Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019PC0424

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie Oorsprongsregels die is opgericht bij de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels (WTO-GATT 1994), gehecht aan de op 15 april 1994 te Marrakech ondertekende slotakte

COM/2019/424 final

Brussel, 20.9.2019

COM(2019) 424 final

BIJLAGE

bij het

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie Oorsprongsregels die is opgericht bij de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels (WTO-GATT 1994), gehecht aan de op 15 april 1994 te Marrakech ondertekende slotakte


Verbetering van de transparantie bij niet-preferentiële oorsprongsregels

_______________

De leden van de Wereldhandelsorganisatie,

Geleid door de wens ervoor te zorgen dat de oorsprongsregels zelf de internationale handel niet beperken, vervalsen of verstoren;

Verlangend ervoor te zorgen dat de oorsprongsregels worden opgesteld en toegepast op een onpartijdige, transparante, voorspelbare, consequente en neutrale wijze;

Erkennend dat duidelijke en voorspelbare oorsprongsregels en de toepassing van deze regels het internationale handelsverkeer vergemakkelijken;

Erkennend dat het wenselijk is te zorgen voor transparante wet- en regelgeving en praktijken op het gebied van de oorsprongsregels;

Geleid door de wens de kennisgevingsverplichtingen uit hoofde van artikel 5 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels aan te vullen;

Bevestigend dat de verbetering van de transparantie van wet- en regelgeving en praktijken ten aanzien van oorsprongsregels de nalevingskosten van marktdeelnemers die mondiale waardeketens willen creëren, met name van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, helpt te verlagen;

Besluiten, met betrekking tot de oorsprongsregels, als volgt:

1.Het is wenselijk een hoog niveau van transparantie van en wederzijds inzicht in bestaande oorsprongsregels en de desbetreffende documentatievereisten die door WTO-leden worden gebruikt, te handhaven en te bevorderen. Onder oorsprongsregels worden de regels verstaan die onder het toepassingsgebied van artikel 1 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels vallen.

2.Ter verbetering van de transparantie en ter bevordering van een beter inzicht in de oorsprongsregels stellen de Leden het Secretariaat van de WTO overeenkomstig bijlage 1 bij dit besluit in kennis van de oorsprongsregels die zij hanteren bij de toepassing van de meestbegunstigingsclausule op grond van de artikelen I, II, III, XI en XIII van de GATT 1994.

3.De Leden worden aangemoedigd gebruik te maken van het kennisgevingsmodel in bijlage 1 wanneer zij het Secretariaat van de WTO in kennis stellen van eventuele andere oorsprongsregels die zij hanteren bij de toepassing van andere niet-preferentiële handelsbeleidsinstrumenten zoals bepaald in artikel 1, lid 2, van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels.

4.Voorts geven de Leden overeenkomstig bijlage 2 een beschrijving van de praktijken die zij hanteren met betrekking tot de certificering van oorsprong en andere verplichte documentaire bewijzen van oorsprong voor niet-preferentiële doeleinden waarvan overeenkomstig bijlage 1 kennis is gegeven 1 . Leden die melden dat zij geen oorsprongsregels toepassen overeenkomstig bijlage 1, vullen toch bijlage 2 in.

5.Kennisgevingen krachtens paragrafen 2 en 4 van dit besluit worden uiterlijk één jaar na de vaststelling van dit besluit ingediend.

6.De krachtens dit besluit verstrekte gegevens worden door het secretariaat van de WTO openbaar gemaakt.

7.Elk Lid richt, binnen de grenzen van de hem beschikbare middelen, een of meer informatiepunten op, of houdt deze in stand, voor de beantwoording van redelijke verzoeken om inlichtingen van regeringen, handelaren en andere belanghebbenden over aangelegenheden in verband met oorsprongsregels en desbetreffende documentatievereisten alsook voor de verstrekking van de vereiste formulieren en documenten 2 . De Leden verstrekken de contactgegevens van hun respectieve informatiepunten aan het Secretariaat van de WTO overeenkomstig bijlage 1. Leden die een minst ontwikkeld land zijn, verstrekken deze gegevens aan het Secretariaat van de WTO uiterlijk binnen twee jaar.

8.De Leden trachten verwijzingen naar wetgeving, websites, toelichtende stukken of andere documenten in een officiële taal van de WTO te verstrekken.

