EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017DC0365

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE REKENKAMER GECONSOLIDEERDE JAARREKENING VAN DE EUROPESE UNIE 2016

COM/2017/0365 final

Brussel, 26.6.2017

COM(2017) 365 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

GECONSOLIDEERDE JAARREKENING VAN DE EUROPESE UNIE 2016


TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN

FINANCIËLE STATEN - BESPREKING EN ANALYSE    

VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ    

VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST    

VOORWOORD

Het is mij een genoegen de jaarrekening 2016 van de Europese Unie voor te stellen. Deze rekening geeft een compleet overzicht van de financiën van de EU voor 2016 — dit omvat informatie over de financiële situatie van de Unie, de manier waarop de begroting voor het jaar werd uitgevoerd, de voorwaardelijke verplichtingen, alsmede de financiële vastleggingen en verplichtingen die de Unie is aangegaan. Conform het meerjarige karakter van de activiteiten van de Unie gaat de rekening vergezeld van toelichtingen bij de financiële kerngegevens en de ontwikkeling ervan.

2016 was voor de Europese Unie een jaar van resultaten, maar ook van uitdagingen. De focus van de EU-begroting lag op de versterking van de economie, de stimulering van werkgelegenheid en groei en investeringen in onderzoek. Er was beterschap voor de Europese economie en de arbeidsmarkt, en de werkloosheid in de EU verminderde.

Minder dan anderhalf jaar na de lancering heeft het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), het sluitstuk van het investeringsplan voor Europa, al tastbare resultaten opgeleverd. Het fonds is in alle 28 lidstaten actief om het economisch herstel aan te zwengelen en had medio mei 2017 al ruim 190 miljard EUR aan investeringen losgemaakt, wat meer dan de helft is van de doelstelling van 315 miljard EUR voor medio 2018. Eind 2016 was het garantiefonds dat de EFSI-verrichtingen van de EIB-groep dekt, voorzien van middelen uit de EU-begroting en voor in 1 miljard EUR opgenomen in deze jaarrekening.

De werkgelegenheid, groei en investeringen stimuleren blijft de belangrijkste prioriteit van de EU-begroting. De Commissie blijft zich beijveren om het economische herstel in de EU te versterken en te investeren in de jeugd en werkzoekenden, alsook in startende ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Een goed voorbeeld is de leninggarantiefaciliteit in het kader van het COSME-programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen, die ook in 2016 zeer succesvol is gebleken, mede dankzij de aanvullende risicodragende capaciteit van het EFSI. Eind 2016 hadden reeds ruim 143 000 kleine en middelgrote ondernemingen in 21 landen financiering ten belope van meer dan 5,5 miljard EUR gekregen met steun van het COSME-programma.

Het programma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 is cruciaal voor het tot stand brengen van een op kennis gebaseerde economie en maatschappij in de EU. Het heeft 49 000 deelnames opgeleverd en er zijn voor in totaal 20,5 miljard EUR subsidieovereenkomsten ondertekend. Ruim 21 % van alle deelnames betreft kleine of middelgrote ondernemingen. De uitbreiding van de Horizon 2020-activiteiten weerspiegelt zich in een bijna 40% hogere waardering van de garantie-instrumenten voor Horizon 2020 in vergelijking met de jaarrekening van vorig jaar.

Met de Aankondiging inzake de initiële diensten is het Galileo-programma, dat Europa zijn eigen wereldomspannende satellietnavigatiesysteem verschaft, in 2016 na de ontplooiingsfase nu de exploitatiefase binnengetreden. De operationele Galileosatellieten en de grondinfrastructuur zijn in deze jaarrekening per eind 2016 gewaardeerd op 2 miljard EUR. Projecten uitgevoerd in het kader van Horizon 2020 hebben de ontwikkeling van nieuwe Galileo-toepassingen gestimuleerd. Deze projecten hebben al geleid tot 13 innovaties die op de markt werden gebracht, 5 octrooien, 34 geavanceerde prototypes, twee gecommercialiseerde producten en 223 gepubliceerde wetenschappelijke artikelen. Het wereldwijde markt van satellietnavigatiesystemen zal naar verwachting groeien van 5,8 miljard apparaten in gebruik in 2017 tot naar schatting 8 miljard in 2020.

De Connecting Europe Facility (CEF), die tot doel heeft de toegang tot financiering voor infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie te vergemakkelijken, heeft bijgedragen aan de realisatie van de Brenner Base Rail-tunnel, die met zijn 64 km de langste hogecapaciteitsspoortunnel ter wereld zal zijn. Het CEF-schuldinstrument in de jaarrekening biedt risicodeling aan ten behoeve van financiering in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties, evenals ondersteuning van projectobligaties.

In 2016 heeft Europa nieuwe uitdagingen als gevolg van de veranderende geopolitieke situatie verder beantwoord. De EU-begroting heeft de lidstaten gesteund om migratiestromen doelmatig te beheren, de diepere oorzaken van migratie aan te pakken en het Schengengebied te beschermen. De uitvoering van de nationale programma’s van de lidstaten in het kader van het Fonds voor asiel, migratie en integratie en het Fonds voor interne veiligheid kwam in 2016 in een hogere versnelling.

De Commissie richtte ook de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije op, die op 17 februari 2016 operationeel is geworden en waarvoor 630 miljoen EUR aan in 2016 geïnde bijdragen van de lidstaten in de jaarrekening is opgenomen. Samen met andere initiatieven heeft dit de Commissie in staat gesteld een vernieuwend programma, het sociale vangnet voor noodgevallen genaamd, te lanceren om tot één miljoen van de meest kwetsbare vluchtelingen in Turkije periodiek de beschikking te geven over cash. Dit illustreert hoe steun uit de EU-begroting in toenemende mate wordt gebruikt als efficiënte en effectieve manier om hulp te verlenen aan personen in noodsituaties.

In juni 2016 heeft de Commissie in het kader van de Europese migratieagenda een nieuw partnerschapskader met derde landen voorgesteld. Het gaat om een Europese benadering om de samenwerking met landen van herkomst, doorreis of bestemming van de migratiestromen te verdiepen. Zij wordt ondersteund door het merendeel van de „Europa als wereldspeler”-programma’s van de begroting, en ook door de betrokken EU-trustfondsen, in het bijzonder het trustfonds voor Syrië, dat is opgenomen in de jaarrekening. Adequate financiering voor het partnerschapskader is essentieel om intensiever te kunnen samenwerken met de prioritaire partnerlanden en de inspanningen op de migratieroute van het centrale Middellandse Zeegebied voort te zetten.

Andere wereldwijde uitdagingen, zoals de aanpak van de klimaatverandering, behielden hun prioritaire status in de EU-begroting. In 2016 werd de totale bijdrage om het klimaat in alle beleidsdomeinen te integreren geraamd op 20,9 %, wat in lijn was met de doelstelling voor het huidige MFK 2014-2020. 

Vanuit begrotingsoogpunt blijven de Europese structuur- en investeringsfondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid de grootste investeringsposten van de EU. De EU-begroting spendeerde in 2016 57,4 miljard EUR aan landbouw en plattelandsontwikkeling en, ondanks aanvankelijke vertragingen bij het opstarten en de tenuitvoerlegging van het huidige MFK, 37,8 miljard euro aan economische, sociale en territoriale samenhang. 

De Commissie heeft een debat op gang gebracht over de toekomst en prioriteiten van de EU met 27 lidstaten. Wij zullen samen blijven werken aan een toekomst met meer welvaart, concurrentievermogen en veiligheid. 

Günther H. Oettinger

Commissaris voor Begroting en Personeelszaken, Europese Commissie

POLITIEK KADER VAN DE EUROPESE UNIE, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING

De Europese Unie (EU) is een Unie waaraan de 28 1  deelnemende Europese landen (de lidstaten) bevoegdheden verlenen om hun gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.

1.POLITIEK KADER

EU-Verdragen

De overkoepelende doelstellingen en beginselen van de Unie en de Europese instellingen zijn vastgelegd in de Verdragen. De Unie en de EU-instellingen mogen alleen optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de Verdragen zo om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken en moet dit doen in overeenstemming met de beginselen 2 van subsidiariteit en evenredigheid.

Om haar doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid uit te voeren, voorziet de Unie zich van de nodige financiële middelen. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de doelstellingen in samenwerking met de lidstaten en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer.

De EU streeft de doelstellingen die worden genoemd in het Verdrag na met behulp van een aantal instrumenten, waaronder de begroting van de EU. Andere zijn bijvoorbeeld het voorstellen van wetgevingshandelingen of het uitvoeren van beleidsstrategieën.

De Europa 2020 
-strategie

De Europa 2020-strategie, in 2010 overeengekomen door de staatshoofden en regeringsleiders van de EU-lidstaten, is een strategisch tienjarenplan voor groei en werkgelegenheid op EU-niveau 3 . De strategie omvat drie elkaar versterkende prioriteiten – slimme, duurzame en inclusieve groei – en vijf kerndoelen voor de EU. Het welslagen ervan hangt af van de collectieve inzet van alle actoren van de Unie.

De EU-begroting is slechts een van de hefbomen van de EU die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020. Een breed scala aan acties wordt ondernomen op nationaal, EU- en internationaal niveau opdat de Europa 2020-strategie tastbare resultaten zou voortbrengen.

Politieke prioriteiten van de Commissie

De politieke prioriteiten zijn vastgelegd in de politieke richtsnoeren van de voorzitter van de Commissie, die een routekaart vormen voor het optreden van de Commissie en volledig consistent en verenigbaar zijn met de Europa 2020-groeistrategie voor de lange termijn.

10 PRIORITEITEN

een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen

een redelijke en evenwichtige vrijhandelsovereenkomst met de Verenigde Staten

een connectieve digitale eengemaakte markt

een ruimte van justitie en grondrechten op basis van wederzijds vertrouwen

een veerkrachtige energie-unie en een toekomstgericht klimaatveranderingsbeleid

naar een nieuw beleid op het gebied van migratie

een diepere en eerlijkere interne markt met een sterkere industriële basis

een krachtiger rol op het wereldtoneel

een diepere en billijkere economische en monetaire unie (EMU)

een Unie van democratische verandering

Het door de EU-begroting ondersteunde beleid wordt ten uitvoer gelegd in overeenstemming met het meerjarig financieel kader (MFK).

Het MFK

Het MFK vertaalt de politieke prioriteiten van de EU in financiële middelen voor ten minste 5 jaar. Het bepaalt de jaarlijkse maximumbedragen (plafonds) voor de EU-uitgaven in hun totaliteit en voor de belangrijkste uitgavencategorieën (rubrieken). De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van de vastleggingskredieten.

Het MFK ondersteunt het optreden van de EU ter verwezenlijking van haar beleidsdoelstellingen, en dit over een periode die lang genoeg is om effectief te zijn en te zorgen voor een coherente langetermijnvisie voor de begunstigden en de medefinancierende nationale autoriteiten. Het MFK 2014-2020 en de constituerende programma’s, waarin de maximale begrotingsvastleggingen voor de periode zijn vastgesteld op 960 miljard EUR en de betalingen op 908 miljard EUR (prijzen van 2011), zijn ontworpen vanuit een sterk Europese logica en focussen op meerwaarde om bij te dragen tot de verwezenlijking van de gezamenlijk overeengekomen doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor banen en groei.

Het MFK wordt unaniem goedgekeurd om aan te tonen dat alle lidstaten achter de doelstellingen en de uitgaven staan. De EU-begroting financiert tal van beleidsmaatregelen en programma's in de hele EU. In overeenstemming met de prioriteiten die het Europees Parlement en de Raad in het MFK hebben vastgesteld, zorgt de Commissie voor de tenuitvoerlegging van de programma's, activiteiten en projecten. Binnen het belangrijke uitgavengebied van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) gaat de EU de juridische verbintenis aan deze acties uit te voeren door de goedkeuring van de operationele programma’s.

Interinstitutioneel Akkoord

Het MFK wordt aangevuld door het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 4 ; het betreft een politiek akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het doel van dit akkoord,

dat in 2013 is aangenomen in overeenstemming met artikel 295 van het VWEU, is de begrotingsdiscipline toe te passen en het verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de interinstitutionele samenwerking op begrotingsgebied te verbeteren en goed financieel beheer te waarborgen.

Jaarlijkse begroting

De jaarlijkse begroting wordt door de Commissie voorbereid en normaal gezien midden december aangenomen door het Europees Parlement en de Raad volgens de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het evenwichtsbeginsel moeten de totale ontvangsten gelijk zijn aan de totale uitgaven (betalingskredieten) voor een bepaald begrotingsjaar.

De belangrijkste financieringsbron van de EU zijn ontvangsten uit eigen middelen, die worden aangevuld door andere inkomsten. Er zijn drie soorten eigen middelen: de traditionele eigen middelen (o.a. douanerechten en suikerheffingen), de eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). De diverse ontvangsten als gevolg van de activiteiten van de EU (bv. mededingingsgeldboeten) bedragen gewoonlijk minder dan 10 % van de totale ontvangsten. Het totale bedrag van de ter financiering van de begroting vereiste eigen middelen wordt bepaald door van de totale uitgaven de overige ontvangsten af te trekken. Het totale bedrag aan eigen middelen mag niet meer bedragen dan 1,23 % van het totale bruto nationaal inkomen (bni) van de lidstaten.

De beleidsuitgaven van de EU bestrijken de verschillende rubrieken van het MFK en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. De EU-begroting wordt uitgevoerd aan de hand van drie beheersvormen:

Gedeeld beheer: bij deze methode worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 80 % van de uitgaven valt onder deze beheersvorm, bv. op gebieden als landbouwuitgaven en structurele maatregelen.

Direct beheer: in dit geval valt de begrotingsuitvoering rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de diensten van de Commissie.

Indirect beheer: in dit geval vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht, zoals de EU-agentschappen, of aan internationale organisaties.

Financieel Reglement

Het Financieel Reglement (FR) van toepassing op de algemene begroting is een cruciaal onderdeel van het regelgevingskader van de EU-financiën waarin de financiële spelregels voor de EU zijn vastgelegd. Hij bepaalt de algemene regels voor de begroting van de EU.

2.GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING IN DE EU

2.1.INSTITUTIONELE STRUCTUUR

De organisatiestructuur van de EU bestaat uit instellingen, agentschappen en andere EU-organen die vermeld staan in toelichting 9 van de toelichtingen bij de geconsolideerde financiële staten. Als het gaat om de verantwoordelijkheid voor het opstellen van beleid en het nemen van beslissingen, zijn de belangrijkste instellingen het Europees Parlement, de Europese Raad en de Commissie.

De Commissie is het uitvoerende orgaan van de Europese Unie en waakt over het algemeen belang. Zij doet dit door wetgeving voor te stellen, het EU-beleid ten uitvoer te leggen, erop toe te zien dat de Verdragen en de Europese wetgeving correct worden toegepast, de EU-begroting te beheren en de Unie naar buiten toe te vertegenwoordigen.

De interne werking van de Commissie is gebaseerd op een aantal hoofdbeginselen van goed bestuur: duidelijke taken en verantwoordelijkheden, een sterke inzet voor resultaten en naleving van het wettelijke kader, duidelijke verantwoordingsmechanismen, een hoogwaardig en inclusief regelgevingskader, openheid en transparantie, en hoge ethische normen.

2.2.DE GOVERNANCESTRUCTUUR VAN DE COMMISSIE

De Europese Commissie heeft een uniek governancesysteem, met een duidelijk onderscheid tussen politieke en administratieve toezichtsstructuren en duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden en verplichtingen inzake financiële verantwoording. Het systeem is gebaseerd op de Verdragen en de structuur heeft zich aangepast aan een veranderende omgeving en om in overeenstemming te blijven met de goede werkmethoden zoals die zijn neergelegd in de relevante internationale normen 5 .

