. De acties zullen ook gericht zijn op de terugwinning van kritieke grondstoffen uit gesloten en verlaten afvallocaties. Er zijn ook bepalingen opgenomen met betrekking tot de milieuvoetafdrukverklaring en andere informatie over de kritieke grondstoffen die in de Unie in de handel worden gebracht.

Bij de verordening wordt een Europese raad voor kritieke grondstoffen opgericht, waarin de beste beschikbare deskundigheid van de Europese Commissie en de lidstaten wordt samengebracht om markten te analyseren en te monitoren, risico’s te beoordelen, advies te verstrekken over mitigatiestrategieën, strategische projecten te ondersteunen en het aanleggen van strategische voorraden te coördineren. Deze “raad kritieke grondstoffen” zal ook vergaderen over de prioriteiten en doelstellingen van strategische partnerschappen inzake grondstoffen met derde landen, en over de coördinatie van die partnerschappen met soortgelijke partnerschappen die door de lidstaten zijn gesloten.

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten

— De hoeveelheid gegevens en kaarten van minerale hulpbronnen in de EU die in de lidstaten zijn ontwikkeld.

— Het aantal strategische projecten in de waardeketen van kritieke grondstoffen dat in de EU en daarbuiten wordt gefinancierd.

— Het totale volume van investeringen in kritieke grondstoffen door ondernemingen die in de EU actief zijn, rekening houdend met het segment van de waardeketen waarin zij actief zijn.

— Monitoring van gegevens over de ontwikkeling van projecten, de ontwikkeling van vraag en aanbod, en de handelsstromen van kritieke grondstoffen.

— De omvang van strategische voorraden op nationaal niveau.

— De hoeveelheid en het aandeel van gerecyclede kritieke grondstoffen. — De hoeveelheid secundaire kritieke grondstoffen die in de nieuwe productieprocessen wordt gebruikt.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De verordening moet volledig van toepassing zijn op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Voordien moeten echter enkele maatregelen worden getroffen om de uitvoering van de verordening voor te bereiden. De raad kritieke grondstoffen moet worden opgericht en de lidstaten moeten een contactpunt voor de vergadering daarvan hebben aangewezen. Op het moment dat de verordening van toepassing wordt, moet de raad kritieke grondstoffen volledig operationeel zijn.

Er moet reeds informatie worden ingewonnen bij vertegenwoordigers van ondernemingen in de waardeketen van kritieke grondstoffen, en de lidstaten moeten de monitoring van die waardeketen reeds hebben besproken en moeten zijn begonnen met de uitvoering daarvan.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante)

Geen enkele lidstaat alleen is in staat de toenemende risico’s op het gebied van de voorziening van kritieke grondstoffen doeltreffend aan te pakken, vooral vanwege het gebrek aan geologische afzettingen in een bepaalde lidstaten en de aanzienlijke schaalvoordelen in de waardeketen van kritieke grondstoffen. De maatregelen van dit initiatief zouden minder doeltreffend zijn als zij door de lidstaten alleen zouden worden uitgevoerd, aangezien de problemen die ermee worden aangepakt betrekking hebben op de eengemaakte markt als geheel. Zij zijn niet beperkt tot afzonderlijke lidstaten of een subgroep van lidstaten, maar hebben betrekking op de industriële basis van de EU en de waardeketen van kritieke grondstoffen in de hele EU. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat benaderingen op het niveau van de lidstaten alleen volstaan om tegemoet te komen aan de behoeften van nauw met elkaar verweven toeleveringsketens op de interne markt.

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex-post)

Optreden van de EU is nodig om schaalvoordelen en toepassingsvoordelen te creëren en de versnippering van de inspanningen en de daarmee gepaard gaande inefficiënties te beperken of te voorkomen. Volgens deze logica zijn de voorgestelde acties gericht op gebieden waar optreden op het niveau van de Unie aantoonbare meerwaarde biedt vanwege de benodigde omvang, snelheid en reikwijdte van de inspanningen. Enkele voorbeelden:

— acties voor het mobiliseren van investeringen in projecten inzake kritieke grondstoffen in de hele waardeketen zijn, gezien de omvang van de benodigde investeringen en het feit dat de daaruit voortvloeiende capaciteiten de volledige interne markt moeten dienen, het doeltreffendst op het niveau van de Unie;

— acties ter verbetering van de monitoringcapaciteiten op het niveau van de Unie zullen doeltreffender zijn dan ongecoördineerde acties. De lidstaten en de Commissie zullen samen beter kunnen anticiperen op verstoringen van de voorziening dan wanneer de lidstaten dit op gefragmenteerde wijze zouden doen. In het voorgestelde kader moet een efficiëntere taakverdeling mogelijk zijn, en moet relevante informatie worden gedeeld om dubbel werk te voorkomen.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Momenteel is de EU voor veel kritieke grondstoffen vrijwel volledig afhankelijk van de invoer. Nog belangrijker is dat de leveranciers van deze invoer sterk geconcentreerd zijn en dat de belangrijkste leveranciers in veel gevallen zijn blootgesteld aan aanzienlijke milieu-, maatschappelijke en governancerisico’s.

In sommige gevallen bedraagt het aandeel van één land in de voorziening meer dan 90 %, zoals het geval is met China voor lichte zeldzame aardmetalen, zware zeldzame aardmetalen, gallium en magnesium, en met Turkije voor boor. Voor ongeveer een derde van de mineralen waarvan de kriticiteit is beoordeeld en de helft van de kritieke grondstoffen, is het aanbod van de EU sterker geconcentreerd dan het mondiale aanbod (voor bauxiet, boraat of mangaan). Deze concentratie treedt op in de hele waardeketen, waarbij het verwerkingsstadium voor bepaalde materialen, zoals lithium, magnesium of germanium nog sterker geconcentreerd is dan het extractiestadium. China beschikt over 56 % van de mondiale capaciteit voor geraffineerd lithium, 60 % voor geraffineerd kobalt en 58 % voor geraffineerd mangaan. Naast de concentratie van het aanbod in afzonderlijke landen hebben sommige actoren hun dominante positie in de mondiale waardeketen vergroot door zeggenschap te verwerven over economische activiteiten en activa in derde landen. Zo controleert China kobaltmijnen in Congo (Chinese aandeelhouders hebben zeggenschap over twee ondernemingen in Congo die samen goed zijn voor 13,8 % van de mondiale productie van kobalt).