9.De Leden die ingrijpende wijzigingen aanbrengen in hun oorsprongsregels en desbetreffende documentatievereisten waarvan overeenkomstig dit besluit kennis is gegeven, stellen het Secretariaat van de WTO overeenkomstig dit besluit onverwijld in kennis van deze wijzigingen.

10.De Commissie Oorsprongsregels onderzoekt de bestaande oorsprongsregels en de desbetreffende documentatievereisten op basis van de inlichtingen waarvan overeenkomstig dit besluit kennis is gegeven, teneinde praktijken die de handel vergemakkelijken, in kaart te brengen en de internationale verspreiding ervan te bevorderen.

11.Op verzoek dient er door het Secretariaat van de WTO bijstand te worden verleend ter ondersteuning van de Leden die ontwikkelingsland of minst ontwikkeld land zijn, bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit besluit.

12.Dit besluit doet op generlei wijze afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de Leden die zijn opgenomen in artikel 5 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels of in artikel 1 van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie.

13.Er wordt een evaluatie van dit besluit, met name van de paragrafen 2 en 3, verricht drie jaar na de vaststelling ervan en vervolgens wanneer het nodig is, met als doel de transparantie bij niet-preferentiële oorsprongsregels op passende wijze verder te verbeteren.

BIJLAGE 1

KENNISGEVINGSMODEL VOOR NIET-PREFERENTIËLE OORSPRONGSREGELS

Leden mogen bijlage 1 zo vaak als zij nodig achten reproduceren

I.    BASISINFORMATIE

1)

Lid dat de kennisgeving doet

2)

Informatiepunt

(verstrek indien mogelijk de volgende contactgegevens: naam, telefoon, e-mail, website)

3)

Zijn er niet-preferentiële oorsprongsregels van kracht?

Ja

Nee*

* Is uw antwoord “Nee”, dan hoeft deze bijlage niet verder te worden ingevuld.

4)

Geef aan bij welke handelsbeleidsinstrumenten deze niet-preferentiële oorsprongsregels worden gebruikt (verwijs naar artikel 1, lid 2, van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels)

5)

Datum van inwerkingtreding of van enige ingrijpende wijziging van deze regels:

6)

Datum waarop deze regels vervallen, indien van toepassing:

7)

Overheidsinstanties of andere autoriteiten belast met het beheer van deze regels:

8)

Internetlink naar wetgeving en eventuele andere toelichtende stukken, indien van toepassing:

9)

Eventuele opmerkingen

II.    TOEPASSING VAN NIET-PREFERENTIËLE OORSPRONGSREGELS

10)

Zijn er niet-preferentiële oorsprongsregels van toepassing op invoer?

Ja

Nee

11)

Zijn er niet-preferentiële oorsprongsregels van toepassing op uitvoer?

Ja

Nee

12)

Geldt er een “de minimis”-regel voor de toepassing van niet-preferentiële oorsprongsregels?

Ja

Nee

Zo ja, vermeld de “de minimis”-drempel en verwijs naar de toepasselijke wetgeving voor de vragen 10 tot en met 12.

III.    TOETSINGSCRITERIA VOOR EEN INGRIJPENDE BE-OF VERWERKING MET HET OOG OP DE BEOORDELING VAN DE OORSPRONG VAN EEN GOED

13)

Algemene criteria, indien van toepassing voor alle producten:

14)

Productspecifieke oorsprongsregels, indien van toepassing:

15)

Eventuele definitie van oorsprongs- en niet-oorsprongsmaterialen:

16)

Eventuele lijst van niet-oorsprongverlenende minimale (be)handelingen:

17)

Eventuele residuele regels:

18)

Overige inlichtingen die het Lid noodzakelijk acht (vermeld in voorkomend geval een internetlink)

IV.    VOORAFGAANDE BESLUITEN    

Worden er voorafgaande besluiten over de oorsprong van een goed gegeven 3 ?

Ja

Nee

Autoriteit belast met het geven van voorafgaande (oorsprongs)besluiten

Instructies voor de toepassing van een voorafgaand besluit

Internetlink naar wetgeving en eventuele andere wijzigingen naar toepasselijke wetgeving:



BIJLAGE 2

KENNISGEVINGSMODEL VOOR DOCUMENTATIEVEREISTEN BETREFFENDE

NIET-PREFERENTIËLE OORSPRONGSREGELS

1)

Zijn er dwingende voorschriften met betrekking tot een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong voor invoer?

