Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020PC0303

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2408 waarbij de Republiek Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

COM/2020/303 final

Brussel, 9.7.2020

COM(2020) 303 final

2020/0138(NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2408 waarbij de Republiek Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde


TOELICHTING

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (hierna “de btw-richtlijn” genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 17 april 2020, heeft Letland verzocht om tot en met 31 december 2024 een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van artikel 287 van de btw-richtlijn, zodat het belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 40 000 EUR van de btw kan vrijstellen.

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 19 mei 2020 van het verzoek van Letland in kennis gesteld. De Commissie heeft Letland bij brief van 20 mei 2020 meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig hoofdstuk 1 van titel XII van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen, waarbij zij onder meer de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen van wie de jaaromzet onder een bepaalde drempel blijft, van btw vrij te stellen. Deze vrijstelling houdt in dat de belastingplichtige geen btw in rekening hoeft te brengen over zijn prestaties, maar bijgevolg ook geen voorbelasting kan aftrekken.

Overeenkomstig punt 10 van artikel 287 van de btw-richtlijn mag Letland vrijstelling van btw verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 17 200 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van zijn toetreding geldende omrekeningskoers. Bij Uitvoeringsbesluit 2010/584/EU 2 van de Raad werd Letland gemachtigd om een hogere drempel toe te passen en vrijstelling van btw te verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 50 000 EUR. Deze maatregel werd bij Uitvoeringsbesluit 2014/796/EU 3 van de Raad verlengd tot en met 31 december 2017. Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2408 4 van de Raad werd Letland gemachtigd om de maatregel te verlengen tot en met 31 december 2020 en daarbij de vrijstellingsdrempel te verlagen van 50 000 EUR tot 40 000 EUR.

Volgens de Letse autoriteiten vergemakkelijkt de maatregel de inning van de btw, waardoor Letland de administratieve procedures voor kleine ondernemingen kan vereenvoudigen en hun administratieve lasten kan verlagen. Ook de belastingautoriteiten zullen hun werklast zien dalen.

Voorts hebben de Letse autoriteiten vastgesteld dat het aantal geregistreerde btw-betalers de afgelopen jaren is gedaald, ten dele doordat deze als gevolg van de btw-fraudebestrijdingsmaatregelen sneller uit het btw-register worden geschrapt, terwijl de btw-inkomsten zijn blijven stijgen en de kosten voor de Letse belastingdienst per geïnde euro zijn gedaald. Op basis van deze resultaten, en gelet op het feit dat de buurlanden van Letland een vergelijkbare drempel toepassen voor de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (40 000 EUR in Estland en 45 000 EUR in Litouwen), is het aangewezen om de drempel op het huidige niveau te handhaven. Volgens de ramingen van de Letse autoriteiten zal een verdere verlaging van de drempel geen noemenswaardige meeropbrengsten voor de begroting opleveren of tot een stijging van het aantal voor de btw geregistreerde personen leiden, omdat - zoals uit feitelijke gegevens voor 2018 blijkt - het effect op de begroting en op het aantal ondernemingen kleiner was dan voorspeld. Een verhoging van de drempel daarentegen, bijvoorbeeld tot 50 000 EUR, zou een negatief effect hebben op de begroting.

De maatregel is facultatief. Kleine ondernemingen met een omzet die de drempel niet overschrijdt, zullen dus nog altijd kunnen gebruikmaken van hun recht om de normale btw-regeling toe te passen.

Derogaties worden gewoonlijk voor een beperkte periode toegestaan, zodat kan worden nagegaan of de derogatiemaatregel passend en doeltreffend blijft. Bovendien zijn de bepalingen van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen onlangs herzien. In de nieuwe richtlijn 5 , die voorziet in eenvoudigere btw-regels voor kleine ondernemingen, is bepaald dat de lidstaten uiterlijk op 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dienen vast te stellen en bekend te maken om aan de nieuwe regels te voldoen. De lidstaten moeten deze nationale bepalingen vanaf 1 januari 2025 toepassen.

Het is derhalve passend Letland te machtigen de derogatiemaatregel toe te passen tot en met 31 december 2024.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

De derogatiemaatregel is in overeenstemming met de filosofie die ten grondslag ligt aan de nieuwe richtlijn tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen, waartoe in het btw-actieplan 6 de aanzet was gegeven, en moet een moderne en vereenvoudigde regeling voor deze ondernemingen creëren. Hij strekt er met name toe de btw-nalevingskosten en concurrentieverstoringen te beperken, zowel nationaal als op het niveau van de EU, de negatieve gevolgen van het drempeleffect te beperken, alsook de naleving van de regels voor bedrijven en het toezicht door de belastingdienst te vergemakkelijken.