Deze mate van concentratie brengt geopolitieke risico’s met zich mee voor de voorzieningszekerheid van de EU.

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Voor een succesvolle uitvoering van de in de verordening kritieke grondstoffen beoogde acties zullen synergieën blijven worden gecreëerd door middel van acties die momenteel door de Unie en de lidstaten worden ondersteund via programma’s en acties inzake onderzoek en innovatie op het gebied van kritieke grondstoffen en van ontwikkelingen in een deel van de toeleveringsketen. Dit betreft met name het kaderprogramma Horizon Europa, met als doel onderzoeks- en innovatieontwikkelingen te ondersteunen die gericht zijn op innovatieve oplossingen in de waardeketen van kritieke grondstoffen.

Voorts zou de ontwikkeling van een duurzame waardeketen van kritieke grondstoffen in Europa op Europees en nationaal niveau kunnen worden ondersteund door middel van:

— het aanwenden van de herstel- en veerkrachtfaciliteit door de lidstaten om bij te dragen aan de noodzakelijke investeringen;

— Horizon Europa;

— het Innovatiefonds voor acties ter ondersteuning van investeringen op het gebied van kritieke grondstoffen, met name op het gebied van recycling;

— het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, en het Fonds voor een rechtvaardige transitie;

— de EFDO+-garantiefaciliteit;

— het NDICI (en met name de garantiefaciliteit en blendingfaciliteit van EFDO+) en het IPA (instrument voor pretoetredingssteun);

— het instrument voor technische ondersteuning;

— het programma voor de eengemaakte markt.

Het voorgestelde initiatief past in de context van een aantal recente Europese beleidslijnen en prioriteiten:

— de industriestrategie;

— het herstelplan voor Europa;

— REpowerEU;

— de Green Deal;

— met onderzoek en innovatie in het kader van het voorgestelde Horizon Europa-programma, pijler II, cluster 4 (Digitaal, industrie en ruimtevaart) wordt getracht concreet bij te dragen tot drie overkoepelende beleidslijnen van de EU:

 

“Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk”;

“Een economie die werkt voor de mensen”, en

“Een Europese Green Deal”.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

Niet van toepassing

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

 beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting 51  

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen;

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

organen of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

 

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

De verordening voorziet in de oprichting van een raad kritieke grondstoffen met adviserende taken. De Commissie zal deel uitmaken van die raad. De monitoring en coördinatie van strategische voorraden of de selectie van strategische projecten worden uitgevoerd met ondersteuning van de raad kritieke grondstoffen.  

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Met deze verordening wordt een nieuw beleidskader voor het aantrekken van investeringen en het ontwikkelen van een waardeketen van kritieke grondstoffen in de Unie geïntroduceerd. Er worden geharmoniseerde regels ingevoerd voor een gecoördineerde aanpak van monitoring, verslaglegging en risicobeoordeling met betrekking tot strategische grondstoffen.

Deze nieuwe regels vereisen een coherentiemechanisme voor de grensoverschrijdende toepassing van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening en de coördinatie van de activiteiten van nationale autoriteiten en de Commissie via de raad kritieke grondstoffen.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

De bij deze verordening opgerichte raad kritieke grondstoffen heeft een adviserende rol. De risico’s worden beperkt door de deelname van de Commissie aan de raad kritieke grondstoffen en doordat de Commissie voor het secretariaat ervan zorgt. De Commissie neemt deel aan de vergaderingen van de raad kritieke grondstoffen, draagt bij aan de taken die aan de raad zijn toegewezen en zorgt voor de follow-up ervan.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

Niet van toepassing 

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

Niet van toepassing 

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort uitgave

Bijdrage

Nummer  

GK/NGK 52

van EVA-landen 53

uit kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten 54

uit andere derde landen

andere toegewezen ontvangsten

03.020101 

GK 

NEE 

NEE 

NEE 

NEE 

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort 
krediet

Bijdrage

Nummer  

GK/NGK

van EVA-landen

uit kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten

uit andere derde landen

andere toegewezen ontvangsten

[XX.YY.YY.YY]

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid 

DG: GROW

Jaar  
2024 

Jaar  
2025 

Jaar  
2026 

Jaar  
2027 

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

□ Beleidskredieten

 03.020101 55

Vastleggingen

(1a)

0,8 

0,8 

0,8 

0,8 

 

 

 

3,2 

Betalingen

(2 a)

0,8 

0,8 

0,8 

0,8 

 

 

 

3,2 

03.0202

Vastleggingen

(1b)

 

 

 

 

 

 

 

 

Betalingen

(2b)

 

 

 

 

 

 

 

 

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 56  

 

 

 

 

 

 

Begrotingsonderdeel

(3)

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL kredieten 
voor DG GROW

Vastleggingen

=1a+1b +3

0,8 

0,8 

0,8 

0,8 

 

 

 

3,2 

Betalingen

=2a+2b

+3

0,8 

0,8 

0,8 

0,8 

 

 

 

3,2 

 



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

□ TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 1 
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

=4+6

0,8 

0,8 

0,8 

0,8 

 

 

 

3,2 

Betalingen

=5+6

0,8 

0,8 

0,8 

0,8 

 

 

 

3,2 

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere beleidsrubrieken, herhaal bovenstaand deel:

□ TOTAAL beleidskredieten (alle beleidsrubrieken)

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten (alle beleidsrubrieken)

(6)

TOTAAL kredieten voor RUBRIEKEN 1 tot en met 6 
van het meerjarig financieel kader 
(referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+6

Betalingen

=5+6





Rubriek van het meerjarig financieel kader

7

“Administratieve uitgaven”