§Het College van commissarissen draagt collegiale politieke verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van de Commissie. De operationele uitvoering van de begroting wordt gedelegeerd aan de directeuren-generaal en diensthoofden, die bovenaan de administratieve structuur van de Commissie staan 6 .

§Het College delegeert de taken van financieel beheer aan de directeuren-generaal of diensthoofden, die zodoende gedelegeerd ordonnateur worden. Deze taken kunnen verder worden gedelegeerd aan directeuren, eenheidshoofden en anderen, die zodoende gesubdelegeerd ordonnateur worden. De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het vaststellen wat er moet worden gedaan om de beleidsdoelstellingen te realiseren die door de instelling zijn vastgelegd tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel als budgettair standpunt.

Binnen de Commissie heerst er derhalve duidelijkheid omtrent de afbakening en de uitvoering van de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van financieel beheer. Deze gedecentraliseerde werkwijze met een duidelijke opzet heeft tot doel een bestuurscultuur te creëren die ambtenaren stimuleert verantwoordelijkheid te nemen voor activiteiten waarover zij de leiding hebben en hen de controle geeft over de activiteiten waarvoor zij verantwoordelijk zijn.

In het kader van de cyclus van strategische planning en programmering van de Commissie dient elke ordonnateur een „jaarlijks activiteitenverslag” over de activiteiten en de beleidsverwezenlijkingen en -resultaten van het jaar op te stellen waarin hij/zij verklaart dat de middelen zijn gebruikt overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en dat hij/zij controleprocedures heeft ingesteld die de nodige garanties bieden betreffende de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Op Commissieniveau worden deze resultaten goedgekeurd en in geaggregeerde vorm gepubliceerd in het jaarlijks beheer- en prestatieverslag over de EU-begroting, dat aan het Europees Parlement en de Raad wordt toegezonden en het belangrijkste instrument is waarmee het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid op zich neemt voor het begrotingsbeheer.

De rekenplichtige van de Commissie is op centraal niveau verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen en de terugvorderingsprocedures, stelt de boekhoudregels vast op basis van internationaal aanvaarde boekhoudnormen en -methodes voor de overheidssector, valideert de boekhoudsystemen en stelt de rekeningen van de Commissie en de geconsolideerde jaarrekening van de EU op. Daarnaast dient de rekenplichtige de jaarrekening af te tekenen en daarbij te verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstroom geeft. De rekenplichtige oefent zijn taak op onafhankelijke wijze uit en draagt een grote verantwoordelijkheid voor de financiële verslaglegging door de Commissie. De functie van intern controleur van de Commissie is eveneens centraal en onafhankelijk.

De rol van de bestuursraad in de corporate governance van de Commissie bestaat uit het uitoefenen van toezicht op en het verstrekken van strategische oriëntaties inzake belangrijke bestuurlijke aangelegenheden, zoals het beheer van de financiële en personele middelen. De raad wordt voorgezeten door de secretaris-generaal en brengt op gezette tijden de directeuren-generaal en de kabinetten bijeen die verantwoordelijk zijn voor begroting, personeelsbeheer en IT, om ervoor te zorgen dat de nodige organisatorische en technische structuren in de Commissie aanwezig zijn om de politieke prioriteiten van de voorzitter op efficiënte en effectieve manier te realiseren.

2.3.EEN SOLIDE PRESTATIEKADER

De inachtneming van solide prestatiekaders is van essentieel belang voor een krachtige focus op resultaten, een EU-meerwaarde en goed beheer van de EU-programma’s. Bij de uitvoering van de EU-begroting moet rekening worden gehouden met de diversiteit van de doelstellingen, alsmede met de complementariteit en mainstreaming van beleid en programma’s en met de cruciale rol van de lidstaten bij de uitvoering van de EU-begroting. De Commissie verplicht zich ertoe om met de EU-begroting betere resultaten voort te brengen in het belang van de burgers en de politieke prioriteiten te ondersteunen. Om ervoor te zorgen dat middelen aan de prioriteiten worden toegewezen en dat elke actie goede resultaten en een meerwaarde oplevert, is er het Commissie-initiatief voor een resultaatgerichte EU-begroting. Op basis van het prestatiekader 2014-2020 streeft het naar een beter evenwicht tussen naleving van de regels en resultaten. Prestatiekaders zijn in de lopende programmeringsperiode 2014-2020 opgenomen als nieuw verplicht element waarop de grotere resultaatgerichtheid steunt. Zij omvatten de vaststelling van duidelijke en meetbare doelstellingen, indicatoren en streefcijfers alsmede regelingen inzake toezicht, verslaglegging en evaluatie.

Het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting geeft een uitgebreid overzicht van de uitvoering, het beheer en de bescherming van de EU-begroting. Daarin wordt toegelicht hoe de politieke prioriteiten van de Europese Unie door de EU-begroting zijn ondersteund, welke resultaten met de EU-begroting zijn behaald en op welke wijze de Commissie de hoogste normen op het gebied van budgettair en financieel beheer heeft aangehouden.

2.4.FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

Het belangrijkste element van de financiële verslaglegging is het pakket geïntegreerde financiële rapportage (IFRP) van de EU, bestaande uit de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie en andere verslagen bij de rekening, nl. het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting en het verslag over de follow-up van de kwijting. De IFRP verschaft het publiek jaarlijks een alomvattend beeld van de financiële en operationele situatie van de EU.

De geconsolideerde jaarrekening van de EU verstrekt financiële informatie over de activiteiten van de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU gezien zowel vanuit het oogpunt van de boekhouding op transactiebasis als vanuit begrotingsoogpunt. Deze rekening omvat niet de jaarrekeningen van de lidstaten.

De geconsolideerde jaarrekening van de EU bestaat uit twee afzonderlijke, maar aan elkaar gekoppelde delen:

a)    de geconsolideerde financiële staten, en

b)    verslagen over de uitvoering van de begroting, waarin die begrotingsuitvoering in haar totaliteit wordt beschreven.

De geconsolideerde jaarrekening van de EU gaat bovendien vergezeld van een sectie “Financiële staten - bespreking en analyse”, waarin belangrijke veranderingen en trends in de financiële staten beknopt worden beschreven en aanzienlijke risico’s en onzekerheden waarmee de EU is geconfronteerd en die zij in de toekomst moet aanpakken, worden toegelicht.

Verslaglegging en rekening en verantwoording in de Commissie:

Pakket geïntegreerde financiële rapportage

Geconsolideerde jaarrekening van de EU

Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de begroting

Verslag over de follow-up van de kwijting

Andere verslagen

Algemeen verslag over de werkzaamheden van de EU

De jaarlijkse activiteitenverslagen van de directoraten-generaal

Verslag over het begrotings- en financieel beheer

 

2.5.CONTROLES

Externe controle

De Europese Rekenkamer („de Rekenkamer”) is de externe controleur van de Europese instellingen (en organen). De Rekenkamer heeft als opdracht bij te dragen tot de verbetering van het financieel beheer van de EU, het afleggen van rekenschap en verantwoording en de transparantie te bevorderen, en op te treden als onafhankelijk hoedster van de financiële belangen van de burgers van de EU. De rol van de Rekenkamer als onafhankelijk extern controleur van de EU is na te gaan of de EU-middelen naar behoren zijn geboekt, of ze zijn geïnd en besteed in overeenstemming met de geldende regels en of ze kosteneffectief besteed zijn.

De jaarrekening en het beheer van de middelen van de EU worden gecontroleerd door de Rekenkamer, die als onderdeel van haar activiteiten het volgende opstelt voor het Europees Parlement en de Raad:

(1)    een jaarverslag over de activiteiten die gefinancierd zijn uit de algemene begroting, met gedetailleerde opmerkingen bij de jaarrekening en de onderliggende verrichtingen;

(2)    een oordeel, dat gebaseerd is op haar controles en in het jaarverslag gegeven wordt in de vorm van een betrouwbaarheidsverklaring over i) de betrouwbaarheid van de rekening en ii) de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen voor wat betreft de geïnde ontvangsten en de betalingen aan eindbegunstigden; en

(3)    speciale verslagen over specifieke domeinen.

Kwijting

De laatste stap van een begrotingscyclus is de kwijting van de begroting voor een bepaald begrotingsjaar. Er wordt kwijting verleend aan de Commissie en alle andere instellingen en organen van de EU. De kwijting vormt het politieke aspect van de externe controle van de uitvoering van de begroting. Het is het besluit waarmee het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad, de Commissie (en andere EU-organen) „ontslaat” van haar verantwoordelijkheid voor het beheer van een bepaalde begroting door aan te geven dat die begroting ophoudt te bestaan. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit binnen de EU. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling moet doen en het Europees Parlement kwijting moet verlenen aan de Commissie en andere EU-organen voor de uitvoering van de EU-begroting van het vorige begrotingsjaar. Dat besluit is gebaseerd op een onderzoek van de jaarrekening, het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting van de Commissie, het jaarverslag, de accountantsverklaring en de speciale verslagen van de Rekenkamer, en de antwoorden van de Commissie op vragen en verdere informatieverzoeken.

Deze kwijtingsprocedure kan drie resultaten opleveren: het verlenen, het uitstellen of het weigeren van de kwijting. De hoorzittingen waarbij commissarissen vragen moeten beantwoorden van de leden van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement betreffende de beleidsterreinen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, maken deel uit van de jaarlijkse kwijtingsprocedure in het Europees Parlement. Het definitieve kwijtingsverslag, met daarin specifieke aanbevelingen aan de Commissie om maatregelen te nemen, wordt in plenaire zitting door het Europees Parlement aangenomen. De kwijtingsaanbevelingen van de Raad worden vastgesteld door de Raad Economische en Financiële Zaken (Ecofin). Het kwijtingsverslag van het Europees Parlement en de aanbevelingen tot kwijting van de Raad krijgen navolging in een jaarlijks verslag waarin de Commissie uiteenzet welke concrete maatregelen zij heeft genomen om de gedane aanbevelingen uit te voeren.

 

NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING

De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2016 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel IX van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.

[ondertekend]

Rosa ALDEA BUSQUETS

Rekenplichtige van de Commissie

23 juni 2017

 

EUROPESE UNIE

BEGROTINGSJAAR 2016

GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ

Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

INHOUD

BALANS    

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN    

KASSTROOMOVERZICHT    

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA    

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN    

1. 1 . BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

2. 2 . TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

3. 3 . TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

4. 4 . VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA

5. 5 . VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN

6. 6 . FINANCIEEL RISICOBEHEER

7. 7 . INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

8. 8 . GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

9. 9 . CONSOLIDATIEBEREIK

 

BALANS

 

in miljoen EUR

Toelichting

31.12.2016

31.12.2015

VASTE ACTIVA

Immateriële activa

2.1

381

337

Materiële vaste activa

2.2

10 068

8 700

Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

2.3

528

497

Financiële activa

2.4

62 247

56 965

Voorfinanciering

2.5

21 901

29 879

Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

2.6

717

870

95 842

97 248

VLOTTENDE ACTIVA

Financiële activa

2.4

3 673

9 907

Voorfinanciering

2.5

23 569

15 277

Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

2.6

10 905

9 454

Voorraden

2.7

165

138

Geldmiddelen en kasequivalenten

2.8

28 585

21 671

66 897

56 448

TOTAAL ACTIVA

162 739

153 696

LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN

Pensioenen en andere personeelsbeloningen

2.9

(67 231)

(63 814)

Voorzieningen

2.10

(1 936)

(1 716)

Financiële verplichtingen

2.11

(55 067)

(51 764)

(124 234)

(117 293)

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

Voorzieningen

2.10

(675)

(314)

Financiële verplichtingen

2.11

(2 284)

(7 939)

Crediteuren

2.12

(40 005)

(32 191)

Overlopende posten

2.13

(67 580)

(68 402)

(110 544)

(108 846)

TOTAAL PASSIVA

(234 778)

(226 139)

NETTOACTIVA

(72 040)

(72 442)

Reserves

2.14

4 841

4 682

Bij de lidstaten op te vragen bedragen*

2.15

(76 881)

(77 124)

NETTOACTIVA

(72 040)

(72 442)

*    Het Europees Parlement heeft op 1 december 2016 een begroting goedgekeurd waarin is bepaald dat de verplichtingen op korte termijn van de Unie worden betaald uit eigen middelen die in 2017 bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Daarnaast waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968, zoals gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.

 

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

 

in miljoen EUR

Toelichting

2016

2015

ONTVANGSTEN

Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

Bni-middelen

3.1

95 578

95 355

Traditionele eigen middelen

3.2

20 439

18 649

Btw-middelen

3.3

15 859

18 328

Geldboeten

3.4

3 858

531

Terugvordering van uitgaven

3.5

1 947

1 547

Overige

3.6

5 740

5 067

143 422

139 478

Ontvangsten uit ruiltransacties

Financiële baten

3.7

1 769

1 846

Overige

3.8

996

1 562

2 765

3 408

Totale ontvangsten

146 187

142 886

UITGAVEN

Uitgevoerd door de lidstaten

3.9

Europees Landbouwgarantiefonds

(44 152)

(45 032)

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

(12 604)

(16 376)

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

(35 045)

(38 745)

Europees Sociaal Fonds

(9 366)

(9 849)

Overige

(1 606)

(2 380)

Uitgevoerd door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen

3.10

(15 610)

(15 626)

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

3.11

(2 547)

(1 209)

Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

3.11

(3 258)

(3 031)

Uitgevoerd door andere entiteiten

3.11

(2 035)

(2 107)

Personeels- en pensioenkosten

3.12

(9 776)

(10 273)

Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen

3.13

(1 068)

(2 040)

Financieringskosten

3.14

(1 904)

(1 986)

Aandeel in het resultaat van gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen

3.15

2

(641)

Overige uitgaven

3.16

(5 486)

(6 623)

Totale uitgaven

(144 454)

(155 919)

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

1 733

(13 033)

 

KASSTROOMOVERZICHT

 

in miljoen EUR

2016

2015

Economisch resultaat voor het jaar

1 733

(13 033)

Bedrijfsactiviteiten

Afschrijving

88

74

Waardevermindering

575

489

(Toename)/afname leningen

1 774

1 591

(Toename)/afname voorfinanciering

(314)

7 439

(Toename)/afname van vorderingen met tegenprestatie en
verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

(1 297)

5 253

(Toename)/afname voorraden

(26)

(10)

Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen

3 417

5 198

Toename/(afname) voorzieningen

581

(253)

Toename/(afname) financiële passiva

(2 351)

(977)

Toename/(afname) vorderingen

7 813

(10 989)

Toename/(afname) in overlopende posten

(821)

12 429

Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten

(1 349)

(1 435)

Overige non-cash mutaties

18

32

Investeringsactiviteiten

(Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

(2 073)

(1 381)

(Toename)/afname beleggingen die worden verwerkt volgens
de vermogensmutatiemethode

(31)

(87)

(Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa

(822)

(213)

(Toename)/afname financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

(0)

-

NETTOKASSTROOM

6 914

4 126

Netto toename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten

6 914

4 126

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het begin van het jaar

21 671

17 545

Geldmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen per jaareinde

28 585

21 671

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

 

in miljoen EUR

Reserves (A)

Bij de lidstaten op te vragen bedragen (B)

Nettoactiva = (A)+(B)

Reëlewaarde-reserve

Overige reserves

Gecumuleerd overschot/(tekort)

Economisch resultaat voor het jaar

SALDO OP 31.12.2014

238

4 197

(51 161)

(11 280)

(58 006)

Mutatie in de reserve Garantiefonds

189

(189)

Mutaties reële waarde

54

54

Overige

2

(24)

(22)

Toewijzing economisch resultaat 2014

3

(11 283)

11 280

Begrotingsresultaat 2014 gecrediteerd aan de lidstaten

(1 435)

(1 435)

Economisch resultaat voor het jaar

(13 033)

(13 033)

SALDO OP 31.12.2015

292

4 390

(64 091)

(13 033)

(72 442)

Mutatie in de reserve Garantiefonds

82

(82)

Mutaties reële waarde

33

33

Overige

39

(54)

(15)

Toewijzing economisch resultaat 2015

5

(13 038)

13 033

Begrotingsresultaat 2015 gecrediteerd aan de lidstaten

(1 349)

(1 349)

Economisch resultaat voor het jaar

1 733

1 733

SALDO OP 31.12.2016

325

4 516

(78 614)

1 733

(72 040)

 

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN

 

1.BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

 

1.1.RECHTSGRONDSLAG EN BOEKHOUDREGELS

De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1) (hierna "het Financieel Reglement" genoemd) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften van dat Financieel Reglement (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

Overeenkomstig artikel 143 van het Financieel Reglement stelt de EU haar financiële staten op op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (Ipsas). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast in alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging en consolidatie te komen.