Bovendien is de drempel van 40 000 EUR in overeenstemming met de nieuwe richtlijn, op grond waarvan de lidstaten de drempel van de jaaromzet waaronder btw-vrijstelling kan worden verleend, mogen vaststellen op maximaal 85 000 EUR (of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid).

Aan andere lidstaten zijn in het verleden ook al soortgelijke derogaties verleend waarbij belastingplichtigen met een jaaromzet onder een bepaalde drempel vrijstelling van btw krijgen, overeenkomstig de artikelen 285 en 287 van de btw-richtlijn. Malta 7 mag een drempel toepassen van 20 000 EUR; Nederland 8 een drempel van 25 000 EUR; Italië 9 een drempel van 30 000 EUR; Luxemburg 10 een drempel van 35 000 EUR; Polen 11 en Estland 12 een drempel van 40 000 EUR; Kroatië 13 en Litouwen 14 een drempel van 45 000 EUR; Hongarije 15 een drempel van 48 000 EUR; Slovenië 16 een drempel van 50 000 EUR en Roemenië 17 een drempel van 88 500 EUR.

Zoals reeds werd opgemerkt, moeten derogaties van de btw-richtlijn steeds in de tijd worden beperkt, zodat de gevolgen ervan kunnen worden beoordeeld. De door Letland gevraagde vervaldatum van de bijzondere maatregel (31 december 2024) is in overeenstemming met de vereisten van de nieuwe richtlijn betreffende de vereenvoudiging van de btw-regels voor kleine en middelgrote ondernemingen. In die richtlijn is namelijk bepaald dat de lidstaten de nationale bepalingen die zij moeten vaststellen om aan de richtlijn te voldoen, per 1 januari 2025 moeten toepassen.

De voorgestelde maatregel is derhalve in overeenstemming met de bepalingen van de btw-richtlijn.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De Commissie heeft er in haar jaarlijkse werkprogramma’s consequent op gewezen dat eenvoudigere regels voor kleine ondernemingen nodig zijn. In dit verband verwijst het werkprogramma 18 van de Commissie voor 2020 naar “een specifieke kmo-strategie, die het voor kleine en middelgrote ondernemingen gemakkelijker zal maken om te opereren, op te schalen en uit te breiden”. De derogatiemaatregel strookt, bekeken in het licht van de begrotingsregels, met dergelijke doelstellingen. Hij is met name in overeenstemming met het werkprogramma 19 van de Commissie voor 2017, waarin specifiek voor de btw werd opgemerkt dat de regeldruk voor de naleving van de btw-regels voor kleine bedrijven erg groot was en dat technische innovaties nieuwe uitdagingen stelden voor een effectieve belastingheffing, en waarin werd benadrukt dat de btw voor kleinere ondernemingen vereenvoudigd moest worden.

De maatregel is ook in overeenstemming met de strategie 20 voor de eengemaakte markt van 2015, waarmee de Commissie kleine en middelgrote ondernemingen wil helpen groeien, onder andere door een verlichting van de administratieve lasten, die deze ondernemingen verhinderen ten volle te profiteren van de eengemaakte markt. Voorts knoopt hij aan bij de filosofie van de mededeling van de Commissie uit 2013 “Actieplan Ondernemerschap 2020 – De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen” 21 , waarin wordt benadrukt dat de belastingwetgeving voor kleine ondernemingen moet worden vereenvoudigd.

Tot slot is de maatregel in overeenstemming met het EU-beleid voor kleine en middelgrote ondernemingen zoals dat is uiteengezet in de mededeling 22 van 2016 over starters en de mededeling 23 van 2008 “Denk eerst klein — Een “Small Business Act” voor Europa”, waarin de lidstaten werden opgeroepen om bij de opstelling van wetgeving rekening te houden met de bijzondere kenmerken van het midden en kleinbedrijf en het bestaande regelgevingskader te vereenvoudigen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling van de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de belastinginning voor kleine belastingplichtigen en voor de belastingdienst vereenvoudigen.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Letland en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad machtigt Letland om vrijstelling van btw te blijven verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 40 000 EUR. Belastingplichtigen van wie de belastbare omzet onder de drempel blijft, hoeven zich niet voor de btw te registreren; dankzij de maatregel zullen zij dus te maken hebben met minder administratieve lasten, aangezien zij geen btw-administratie meer zullen moeten voeren of een btw-aangifte moeten indienen. Hierdoor kan de maatregel ook de administratieve lasten voor de belastingdienst verminderen.