Ja

Nee**

2)

Zijn er dwingende voorschriften met betrekking tot een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong voor uitvoer?

Ja

Nee**

3)

Is er een gestandaardiseerde opmaak en/of inhoud van een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong?

Zo ja, gelieve een exemplaar bij te voegen of relevante informatie te verstrekken in het aanhangsel van deze bijlage.

 Ja        Nee

** Is het antwoord op de vragen 1 en 2 “Nee”, dan hoeft deze bijlage niet verder te worden ingevuld.

4)

Indien alleen in specifieke omstandigheden een certificaat (of ander verplicht documentair bewijs van oorsprong) vereist is, beschrijf dan in welke gevallen en op welke manier (voorgeschreven formulier of anderszins) de oorsprong moet worden aangetoond.

5)

Indien de dwingende voorschriften met betrekking tot een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong slechts betrekking hebben op bepaalde producten, vermeld dan voor welke GS-hoofdstukken zij gelden en op welke manier zij moeten worden nageleefd (voorgeschreven formulier of anderszins).

6)

Vrijstellingen van de dwingende voorschriften inzake het indienen van een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong (bv. zendingen met een geringe waarde, postzendingen enz.).

7)

In voorkomend geval: overheidsinstanties of andere autoriteiten belast met de afgifte van certificaten en/of enig ander verplicht bewijs van oorsprong.

8)

Verwijs naar de toepasselijke wetgeving voor de vragen 1 tot en met 7

BIJLAGE 2 - AANHANGSEL

Gelieve een exemplaar van het voorgeschreven formulier bij te voegen en/of een internetlink te vermelden naar het voorgeschreven formulier voor het certificaat van oorsprong (of een ander verplicht documentair bewijs van oorsprong), indien van toepassing.

__________

(1)

Dit doet geen afbreuk aan het feit dat de bevoegde autoriteiten voor controledoeleinden andere bewijzen van oorsprong kunnen verlangen.

(2)

Het is wel te verstaan dat dit informatiepunt hetzelfde kan zijn als het punt dat is opgericht of in stand wordt gehouden krachtens artikel 1, lid 3, (Informatiepunten) van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie, en de Leden hoeven niet meer inlichtingen noch formulieren en documenten te verstrekken dan hetgeen onder die overeenkomst valt.

(3)

Zoals omschreven in artikel 2, onder h), van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels en artikel 3 van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie.

Top

Brussel, 20.9.2019

COM(2019) 424 final

2019/0200(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie Oorsprongsregels die is opgericht bij de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels (WTO-GATT 1994), gehecht aan de op 15 april 1994 te Marrakech ondertekende slotakte


TOELICHTING

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Commissie Oorsprongsregels die is opgericht bij de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels (WTO-GATT 1994), gehecht aan de op 15 april 1994 te Marrakech ondertekende slotakte, met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van een mededeling over de verbetering van de transparantie bij niet-preferentiële oorsprongsregels.

2.Achtergrond van het voorstel

2.1.Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels

De Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels (WTO-GATT 1994), die aan de op 15 april 1994 te Marrakech ondertekende slotakte is gehecht, (hierna “de overeenkomst” genoemd), moet voorkomen dat niet-preferentiële oorsprongsregels zelf het handelsverkeer onnodig belemmeren, en streeft naar internationale harmonisatie van oorsprongsregels die niet op de toekenning van tariefpreferenties zien. Zolang het harmonisatieprogramma niet is voltooid, dienen de overeenkomstsluitende partijen erop toe te zien dat hun oorsprongsregels transparant zijn, dat zij de internationale handel niet beperken, vervalsen of verstoren, dat zij op een consequente, eenvormige, onpartijdige en redelijke wijze worden toegepast, en dat zij op positieve criteria zijn gebaseerd. De overeenkomst is op 1 januari 1995 in werking getreden.

De Europese Unie is partij bij de overeenkomst 1 . Ook alle lidstaten zijn partij bij de overeenkomst.