1.2.BOEKHOUDBEGINSELEN

De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.

De globale overwegingen (of boekhoudbeginselen) die bij de voorbereiding van de financiële staten moeten worden gevolgd, zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel 1 en zijn dezelfde als die welke in IPSAS 1 zijn beschreven, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. Volgens artikel 144 van het Financieel Reglement moet de financiële verslaglegging informatie verschaffen die relevant, betrouwbaar, vergelijkbaar en begrijpelijk is (kwalitatieve kenmerken).

1.3.CONSOLIDATIE

Consolidatiebereik

De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (d.w.z. de EU-instellingen (met inbegrip van de Commissie) en de EU-agentschappen), geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen. De volledige lijst van geconsolideerde entiteiten kan worden gevonden in toelichting 9 van de EU-jaarrekening. Het omvat thans 52 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend en één geassocieerde deelneming. Entiteiten die onder de consolidatie vallen maar niet materieel zijn voor de geconsolideerde financiële EU-staten als geheel, moeten niet worden geconsolideerd of verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode indien dit disproportioneel veel tijd of middelen van de EU zou vergen. Deze entiteiten worden aangeduid als „kleine entiteiten” en afzonderlijk vermeld in toelichting 9. In 2016 zijn 7 entiteiten ingedeeld als kleine entiteiten.

Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend

Het besluit een entiteit in het consolidatiebereik op te nemen, is gebaseerd op het concept "zeggenschap". Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, omvatten alle entiteiten waarop de EU een blootstelling heeft of het recht op veranderlijke voordelen die uit haar betrokkenheid voortvloeien, en het vermogen om de aard en het bedrag van die voordelen te beïnvloeden vanwege haar zeggenschap over de andere entiteit. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn en betrekking hebben op de activiteiten van de entiteit. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.

De meeste gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Europese Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Voor elke entiteit apart wordt nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.

Vanuit deze optiek worden de EU-instellingen (met uitzondering van de Europese Centrale Bank) en -agentschappen (met uitsluiting van de agentschappen van de vroegere tweede pijler) geacht onder de uitsluitende zeggenschap van de EU te staan. Daarom zijn zij in het consolidatiebereik opgenomen. Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend.

Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.

Gezamenlijke overeenkomsten

Een gezamenlijke overeenkomst is een overeenkomst waarover de EU en een of meer partijen gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het contractueel afgesproken delen van de zeggenschap over een overeenkomst, waarvan slechts sprake is wanneer besluiten over de relevante activiteiten unanieme instemming vereisen van de partijen die de zeggenschap delen. Gezamenlijke overeenkomsten kunnen gezamenlijke bedrijfsactiviteiten of gemeenschappelijke ondernemingen zijn. Indien een gezamenlijke overeenkomst in een afzonderlijk vehikel is gestructureerd en de partijen bij de gezamenlijke overeenkomst rechten hebben op de nettoactiva van de overeenkomst, kan de gezamenlijke overeenkomst als een gemeenschappelijke onderneming worden bestempeld. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4). Wanneer de partijen rechten hebben op de activa en aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die verband houden met de overeenkomst, wordt de gezamenlijke overeenkomst als een gezamenlijke bedrijfsactiviteit bestempeld. Met betrekking tot haar belang in gezamenlijke bedrijfsactiviteiten neemt de EU in haar financiële staten op: de activa en passiva, de inkomsten en uitgaven, evenals haar aandeel in de gezamenlijke activa, passiva, baten en lasten.

Geassocieerde ondernemingen

Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen zeggenschap uitoefent, maar waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Er wordt aangenomen dat er sprake is van betekenisvolle invloed wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4).

Niet-geconsolideerde entiteiten waarvan de Commissie de middelen beheert

De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd. Maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet in haar jaarrekening geconsolideerd.

1.4.OPSTELLINGSGRONDSLAG

De financiële staten zijn per jaar. Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

2.Munteenheid en omrekeningsbeginselen

Functionele en rapporteringsvaluta

De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, tenzij anders bepaald, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van de EU is.

Verrichtingen en saldi

Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening per jaareinde van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa staan aangemerkt, worden opgenomen in de reëlewaardereserve.

Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.

De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB).

Wisselkoersen met de euro

 

Valuta

31.12.2016

31.12.2015

Valuta

31.12.2016

31.12.2015

BGN

1.9558

1.9558

PLN

4.4103

4.2639

CZK

27.0210

27.0230

RON

4.5390

4.5240

DKK

7.4344

7.4626

SEK

9.5525

9.1895

GBP

0.8562

0.7340

CHF

1.0739

1.0835

HRK

7.5597

7.6380

JPY

123.4000

131.0700

HUF

309.8300

315.9800

USD

1.0541

1.0887

3.Gebruik van ramingen

Overeenkomstig de Ipsas en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, voorzieningen, financiële risico's verbonden aan voorraden en vorderingen, toegerekende baten en lasten, voorwaardelijke activa en verplichtingen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en bedragen die in de toelichting over de financiële instrumenten zijn opgenomen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin ze bekend worden.

3.1.BALANS

4.Immateriële activa

Aangekochte licenties voor computersoftware worden geboekt tegen kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur (3-11 jaar). De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst. Intern geproduceerde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en hebben uitsluitend betrekking op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer ze zich voordoen.    



5.Materiële vaste activa

Alle materiële vaste activa worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend.

De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.

Op terreinen en kunstwerken worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat ze een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:

Type actief

Lineair afschrijvingspercentage

Gebouwen

4 % tot 10 %

Ruimteobjecten

8 % tot 20 %

Materieel en apparatuur

10 % tot 25 %

Meubilair en wagenpark

10 % tot 25 %

Computerhardware

25 % tot 33 %

Overige

10 % tot 33 %

Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Ze worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Leaseovereenkomsten

Leases van materiële activa waarbij de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft, worden ingedeeld als financiële leases. Financiële leases worden gekapitaliseerd bij het begin van de leaseovereenkomst tegen de reële waarde van het geleasede actief of de huidige waarde van de minimale leasebetalingen, afhankelijk van welke waarde de laagste is. Het rentebestanddeel van de leasebetalingen wordt gespreid over de leaseperiode ten laste van de uitgaven gebracht volgens een constant periodiek percentage in verhouding tot het uitstaande saldo. De huurverplichtingen, zonder financieringslasten, worden opgenomen onder financiële verplichtingen (kort- en langlopende). Het rentebestanddeel van de financieringslasten wordt gespreid over de leaseperiode in de staat van de financiële resultaten opgenomen, zodat voor elke periode een constante periodieke rente over het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen. De via financiële lease verkregen activa worden afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is.

Leases waarbij de leasegever een significant deel van de aan eigendom verbonden risico's en voordelen behoudt, worden als operationele leases ingedeeld. Operationele-leasebetalingen worden als last opgenomen in de staat van de financiële resultaten, lineair gespreid over de leaseperiode.

6.Afwaardering van niet-financiële activa

Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; ze worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijvingen/waardeverminderingen worden toegepast, worden op waardevermindering gecontroleerd telkens als er op grond van gebeurtenissen of veranderde omstandigheden aanleiding is om te veronderstellen dat de boekwaarde niet realiseerbaar is. Een afwaarderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.

De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. De boekwaarde van een actief wordt onmiddellijk verminderd tot de realiseerbare waarde indien de boekwaarde groter is dan de geraamde realiseerbare (dienst)waarde. Indien de gronden voor afwaarderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de afwaarderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.

7.Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen

Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode, worden de eerste maal tegen kostprijs opgenomen. Het belang van de EU in die beleggingen wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten, en haar aandeel in mutaties van de reserves in de reëlewaardereserves onder de nettoactiva. De boekwaarde van de belegging in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties (verdere bijdragen, aandeel in de economische resultaten en mutaties van de reserves, waardeverminderingen en dividenden). Uitkeringen die op een belegging worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief.

Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een belegging verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode gelijk is aan of groter is dan haar belang in de belegging, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op ("verborgen verliezen"). Nadat het belang van de EU tot nul is afgeboekt, worden additionele verliezen voorzien en wordt er een verplichting opgenomen, uitsluitend voor zover de EU wettelijke of feitelijke verplichtingen is aangegaan of betalingen heeft gedaan namens de entiteit.

Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.

Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als financiële instrumenten behandeld en als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.

Geassocieerde deelnemingen en joint ventures ingedeeld als kleine entiteiten worden niet verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode. EU-bijdragen aan deze entiteiten worden geboekt als uitgave van de periode.

8.Financiële activa

Indeling

De EU deelt haar financiële activa in de volgende categorieën in: financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort; leningen en vorderingen; tot einde looptijd aangehouden beleggingen; en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.

(I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als ze hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als ze als zodanig door de EU zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie ingedeeld. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat ze binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd.

(II)Leningen en kortlopende vorderingen

Leningen en kortlopende vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de EU geld, goederen of diensten rechtstreeks aan een debiteur verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen, of indien de EU is gesubrogeerd in de rechten van de oorspronkelijke kredietverstrekker na een betaling door de EU in het kader van een garantieovereenkomst. Betalingen die verschuldigd zijn binnen 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als vlottende activa. Betalingen die verschuldigd zijn binnen meer dan 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als niet-vlottende activa. Leningen en kortlopende vorderingen omvatten termijndeposito’s met een oorspronkelijke looptijd van meer dan drie maanden.

(III)Tot einde looptijd aangehouden beleggingen

Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de EU voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De EU had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.

(IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Ze worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de EU verwacht om ze van de hand te doen, wat doorgaans de resterende looptijd is. Investeringen in entiteiten die noch geconsolideerd, noch verwerkt worden volgens de vermogensmutatiemethode en andere investeringen van het type eigen vermogen (bv. durfkapitaalverrichtingen), worden ook ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa.

Eerste opname en waardering

Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Kasequivalenten en leningen worden opgenomen wanneer geld wordt uitbetaald aan de ontlener. Financiële instrumenten worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, wordt de reële waarde bij de eerste opname met de transactiekosten vermeerderd. Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde en de transactiekosten worden onder de uitgaven opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is gewoonlijk de transactieprijs (d.w.z. de reële waarde van de ontvangen vergoeding), tenzij de reële waarde van dat instrument wordt gestaafd door een vergelijking met andere waarneembare actuele markttransacties in hetzelfde instrument, of op basis van een waarderingstechniek waarvan de variabelen alleen uit gegevens van waarneembare markten bestaan (bijvoorbeeld in het geval van sommige afgeleide contracten). Wanneer een langlopende lening echter renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige ontvangsten van kasmiddelen, verdisconteerd met de geldende marktrentevoet voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.

Leningen die worden verstrekt, worden gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, dat geacht wordt de reële waarde van de lening te zijn. De redenen hiervoor zijn de volgende:

-De "marktomgeving" waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten uit verschillende beleggingen kunnen kiezen, wordt de opportuniteitskost in de marktprijzen verrekend. De EU kan echter niet uit verschillende beleggingen kiezen, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten; zij neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken tegen hetzelfde tarief. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Er is dus geen opportuniteitskost en daarom geen grondslag voor vergelijking met de markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt in feite op zichzelf de markt. Omdat de "optie" van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de door de EU opgenomen leningen te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.

-Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme of betalingsbalans of van soortgelijke leningen te bepalen, de aangerekende rentevoet zijn.

-Daarnaast is er voor deze leningen het effect van compensatie tussen de opgenomen en de verstrekte leningen, omdat het om back-to-backverrichtingen gaat. De werkelijke rentevoet van de verstrekte lening is gelijk aan de rentevoet waartegen de lening wordt opgenomen. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen.

Waardering na eerste opname

(I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van de categorie "financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort" worden opgenomen in de economische resultatenrekening van de periode waarin zij zich voordoen.

(II)Leningen en kortlopende vorderingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, wordt dezelfde effectieverentemethode op beide leningen toegepast, aangezien deze leningen de kenmerken hebben van back-to-backverrichtingen en de verschillen tussen de voorwaarden van beide leningen niet materieel zijn. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

(III)Tot einde looptijd aangehouden activa worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. De EU heeft momenteel geen tot einde looptijd aangehouden beleggingen.

(IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van voor verkoop beschikbare activa worden opgenomen in de reëlewaardereserve, behalve voor omrekeningsverschillen op monetaire activa die worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Wanneer activa die als voor verkoop beschikbare financiële activa zijn ingedeeld, worden uitgeboekt of afgewaardeerd, worden de voordien in de reëlewaardereserve opgenomen gecumuleerde waardeaanpassingen opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Dividenden op voor verkoop beschikbare vermogensinstrumenten worden opgenomen wanneer het recht van de EU om de betaling te ontvangen is vastgesteld.

De reële waarden van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten en OTC-derivaten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.

Investeringen in durfkapitaalfondsen, ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa, die geen genoteerde marktprijs op een actieve markt hebben, worden gewaardeerd tegen de toerekenbare intrinsieke waarde, die moet worden beschouwd als een equivalent van hun reële waarde.

Wanneer de reële waarde van beleggingen in vermogensinstrumenten die niet op een actieve markt zijn genoteerd niet op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld, worden de betrokken beleggingen gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met waardeverminderingsverliezen.

Afwaardering van financiële activa

De EU gaat op elke balansdatum na of er objectief bewijs voorhanden is om te besluiten dat de waarde van een financieel actief verminderd is. De waarde van een financieel actief is verminderd en er worden waardeverminderingsverliezen geleden als, en alleen dan, er objectief bewijs voorhanden is van een waardevermindering als gevolg van gebeurtenissen na de eerste opname van het actief die een weerslag hebben op de op betrouwbare wijze geraamde toekomstige kasstromen van dat financieel actief.

(a)Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

Indien er objectief bewijs voorhanden is dat een waardeverminderingsverlies is geleden op leningen, vorderingen of tot einde looptijd aangehouden beleggingen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn gewaardeerd, is het bedrag van dat verlies het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de contante waarde van geraamde toekomstige kasstromen (exclusief toekomstige kredietverliezen), verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het financiële instrument (realiseerbare waarde). De boekwaarde van het actief wordt verlaagd en het bedrag van het verlies wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Indien een lening of tot einde looptijd aangehouden belegging een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet voor het bepalen van een eventueel waardeverminderingsverlies de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract. In de berekening van de contante waarde van geschatte toekomstige kasstromen van een financieel actief tegen onderpand wordt rekening gehouden met de kasstromen die uit executie kunnen voortvloeien, verminderd met de kosten van het verwerven en verkopen van het onderpand, ongeacht of executie waarschijnlijk is. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt en de daling objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de afboeking, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

(b)Activa geboekt tegen reële waarde

In het geval van als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeelde beleggingen in eigenvermogensinstrumenten wordt rekening gehouden met een significante of blijvende (aanhoudende) afname van de reële waarde van het instrument beneden de kostprijs om te bepalen of er sprake is van een waardevermindering. Indien dergelijk bewijs aanwezig is met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa wordt het gecumuleerde verlies – gewaardeerd als het verschil tussen de verwervingsprijs en de actuele reële waarde verminderd met eventuele eerder in de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen op die activa - uit de reserves verwijderd en in de staat van de financiële resultaten opgenomen. In de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen worden niet teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten. Indien in een latere periode de reële waarde van een schuldinstrument dat als voor verkoop beschikbaar financieel actief is ingedeeld, toeneemt en de toename objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na opname van het verlies, dient het verlies te worden teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

9.Voorraden

Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van afgewerkte goederen en werk in uitvoering omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of tegen de actuele vervangingswaarde. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.