Op basis van prognoses verwachtten de Letse autoriteiten dat de verlaging van de btw-registratiedrempel van 50 000 EUR naar 40 000 EUR 5,9 miljoen EUR aan extra btw-inkomsten voor de overheidsbegroting zou opleveren, alsook 3 426 extra nieuwe btw-registraties per jaar. Om het precieze budgettaire effect te bepalen, is gekeken naar de voor de btw geregistreerde personen die voor de btw-aangifte voor 2018 een omzet met een totale waarde tussen 40 000 EUR en 50 000 EUR hadden en die in 2017 niet voor de btw geregistreerd waren. Het budgettaire effect wordt geacht gelijk te zijn aan het totale bedrag aan btw dat door deze voor de btw geregistreerde personen werd aangegeven, zijnde 2,8 miljoen EUR in 2018. Samen vertegenwoordigden zij 2 636 personen en dit aantal kan worden beschouwd als de toename van het aantal btw-plichtigen dankzij de maatregel. Uit de gegevens van de btw-aangiften voor 2019 blijkt dat de voor de btw geregistreerde personen die in hun btw-aangifte een totale omzet tussen 40 000 EUR en 50 000 EUR hebben vermeld, 10,7 miljoen EUR aan btw-inkomsten hebben afgedragen aan de overheidsbegroting, in vergelijking met 5,8 miljoen EUR in 2018. De Letse autoriteiten concluderen bijgevolg dat het budgettaire effect van deze maatregel op de overheidsbegroting positief is, zij het iets lager dan voorspeld.

Volgens de Letse autoriteiten zal een verdere verlaging van de drempel geen noemenswaardige meeropbrengsten voor de begroting opleveren of tot een stijging van het aantal voor de btw geregistreerde personen leiden, omdat - zoals uit feitelijke gegevens voor 2018 blijkt - het effect op de begroting en op het aantal ondernemingen kleiner was dan voorspeld. Een verhoging van de drempel daarentegen, bijvoorbeeld tot 50 000 EUR, zou een negatief effect hebben op de begroting.

De derogatiemaatregel zal facultatief zijn voor de belastingplichtigen. Zij zullen voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting omdat Letland een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad.

2020/0138 (NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2408 waarbij de Republiek Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 24 , en met name artikel 395, lid 1, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Krachtens punt 10 van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG mag Letland vrijstelling van btw verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 17 200 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van zijn toetreding geldende omrekeningskoers.

(2)Bij Uitvoeringsbesluit 2010/584/EU 25 van de Raad werd Letland gemachtigd om een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG (hierna “de derogatiemaatregel” genoemd), teneinde belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 50 000 EUR tot en met 31 december 2013 van de btw vrij te stellen. Deze derogatiemaatregel werd bij Uitvoeringsbesluit 2014/796/EU 26 van de Raad verlengd tot en met 31 december 2017.

(3)Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2408 27 van de Raad werd Letland gemachtigd om de derogatiemaatregel te verlengen tot en met 31 december 2020 en daarbij de vrijstellingsdrempel te verlagen van 50 000 EUR tot 40 000 EUR.

(4)Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 17 april 2020, heeft Letland verzocht om machtiging tot verlenging van de derogatiemaatregel tot en met 31 december 2024, de datum waartegen de lidstaten Richtlijn (EU) 2020/285 28 van de Raad, die voorziet in eenvoudigere btw-regels voor kleine ondernemingen, moeten omzetten. In deze richtlijn is ook de maximumdrempel waaronder de lidstaten belastingplichtigen vrijstelling mogen verlenen, vastgelegd op 85 000 EUR van hun jaaromzet in de lidstaat of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid.

(5)Bij brief van 19 mei 2020 heeft de Commissie de overige lidstaten overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG van het verzoek van Letland in kennis gesteld. Bij brief van 20 mei 2020 heeft de Commissie Letland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(6)De derogatiemaatregel is in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2020/285, die tot doel heeft de btw-nalevingskosten van kleine ondernemingen en concurrentieverstoringen op nationaal en Unieniveau te beperken, alsook de negatieve gevolgen van de overgang van vrijstelling naar belastingheffing (het zogenoemde drempeleffect). De richtlijn is er tevens op gericht de naleving van de regels door kleine ondernemingen en het toezicht door de belastingdiensten te vergemakkelijken. De drempel van 40 000 EUR is in overeenstemming met artikel 284 van Richtlijn 2006/112/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2020/285.

(7)De derogatiemaatregel zal facultatief zijn voor de belastingplichtigen. Zij zullen nog altijd voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG.