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage 5 bij het besluit van de Commissie betreffende de interne uitvoeringsvoorschriften voor de afdeling “Commissie” van de algemene begroting van de Europese Unie), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar  
2024 

Jaar  
2025 

Jaar  
2026 

Jaar  
2027 

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

DG: GROW 

□ Personele middelen

1,392  

2,167  

3,912  

3,912 

  

  

  

11,383

□ Andere administratieve uitgaven

0,212 

0,212 

0,213 

0,213 

  

  

  

0,850 

TOTAAL DG GROW

1,604

2,379 

4,125 

4,125 

  

  

 

12,233

DG ENV

□ Personele middelen

0,171

0,342

0,513

0,513

1,539

□ Andere administratieve uitgaven

TOTAAL DG ENV

0,171

0,342

0,513

0,513

1,539

DG INTPA

□ Personele middelen

0,171

0,342

0,342

0,342

1,197

□ Andere administratieve uitgaven

TOTAAL DG INTPA

0,171

0,342

0,342

0,342

1,197

TOTAAL kredieten 
voor RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

1,946

3,063 

4,980

4,980 

  

  

 

14,969 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar  
2024 

Jaar  
2025 

Jaar  
2026 

Jaar  
2027 

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor RUBRIEKEN 1 tot en met 7 
van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

2,746 

3,863 

5,780

5,780

 

 

 

18,169

Betalingen

2,746 

3,863 

5,780 

5,780 

 

 

 

18,169

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten 

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar  
2024 

Jaar  
2025 

Jaar  
2026 

Jaar  
2027 

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 57

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 58

- Output

- Output

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

TOTAAL

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar  
2024 

Jaar  
2025 

Jaar  
2026 

Jaar  
2027 

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

1,734

2,851

4,767  

4,767  

  

  

  

14,119

Andere administratieve uitgaven

0,212 

0,212 

0,213 

0,213 

  

  

  

0,850 

Subtotaal RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

1,946

3,063

4,980

4,980

  

  

  

14,969

Buiten RUBRIEK 7 59  
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

TOTAAL

1,946

3,063

4,980

4,980

14,969

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar  
2024 

Jaar  
2025 

Jaar  
2026 

Jaar  
2027 

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

□ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

8

14 

22 

22 

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01  (onderzoekonder contract)

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

Extern personeel (in voltijdequivalenten; vte) 60

20 02 01 (AC, END, SNE van de “totale financiële middelen”)

4 

5 

11 

11 

 

 

 

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

 

 

 

 

 

 

 

XX 01 xx yy zz   61

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

01 01 01 02 (AC, END, INT — onderzoek onder contract)

 

 

 

 

 

 

 

01 01 01 12 (AC, END, INT — eigen onderzoek)

 

 

 

 

 

 

 

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL

12 

19 

33 

33 

 

 

 

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Volledige uitvoering van de verordening kritieke grondstoffen 

·5 vte’s voor taken op het gebied van beheer en coördinatie; 

o2 vte’s voor beleidscoördinatie en het opstellen van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen 

o2 vte’s voor het secretariaat van de governancestructuur; 

o1 vte voor de administratie omtrent studies en contracten; 

·10 vte’s voor de uitvoering van taken op het gebied van monitoring, gegevensverzameling en risicobeoordeling, die als volgt kunnen worden uitgesplitst: 

o7 vte’s voor markttoezicht en verslaglegging over strategische en kritieke grondstoffen; 

o2 vte’s voor de coördinatie van de informatie van de lidstaten; 

o1 vte voor het opzetten en bijwerken van een databank met alle via monitoring, projecten, lidstaten enz. verzamelde gegevens en informatie; 

·11 vte’s voor beleidsmaatregelen, die als volgt kunnen worden uitgesplitst: 

o2 vte’s om de handhaving van de verplichtingen van de lidstaten inzake circulariteitsmaatregelen, met inbegrip van de maatregelen van de richtlijn winningsafval, te waarborgen; 

o2 vte’s voor het beoordelen van de geschiktheid van de milieuvoetafdruk, het ontwikkelen van berekeningsmethoden en het toezicht op de toepassing van de maatregelen; 

o2 vte’s om maatregelen op het gebied van normalisatie te handhaven en normalisatieverzoeken voor te bereiden (met name met betrekking tot zeldzame aardmetalen); 

o2 vte’s voor de coördinatie van de nationale exploratieactiviteiten; 

o3 vte’s voor de coördinatie van informatie over nationale voorraden, en in voorkomend geval de ontwikkeling van richtsnoeren; 

·5 vte’s voor de ondersteuning van strategische projecten, die als volgt kunnen worden uitgesplitst:  

o2 vte’s ter ondersteuning van de raad kritieke grondstoffen bij de selectie van strategische projecten; 

o1 vte voor de follow-up van strategische projecten, met name wat betreft vergunningsprocedures; 

o2 vte’s ter ondersteuning van de strategische projecten wat betreft toegang tot investeringen; 

·2 vte’s voor de ondersteuning van strategische partnerschappen. 

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader 

Het voorstel/initiatief:

   kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

De beleidskredieten zullen worden herverdeeld in het kader van de bestaande begrotingsmiddelen van het programma voor de eengemaakte markt.

   hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

hiervoor is een herziening van het MFK nodig.3.2.5.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar  
2024 

Jaar  
2025 

Jaar  
2026 

Jaar  
2027 

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

 