10.Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag kan (geheel of gedeeltelijk) worden verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard (die als uitgaven worden opgenomen).

Voorfinanciering wordt op latere balansdata gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans min subsidiabele uitgaven (inclusief geschatte bedragen waar nodig) gedurende de periode.

Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer ze verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.

Andere voorschotten aan lidstaten die afkomstig zijn van terugbetaling door de EU van de door de lidstaten als voorschot aan hun begunstigden betaalde bedragen (met inbegrip van „financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer”) worden opgenomen als activa en in de rubriek voorfinanciering opgenomen. Andere voorschotten aan de lidstaten worden vervolgens gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans, verminderd met een beste raming van de subsidiabele uitgaven die door de eindbegunstigden zijn gedaan, berekend op basis van redelijke en gefundeerde hypothesen.

De EU-bijdragen aan de trustfondsen van het Europees Ontwikkelingsfonds of andere niet-geconsolideerde entiteiten worden ook ingedeeld als voorfinanciering, aangezien zij tot doel hebben contante middelen te geven aan het trustfonds om specifieke acties te financieren in het kader van de doelstellingen van het trustfonds. De EU-bijdragen aan de trustfondsen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag van de EU-bijdrage min subsidiabele uitgaven, waar nodig inclusief geschatte bedragen, door het trustfonds gedaan tijdens de verslagperiode en toegerekend aan de EU-bijdrage in overeenstemming met de onderliggende overeenkomst.

11.Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

Omdat de boekhoudregels van de EU vereisen dat ruil- en niet-ruiltransacties afzonderlijk worden weergegeven, worden vorderingen voor het opstellen van de rekening omschreven als afkomstig van ruiltransacties en verhaalbare bedragen als afkomstig van niet-ruiltransacties (waarbij de EU waarde van een andere entiteit ontvangt zonder onmiddellijk een gelijkwaardige tegenprestatie te leveren) die niet voortvloeien uit een contract (bv. op de lidstaten verhaalbare bedragen betreffende de eigen middelen).

Vorderingen uit ruiltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten (zie toelichting 1.5.5). De in de toelichting op de financiële instrumenten vermelde informatie over vorderingen op ruiltransacties bevat overlopende posten van ruiltransacties omdat zij niet materieel zijn.

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag (gecorrigeerd voor rente en boeten) minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen op niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Zie toelichting 1.5.14 betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als vorderingen op niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract waaruit een financiële verplichting of eigenvermogensinstrument ontstaat. In de toelichting bij de financiële staten worden vorderingen op niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen op ruiltransacties opgevoerd.

12.Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito’s en andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.

13.Pensioenen en andere personeelsbeloningen

Pensioenverplichtingen

Bij de EU worden toegezegd-pensioenregelingen gebruikt. Hoewel de personeelsleden uit hun salaris een derde van de verwachte kosten van deze beloningen betalen, is er geen kapitaaldekking van de verplichting. De in de balans opgenomen verplichting in verband met de toegezegd-pensioenregeling is de contante waarde van de toegezegde pensioenen op de balansdatum minus de reële waarde van de activa van de regeling. De pensioenverplichtingen worden berekend door actuarissen volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (projected unit credit method). De contante waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald door verrekening van de geraamde toekomstige betalingen met de rente op staatsobligaties luidend in de valuta waarin het pensioen zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.

Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen en veranderingen in actuariële veronderstellingen worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Kosten na pensionering worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij werknemers gedurende een bepaalde periode (de wachtperiode) in dienst moeten blijven voordat veranderingen in de pensioenregeling effectief worden. In dat geval worden de kosten na pensionering lineair afgeschreven gedurende de wachtperiode.

Ziektekosten na tewerkstelling

De EU biedt haar personeelsleden verstrekkingen in verband met de gezondheid aan via de terugbetaling van medische uitgaven. Voor de dagelijkse administratie daarvan is een afzonderlijk fonds opgericht. Zowel personeelsleden als gepensioneerden, weduwen en weduwnaars en hun verwanten komen voor het stelsel in aanmerking. De voordelen die aan "inactieven" worden toegekend (gepensioneerden, wezen enz.) worden als "personeelsbeloningen na tewerkstelling” ingedeeld. Gelet op de aard van deze voordelen is een actuariële berekening aangewezen. De verplichting in de balans is bepaald op een soortgelijke grondslag als die voor de pensioenverplichtingen (zie hierboven).

14.Voorzieningen

Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verbintenis op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.

15.Financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort of als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn. Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden. Ze worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode.

Financiële verplichtingen worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, tenzij de looptijd binnen de twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt. In het geval van leningen die uit geleende middelen worden verstrekt, mag de effectieverentemethode om materialiteitsoverwegingen niet afzonderlijk voor opgenomen en verstrekte leningen worden toegepast. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

EU-trustfondsen beschouwd als deel uitmakend van de operationele activiteiten van de Commissie worden opgenomen in de boeken van de Commissie en vervolgens geconsolideerd in de jaarrekening van de EU. Bijdragen van andere donoren aan de EU-trustfondsen voldoen derhalve aan de criteria van ontvangsten uit niet-ruiltransacties onder bepaalde voorwaarden en worden vermeld als financiële passiva totdat aan de voorwaarden voor de bijdragen is voldaan d.w.z. de subsidiabele uitgaven door het trustfonds zijn gedaan. Trustfondsen zijn opgericht om specifieke projecten te financieren en moeten resterende middelen terugstorten op het moment van afwikkeling. Op de balansdatum worden de uitstaande bijdrageverplichtingen gewaardeerd als de ontvangen bijdragen minus de door het trustfonds gedane uitgaven, inclusief waar nodig geschatte bedragen. Voor verslagleggingsdoeleinden worden de netto-uitgaven toegerekend aan de bijdragen van andere donors in verhouding tot de nettobijdragen per 31 december. Deze toerekening van bijdragen is louter indicatief. Bij de afwikkeling van het trustfonds wordt over de precieze verdeling van de resterende middelen beslist door de raad van beheer van het trustfonds.

Financiële passiva die zijn ingedeeld tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort omvatten derivaten wanneer hun reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of verlies (zie toelichting 1.5.5).

16.Crediteuren

Een aanzienlijk bedrag van de post crediteuren van de EU betreft onvereffende kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Ze worden geboekt als te betalen posten voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.

Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.

17.Overlopende posten

Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag) worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven. Naar analogie zal voor vooruitbetaling van goederen en diensten die nog niet zijn ontvangen, de uitgave worden uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode worden geboekt.

17.1.STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

18.Ontvangsten

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op niet-ruiltransacties:

Bni- en btw-middelen

De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Ze worden gewaardeerd tegen het opgevraagde bedrag. Omdat de btw- en bni-middelen op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar gebaseerd zijn, zijn ze — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of -tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald.

Traditionele eigen middelen

De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse A-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende inkomsten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.

Geldboeten

Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. Wanneer er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, heeft de debiteur twee maanden de tijd om:

-hetzij het besluit te aanvaarden, waarna hij de geldboete binnen de gestelde termijn moet betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU;

-hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat hij beroep instelt op grond van de EU-wetgeving.

Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 van het EU-Verdrag). Onder bepaalde omstandigheden kan de onderneming met instemming van de rekenplichtige van de Commissie een bankgarantie voor het bedrag geven.

Indien de onderneming tegen het besluit beroep instelt en de geldboete al voorlopig heeft betaald, wordt het bedrag als een voorwaardelijk passief opgenomen. Aangezien een beroep tegen een besluit van de EU echter geen schorsende werking heeft, wordt het ontvangen geld wel gebruikt om de vordering af te wikkelen. Indien in plaats van betaling een bankgarantie is gegeven, blijft de geldboete een vordering. Indien de kans bestaat dat het Gerecht zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een bankgarantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven zoals vereist. De cumulatieve rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke passiva worden evenredig verhoogd.

Sedert 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten.

ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico's en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Baten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.

Rentebaten en -lasten

Rentebaten en -lasten worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -uitgaven toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.

Wanneer de boekwaarde van een financieel actief of een groep verwante financiële activa is verlaagd als gevolg van een waardeverminderingsverlies, worden rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn verdisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.

Dividendinkomen

Baten uit dividenden worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.

19.Uitgaven

De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften.

Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Statuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Ze worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden op de balansdatum de uitgaven voor dienstprestaties gedurende de periode waarvoor nog geen factuur is ontvangen of aanvaard, geraamd en opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

19.1.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN

20.Voorwaardelijke activa

Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van één of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische baten of dienstenpotentieel waarschijnlijk is.

21.Voorwaardelijke verplichtingen

Een voorwaardelijk passief is een mogelijk passief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat: het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald.

21.1.KASSTROOMOVERZICHT

Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.

Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruik gemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat het economisch resultaat voor het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de beleidsactiviteiten, en baten of lasten die verband houden met beleggings- of financieringskasstromen.

Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.

Het kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens operationele activiteiten en beleggingsactiviteiten (de EU heeft geen financieringsactiviteiten).

Operationele activiteiten zijn de activiteiten van de EU die geen beleggingsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten. Aan begunstigden verstrekte leningen (en de daarmee samenhangende opgenomen leningen, indien van toepassing) worden niet beschouwd als investerings- (of financierings)activiteiten, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en daarom van de dagelijkse activiteiten van de EU. Onder de operationele activiteiten vallen ook investeringen zoals investeringen in het Europees Investeringsfonds (EIF), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) en risicokapitaalfondsen. Het doel van deze activiteiten is immers om bij te dragen tot de verwezenlijking van beleidsdoelen.

Beleggingsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere beleggingen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Aan begunstigden verstrekte leningen vallen niet onder de beleggingsactiviteiten. Het doel is een overzicht te geven van de beleggingen van de EU.

 

22.TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

 

ACTIVA

 

22.1.IMMATERIËLE ACTIVA

in miljoen EUR

Brutoboekwaarde op 31.12.2015

698

Toevoegingen

137

Vervreemdingen

(22)

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

Overige wijzigingen

7

Brutoboekwaarde op 31.12.2016

820

Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2015

(361)

Afschrijvingskosten voor het jaar

(88)

Vervreemdingen

12

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

Overige wijzigingen

(2)

Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2016

(439)

Nettoboekwaarde op 31.12.2016

381

Nettoboekwaarde op 31.12.2015

337

Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.

 

22.2.VASTE BEDRIJFSMIDDELEN

De categorie ruimteobjecten omvat vaste activa met betrekking tot de twee ruimteprogramma’s van de EU: de wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) — Galileo en Egnos, en Copernicus, het Europees programma voor aardobservatie. In 2015 werden de vaste activa met betrekking tot Egnos en Copernicus ten bedrage van 584 miljoen EUR opgenomen onder de rubriek materieel en apparatuur.

Voor Galileo werd na de verklaring over de initiële diensten van Galileo op 15 december 2016 een som van 2 165 miljoen EUR aan satellieten en grondcomponenten overgedragen van activa in aanbouw naar vaste activa; het betreft 14 operationele Galileo-satellieten en grondinfrastructuur. De operationele vaste activa van Galileo werden op 31 december 2016 gewaardeerd op 2 146 miljoen EUR na afschrijvingen. De resterende activa in aanbouw van in totaal 756 miljoen EUR (2015: 2 110 miljoen EUR) omvatten 4 in 2016 gelanceerde satellieten waarvan de tests in de omloopbaan op de balansdatum nog niet waren voltooid. De ontwikkeling van het Galileosysteem gaat door totdat het systeem zijn volledige operationele capaciteit heeft bereikt. De voltooide Galileoconstellatie zal 30 satellieten tellen.

Voor de operationele Copernicus-satellieten (Sentinels 1A, 2A, 3A en 1B) is 1 073 miljoen EUR na cumulatieve afschrijvingen geboekt onder de rubriek ruimteobjecten (2015: 498 miljoen EUR). Nog eens 1 133 miljoen EUR in verband met Copernicus-satellieten is geboekt als activa in aanbouw (2015: 1 188 miljoen EUR).

Vaste activa in verband met grondinfrastructuur van het European Geostationary Navigation Overlay System (Egnos) zijn voor 83 miljoen EUR (2015: 85 miljoen EUR) eveneens onder de rubriek ruimteobjecten geboekt. De Egnos-activa in aanbouw bedragen 21 miljoen EUR (2015: 14 miljoen EUR).

De activa in verband met de ruimteprogramma’s van de EU worden gebouwd met assistentie van het Europees Ruimteagentschap (ESA).

 

Materiële vaste activa

in miljoen EUR

Terreinen en gebouwen

Ruimte-objecten

Installaties en uitrusting

Meubilair en wagenpark

Computer-hardware

Overige

Financiële leasing

Activa in aanbouw

Totaal

Brutoboekwaarde op 31.12.2015

4 856

725

563

248

627

277

2 784

3 832

13 911

Toevoegingen

145

14

28

22

73

20

5

1 639

1 945

Vervreemdingen

(2)

(1)

(14)

(10)

(49)

(10)

(3)

0

(90)

Overdrachten tussen categorieën van activa

294

2 864

3

6

3

9

(2)

(3 177)

Overige wijzigingen

5

1

4

3

4

2

0

(3)

16

Brutoboekwaarde op 31.12.2016

5 297

3 603

583

269

658

298

2 783

2 292

15 783

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2015

(2 701)

(141)

(440)

(176)

(517)

(182)

(1 054)

-

(5 211)

Afschrijvingskosten voor het jaar

(166)

(160)

(47)

(19)

(62)

(29)

(100)

-

(583)

Teruggeboekte afschrijving

-

-

1

0

6

1

-

-

8

Vervreemdingen

2

0

13

10

42

7

3

-

77

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

-

0

0

(2)

0

2

-

Overige wijzigingen

0

0

(2)

(1)

(2)

0

(1)

-

(6)

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2016

(2 865)

(301)

(474)

(186)

(535)

(203)

(1 150)

(5 715)

NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2016

2 432

3 302

109

83

122

95

1 633

2 292

10 068

NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2015

2 155

584

124

72

110

94

1 730

3 832

8 700

 

22.3.BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE

in miljoen EUR

Toelichting

31.12.2016

31.12.2015

Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen

2.3.1

5

Belangen in geassocieerde deelnemingen

2.3.2

528

491

Totaal

528

497

23.Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen

Er zijn een aantal entiteiten die deels door de EU worden gefinancierd die voldoen aan de vereisten om te worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde financiële staten van de EU, maar die niet van materieel belang zijn voor de financiële staten als geheel en daarom niet zijn verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde financiële staten voor 2016. Deze entiteiten worden aangeduid als „kleine entiteiten” – zie toelichting 1.3. De immaterialiteit wordt jaarlijks beoordeeld om te bepalen of deze uitsluiting gerechtvaardigd blijft. De EU-bijdragen aan deze entiteiten zijn geboekt als uitgave. De lijst van deze entiteiten in 2016 is opgenomen in toelichting 9.