(8)Volgens de door Letland verstrekte gegevens zal de derogatiemaatregel geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik in Letland.

(9)De derogatiemaatregel zal geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw omdat Letland een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad 29 .

(10)Gelet op het feit dat de derogatiemaatregel de administratieve lasten en de nalevingskosten kan verlichten voor zowel kleine bedrijven als de belastingautoriteiten zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten, moet Letland worden gemachtigd de derogatiemaatregel te blijven toepassen.

(11)De machtiging voor de toepassing van de derogatiemaatregel moet in de tijd worden beperkt. De periode moet lang genoeg zijn om te kunnen evalueren of de drempel doeltreffend en passend is. Bovendien moeten de lidstaten overeenkomstig Richtlijn (EU) 2020/285 uiterlijk op 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen en bekendmaken om aan artikel 1 van die richtlijn te voldoen en moeten zij deze bepalingen met ingang van 1 januari 2025 toepassen. Het is derhalve passend Letland te machtigen de derogatiemaatregel toe te passen tot en met 31 december 2024.

(12)Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2408 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 2 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2408 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Dit besluit is van toepassing tot en met 31 december 2024.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Letland.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(2)    Uitvoeringsbesluit 2010/584/EU van de Raad van 27 september 2010 waarbij de Republiek Letland wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 256 van 30.9.2010, blz. 29).
(3)    Uitvoeringsbesluit 2014/796/EU van de Raad van 7 november 2014 waarbij de Republiek Letland wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 46).
(4)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2408 van de Raad van 18 december 2017 waarbij de Republiek Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 342 van 21.12.2017, blz. 8).
(5)    Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (PB L 62 van 2.3.2020, blz. 13).
(6)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over een actieplan betreffende de btw: naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU - tijd om knopen door te hakken (COM(2016) 148 final).
(7)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/279 van de Raad van 20 februari 2018 waarbij Malta wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 54 van 24.2.2018, blz. 14).
(8)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1904 van de Raad van 4 december 2018 waarbij Nederland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te treffen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 310 van 6.12.2018, blz. 25).
(9)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1988 van de Raad van 8 november 2016 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/678/EU waarbij de Italiaanse Republiek wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 306 van 15.11.2016, blz. 11).
(10)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2210 van de Raad van 19 december 2019 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU waarbij Luxemburg wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 332 van 23.12.2019, blz. 155).
(11)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1919 van de Raad van 4 december 2018 tot wijziging van Beschikking 2009/790/EG waarbij Polen wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 311 van 7.12.2018, blz. 32).
(12)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/563 van de Raad van 21 maart 2017 waarbij de Republiek Estland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 80 van 25.3.2017, blz. 33).
(13)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1768 van de Raad van 25 september 2017 waarbij de Republiek Kroatië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 250 van 28.9.2017, blz. 71).
(14)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1853 van de Raad van 10 oktober 2017 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2011/335/EU waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 265 van 14.10.2017, blz. 15).
(15)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1490 van de Raad van 2 oktober 2018 waarbij Hongarije wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te treffen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 252 van 8.10.2018, blz. 38).
(16)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1700 van de Raad van 6 november 2018 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/54/EU waarbij de Republiek Slovenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 285 van 13.11.2018, blz. 78).
(17)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1855 van de Raad van 10 oktober 2017 waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 265 van 14.10.2017, blz. 19).
(18)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Werkprogramma van de Europese Commissie voor 2020 —Een Unie die de lat hoger legt (COM(2020) 37 final).
(19)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Werkprogramma van de Europese Commissie voor 2017 (COM(2016) 710 final).
(20)    Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s - De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen (COM(2015) 550 final).
(21)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Actieplan Ondernemerschap 2020 – De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen (COM(2012) 795 final).
(22)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – De toekomstige leiders van Europa: het starters- en opschalingsinitiatief (COM(2016) 733 final).
(23)    Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — “Denk eerst klein” — Een “Small Business Act” voor Europa (COM(2008) 394 final).
(24)    PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(25)    Uitvoeringsbesluit 2010/584/EU van de Raad van 27 september 2010 waarbij de Republiek Letland wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 256 van 30.9.2010, blz. 29).
(26)    Uitvoeringsbesluit 2014/796/EU van de Raad van 7 november 2014 waarbij de Republiek Letland wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 46).
(27)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2408 van de Raad van 18 december 2017 waarbij de Republiek Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 342 van 21.12.2017, blz. 8).
(28)    Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (PB L 62 van 2.3.2020, blz. 13).
(29)    Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).
Top