2.2.Commissie Oorsprongsregels

De Commissie Oorsprongsregels is opgericht in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en staat open voor WTO-leden. Zij komt ten minste éénmaal per jaar bijeen en onderzoekt de toepassing en werking van de overeenkomst. De Commissie heeft haar werkzaamheden hoofdzakelijk geconcentreerd op de harmonisatie van niet-preferentiële oorsprongsregels. Deze zijn evenwel nog niet afgerond en voor niet-preferentiële doeleinden passen de WTO-leden momenteel nationale oorsprongsregels toe. Meer recent heeft de Commissie zich ook gebogen over preferentiële oorsprongsregels, met name de regels die in het kader van handelspreferenties voor minst ontwikkelde landen worden gebruikt. Beslissingen van de Commissie worden gewoonlijk bij consensus genomen.

2.3.De beoogde handeling van de Commissie Oorsprongsregels

De Commissie Oorsprongsregels zal tijdens haar jaarlijkse bijeenkomst op [date] een mededeling 2 vaststellen over de “Verbetering van de transparantie bij niet-preferentiële oorsprongsregels” (hierna “de beoogde handeling” genoemd).

De beoogde handeling strekt ertoe de transparantie van wet- en regelgeving en praktijken op het gebied van niet-preferentiële oorsprongsregels te verbeteren en de kennisgevingsverplichtingen uit hoofde van artikel 5 van de overeenkomst aan te vullen.

De juridische status van door de WTO-commissies aangenomen handelingen is noch in de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie noch in de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels geregeld. Het bindende karakter van de beoogde handeling moet worden bepaald op basis van de tekst die in die handeling wordt gebruikt. Gelet op de bewoordingen van de mededeling over de verbetering van de transparantie bij niet-preferentiële oorsprongsregels zal de beoogde handeling voor de partijen bindend zijn.

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

Niet-preferentiële oorsprongsregels zijn de regels die toepassing vinden als er geen handelspreferenties gelden, dat wil zeggen wanneer de handel plaatsvindt op meestbegunstigingsbasis. Ook in het kader van sommige handelspolitieke maatregelen zoals contingenten, antidumping of oorsprongsaanduidingen kan een oorsprongsbepaling aan de hand van niet-preferentiële oorsprongsregels noodzakelijk zijn.

In overeenstemming met artikel 5 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels moest elk WTO-lid het WTO-secretariaat binnen een bepaalde termijn nadat de WTO-Overeenkomst voor hem in werking was getreden, kennisgeven van zijn oorsprongsregels, rechterlijke besluiten en bestuursrechtelijke voorschriften van algemene gelding betreffende niet-preferentiële oorsprongsregels die op die datum van toepassing waren. De Europese Unie heeft het WTO-secretariaat de vereiste informatie verstrekt.

In de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels zijn de WTO-leden overeengekomen om te onderhandelen over de harmonisatie van niet-preferentiële oorsprongsregels. Deze onderhandelingen zijn evenwel nog niet afgerond en de WTO-leden passen momenteel voor niet-preferentiële doeleinden nationale oorsprongsregels toe. Daardoor gelden er verschillende niet-preferentiële oorsprongsregels bij invoer en/of uitvoer, naargelang de betrokken WTO-leden. Bovendien passen niet alle WTO-leden specifieke wetgeving inzake niet-preferentiële oorsprongsregels toe. In de Unie zijn deze regels vastgelegd in de artikelen 59 tot en met 61 van Verordening (EU) nr. 952/2013 3 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie.

Om te vermijden dat de veelheid en verscheidenheid aan niet-preferentiële oorsprongsregels tot onnodige handelsbelemmeringen zouden leiden, is een kleine werkgroep bestaande uit afgevaardigden van de Commissie Oorsprongsregels opgezet om te onderzoeken hoe de transparantie ten aanzien van niet-preferentiële oorsprongsregels kon worden verbeterd. De Europese Unie maakte deel uit van deze kleine werkgroep en heeft op constructieve wijze bijgedragen aan de beoogde handeling. De aangelegenheid is verder besproken op bijeenkomsten van de Commissie Oorsprongsregels in maart en mei 2019. De coördinatie met de lidstaten werd gewaarborgd via de delegaties van de lidstaten in de WTO en via de afdeling Oorsprong van de Groep douanedeskundigen.

Gelet op het feit dat duidelijke en voorspelbare oorsprongsregels het internationale handelsverkeer vergemakkelijken, strekt de beoogde handeling ertoe de transparantie van wet- en regelgeving en praktijken op het gebied van niet-preferentiële oorsprongsregels te verbeteren en de kennisgevingsverplichtingen uit hoofde van artikel 5 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels aan te vullen.