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

(1)    Carrara, S. et al., Supply chain analysis and material demand forecast in strategic technologies and sectors in the EU – A foresight study, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg (2023), doi:10.2760/386650, JRC132889.    
(2)    Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (PB L 130 van 19.5.2017, blz. 1).
(3)    Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).
(4)    Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
(5)    Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
(6)    Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
(7)    Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
(8)    Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).
(9)    Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG — Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 15).
(10)    Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(11)    Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38).
(12)    Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34).
(13)    Richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad.
(14)    Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(15)    Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(16)    COM(2020667 final.
(17)    Aanbeveling van de Raad van 16 juni 2022 inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit 2022/C 243/04 (PB C 243 van 27.6.2022, blz. 35).
(18)    Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).
(19)    Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PE/20/2020/INIT).
(20)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en afgedankte batterijen, tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 (COM(2020798 final).
(21)    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 (COM(202271 final).
(22)    https://publications.jrc.ec.europa.eu/repository/handle/JRC117729
(23)    https://ec.europa.eu/docsroom/documents/42881
(24)    https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/b80d77b6-2a3b-11ec-bd8e-01aa75ed71a1/language-en/format-PDF/source-search
(25)    N.t.b.
(26)    https://www.iea.org/reports/the-role-of-critical-minerals-in-clean-energy-transitions/mineral-requirements-for-clean-energy-transitions
(27)    https://www.oecd.org/environment/global-material-resources-outlook-to-2060-9789264307452-en.htm
(28)    PB C  van , blz. .
(29)

   Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

(30)    Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot vaststelling van het beleidsprogramma 2030 “Traject naar het digitale decennium” ( PB L 323 van 19.12.2022, blz. 4).
(31)    Europese Commissie, directoraat-generaal Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf, EU-beginselen voor duurzame grondstoffen, Publicatiebureau (2021), https://op.europa.eu/s/ynY8
(32)

   Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).

(33)

   Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(34)

   Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(35)

   Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).

(36)

   Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56).

(37)    Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
(38)    Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG — Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 15).
(39)    Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
(40)    Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1).
(41)    Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 64 van 26.3.2021, blz. 30).
(42)    Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s en de Europese Investeringsbank, “De Global Gateway” (JOIN(202130 final).
(43)    Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).
(44)    Verordening (EU) 2022/2576 van de Raad van 19 december 2022 inzake de bevordering van solidariteit via een betere coördinatie van de aankoop van gas, betrouwbare prijsbenchmarks en de uitwisseling van gas over de grenzen heen (PB L 335 van 29.12.2022, blz. 1).
(45)    Verordening (EU) 2022/2372 van de Raad van 24 oktober 2022 betreffende een kader van maatregelen ter waarborging van de levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen in geval van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau (PB L 314 van 6.12.2022, blz. 64).
(46)    Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(47)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(48)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(49)    De gecombineerde nomenclatuur is vervat in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87.
(50)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of punt b), van het Financieel Reglement.
(51)    Nadere gegevens over de wijzen van uitvoering van de begroting en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BUDGpedia: https://myintracomm.ec.europa.eu/corp/budget/financial-rules/budget-implementation/Pages/implementation-methods.aspx
(52)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(53)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(54)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(55)    Volgens de officiële begrotingsnomenclatuur.
(56)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(57)    Outputs zijn producten en diensten die moeten worden geleverd (bv.: aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(58)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)...”
(59)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(60)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); A L= Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(61)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
Top

Brussel, 16.3.2023

COM(2023) 160 final

BIJLAGEN

bij het

voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

tot vaststelling van een kader om een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen, en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 168/2013, (EU) 2018/858, (EU) 2018/1724 en (EU) 2019/1020

{SEC(2023) 360 final} - {SWD(2023) 160 final} - {SWD(2023) 161 final} - {SWD(2023) 162 final}


BIJLAGE I

Strategische grondstoffen

Afdeling 1 
Lijst van strategische grondstoffen

De volgende grondstoffen worden van strategisch belang geacht:

a)bismut;

b)boor voor metallurgie;

c)kobalt;

d)koper;

e)gallium;

f)germanium;

g)lithium voor batterijen;

h)magnesiummetaal;

i)mangaan voor batterijen;

j)natuurlijk grafiet voor batterijen;

k)nikkel voor batterijen;

l)platinametalen;

m)zeldzame aardmetalen voor magneten (Nd, Pr, Tb, Dy, Gd, Sm en Ce);

n)siliciummetaal;

o)titaniummetaal;

p)wolfraam.

Afdeling 2 
Methode voor de selectie van strategische grondstoffen

1.Het strategisch belang wordt bepaald op basis van de relevantie van een grondstof voor de groene en de digitale transitie en voor defensie- en ruimtevaarttoepassingen, rekening houdend met:

a)het aantal strategische technologieën dat een grondstof als input gebruikt;

b)de hoeveelheid grondstof die nodig is om de desbetreffende strategische technologieën te produceren;

c)de verwachte wereldwijde vraag naar de desbetreffende strategische technologieën.

2.De verwachte toename van de vraag (DF/C) wordt als volgt berekend:

waarbij:

DF = de verwachte vraag naar een grondstof in een referentiejaar;

GS = de jaarlijkse wereldwijde productie van een grondstof in een referentieperiode.

3.Om te bepalen hoe moeilijk het is de productie op te voeren, wordt ten minste rekening gehouden met:

a)de huidige productieschaal (PS) van een grondstof in een referentieperiode, die als volgt wordt berekend:

waarbij:

log10 = logaritme van Briggs;

GS = de jaarlijkse wereldwijde productie van een grondstof in een referentieperiode;

b)de verhouding tussen de voorraden en de productie (R/P) van een grondstof, die als volgt wordt berekend:

waarbij:

R = de bekende economisch winbare voorraden van geologische bronnen van een grondstof;

GS = de jaarlijkse wereldwijde productie van een grondstof in een referentieperiode.

BIJLAGE II

Kritieke grondstoffen

Afdeling 1 
Lijst van kritieke grondstoffen

De volgende grondstoffen worden van kritiek belang geacht:

a)antimoon;

b)arseen;

c)bauxiet;

d)bariet;

e)beryllium;

f)bismut;

g)boor;

h)kobalt;

i)cokeskool;

j)koper;

k)veldspaat;

l)fluoriet;

m)gallium;

n)germanium;

o)hafnium;

p)helium;

q)zware zeldzame aardmetalen;

r)lichte zeldzame aardmetalen;

s)lithium;

t)magnesium;

u)mangaan;

v)natuurlijk grafiet;

w)nikkel voor batterijen;

x)niobium;

y)fosfaatgesteente;

z)fosfor;

aa)platinametalen;

bb)scandium;

cc)siliciummetaal;

dd)strontium;

ee)tantaal;

ff)titaniummetaal;

gg)wolfraam;

hh)vanadium.