24.Belangen in geassocieerde deelnemingen

Het belang van de EU in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het leveren van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen. Het EIF is gevestigd in Luxemburg en werkt als publiek-privaat partnerschap, met de Europese Investeringsbank (EIB), de EU en een groep van financiële instellingen als partners. Op 31 december 2016 had de EU een belang van 28,1 % in het EIF (2015: 26,5%) en 28,1% van de stemrechten (2015: 26,5%). Overeenkomstig de statuten moet het EIF ten minste 20 % van zijn jaarlijkse nettowinst in een verplichte reserve storten totdat de reserve in totaal 10 % van het geplaatste kapitaal bedraagt. Deze reserve is niet uitkeerbaar.

in miljoen EUR

Europees Investeringsfonds

Belang op 31.12.2015

491

Bijdragen

41

Ontvangen dividenden

(6)

Aandeel in het nettoresultaat

34

Verandering in de reëlewaardereserve

(0)

Overige vermogensmutaties

(32)

Belang op 31.12.2016

528

De volgende bedragen kunnen aan de EU worden toegerekend op basis van het percentage van haar participatie:

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Totaal EIF

EU-aandeel

Totaal EIF

EU-aandeel

Activa

2 301

647

2 183

578

Verplichtingen

(423)

(119)

(328)

(87)

Ontvangsten

240

67

192

51

Uitgaven

(118)

(33)

(95)

(25)

Overschot/(tekort)

122

34

97

26

De EU heeft 20 % van haar belang gestort en het niet-opgevraagde saldo bedroeg 986 miljoen EUR.

in miljoen EUR

Totaal kapitaal EIF

EU-inschrijving

Totaal aandelenkapitaal

4 382

1 232

Volgestort

(876)

(246)

Niet-opgevraagd

3 506

986

 

24.1.FINANCIËLE ACTIVA

in miljoen EUR

Toelichting

31.12.2016

31.12.2015

Niet-vlottende financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa

2.4.1

9 131

7 222

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

2.4.2

Leningen

2.4.3

53 116

49 743

62 247

56 965

Vlottende financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa

2.4.1

1 311

2 399

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

2.4.2

0

Leningen

2.4.3

2 361

7 508

3 673

9 907

Totaal

65 920

66 871

25.Voor verkoop beschikbare financiële activa

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

BUFI-beleggingen

2 013

2 647

EGKS in liquidatie

1 685

1 699

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

188

188

3 886

4 534

Garantiefondsen voor garanties uit de begroting:

Garantiefonds voor externe acties

2 069

2 002

EFSI-garantiefonds

948

-

3 017

2 002

Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd:

Horizon 2020

1 213

765

Financieringsfaciliteit met risicodeling

719

773

Connecting Europe Facility*

483

425

ETF-startersregeling

476

485

Verrichtingen met risicodragend kapitaal

132

152

Europees Fonds voor Zuidoost-Europa

118

118

Overige

398

366

3 539

3 084

Totaal

10 442

9 620

Langlopend

9 131

7 222

Kortlopend

1 311

2 399

*    De bedragen van vorig jaar hebben betrekking op het initiatief inzake projectobligaties en het garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten. Deze twee instrumenten zijn in 2016 gefuseerd tot de Connecting Europe Facility.

Op een totaal van 10 442 miljoen EUR heeft de EU voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van schuldtitels (zoals obligaties) ten belope van 8 920 miljoen EUR , vermogensinstrumenten van 1 302 miljoen EUR en beleggingen in het EIB Unitary Fund (een geldmarktfonds) van 221 miljoen EUR. De schuldtitels en de eenheden in het EIB Unitary Fund worden voornamelijk gebruikt om aan de EU-garantie- en -risicodelingsinstrumenten toegewezen bedragen tijdelijk te beleggen zolang zij niet worden gebruikt om de aanspraken op garanties te voldoen.

BUFI-beleggingen

Voorlopig geïnde geldboeten in mededingingszaken worden in een speciaal fonds (BUFI - 'Budget Fines') gestort en door de Commissie belegd in schuldinstrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa worden ingedeeld.

EGKS in liquidatie

Alle voor verkoop beschikbare financiële activa betreffende de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie zijn schuldtitels in euro die genoteerd zijn op actieve markten.

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

Omdat de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) niet beursgenoteerd is en volgens haar statuten participaties ten hoogste tegen aankoopprijs en uitsluitend aan bestaande aandeelhouders mogen worden verkocht, is de participatie van de EU gewaardeerd tegen kostprijs.

in miljoen EUR

Totaal kapitaal EBWO

Inschrijving door de Commissie op 31.12.2016

Totaal geplaatst aandelenkapitaal

29 703

900

Volgestort

(6 207)

(188)

Niet-opgevraagd

23 496

712

 

GARANTIEFONDSEN VOOR BEGROTINGSGARANTIES

Garantiefonds voor externe acties

Het Garantiefonds voor externe acties dekt de door de EU-begroting gegarandeerde leningen, met name leningsoperaties van de EIB buiten de EU, gefinancierd uit de eigen middelen van de EIB, alsmede leningen in het kader van macrofinanciële bijstand (MFB-leningen) en leningen van Euratom buiten de EU (zie toelichting 4.1.1). Het is een langetermijninstrument (niet-vlottend gedeelte: 1 946 miljoen EUR) dat door de EIB wordt beheerd, ter dekking van leningen waarvoor de debiteur in gebreke blijft en de EU borg staat. Het fonds wordt gevoed met betalingen uit de EU-begroting, met de rente op de belegging van de beschikbare middelen van het fonds en met de bij de in gebreke gebleven debiteuren teruggevorderde bedragen voor wie het fonds tot uitbetaling heeft moeten overgaan in verband met een afgegeven garantie. Het in het fonds aan te houden bedrag zou moeten overeenkomen met 9 % van de per jaareinde uitstaande gegarandeerde leningen. Het verschil tussen het streefbedrag en de waarde van de activa van het fonds aan het einde van het jaar wordt gedekt uit de EU-begroting in jaar n+2; eventuele overschotten worden teruggestort aan de EU-begroting.

EFSI-garantiefonds

Volgens de EFSI-verordening moet het EFSI-garantiefonds voor een liquiditeitsbuffer zorgen tegen mogelijke verliezen van de EIB op haar financierings- en investeringsverrichtingen die op grond van de EFSI-overeenkomst in aanmerking komen voor de EU-EFSI-garantie (zie toelichting 4.1.1). Het EFSI-garantiefonds wordt gefinancierd met bijdragen uit de EU-begroting. Het wordt ook gevuld met de opbrengsten van belegde middelen van het garantiefonds, inkomsten die de EU op grond van de EFSI-overeenkomst als vergoeding voor de garantie ontvangt, alsook door de EIB uit hoofde van eerdere garantie-aanspraken van in gebreke blijvende debiteuren gevorderde bedragen. Het fonds wordt beheerd door de Commissie, die gemachtigd is tot het investeren van de activa van het EFSI-garantiefonds op de financiële markten in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer en met inachtneming van adequate prudentiële regels. Het EFSI-garantiefonds is in april 2016 operationeel geworden. Het zal tussen 2016 en 2022 progressief worden voorzien van middelen tot 8 miljard EUR, zijnde 50 % van het totale bedrag van de EU-EFSI-garantie.

FINANCIERINGSINSTRUMENTEN DIE UIT DE EU-BEGROTING WORDEN GEFINANCIERD

Voor een overzicht van alle financieringsinstrumenten die uit de begroting worden gefinancierd, zie de bespreking en analyse van de financiële staten.

Horizon 2020

Bij de EU-verordening tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020), zijn nieuwe financieringsinstrumenten ingesteld om de toegang tot financiering te verbeteren voor entiteiten die aan onderzoek en innovatie (O&I) doen. Deze instrumenten zijn: de InnovFin Leningen- en garantiedienst voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie waarmee de Commissie een deel van de financiële risico’s die verbonden zijn aan een portefeuille nieuwe, door de EIB aangegane financieringsoperaties op zich neemt; de InnovFin-garantieregeling voor kmo’s, met inbegrip van het instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het kmo-initiatief (SIUGI) — door het EIF beheerde faciliteiten voor het verstrekken van garanties en tegengaranties aan financiële intermediairs voor nieuwe portefeuilles leningen (via SIUGI deelt de Commissie het financiële risico verbonden aan de garantie met de lidstaten, het EIF en de EIB); en de InnovFin eigenvermogensfaciliteit voor onderzoek en innovatie, die belegt in risicokapitaalfondsen en beheerd wordt door het EIF.

Risicodelende financieringsfaciliteit

De financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) wordt door de EIB beheerd en de beleggingsportefeuille van de Commissie wordt gebruikt om voorzieningen aan te leggen voor financiële risico's in verband met leningen en garanties die door de EIB worden gegeven aan onderzoeksprojecten die daarvoor in aanmerking komen. In totaal heeft de EU in het kader van het MFK 2007-2013 maximaal 1 miljard EUR toegewezen aan de RSFF. In het kader van het MFK 2014-2020 zijn er geen nieuwe bijdragen uit de begroting aan de RSFF gepland. Het globale risico voor de EU is beperkt tot haar inbreng in de faciliteit.

Connecting Europe Facility

Zoals in Verordening (EU) nr. 1316/2013 is bepaald, heeft de Connecting Europe Facility (CEF) tot doel het vinden van financiering voor infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie te vergemakkelijken. De faciliteit wordt beheerd door de EIB op grond van een overeenkomst met de EU. Het CEF-financieel schuldinstrument is de voortzetting van het leninggarantie-instrument voor TEN-T-projecten (LGTT) en van de proeffase van het initiatief inzake projectobligaties (PBI). De LGTT- en PBI-portefeuilles zijn met ingang van 1 januari 2016 samengevoegd in het CEF-financieringsinstrument. Het biedt risicodeling voor schuldfinanciering aan in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties, evenals ondersteuning van projectobligaties.

ETF-startersregeling

Dit betreft eigenvermogensinstrumenten die werden gefinancierd door het programma voor groei en werkgelegenheid, het meerjarenprogramma, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en het proefproject technologieoverdracht, administratief beheerd door het EIF, ter ondersteuning van de oprichting en financiering van beginnende kleine en middelgrote ondernemingen door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen.

26.Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Notioneel bedrag (“receive leg”)

Notio-neel bedrag (“pay leg”)

Reële waarde

Notioneel bedrag "receive"

Notio-neel bedrag "pay"

Reële waarde

Termijncontracten
in vreemde valuta

50

(50)

0

In 2016 heeft de EU twee valutatermijncontracten afgesloten ter afdekking van het valutarisico verbonden aan schuldtitels in USD in het EFSI-garantiefonds. Overeenkomstig deze termijncontracten levert de EU het contractueel overeengekomen notionele bedrag in vreemde valuta (“pay leg”) en ontvangt zij het notionele bedrag in EUR (“receive leg”) op de vervaldatum. Deze derivatencontracten worden gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum en ingedeeld als financiële activa of financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort naargelang hun reële waarde positief of negatief uitvalt. Op 31 december 2016 leverde een valutatermijncontract met een onderliggende waarde van 50 miljoen EUR een positieve reële waarde van 0,5 miljoen EUR op, geboekt onder de financiële activa. Het andere contract, met een onderliggende waarde van 101 miljoen EUR, leverde een negatieve reële waarde op en is als zodanig onder de financiële passiva opgenomen (zie toelichting 2.11.2).

Op 31 december 2016 zijn alle financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort ingedeeld in niveau 2 van de reëlewaardehiërarchie — zie onderstaande tabel.

Reëlewaardehiërarchie van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Activa van niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten

8 910

8 123

Activa van niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen

231

188

Activa van niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input

1 302

1 310

Totaal

10 442

9 620

Er hebben in de verslagperiode geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 plaatsgevonden.

Aansluiting van financiële activa, gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3):

in miljoen EUR

Beginsaldo op 31.12.2015

1 310

Aan- en verkopen

32

Winsten of verliezen over de periode in financiële inkomsten of financieringskosten

(54)

Baten en verliezen die in de nettoactiva zijn opgenomen

13

Overdrachten naar niveau 3

Overdrachten vanuit niveau 3

Overige

Eindsaldo op 31.12.2016

1 302

 

27.Leningen

in miljoen EUR

Toelichting

31.12.2016

31.12.2015

Leningen voor financiële bijstand

2.4.3.1

55 134

56 874

Andere leningen

2.4.3.2

343

377

Totaal

55 477

57 251

Langlopend

53 116

49 743

Kortlopend

2 361

7 508

28.Leningen voor financiële bijstand

in miljoen EUR

EFSM

BB-mecha-nisme

Macro-financiële bijstand

Euratom

EGKS in liquidatie

Totaal

Totaal op 31.12.2015

47 509

5 811

3 024

301

229

56 874

Nieuwe leningen

4 750

-

10

-

4 760

Aflossingen

(4 750)

(1 500)

(70)

(49)

-

(6 369)

Wisselkoersverschillen

-

-

(33)

(33)

Veranderingen in boekwaarde

(53)

(40)

(5)

(98)

Afwaardering

-

-

-

Totaal op 31.12.2016

47 456

4 272

2 964

252

191

55 134

Langlopend

46 800

3 050

2 889

199

101

53 039

Kortlopend

656

1 222

75

53

90

2 096

De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.

De totale nominale waarde van de leningen voor financiële bijstand op 31 december 2016 is 54 373 miljoen EUR (2015: 56 011 miljoen EUR).

Het EFSM maakt het mogelijk financiële bijstand te verlenen aan een lidstaat in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn. Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) van 9 mei 2010 bedragen de middelen van de faciliteit ten hoogste 60 miljard EUR, maar bij wettelijke bepaling wordt het uitstaande bedrag aan leningen of kredietlijnen beperkt tot de marge die beschikbaar is onder het plafond van de eigen middelen. De leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden door de EU-begroting gewaarborgd. Er zijn geen plannen waarbij het EFSM nieuwe financieringsprogramma's zou aangaan of nieuwe leningfaciliteitsovereenkomsten zou sluiten.

De betalingsbalansfaciliteit, een financieel beleidsinstrument, biedt de lidstaten van de EU die niet voor de euro hebben gekozen financiële bijstand op middellange termijn. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Het maximale uitstaande bedrag van in het kader van het instrument toegekende leningen is beperkt tot 50 miljard EUR. De leningen die worden opgenomen ten behoeve van het betalingsbalansmechanisme, worden door de EU-begroting gewaarborgd.

Macrofinanciële bijstand is een financieel beleidsinstrument voor niet-gebonden en niet-specifieke betalingsbalans- en/of begrotingssteun aan partnerlanden die momenteel een IMF-programma uitvoeren. Macrofinanciële bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma. Die leningen zijn gewaarborgd door het Garantiefonds voor externe maatregelen. Op 31 december 2016 was 1 313 miljoen EUR betreffende een leningfaciliteitovereenkomst in het kader van macrofinanciële bijstand toegekend aan Oekraïne (1 200 miljoen euro), Tunesië (100 miljoen EUR) en Georgië (13 miljoen EUR), maar nog niet uitbetaald (zie toelichting 4.1.2).

De juridische entiteit Euratom (die door de Commissie wordt vertegenwoordigd) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties. Op 31 december 2016 was 300 miljoen EUR aan leningen aan Oekraïne toegekend, maar nog niet uitbetaald (zie toelichting 4.1.2). Van derden is 252 miljoen EUR (2015: 301 miljoen EUR) ontvangen uit hoofde van garanties voor leningen van Euratom.

Leningen van de EGKS in vereffening zijn verstrekt uit geleende middelen overeenkomstig de artikelen 54 en 56 van het EGKS-Verdrag.