De beoogde handeling voorziet in een verplichte kennisgeving door elk WTO-lid van zijn niet-preferentiële oorsprongsregels die worden gebruikt voor de toepassing van de meestbegunstigingsclausule van de artikelen I, II, III, XI en XIII van de GATT 1994. Zij voorziet ook in een vrijwillige kennisgeving van niet-preferentiële oorsprongsregels die worden gebruikt voor alle andere doeleinden waarop artikel 1, lid 2, van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels ziet (antidumping- en compenserende rechten op grond van artikel VI van de GATT 1994, vrijwaringsmaatregelen op grond van artikel XIX van de GATT 1994, voorschriften inzake oorsprongsaanduidingen op grond van artikel IX van de GATT 1994, kwantitatieve beperkingen of tariefcontingenten, oorsprongsregels die voor overheidsopdrachten en handelsstatistieken worden gebruikt). Tot slot voorziet de beoogde handeling in een kennisgevingsverplichting voor WTO-leden van eventuele certificaten van niet-preferentiële oorsprong, die verplicht zijn bij de afwikkeling van in- of uitvoertransacties. De kennisgevingen moeten worden gedaan met behulp van de aan de beoogde handeling gehechte modellen.

Met de beoogde handeling worden kennisgevingsverplichtingen ingevoerd bovenop die welke in artikel 5 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels zijn opgenomen.

Daarom dient er een namens de Unie in de Commissie Oorsprongsregels in te nemen standpunt te worden bepaald.

4.Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt 4 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Commissie Oorsprongsregels is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels (WTO-GATT 1994).

De door de Commissie Oorsprongsregels vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De juridische status van door de Commissie Oorsprongsregels aangenomen handelingen is noch in de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie noch in de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels geregeld. Het bindende karakter van de beoogde handeling moet derhalve worden bepaald op basis van de tekst die in die handeling wordt gebruikt. Gelet op de bewoordingen van de mededeling over de verbetering van de transparantie bij niet-preferentiële oorsprongsregels moet de beoogde handeling worden geacht rechtsgevolgen te hebben.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5.Bekendmaking van de beoogde handeling

Niet van toepassing.

2019/0200 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie Oorsprongsregels die is opgericht bij de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels (WTO-GATT 1994), gehecht aan de op 15 april 1994 te Marrakech ondertekende slotakte

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 3, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels (WTO-GATT 1994), die aan de op 15 april 1994 te Marrakech ondertekende slotakte is gehecht, (hierna “de overeenkomst” genoemd) is door de Unie gesloten bij Besluit 94/800/EG 5 van de Raad en is op 1 januari 1995 in werking getreden.

(2)Bij artikel 4 van de overeenkomst wordt de Commissie Oorsprongsregels opgericht.

(3)De Commissie Oorsprongsregels zal tijdens haar  bijeenkomst op [date] een mededeling vaststellen over de “verbetering van de transparantie bij niet-preferentiële oorsprongsregels”.

(4)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Commissie Oorsprongsregels, aangezien de mededeling voor de Unie bindend zal zijn.

(5)Het voorgestelde standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen, strekt ertoe de transparantie van wet- en regelgeving en praktijken met betrekking tot niet-preferentiële oorsprongsregels te verbeteren door middel van regels voor de verplichte of vrijwillige kennisgeving door de WTO-leden van hun niet-preferentiële oorsprongsregels via modelformulieren. Dit zal tot duidelijkere en meer voorspelbare oorsprongsregels leiden en het internationale handelsverkeer vergemakkelijken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie op de bijeenkomst van de Commissie Oorsprongsregels in te nemen standpunt is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van de Commissie Oorsprongsregels.

De vertegenwoordigers van de Unie kunnen naargelang ontwikkelingen op de volgende bijeenkomsten van de Commissie Oorsprongsregels, in overleg met de lidstaten of tijdens coördinatievergaderingen ter plaatse, hun goedkeuring geven aan kleine redactionele wijzigingen van het ontwerpbesluit zonder dat een verder besluit van de Raad vereist is.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde ( 1986—1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1).
(2)    Mededeling van Australië, Brazilië, Canada, Hongkong, Japan, de Republiek Korea, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, de Filipijnen, de Russische Federatie, Singapore, Zwitserland, het afzonderlijk douanegebied Taiwan, Penghu, Kinmen en Matsu, en de Verenigde Staten.
(3)    PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.
(4)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61-64.
(5)    Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1).
Top