Afdeling 2 
Berekening van het economisch belang en het voorzieningsrisico

1.Het economisch belang (EI) van een grondstof wordt als volgt berekend:

waarbij:

As = het aandeel van de grondstof in het eindgebruik in een sector op het niveau van de tweecijfercode van de NACE;

Qs = de toegevoegde waarde van de desbetreffende sector op het niveau van de tweecijfercode van de NACE;

SIEI = de substitutie-index met betrekking tot het economisch belang.

2.De substitutie-index van een grondstof met betrekking tot het economisch belang (SIEI) wordt als volgt berekend:

waarbij:

i = een afzonderlijk substituut;

a = een afzonderlijke toepassing van de grondstof;

SCP = de prestatieparameter van de substitutiekosten;

Share = het aandeel van de grondstoffen in een eindtoepassing;

Sub-share = het onderaandeel van elk substituut in elke toepassing.

3.Het voorzieningsrisico (SR) van een grondstof wordt als volgt berekend:

waarbij:

GS = de jaarlijkse wereldwijde productie van een grondstof in een referentieperiode;

EU sourcing = de daadwerkelijke betrekking van grondstoffen naar de EU, d.w.z. de productie binnen de EU plus de invoer van andere landen naar de EU;

HHI = de Herfindahl-Hirschman-index (gebruikt als indicatie van de concentratie op een land);

WGI = de gewogen World Governance Index (gebruikt als indicatie voor het bestuur van een land);

t = de handelsparameter voor aanpassing van de WGI, die wordt berekend op basis van mogelijke uitvoerheffingen (die kunnen worden verlicht door een geldende handelsovereenkomst), fysieke uitvoerquota of uitvoerverboden die door een land zijn opgelegd;

IR = de invoerafhankelijkheid;

EoLRIR = het inputpercentage voor recycling aan het einde van de levensduur, d.w.z. het aandeel secundaire inputmaterialen (gerecycled uit schroot) in de totale input van grondstoffen (primair en secundair);

SISR = de substitutie-index met betrekking tot het voorzieningsrisico.

4.De invoerafhankelijkheid van grondstoffen wordt als volgt berekend:

5.De Herfindahl-Hirschman-index (HHI) van een grondstof wordt als volgt berekend:

waarbij:

Sc = het aandeel van land c in het wereldwijde aanbod (of de betrekking van grondstoffen naar de EU) van de grondstof;

WGIc = de gewogen World Governance Index van land c;

tc = de handelsparameter van een land voor aanpassing van de WGI, die wordt berekend op basis van mogelijke uitvoerbelastingen (die kunnen worden verlicht door een geldende handelsovereenkomst), fysieke uitvoerquota of uitvoerverboden die door een land zijn opgelegd.

6.De substitutie-index van een grondstof met betrekking tot het voorzieningsrisico (SISR) wordt als volgt berekend:

waarbij:

i = een afzonderlijk substituut;

a = een afzonderlijke toepassing van het mogelijke substituut;

SP = de productie van het substituut, die een afspiegeling vormt van de wereldwijde productie van het substituut en het materiaal;

SCr = de kriticiteit van het substituut, rekening houdend met de vraag of het substituut zelf een kritieke grondstof is;

SCo = de coproductie van het substituut, rekening houdend met de vraag of het substituut een primair product is of als nevenproduct of bijproduct wordt gewonnen;

Share = het aandeel van mogelijke substituut in een eindtoepassing;

Sub-share = het onderaandeel van elk substituut in elke toepassing.

7.Indien structurele of statistische veranderingen de meting van het economisch belang en het voorzieningsrisico horizontaal voor alle beoordeelde materialen belemmeren, worden de bijbehorende waarden gecorrigeerd om die veranderingen te verrekenen.

De berekeningen worden gebaseerd op het gemiddelde van de recentste vijf jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn. Er wordt rekening gehouden met de prioriteit, kwaliteit en beschikbaarheid van gegevens.

BIJLAGE III

Beoordeling van de erkenningscriteria voor strategische projecten

1.Om te beoordelen of een project in de Unie aan de criteria van artikel 5, lid 1, punt a), voldoet, wordt rekening gehouden met:

a)de vraag of het project bijdraagt tot het halen van de in artikel 1, lid 2, punt a), vastgestelde benchmarks;

b)de vraag of het project bijdraagt tot behoud of versterking van de capaciteiten van de Unie ten opzichte van het jaarlijkse verbruik in de Unie van strategische grondstoffen, waarbij rekening wordt gehouden met de verwachte toename van het verbruik in de Unie.

De bijdrage van een project tot de desbetreffende capaciteitsbenchmark wordt beoordeeld aan de hand van het ondernemingsplan van het project, de ondersteunende technische informatie in de aanvraag en de geraamde doorlooptijd van het project.

2.Om te beoordelen of een project in een derde land aan de criteria van artikel 5, lid 1, punt a), voldoet, wordt het volgende in aanmerking genomen:

a)of het project bijdraagt tot het halen van de in artikel 1, lid 2, punt b), vastgestelde benchmarks of tot het behoud van de veerkracht van de voorziening van strategische grondstoffen van de Unie;

b)of met het toepasselijke rechtskader of andere voorwaarden wordt gewaarborgd dat de handel en investeringen met betrekking tot het project niet worden verstoord, met name rekening houdend met de vraag of de Unie een strategisch partnerschap als bedoeld in artikel 33 of een handelsovereenkomst met een hoofdstuk over grondstoffen met het desbetreffende derde land is aangegaan, en of het toepasselijke rechtskader of andere voorwaarden in overeenstemming zijn met het gemeenschappelijk handelsbeleid van de Unie;

c)de mate waarin ondernemingen afnameovereenkomsten met de projectontwikkelaar hebben gesloten om de in het kader van de desbetreffende projecten in de Unie geproduceerde strategische grondstoffen te gebruiken of te verwerken, of daartoe bereid zijn;

d)of het project in overeenstemming is met de doelstellingen van de Unie inzake ontwikkelingssamenwerking en buitenlands beleid.