Effectieve rentevoeten van leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

31.12.2016

31.12.2015

Macrofinanciële bijstand

0 % tot 4,54 %

0 % tot 4,54 %

Euratom

0 % tot 5,76 %

0,08 % tot 5,76 %

Betalingsbalans

2,37 % tot 3,37 %

2,37 % tot 3,62 %

Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)

0,62 % tot 3,75 %

0,62 % tot 3,75 %

EGKS in liquidatie

5,23 % tot 5,81 %

5,23 % tot 5,81 %

29.Andere leningen

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Leningen met bijzondere voorwaarden

93

113

Gesubrogeerde leningen

Door de EGKS in vereffening verstrekte woningleningen

5

6

Termijndeposito’s op 3 tot 12 maanden

245

257

Totaal

343

377

Langlopend

77

88

Kortlopend

266

290

De totale nominale waarde van overige leningen bedroeg op 31 december 2016 673 miljoen EUR (2015: 609 miljoen EUR).

Leningen met bijzondere voorwaarden omvatten voornamelijk leningen met een speciale rentevoet die in het kader van de samenwerking met niet-lidstaten zijn verstrekt.

Gesubrogeerde leningen zijn noodlijdende leningen die werden verstrekt door de EIB en waarvoor alle rechten zijn gesubrogeerd aan de EU na betaling uit het Garantiefonds voor externe acties. Deze leningen zijn volledig afgeschreven voor een bedrag van 332 miljoen EUR (2015: 218 miljoen EUR).

Waardevermindering op andere leningen

in miljoen EUR

31.12.2015

Toevoegingen

Terugnemingen

Afschrijving

Overige

31.12.2016

Leningen met bijzondere voorwaarden

13

0

(6)

0

0

7

Gesubrogeerde leningen

218

114

0

0

0

332

Door de EGKS in vereffening verstrekte woningleningen

Totaal

231

114

(6)

0

0

339

29.1.VOORFINANCIERING

in miljoen EUR

Toelichting

31.12.2016

31.12.2015

Langlopende voorfinanciering

Voorfinanciering

2.5.1

20 219

28 543

Overige voorschotten voor de lidstaten

2.5.2

1 651

1 332

Bijdragen aan trustfondsen

31

4

21 901

29 879

Kortlopende voorfinanciering

Voorfinanciering

2.5.1

21 386

11 498

Overige voorschotten voor de lidstaten

2.5.2

2 183

3 779

23 569

15 277

Totaal

45 470

45 156

Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma’s moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit. De Commissie heeft met al deze elementen rekening gehouden om de follow-up van voorfinanciering te proberen te verbeteren.

30.Voorfinanciering

in miljoen EUR

Brutobedrag

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

Netto-bedrag op 31.12.2016

Brutobedrag

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

Nettobedrag
op
31.12.2015

Gedeeld beheer

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

3 955

3 955

4 726

(1 629)

3 097

EFRO & CF

19 858

(4 727)

15 131

24 268

(7 416)

16 852

ESF

6 477

(617)

5 860

7 251

(1 325)

5 926

Overige

4 219

(2 393)

1 826

4 359

(2 365)

1 994

34 509

(7 737)

26 772

40 604

(12 735)

27 869

Direct beheer

Uitgevoerd door:

Commissie

12 424

(8 843)

3 581

12 512

(9 536)

2 976

uitvoerende EU-agentschappen

13 136

(8 348)

4 788

11 065

(7 767)

3 298

trustfondsen

142

(82)

60

14

(5)

9

25 701

(17 273)

8 429

23 591

(17 308)

6 283

Indirect beheer

Uitgevoerd door:

andere EU-agentschappen & -organen

616

(157)

459

627

(95)

532

derde landen

1 861

(1 135)

726

2 151

(1 229)

922

internationale organisaties

7 230

(4 432)

2 797

6 640

(4 014)

2 626

andere entiteiten

6 498

(4 077)

2 422

5 330

(3 521)

1 809

16 206

(9 801)

6 404

14 748

(8 859)

5 889

Totaal

76 416

(34 811)

41 605

78 943

(38 902)

40 041

Langlopend

20 219

20 219

28 543

28 543

Kortlopend

56 197

(34 811)

21 386

50 401

(38 902)

11 498

 

Bij voorfinanciering wordt geld uitbetaald, wat betekent dat er betalingskredieten worden gebruikt. Zoals wordt verduidelijkt in toelichting 1.5.7, betreft het voorschotten die nog niet als uitgave worden geboekt. Voorfinancieringen verminderen dus de nog af te wikkelen verplichtingen (RAL - zie toelichting 5.1), maar vertegenwoordigen in de staat van de financiële resultaten nog te erkennen uitgaven.

De bedragen op de balans worden hoofdzakelijk bepaald door de afsluiting van programmeringsperiode 2007-2013 en de geleidelijke invoering van programma’s in het kader van de periode 2014-2020: de voorfinanciering met betrekking tot de oude programma's neemt af naarmate kosten worden aanvaard en voor de nieuwe programmeringsperiode zijn er nieuwe voorschotten uitbetaald.

Wat het gedeeld beheer betreft, verklaart deze overgang van de ene naar de andere programmeringsperiode ook het verloop tussen vlottende en niet-vlottende saldi. De programmeringsperiode 2007-2013 bevindt zich in de afsluitende fase en dus zullen binnen twaalf maanden meer bedragen verschuldigd zijn. Wat de programmeringsperiode 2014-2020 betreft, wordt de initieel uitbetaalde voorfinanciering geboekt als niet-vlottend, terwijl de jaarlijkse voorfinanciering wordt geboekt als vlottend.

De bovenstaande tabel geeft een aanzienlijke vermindering van de brutovoorfinancieringen in het kader van gedeeld beheer te zien, wat kan worden verklaard door de goedkeuring van 18 521 miljoen EUR aan kosten, gedeeltelijk gecompenseerd door de uitbetaling van nieuwe voorfinancieringen ten belope van 12 426 miljoen euro.

Ontvangen garanties op voorfinanciering

Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaten zijn. Er zijn twee waarden om voor dit soort garantie op te nemen: de "nominale waarde" en de "lopende waarde". Voor de „nominale” waarde houdt de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan, verband met het bestaan van de waarborg. Voor de "lopende" waarde is de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan de betaling van voorfinanciering en/of latere verrekeningen. Op 31 december 2016 beliep de "nominale waarde" van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 683 miljoen EUR. De "lopende waarde" van die garanties beliep 496 miljoen EUR (in 2015: respectievelijk 844 miljoen EUR en 626 miljoen EUR).

Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van Horizon 2020 worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het Garantiefonds voor deelnemers. Het Garantiefonds voor deelnemers is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de risico's te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen van KP7 en Horizon 2020. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % van de totale ontvangen som bij aan het kapitaal van het Garantiefonds voor deelnemers.

Op 31 december 2016 bedroegen de door het Garantiefonds voor de deelnemers gedekte voorfinancieringen in totaal 1,8 miljard EUR (2015: 1,7 miljard EUR). De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt op als uitvoerend orgaan van de deelnemers van het Garantiefonds voor de deelnemers, maar het Fonds is eigendom van de deelnemers.

Per jaareinde bedroegen de activa van het Garantiefonds in totaal 1 951 miljoen EUR (2015: 1 838 miljoen EUR). De activa van het Garantiefonds voor de deelnemers bevatten ook financiële activa die door het directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken van de Commissie worden beheerd. Omdat het Garantiefonds voor de deelnemers een aparte entiteit is, worden de activa van het fonds niet in deze EU-jaarrekening geconsolideerd.

31.Overige voorschotten voor de lidstaten

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Voorschotten aan de lidstaten voor financiële instrumenten
in het kader van gedeeld beheer

2 534

3 287

Steunregelingen

1 300

1 824

Totaal

3 834

5 111

Langlopend

1 651

1 332

Kortlopend

2 183

3 779

Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten in het kader van gedeeld beheer

In het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF) is het mogelijk om uit de EU-begroting voorschotten te betalen aan de lidstaten om hen in staat te stellen bij te dragen aan financieringsinstrumenten (d.w.z. leningen, eigen vermogen of garanties). Deze financieringsinstrumenten worden opgezet en beheerd onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, niet van de Commissie. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, zijn evenwel eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als actief in de balans van de EU opgenomen.

Periode 2014-2020:

De lidstaten hebben in het kader van het cohesiebeleid 3 681 miljoen EUR bijgedragen, waarvan naar schatting nog 1 842 miljoen EUR moest worden geïmplementeerd op 31 december 2016. Dit omvat de bijdrage van de lidstaten aan het initiatief voor kleine en middelgrote ondernemingen, dat is opgezet om de kredietverstrekking door de banksector aan het mkb aan te zwengelen (745 miljoen EUR betaald, waarvan naar schatting 481 miljoen EUR nog niet is gerealiseerd).

Voor plattelandsontwikkeling was per jaareinde 6 miljoen EUR nog ongebruikt was.

Periode 2007-2013:

In de vorige programmeringsperiode bevatten de rechtsgrondslagen geen verplichting voor de lidstaten om over het gebruik van die voorschotten periodiek verslag uit te brengen aan de Commissie, en in sommige gevallen zelfs niet om die voorschotten op te nemen in de bij de Commissie in te dienen uitgavenstaten.

Voor het cohesiebeleid verzamelt de Commissie bij de lidstaten jaarlijks informatie over deze financieringsinstrumenten, die zij in een jaarlijks uitvoeringsverslag consolideert. Het volgende verslag wordt het eindverslag over de uitvoering maar zal niet tijdig beschikbaar zijn voor opname in deze rekeningen. Bijgevolg, zoals voorgaande jaren, wordt de waarde van deze activa geraamd op basis van de meest recent beschikbare betrouwbare informatie, d.w.z. het jaarlijkse uitvoeringsverslag per 31 december 2015 en de in 2016 verrichte betalingen. De raming berust deels op de aanname dat de middelen volledig en gelijkmatig zullen worden gebruikt over de resterende looptijd (tot 31 maart 2017). Geschat wordt dat aan het einde van het begrotingsjaar 2016 nog 686 miljoen EUR overbleef voor investeringen in de eindbegunstigden.

Voor plattelandsontwikkeling hadden op het einde van het jaar alle bedragen een bestemming gekregen of waren zij vóór het einde van de programmeringsperiode via herverdeling aan andere maatregelen toegewezen.

Steunregelingen

Net als de bedragen hierboven worden de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF of investeringsmaatregelen van het Elfpo) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa opgenomen in de balans van de Commissie. De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt: de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubrieken steunregelingen hierboven.

Periode 2014-2020:

Voor plattelandsontwikkeling was op het einde van het jaar 117 miljoen EUR nog ongebruikt.

In het landbouwbeleid heeft de Commissie informatie over de ongebruikte bedragen rechtstreeks bij de betaalorganen in de lidstaten opgevraagd. Op basis van deze informatie wordt geraamd dat op het einde van het jaar 721 miljoen EUR nog ongebruikt was.

Periode 2007-2013:

Geraamd wordt dat 461 miljoen EUR voor voorschotten in het kader van het landbouwbeleid einde 2016 ongebruikt is gebleven.

31.1.VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE

in miljoen EUR

Toelichting

31.12.2016

31.12.2015

Langlopend

Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen

2.6.1

700

857

Vorderingen uit ruiltransacties

2.6.2

16

13

717

870

Kortlopend

Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen

2.6.1

10 347

8 882

Vorderingen uit ruiltransacties

2.6.2

558

572

10 905

9 454

Totaal

11 621

10 324

32.Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen

in miljoen EUR

Toelichting

31.12.2016

31.12.2015

Langlopend

Lidstaten

2.6.1.1

700

857

700

857

Kortlopend

Lidstaten

2.6.1.1

8 162

6 845

Geldboeten

2.6.1.2

1 808

1 601

Overlopende posten

2.6.1.3

329

369

Andere verhaalbare bedragen

47

67

10 347

8 882

Totaal

11 047

9 739

33.Op de lidstaten verhaalbare bedragen

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

TEM vastgesteld in de A-boekhouding

3 261

3 041

TEM vastgesteld in de specifieke boekhouding

1 437

1 283

Te ontvangen eigen middelen

1 764

-

Afwaardering

(753)

(760)

Overige

36

10

Verhaalbare bedragen eigen middelen

5 745

3 573

Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

2 606

3 846

Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo)

924

750

Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling

30

26

Speciaal toetredingsprogramma op het gebied van landbouw en plattelandstonwikkeling (Sapard)

167

175

Afwaardering

(999)

(1 092)

Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

2 729

3 705

Verwachte terugvordering van voorfinanciering

293

313

Betaalde en terugvorderbare btw

41

36

Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen

55

75

Totaal

8 863

7 701

Langlopend

700

857

Kortlopend

8 162

6 845

De door de lidstaten verschuldigde niet-vlottende bedragen houden verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) die in jaarlijkse tranches en/of latenties moeten worden uitgevoerd.

Verhaalbare bedragen eigen middelen

Traditionele eigen middelen (TEM), bestaande uit douanerechten en suikerheffingen, worden geïnd door de lidstaten in naam van de Commissie. De lidstaten stellen de TEM vast en delen de bedragen van de vastgestelde rechten aan de Commissie mee door middel van maandelijkse overzichten van de A-boekhouding. Vastgestelde rechten die niet in de “A-boekhouding” zijn opgenomen, omdat zij nog niet zijn ingevorderd door lidstaten en er geen zekerheid voor is gesteld (of die, als er wel zekerheid voor is gesteld, worden betwist), worden opgenomen in de ”specifieke boekhouding”.

De bijdrage van de lidstaten op basis van btw en bni is onderworpen aan een jaarlijkse aanpassing die plaatsvindt op de eerste werkdag van december. De te ontvangen eigen middelen zijn inclusief de aanpassingen voor de begrotingsjaren 2014, 2015 en 2016 in verband met de nieuwe bepalingen van het eigenmiddelenbesluit (EMB) 2014 na voltooiing van het ratificatieproces en de inwerkingtreding op 1 oktober 2016; de uiterste datum voor de vereffening vna deze aanpassingen door de lidstaten was 1 januari 2017.

Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. Die punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldi of via afzonderlijke afroepingen van middelen.

Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december 2016 verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober 2016 door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er werd een raming gemaakt voor de te ontvangen bedragen die in de periode gaande van de indiening tot 31 december 2016 ontstonden. De Commissie raamt ook een afschrijving van de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.

34.Geldboeten

Dit betreft door de Commissie opgelegde geldboeten die (voorlopig) niet werden geïnd aan het einde van het jaar (1 986 miljoen EUR) minus de afgeschreven bedragen (178 miljoen EUR). Voor de geldboeten die per jaareinde uitstonden, is voor in totaal 1 012 miljoen EUR aan garanties ontvangen (2015: 1 428 miljoen EUR). Opgemerkt zij dat op 31 december 2016 651 miljoen EUR van deze vorderingen nog niet vervallen was.

35.Overlopende posten

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Cohesie-, landbouw en plattelandsontwikkelingsfondsen: Financiële correcties

9

10

Overige toegerekende baten

64

162

Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties

256

196

Totaal

329

369

Langlopend

Kortlopend

329

369

36.Vorderingen uit ruiltransacties

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Langlopend

Andere vorderingen

16

13

16

13

Kortlopend

Afnemers

246

225

Waardevermindering van vorderingen op afnemers

(128)

(107)

Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties

250

228

Overige

191

227

558

572

Totaal

574

585

De hierboven vermelde waardevermindering van vorderingen op afnemers omvat een afwaardering van 55 miljoen EUR vastgesteld op individuele basis.