De bijdrage van een project tot de in punt a) bedoelde benchmarks wordt beoordeeld aan de hand van het ondernemingsplan van het project, de ondersteunende technische informatie in de aanvraag, de geraamde doorlooptijd van het project en het aandeel van de output van het project dat valt onder bestaande of potentiële afnameovereenkomsten als bedoeld in punt c). Onder meer contractuele overeenkomsten, intentieverklaringen of memoranda van overeenstemming kunnen met betrekking tot punt c) als bewijsmateriaal dienen.

3.Om te beoordelen of een project aan de criteria van artikel 5, lid 1, punt b), voldoet, wordt rekening gehouden met:

a)de kwaliteit van de uitgevoerde haalbaarheidsstudies over het ontwikkelingspotentieel van het project;

b)de vraag of de te gebruiken technologie zich in de relevante omgeving heeft bewezen.

De in punt a) bedoelde haalbaarheidsstudies worden ontworpen om:

a)te beoordelen of een voorgesteld project waarschijnlijk succesvol zal zijn door technologische en milieuoverwegingen in aanmerking te nemen;

b)mogelijke technische en andere problemen te identificeren die zich bij de uitvoering van het project kunnen voordoen.

Om te kunnen bevestigen dat het project haalbaar is, kunnen aanvullende studies vereist zijn.

4.Om te beoordelen of een project aan het criterium van artikel 5, lid 1, punt c), voldoet, wordt rekening gehouden met de overeenstemming van het project met de volgende Uniewetgeving of internationale instrumenten:

a)[PB: gelieve verwijzing naar de richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid in te voegen] voor zover het de projectontwikkelaar betreft;

b)[PB: gelieve verwijzing naar de richtlijn duurzaamheidsrapportering door ondernemingen in te voegen] voor zover het de projectontwikkelaar betreft;

c) de tripartiete beginselverklaring van de IAO betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid;

d)de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, met name de richtsnoeren met betrekking tot het bestrijden van corruptie;

e)de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid voor verantwoorde toeleveringsketens van mineralen uit conflict- en hoogrisicogebieden;

f)de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid voor zinvolle betrokkenheid van belanghebbenden in de winningssector;

g)de beginselen van corporate governance van de OESO;

h)de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen;

i)de leidende beginselen inzake bedrijfsleven en mensenrechten van de VN.

Projectontwikkelaars kunnen ook aantonen dat zij aan het criterium van artikel 5, lid 1, punt c), voldoen door:

a)aan te tonen dat het desbetreffende project afzonderlijk is gecertificeerd in het kader van een erkende regeling als bedoeld in artikel 29, of

b)zich ertoe te verbinden een certificatie van het project in het kader van een erkende regeling als bedoeld in artikel 29 te verkrijgen en voldoende bewijs te verstrekken dat bij de uitvoering van het desbetreffende project aan de criteria voor die certificering kan worden voldaan.

5.Om te beoordelen of een project in de Unie aan de criteria van artikel 5, lid 1, punt d), voldoet, wordt het volgende in aanmerking genomen:

a)of ondernemingen uit verschillende lidstaten aan het project deelnemen;

b)of mogelijke afnemers ook in meer dan een lidstaat zijn gevestigd;

c)de effecten op de beschikbaarheid van strategische grondstoffen voor downstreamgebruikers in meer dan één lidstaat.

6.Om te beoordelen of een project in een derde land aan de criteria van artikel 5, lid 1, punt e), voldoet, wordt rekening gehouden met de mate waarin het project in het desbetreffende derde land bijdraagt tot:

a)het versterken van meer dan één stadium van de grondstoffenwaardeketen in het desbetreffende land of de omliggende regio;

b)het bevorderen van particuliere investeringen in de binnenlandse grondstoffenwaardeketen;

c)het realiseren van bredere economische of maatschappelijke voordelen, onder meer het scheppen van werkgelegenheid.

BIJLAGE IV

Criteria voor certificeringsregelingen

Een erkende certificeringsregeling moet aan de volgende criteria voldoen:

a)de regeling staat onder transparante, eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden open voor alle marktdeelnemers die aan de vereisten van de regeling willen en kunnen voldoen;

b)de vereisten voor certificering omvatten ten minste:

i)vereisten waarmee ecologisch duurzame praktijken, waaronder milieubeheer en beperking van de milieueffecten, worden gewaarborgd;

ii)vereisten waarmee maatschappelijk verantwoorde praktijken, waaronder eerbiediging van de mensenrechten en arbeidsrechten, worden gewaarborgd;

iii)vereisten waarmee de integriteit en transparantie van ondernemingen worden gewaarborgd, waaronder vereisten voor een goede omgang met financiële, milieu- en maatschappelijke kwesties;

a)de verificatie en monitoring van de naleving is objectief en gebaseerd op internationale, Unie- of nationale normen, vereisten en procedures, en wordt onafhankelijk van de desbetreffende marktdeelnemer uitgevoerd;

b)de regeling omvat voldoende vereisten en procedures om de bekwaamheid en onafhankelijkheid van de verantwoordelijke verificateurs te waarborgen.