 

36.1.VOORRADEN

 

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Wetenschappelijk materieel

54

55

Overige

111

83

Totaal

165

138

 

36.2.GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN

in miljoen EUR

Toelichting

31.12.2016

31.12.2015

Rekeningen bij schatkisten en centrale banken

24 566

17 119

Rekeningen-courant

127

110

Gelden ter goede rekening

5

4

Transfers (geld in omloop)

Andere termijndeposito's

28

Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en
andere termijndeposito's

2.8.1

24 698

17 262

Geldmiddelen van financieringsinstrumenten

2.8.2

1 390

1 298

Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten

2.8.3

1 325

1 908

Geldmiddelen met betrekking tot andere instellingen, agentschappen
en organen

1 006

1 012

Geldmiddelen van trustfondsen

167

192

Totaal

28 585

21 671

37.Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en andere termijndeposito's

Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen. Het uitzonderlijk hoge kassaldo per jaareinde 2016 is hoofdzakelijk te wijten aan de volgende factoren:

·wat de eigen middelen betreft, bevat het saldo per jaareinde een totaal nettobedrag van 7,7 miljard EUR, begin 2017 aan de lidstaten terug te storten wegens gewijzigde begrotingen van eind 2016. Daarnaast zijnin de laatste dagen van 2016 eigen middelen ten belope van 1,5 miljard EUR ontvangen;

·een aanzienlijk bedrag aan door de Commissie wegens schending van de mededingingsregels opgelegde geldboeten van 4,3 miljard EUR is definitief geïnd in 2016 en maakt deel uit van het kassaldo per jaareinde;

·het kassaldo omvat ook de bestemmingsontvangsten en de betalingskredieten ten belope van 11 miljard EUR die eind 2016 niet waren besteed.

38.Geldmiddelen van financieringsinstrumenten

De bedragen in deze rubriek betreffen voornamelijk kasequivalenten die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma's met financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd (zie toelichting 2.4.1). De tot financiële instrumenten behorende geldmiddelen kunnen alleen worden gebruikt voor het betrokken programma.

39.Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten

Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Deze bedragen staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt. Wanneer beroep is aangetekend of wanneer het niet bekend is of door de andere partij beroep zal worden aangetekend, wordt het onderliggende bedrag getoond als voorwaardelijke verplichting in toelichting 4.1.4.

De afname van dit saldo is toe te schrijven aan het feit dat alle voorlopig geïnde geldboeten sinds 2010 door de Commissie worden beheerd in het BUFI-fonds en worden belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare activa worden ingedeeld (zie toelichting 2.4.1).

 

VERPLICHTINGEN

 

39.1.PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN

Nettoverplichtingen voor personeelsbeloningen

in miljoen EUR

Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren

Andere pensioen-stelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Totaal op 31.12.2016

Totaal op 31.12.2015

Verplichtingen uit hoofde van op vaste toezeggingen gebaseerde regelingen

58 746

1 882

7 036

67 664

64 242

Fondsbeleggingen

N/A

(139)

(293)

(432)

(428)

Netto-verplichtingen

58 746

1 743

6 742

67 231

63 814

De toename van de totale verplichtingen voor personeelsbeloningen is vooral toe te schrijven aan de stijging van de nettoverplichtingen voor de pensioenregeling van de Europese ambtenaren. Deze stijging is voornamelijk het gevolg van de verlaging van het reële discontopercentage van 0,6 % tot 0,3 %, in combinatie met het feit dat aanvullende rechten verworven door deelnemers aan het stelsel groter waren dan de uitbetalingen.

40.Pensioenregeling van de Europese ambtenaren

Deze verplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten is de contante waarde van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden. Omdat de regeling doorlopend is, worden alle uit hoofde ervan in een gegeven jaar te verrichten betalingen in de EU-jaarbegroting opgenomen.

Zoals artikel 83 van het ambtenarenstatuut bepaalt, komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de begroting van de EU. Er is voor deze regeling geen kapitaaldekking, maar de lidstaten waarborgen gezamenlijk de betaling. Op het basissalaris van actieve personeelsleden wordt een verplichte pensioenbijdrage ingehouden die momenteel 9,8 % bedraagt. Deze bijdragen worden behandeld als begrotingsontvangsten van het jaar en dragen bij aan de financiering van de EU-uitgaven in het algemeen (zie ook toelichting 3.6).

De verplichtingen van de pensioenregeling werden geëvalueerd op basis van het aantal personeelsleden en gepensioneerden op 31 december 2016 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering werd uitgevoerd volgens de methodiek van Ipsas 25 (en daarom ook boekhoudregel 12 van de EU). In 2016 heeft de Commissie maatregelen genomen ter verbetering van de processen en de betrouwbaarheid van de onderliggende gegevens die worden gebruikt om de verplichting voor personeelsbeloningen te becijferen. De werkzaamheden zullen in 2017 worden voortgezet; de eventuele uitkomsten zullen waar zulks passend is in de jaarrekening over 2017 worden verwerkt.

41.Andere pensioenstelsels

Dit betreft de verplichting opgenomen betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en gewezen leden van de Commissie, het Hof van Justitie (en het Gerecht van eerste aanleg), de Rekenkamer, de secretarissen-generaal van de Raad, de Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie. In deze rubriek is ook een verplichting opgenomen betreffende de pensioenen van leden van het Europees Parlement.

42.Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Niet alleen voor de pensioenstelsels, maar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering wordt een waardering gemaakt van de geraamde verplichting van de EU met betrekking tot de medische kosten van personeelsleden die niet meer in actieve dienst zijn (na aftrek van hun bijdragen).

Mutatie in contante waarde van de brutoverplichting personeelsbeloningen

De contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is de verdisconteerde waarde, zonder aftrek van fondsbeleggingen, van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden.

 

De mutatie voor het lopende jaar van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is als volgt:

in miljoen EUR

Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren

Andere pensioen-stelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering

Totaal

Actuele waarde op 31.12.2015

54 967

1 613

7 662

64 242

Aan het dienstjaar toegerekende kosten

2 267

83

283

2 634

Rentekosten

1 264

29

161

1 454

Netto actuariële (winsten) en verliezen

2 142

148

(1 039)

1 251

Bijdragen van leden

24

24

Betaalde uitkeringen

(1 330)

(44)

(55)

(1 429)

Toename/(afname) van de verplichting als gevolg van belastingen op pensioenen

(565)

52

(513)

Actuele waarde op 31.12.2016

58 746

1 882

7 036

67 664

 

De aan het dienstjaar toegerekende kosten vertegenwoordigen de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten van de huidige leden in de lopende periode.

Rentekosten verwijst naar de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten omdat de vergoedingen één periode dichter bij de afwikkeling liggen.

Netto actuariële winsten en verliezen omvatten:

-ervaringsaanpassingen (de gevolgen van verschillen tussen de voorgaande actuariële veronderstellingen voor 2016 en wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in 2016); en

-de gevolgen van wijzigingen in actuariële hypothesen, financiële (zoals bijvoorbeeld verwachte salarisverhogingen) of demografische (zoals de sterftecijfers). Deze hypothesen zijn inherent onzeker en kunnen derhalve aanzienlijke schommelingen van jaar tot jaar vertonen.

Betaalde uitkeringen zijn in de loop van het jaar betaalde uitkeringen volgens het reglement van de regeling. Deze betaalde uitkeringen leiden tot een afname van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten als zij niet langer in de toekomst te betalen zijn.

Actuariële hypothesen — personeelsbeloningen

De belangrijkste actuariële hypothesen die zijn gebruikt bij de waardering van de twee belangrijkste regelingen van de EU, worden in de tabel hierna weergegeven:

Pensioenregeling van de Europese ambtenaren

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

2016

Nominale disconteringsvoet

1,7 %

1.9 %

Verwacht inflatiepercentage

1.4 %

1.5 %

Reële disconteringsvoet

0.3 %

0.4 %

Verwacht percentage van loonsverhogingen

1,2 %

1.1 %

Trend van de medische kosten

n.v.t.

3,0 %

Pensioengerechtigde leeftijd

64.66

63/64/66

2015

Nominale disconteringsvoet

2.0 %

2.1 %

Verwacht inflatiepercentage

1.4 %

1.4 %

Reële disconteringsvoet

0.6 %

0.7 %

Verwacht percentage van loonsverhogingen

1.2 %

1.2 %

Trend van de medische kosten

n.v.t.

3.0 %

Pensioengerechtigde leeftijd

63/64/65

63/64/66

Sterftecijfers gebaseerd op de International Civil Servants Life Table (ICSLT 2013).

De nominale disconteringsvoet wordt bepaald aan de hand van de waarde van de nulcouponobligaties in euro (met een looptijd van 21 jaar, in december 2016, voor het pensioenstelsel van de Europese ambtenaren en een looptijd van 26 jaar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering). De inflatie is de verwachte inflatie in de overeenkomstige periode. Zij moet empirisch worden vastgesteld, gebaseerd op de voorspelde waarde zoals deze tot uiting komt in aan een index gekoppelde obligaties op de Europese financiële markten. De reële disconteringsvoet wordt berekend aan de hand van de nominale disconteringsvoet en het verwachte inflatiepercentage op lange termijn.

Mutatie in contante waarde van fondsbeleggingen

in miljoen EUR

Andere pensioenstelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Totaal

Actuele waarde op 31.12.2015

149

280

428

Nettomutatie van fondsbeleggingen

(10)

14

4

Actuele waarde op 31.12.2016

139

293

432

5-jarige trend

in miljoen EUR

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichting personeelsbeloningen

42 503

46 818

58 616

63 814

67 231

De aanzienlijke toename van de verplichting voor werknemersbeloningen over een periode van vijf jaar kan grotendeels worden verklaard door een verlaging van de reële disconteringsvoet voor de toekomstige kasstromen. Deze verlaging houdt verband met de onderliggende economische omstandigheden, met name de lage rente. Voor de belangrijkste pensioenregeling voor de Europese ambtenaren bijvoorbeeld, is de reële disconteringsvoet gedaald van 1,6 % eind 2012 tot 0,3 % eind 2016.

In de staat van de financiële resultaten opgenomen bedragen

in miljoen EUR

Pensioenregeling van de Europese ambtenaren

Andere pensioen-stelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering

Totaal

2016

Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten

2 042

97

283

2 422

Rentekosten

1 138

33

161

1 332

Pensioenkosten van verstreken diensttijd

Verandering in de fondsbeleggingen

(7)

(45)

(52)

Personeels- en pensioenkosten

3 180

124

399

3 702

Actuariële winsten en verliezen

1 929

179

(1 039)

1 068

Totaal

5 108

302

(640)

4 770

 

Gevoeligheid van het Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Een verandering van één procentpunt in de veronderstelde procentuele ontwikkeling van de kosten voor medische verzorging zou het volgende effect hebben:

in miljoen EUR

Toename met één procentpunt

Vermindering met één procentpunt

Het totaal van de componenten 'aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten' en 'rentekosten' van de nettoperiodekosten voor medische verzorging na uitdiensttreding

89

(74)

De cumulatieve brutoverplichting uit hoofde van de vergoeding na uitdiensttreding van kosten voor medische verzorging.

2 201

(1 828)

42.1.VOORZIENINGEN

in miljoen EUR

Bedrag per 31.12.2015

Aanvullende voorzie-ningen

Terug-geboekte onge-bruikte bedragen

Gebruikte bedragen

Overdrachten tussen categorieën van activa

Wijziging in raming

Bedrag per 31.12.2016

Rechtszaken

Landbouw

40

(21)

0

129

149

Cohesie

19

198

217

Overige

459

8

(2)

(33)

(327)

(2)

102

Ontmanteling kerninstallaties

1 078

(29)

64

1 113

Financiële voorzieningen

411

536

(7)

(53)

(6)

880

Geldboeten

4

20

23

Overige

79

24

9

(23)

38

127

Totaal

2 030

647

(21)

(138)

94

2 611

Langlopend

1 716

491

(22)

(9)

(304)

65

1 936

Kortlopend

314

156

1

(128)

304

29

675

 

Voorzieningen zijn bedragen die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden en die waarschijnlijk in de toekomst uit de EU-begroting zullen moeten worden betaald.

Rechtszaken

Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken.

Ontmanteling kerninstallaties

In 2014 is dit uitgangspunt voor de voorziening geactualiseerd in de in 2014 geactualiseerde JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer. Dit vormt de follow-up van de opmerkingen die in 2012 zijn gemaakt door externe deskundigen bij de herziening van het JRC-programma inzake ontmanteling en afvalbeheer. In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro). Op 31 december 2016 resulteerde dat in een voorziening van 1 113 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2016 zal worden betaald (27 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (1 086 miljoen EUR).

Gezien de geraamde duur van dit programma (ongeveer twintig jaar) moet worden opgemerkt dat er enige onzekerheid bestaat ten aanzien van deze raming, en dat de uiteindelijke kosten van de huidige raming kunnen afwijken.

Financiële voorzieningen

Dit zijn voornamelijk voorzieningen voor de geraamde verliezen die zullen worden opgelopen in verband met de door de verschillende financiële instrumenten verstrekte garanties. Het EIF en de EIB zijn bevoegd om in eigen naam, maar namens en voor rekening van de EU, garanties te verstrekken. Het financiële risico van de garanties voor de EU is echter naar boven toe begrensd. De langlopende financiële voorzieningen worden omgerekend tot hun netto contante waarde (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro).

De toename van de financiële voorzieningen betreft hoofdzakelijk aanvullende voorzieningen voor uitstaande gegarandeerde leningen aan Syrië in het kader van het EIB-mandaat voor leningen aan derde landen en een toename van de activiteiten in het kader van H2020- en COSME-garantie-instrumenten.

42.2.FINANCIËLE VERPLICHTINGEN

in miljoen EUR

Toelichting

31.12.2016

31.12.2015

Langlopende financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

2.11.1

55 067

51 764

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde
via veranderingen in overschot/tekort

2.11.2

Financiële verplichtingen in verband met garanties

2.11.3

55 067

51 764

Kortlopende financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

2.11.1

2 283

7 939

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde
via veranderingen in overschot/tekort

2.11.2

1

Financiële verplichtingen in verband met garanties

2.11.3

2 284

7 939

Totaal

57 351

59 703

43.Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

in miljoen EUR

Toelichting

31.12.2016

31.12.2015

Leningen voor financiële bijstand

2.11.1.1

55 128

56 860

Overige financiële verplichtingen

2.11.1.2

2 222

2 842

Totaal

57 350

59 703

Langlopend

55 067

51 764

Kortlopend

2 283

7 939

44.Leningen voor financiële bijstand

in miljoen EUR

EFSM

BB-mecha-nisme

Macro-financiële bijstand

Euratom

EGKS in liquidatie

Totaal

Totaal op 31.12.2015

47 509

5 811

3 024

301

215

56 860

Nieuwe leningen

4 750

10

4 760

Aflossingen

(4 750)

(1 500)

(70)

(49)

(6 369)

Wisselkoersverschillen

(30)

(30)

Veranderingen in boekwaarden

(53)

(40)

(1)

(94)

Totaal op 31.12.2016

47 456

4 272

2 964

252

184

55 128

Langlopend

46 800

3 050

2 889

199

96

53 034

Kortlopend

656

1 222

75

53

88

2 094

De leningen omvatten de in een waardepapier belichaamde schulden, die 54 951 miljoen EUR belopen (in 2015: 56 656 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.

Afgezien van de EGKS in liquidatie, wordt de terugbetaling van de leningen in laatste instantie gegarandeerd door de EU-begroting (zie toelichting 4.1.2), en bij uitbreiding door elke lidstaat.