BIJLAGE V

Milieuvoetafdruk

1.Definities

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

a)“activiteitsgegevens”: gegevens die betrekking hebben op de processen die samengaan met het modelleren van de levenscyclusinventarisaties (LCI). De samengevoegde LCI-resultaten van de procesketens die de activiteiten van een proces vertegenwoordigen, worden elk vermenigvuldigd met de bijbehorende activiteitsgegevens en vervolgens gecombineerd om de milieuvoetafdruk van het desbetreffende proces te berekenen;

b)“materiaalstaat”: de lijst van grondstoffen, delen van samenstellen, tussenproducten, subcomponenten en onderdelen, en de hiervan benodigde hoeveelheden voor de vervaardiging van het product waarop de studie betrekking heeft;

c)“bedrijfsspecifieke gegevens”: de direct bij een of meer inrichtingen gemeten of verzamelde gegevens (locatiespecifieke gegevens) die representatief zijn voor de activiteiten van de onderneming. Dit worden ook “primaire gegevens” genoemd;

d)“effectbeoordelingsmethode”: het protocol om gegevens uit inventarisgegevens van de levenscyclus kwantitatief om te zetten in bijdragen aan een onderzocht milieueffect;

e)“effectcategorie”: een klasse van het hulpbronnengebruik of milieueffect waarop de levenscyclusgegevens betrekking hebben;

f)“levenscyclus”: de opeenvolgende en onderling verbonden stadia van een productsysteem, van de verwerving van grondstoffen of de opwekking uit natuurlijke hulpbronnen tot de definitieve verwijdering (ISO 14040:2006);

g)“levenscyclusinventarisatie”: de verzameling elementaire, afval- en productstromen in een gegevensverzameling voor de levenscyclusinventarisatie;

h)“gegevensverzameling voor de levenscyclusinventarisatie (LCI)”: een document of dossier met informatie over de levenscyclus van een bepaald product of een andere referentiebron (bijvoorbeeld een website of een proces) met beschrijvende metagegevens en kwantitatieve levenscyclusinventarisatiegegevens. Een gegevensverzameling voor de levenscyclusinventarisatie kan een gegevensverzameling over een eenheidsproces, een deels samengevoegde of een geheel samengevoegde gegevensverzameling betreffen;

i)“secundaire gegevens”: gegevens die niet afkomstig zijn uit een specifiek proces binnen de toeleveringsketen van het bedrijf dat het onderzoek naar de milieuvoetafdruk uitvoert. Dit zijn gegevens die niet rechtstreeks door het bedrijf zijn verzameld, gemeten of geschat, maar die afkomstig zijn van een levencyclusinventarisdatabank van een derde partij of een andere bron. Secundaire gegevens bestrijken onder meer gemiddelde sectorgegevens (zoals gepubliceerde productiegegevens, overheidsstatistieken en gegevens van bedrijfsverenigingen), literatuuronderzoek, technische studies en octrooien, en kunnen ook gebaseerd zijn op financiële gegevens en proxy-gegevens en andere generieke gegevens bevatten. Primaire gegevens die een horizontale samenvoegingsstap doorlopen worden als secundaire gegevens beschouwd;

j)“systeemgrens”: de aspecten die worden opgenomen in of worden uitgesloten van het levenscyclusonderzoek.

Daarnaast worden aanvullende definities die nodig zijn voor de interpretatie van de regels voor berekening van de milieuvoetafdruk van een kritieke grondstof in die regels opgenomen.

2.Reikwijdte

Deze bijlage bevat essentiële elementen over de methode voor de berekening van de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen.

De regels voor de berekening van de milieuvoetafdruk van een bepaalde kritieke grondstof moeten voortbouwen op de essentiële elementen van deze bijlage, waarbij rekening moet worden gehouden met wetenschappelijk onderbouwde beoordelingsmethoden en relevante international normen op het gebied van levenscyclusbeoordeling.

De berekening van de milieuvoetafdruk van een kritieke grondstof is gebaseerd op de materiaalstaat, de energie, de productiemethoden en de hulpstoffen die in een de productiefaciliteit voor het vervaardigen van een kritieke grondstof worden gebruikt.

Bij het vaststellen van de regels voor de berekening van de milieuvoetafdruk van een bepaalde kritieke grondstof, tracht de Commissie overeenstemming met regels voor de berekening van de milieuvoetafdruk van producten die gebruikmaken van die kritieke grondstoffen te waarborgen.

3.Opgegeven eenheid

De opgegeven eenheid is 1 kg van de desbetreffende soort kritieke grondstof.

In de regels voor de berekening van de milieuvoetafdruk van een bepaalde kritieke grondstof kan een hogere of lagere opgegeven eenheid, uitgedrukt in kg, worden vastgesteld, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met de aard of het gebruik van de desbetreffende kritieke grondstof.

Alle kwantitatieve input- en outputgegevens die door de fabrikant worden verzameld voor het bepalen van de koolstofvoetafdruk, worden aan de hand van deze opgegeven eenheid berekend.

4.Systeemgrens

Winning, concentratie en raffinage zijn de drie stadia van de levenscyclus die, met de volgende processen (indien relevant voor de desbetreffende kritieke grondstof), binnen de systeemgrens van primaire kritieke grondstoffen moeten vallen:

a)upstreamprocessen, waaronder de winning van ertsen voor de productie van grondstoffen, de productie en de levering (het vervoer) van chemische stoffen en hulpstoffen, de productie en de levering (het vervoer) van brandstoffen, de productie en de levering van elektriciteit, en het vervoer van materialen in voertuigen die geen eigendom van de organisatie zijn;

b)het vervoer van ertsen, concentraten en grondstoffen in voertuigen die eigendom zijn van of worden beheerd door de organisatie;

c)de opslag van ertsen, concentraten en grondstoffen;

d)het verbrijzelen en schoonmaken van ertsen;

e)de productie van grondstofconcentraten;

f)de onttrekking van metalen (met chemische, fysische of biologische middelen);

g)smelten;

h)de conversie van metalen;

i)het schoonmaken van slak;

j)de raffinage van metalen;

k)de elektrolyse van metalen;

l)het gieten of verpakken van metalen;

m)de verwerking van verbruikt materiaal en slak;

n)alle bijbehorende hulpprocessen, zoals afvalwaterbehandeling (ter plaatse, ook voor de behandeling van proceswater, koelwater en afgevloeid oppervlaktewater), systemen voor de besparing van gas (onder meer voor primaire en secundaire afgassen en boilers, met inbegrip van de voorbehandeling van het voedingswater), en interne logistiek.

De volgende processen (voor zover relevant voor de desbetreffende gerecyclede grondstof) vallen binnen de systeemgrens van secundaire kritieke grondstoffen (waarbij het levenscyclusstadium van recycling wordt bepaald):

a)upstreamprocessen, waaronder de productie van inputgrondstoffen (schroot en nieuwe koperconcentraten), de productie en de levering (het vervoer) van chemische stoffen en hulpstoffen, de productie en de levering (het vervoer) van brandstoffen, de productie en de levering van elektriciteit, en het vervoer van materialen in voertuigen die geen eigendom van de organisatie zijn;

b)het vervoer van concentraten en schroot in voertuigen die eigendom zijn van of worden beheerd door de organisatie;

c)de opslag van schroot, concentraten en grondstoffen;

d)de secundaire voorbehandeling van materialen;

e)smelten;

f)de conversie van metalen;

g)de raffinage van metalen;

h)de elektrolyse van metalen;

i)het gieten of verpakken van metalen;

j)de verwerking van verbruikt materiaal;

k)alle bijbehorende hulpprocessen, zoals afvalwaterbehandeling (ter plaatse, ook voor de behandeling van proceswater, koelwater en afgevloeid oppervlaktewater), systemen voor de besparing van gas (onder meer voor primaire en secundaire afgassen en boilers, met inbegrip van de voorbehandeling van het voedingswater), en interne logistiek.

De gebruiksfase en de fase aan het einde van de levensduur worden van de berekening van de milieuvoetafdruk uitgesloten, aangezien de verantwoordelijke marktdeelnemer daar geen rechtstreekse invloed op heeft. Andere processen kunnen worden uitgesloten als zij niet significant bijdragen tot de milieuvoetafdruk van een kritieke grondstof.

5.Effectcategorieën

In de berekeningsregels wordt bepaald welke effectcategorie bij de berekening van de milieuvoetafdruk moet worden gebruikt. Die keuze wordt gebaseerd op de hotspotanalyse die wordt uitgevoerd overeenkomstig op internationaal niveau ontwikkelde wetenschappelijk verantwoorde methoden en met inachtneming van:

a)het relatieve belang van de verschillende effecten, met inbegrip van hun relatieve belang voor het behalen van de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie;

b)de behoeften van downstreamondernemingen die de milieuvoetafdruk van de kritieke grondstoffen die zij gebruiken, willen meedelen.

6.Gebruik van bedrijfsspecifieke en secundaire gegevensverzamelingen

In de berekeningsregels wordt het gebruik van bedrijfsspecifieke of secundaire gegevensverzamelingen voor alle relevante processen en materialen gespecificeerd.

Het gebruik van bedrijfsspecifieke gegevens is ten minste vereist voor de processen waarop de verantwoordelijke exploitant rechtstreeks invloed heeft en die het sterkste bijdragen tot de desbetreffende effectcategorieën.

De bedrijfsspecifieke activiteitsgegevens worden gebruikt in combinatie met de desbetreffende secundaire gegevensverzamelingen conform de milieuvoetafdrukmethode. In de berekeningsregels moet worden gespecificeerd of monsterneming is toegestaan, overeenkomstig de criteria van op internationaal niveau ontwikkelde wetenschappelijk verantwoorde methoden.

In het geval van een wijziging van de materiaalstaat of energiemix die voor het produceren van een soort kritieke grondstoffen wordt gebruikt, is een nieuwe berekening van de milieuvoetafdruk nodig.

De in een gedelegeerde handeling uit te werken berekeningsregels omvatten de gedetailleerde modellering van de volgende stadia van de levenscyclus:

a)het stadium van winning, concentratie en raffinage van primaire grondstoffen;

b)het stadium van verwerving en bewerking van secundaire grondstoffen.

7.Effectbeoordelingsmethoden

De milieuvoetafdruk wordt berekend met wetenschappelijk verantwoorde effectbeoordelingsmethoden waarin rekening is gehouden met ontwikkelingen op internationaal niveau voor relevante effectcategorieën met betrekking tot klimaatverandering, water, lucht, bodem, hulpbronnen, landgebruik en toxiciteit.

De resultaten worden als karakteriseringsresultaten weergegeven (zonder normalisatie en weging).

8.Milieuvoetafdrukprestatieklassen

Afhankelijk van de verdeling van de waarden van de milieuvoetafdrukverklaringen van producten die op de interne markt in de handel zijn gebracht en met het oog op het mogelijk maken van marktdifferentiatie, wordt een zinvol aantal prestatieklassen vastgesteld, waarbij categorie A de beste klasse is met de minste effecten gedurende de gehele levenscyclus. Bij de vaststelling van de drempelwaarde voor iedere prestatieklasse, evenals de bandbreedte van elke prestatieklasse, wordt uitgegaan van de verdeling van de geleverde prestaties van de desbetreffende kritieke grondstoffen die in de voorgaande drie jaar in de handel zijn gebracht, de verwachte technologische vooruitgang en andere vast te stellen technische factoren.

De Commissie beoordeelt het aantal prestatieklassen en de bijbehorende drempelwaarden elke drie jaar opnieuw om te waarborgen dat deze representatief blijven voor de realiteit van de markt en de verwachte marktontwikkelingen.

9.Conformiteitsbeoordeling

In de regels voor berekening en verificatie wordt aangegeven welke van de in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG beschreven modules, indien nodig aangepast aan het desbetreffende materiaal, de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure is.

Bij het aanwijzen van de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure houdt de Commissie rekening met:

a)de vraag of de betrokken module geschikt is voor het soort materiaal en in verhouding staat tot het nagestreefde algemene belang;

b)de beschikbaarheid van bevoegde en onafhankelijke derden die mogelijke taken van conformiteitsbeoordeling door derden kunnen uitvoeren;

c)indien betrokkenheid van een derde partij vereist is, de noodzaak van een keuzemogelijkheid voor de fabrikant tussen modules voor kwaliteitsborging en productcertificatie, zoals beschreven in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG.



BIJLAGE VI

Relevante producten als bedoeld in artikel 26, lid 1

In de volgende tabel zijn de goederen opgenomen zoals deze zijn ingedeeld in de gecombineerde nomenclatuur als vervat in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87.

Top