Effectieve rentevoeten leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

31.12.2016

31.12.2015

Macrofinanciële bijstand

0 % tot 4,54 %

0 % tot 4,54 %

Euratom

0 % tot 5,68 %

0 % tot 5,67 %

Betalingsbalans

2,37 % tot 3,37 %

2,37 % tot 3,62 %

Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)

0,62 % tot 3,75 %

0,62 % tot 3,75 %

EGKS in liquidatie

6,92 % tot 9,78 %

6,92 % tot 9,78 %

 

45.Overige financiële verplichtingen

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Langlopend

Financiëleleaseschulden

1 545

1 648

Gebouwen betaald in termijnen

329

352

Overige

160

122

2 034

2 122

Kortlopend

Terug te betalen geldboeten

25

625

Financiëleleaseschulden

84

75

Gebouwen betaald in termijnen

22

21

Overige

58

(0)

189

721

Totaal

2 222

2 842

 

Financiëleleaseschulden

in miljoen EUR

Beschrijving

In de toekomst te betalen bedragen

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal verplichtingen

Grond en gebouwen

80

403

1 136

1 619

Overige materiële activa

4

6

10

Totaal op 31.12.2016

84

409

1 136

1 629

Rentebestanddeel

72

269

304

645

Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2016

156

678

1 439

2 274

Totale toekomstige minimale leasebetalingen
op
31.12.2015

132

658

1 608

2 396

 

De bovenstaande bedragen voor leasing en gebouwen zijn te financieren uit toekomstige begrotingen.

 

46.Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Notioneel bedrag te ontvangen gedeelte

Notioneel bedrag
te betalen gedeelte

Reële waarde

Notioneel bedrag te ontvangen gedeelte

Notioneel bedrag
te betalen gedeelte

Reële waarde

Termijncontract
in vreemde valuta

99

(101)

1

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort op 31 december 2016 hebben betrekking op een termijncontract in vreemde valuta dat de EU in 2016 is aangegaan ter afdekking van het valutarisico verbonden aan schuldtitels in USD in het EFSI-garantiefonds (zie toelichting 2.4.2).

Op 31 december 2016 zijn alle financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort ingedeeld in niveau 2 van de reëlewaardehiërarchie (waardering op basis van waarneembare input, anders dan prijsnoteringen).

47.Financiële verplichtingen in verband met garanties

De financiële verplichting in verband met garanties heeft betrekking op de garantie in het kader van het EFSI. Op 31 december 2016 bedraagt deze verplichting voor het EFSI nul, aangezien de uit hoofde van de garantie te ontvangen inkomsten groter zijn dan de verwachte verliezen (zie toelichting 4.1.1).

 

47.1.CREDITEUREN

in miljoen EUR

Brutobedrag

Aan-

passingen*

Netto-bedrag op 31.12.2016

Brutobedrag

Aan-

passingen*

Nettobedrag 
op
31.12.2015

Kosten-declaraties & facturen ontvangen van:

Lidstaten:

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

500

(34)

467

2 621

(230)

2 391

EFRO & CF

10 663

(793)

9 871

8 361

(950)

7 411

ESF

4 145

(95)

4 050

3 355

(2)

3 353

Overige

793

(47)

747

434

(102)

332

Particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten

1 677

(169)

1 507

1 928

(223)

1 705

Totaal aan ontvangen kostendeclaraties en facturen

17 779

(1 138)

16 641

16 699

(1 507)

15 192

ELGF

12 193

n.v.t.

12 193

6 851

n.v.t.

6 851

Schulden uit eigen middelen

10 441

n.v.t.

10 441

9 506

n.v.t.

9 506

Diverse crediteuren

364

n.v.t.

364

356

n.v.t.

356

Overige

364

n.v.t.

364

286

n.v.t.

286

Totaal

41 142

(1 138)

40 005

33 698

(1 507)

32 191

* Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande andere voorschotten aan de lidstaten.

De post Crediteuren omvat kostendeclaraties die de Commissie in het kader van subsidieactiviteiten heeft ontvangen. Ze worden gecrediteerd voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Indien de tegenpartij een lidstaat is, worden ze als zodanig ingedeeld. Voor facturen en kredietnota's bij opdrachten wordt dezelfde procedure gevolgd. Bij de afsluitprocedure aan het einde van het jaar is rekening gehouden met de betrokken kostendeclaraties. Bij deze afsluitingsboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen daarom als uitgaven vermeld, terwijl de niet-subsidiabele bedragen zijn vermeld als "geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande andere voorschotten aan de lidstaten" (zie hieronder).

Bijna alle kostendeclaraties zijn opgenomen in het RAL-bedrag per jaareinde; het gaat om alle bedragen voor lidstaten en een groot gedeelte van de facturen van andere entiteiten.

De grootste verandering heeft betrekking op het Europees Landbouwgarantiefonds en is het gevolg van de verbeterde uitvoering van de betalingen op het niveau van de lidstaten in 2016 in vergelijking met 2015 — dit betekent dat de declaraties effectief zijn ingediend en niet moesten worden geraamd per jaareinde. Tegenover de stijging met 5,3 miljard EUR staat derhalve een vergelijkbare daling van de toegerekende lasten (zie toelichting 2.13).

De aanzienlijke daling van de crediteurenpost uit hoofde van het ELFPO is voornamelijk het gevolg van een vermindering van het aantal ontvangen declaraties voor de periode 2007-2013, waarvan de afsluiting vergevorderd is.

De andere grote toename van de crediteurenpost betreft het cohesiebeleid (13,9 miljard EUR in 2016 tegenover 10,8 miljard EUR in 2015) en houdt hoofdzakelijk verband met de voorgaande programmeringsperiode 2007-2013. De ingediende kostendeclaraties met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020 blijven beperkt, om verschillende redenen, onder andere de niet-aanwijzing van diverse beheersautoriteiten.

Voor de programmeringsperiode 2014-2020 voorziet de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen die van toepassing zijn op de structuurfondsen (EFRO en ESF), het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) in bescherming van de EU-begroting door middel van een systematische inhouding van 10 % op de tussentijdse betalingen. Tegen februari volgend op het einde van het boekjaar (1 juli – 30 juni) is de controlecyclus voltooid, zowel via beheersverificaties door de beheersautoriteiten als audits door de controle-autoriteiten. De Commissie onderzoekt de zekerheidsverklaringen en de rekeningen die door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten worden verstrekt. De betaling/invordering van het eindsaldo wordt pas verricht nadat deze beoordeling is afgerond en de rekeningen zijn aanvaard. Het volgens de regels ingehouden bedrag bedroeg per jaareinde 2016 1 miljard EUR.

Schulden uit eigen middelen hebben betrekking op de bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting die aan het einde van het jaar, volgend op de gewijzigde begrotingen 4 en 5/2016, dienden te worden teruggestort. Het aanzienlijke bedrag is toe te schrijven aan de late vaststelling van de gewijzigde begrotingen 4 en 5/2016, die waren gebaseerd op de eigenmiddelenverordening, en aan de aanpassingen als gevolg van de nieuwe, bij het nieuwe eigen middelenbesluit van 2014 ingevoerde bepalingen, die pas in januari 2017 aan de lidstaten werden terugbetaald.

Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande andere voorschotten aan de lidstaten

Deze post wordt gedrukt door het geraamde niet-subsidiabele deel van de ontvangen maar nog niet gecontroleerde verzoeken om terugbetaling. De grootste bedragen betreffen de DG's van de structurele maatregelen. De crediteurenpost wordt voorts gedrukt door het deel van de ontvangen verzoeken om terugbetaling betreffende andere, per jaareinde nog uit te betalen voorschotten aan de lidstaten (395 miljoen EUR)(zie toelichting 2.5.2).

Verzoeken om voorfinanciering

Afgezien van de bovenstaande bedragen, is voor 594 miljoen EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen die per jaareinde nog niet uitbetaald waren. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet als schulden geboekt.

 

47.2.OVERLOPENDE POSTEN

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Toegerekende lasten

66 800

67 358

Uitgestelde baten

638

869

Overige

143

175

Totaal

67 580

68 402

De toegerekende lasten zijn als volgt uitgesplitst:

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

ELGF

33 033

38 263

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

17 024

14 806

EFRO en CF

7 157

5 026

ESF

3 473

2 636

Overige

6 112

6 627

Totaal

66 800

67 358

De grootste verandering heeft betrekking op het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en is het gevolg van de verbeterde uitvoering van de betalingen op het niveau van de lidstaten in 2016 in vergelijking met 2015 — dit betekent dat de declaraties effectief zijn ingediend en niet moesten worden geraamd per jaareinde. Tegenover de daling met 5,2 miljard EUR staat derhalve een vergelijkbare stijging van de toegerekende lasten (zie toelichting 2.12).

De stijging met 3 miljard EUR voor de cohesie-uitgaven is het gevolg van een hogere uitvoeringsgraad op het niveau van de eindbegunstigden.

De toename van de toegerekende lasten voor het ELFPO (2,2 miljard EUR) houdt verband met een geringer volume ontvangen declaraties voor de periode 2014-2020 meer bedragen, waardoor de bedragen per jaareinde aangroeiden.

Afgezien van het ELGF, zijn alle andere aan de lidstaten toegerekende lasten in de begrotings-RAL opgenomen, zoals de meeste “overige” toegerekende lasten (zie toelichting 5.1).

NETTOACTIVA

47.3.RESERVES

in miljoen EUR

Toelichting

31.12.2016

31.12.2015

Reëlewaarde-reserve

2.14.1

325

292

Reserve Garantiefonds

2.14.2

2 643

2 561

Overige reserves

2.14.3

1 873

1 829

Totaal

4 841

4 682

48.Reëlewaarde-reserve

Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve.

Mutaties in de reëlewaardereserve tijdens de verslagperiode

in miljoen EUR

2016

2015

Voor verkoop beschikbare financiële activa:

Opgenomen in de reëlewaardereserve

34

79

Opgenomen in de staat van de financiële resultaten

0

(33)

34

46

Betreffende deelnemingen
verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

(0)

7

Totaal

33

53

49.Reserve Garantiefonds

Deze reserve komt overeen met het doel van 9 % van de uitstaande bedragen gewaarborgd door de EU-begroting in het kader van het EIB-mandaat voor leningen in derde landen, als activa in het Garantiefonds voor externe leningen aan te houden (zie toelichting 2.4.1).

50.Overige reserves

Het bedrag heeft in hoofdzaak betrekking op de reserve van de EGKS in liquidatie (1 524 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Die reserve werd gecreëerd in de context van de afwikkeling van de EGKS.

 

50.1.BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN

in miljoen EUR

Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2015

77 124

Terugbetaling van het begrotingsoverschot van 2015 aan de lidstaten

1 349

Mutatie in de reserve Garantiefonds

82

Overige mutaties in reserves

58

Economisch resultaat voor het jaar

(1 733)

Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2016

76 881

Dit bedrag vertegenwoordigt dat deel van de uitgaven dat de EU op 31 december heeft opgelopen en dat ten laste komt van toekomstige begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan jaar n toegerekend, hoewel zij maar effectief in jaar n+1 (of later) zullen worden betaald en daarom met de begroting van jaar n+1 (of later) zullen worden betaald. De boeking van de betrokken uitgaven bij deze passiva heeft, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. De meest significante bedragen waarop moet worden gewezen, hebben betrekking op de activiteiten van het Europees Landbouwgarantiefonds en de verplichtingen inzake personeelsbeloningen.

Opgemerkt zij dat het voorgaande geen effect heeft op het begrotingsresultaat. De begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of groter zijn dan de begrotingsuitgaven; elk overschot op de ontvangsten wordt aan de lidstaten terugbetaald.

 

51.TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

 

ONTVANGSTEN

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES: EIGEN MIDDELEN

 

51.1.BNI-MIDDELEN

De ontvangsten uit eigen middelen vormen het hoofdelement van de beleidsontvangsten van de EU. Van de drie categorieën eigen middelen (traditionele eigen middelen (TEM), btw-middelen en bni-middelen), zijn de bni-middelen met 95 578 miljoen EUR (2015: 95 355 miljoen EUR) de belangrijkste.

 

51.2.TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN

in miljoen EUR

2016

2015

Douanerechten

20 301

18 524

Suikerheffingen

138

125

Totaal

20 439

18 649

De traditionele eigen middelen omvatten douanerechten en suikerheffingen. De lidstaten houden als inningskosten 20 % van de traditionele eigen middelen in. De bovenvermelde bedragen zijn nettobedragen.

 

51.3.BTW-MIDDELEN

De btw-middelen worden geheven op basis van de voor dit doel hypothetisch geharmoniseerde btw-grondslagen van de lidstaten. De btw-bijdrage wordt berekend aan de hand van een uniform afroepingspercentage van 0,3 % van de grondslag van elke lidstaat. Voor de periode 2014-2020 is bij Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad een verlaagd percentage (0,15 %) vastgesteld voor Duitsland, Nederland en Zweden. De daling van de btw-ontvangsten in 2016 is hoofdzakelijk te verklaren door het feit dat het verlaagde afroepingspercentage voor het eerst van toepassing was in 2016, na de inwerkingtreding van het eigenmiddelenbesluit (EMB) 2014.

 

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES: TRANSFERS

 

51.4.GELDBOETEN

Deze ontvangsten van 3 858 miljoen EUR (in 2015: 531 miljoen EUR) hebben betrekking op geldboeten die zijn opgelegd door de Commissie voor inbreuken op de regelgeving, hoofdzakelijk in mededingingszaken. Vorderingen en de daarmee samenhangende baten worden opgenomen wanneer het besluit van de Commissie om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. De grootste bedragen in 2016, en de aanzienlijke stijging in vergelijking met de geldboeten van 2015, betreffen de markten voor vrachtwagens (2 927 miljoen EUR) en de bankensector (485 miljoen EUR).

 

51.5.TERUGGEVORDERDE UITGAVEN

in miljoen EUR

2016

2015

Gedeeld beheer

1 876

1 465

Direct beheer

56

76

Indirect beheer

15

6

Totaal

1 947

1 547

Deze rubriek omvat voornamelijk de door de Commissie opgestelde invorderingsopdrachten, geïnd of verrekend met (d.w.z. afgetrokken van) de volgende betalingen, die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen en die ertoe strekken eerder uit de algemene begroting betaalde uitgaven terug te vorderen. De terugvorderingen zijn het resultaat van controles, audits en subsidiabiliteitsonderzoeken en vormen een belangrijke overweging bij de uitvoering van de EU-begroting. Zij beschermen de EU-begroting tegen onwettige uitgaven en bekleden een bijzonder belang omdat de Europese Rekenkamer bij controles een materieel foutenniveau heeft aangetroffen in betalingen uit de EU-begroting (zie het jaarverslag van de Rekenkamer, dat de betrouwbaarheidsverklaring over de wettigheid en de rechtmatigheid van de onderliggende verrichtingen bevat).

De invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF, evenals de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot nu, zijn ook meegenomen.

De bedragen in de bovenstaande tabel vertegenwoordigen ontvangsten die voortvloeien uit de afgifte van invorderingsopdrachten. Om deze reden tonen deze cijfers niet de volledige omvang van maatregelen die zijn genomen om de EU-begroting te beschermen, en kunnen zij die ook niet tonen, met name voor het cohesiebeleid waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden gecorrigeerd, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden opgesteld. Niet inbegrepen zijn bedragen die zijn teruggevorderd via verrekening met uitgaven, bedragen die zijn teruggevorderd door middel van inhouding en terugvorderingen van voorfinancieringen.

Terugvorderingen onder gedeeld beheer vormen het grootste deel van het totaal:

Landbouw: ELGF en plattelandsontwikkeling

In het kader van het ELGF en het Elfpo zijn de bedragen die in deze rubriek als ontvangsten van het jaar zijn geboekt, financiële correcties van het jaar en terugbetalingen die de lidstaten gedeclareerd hebben en tijdens het jaar geïnd hebben, evenals de nettostijging van de uitstaande bedragen betreffende fraude en onregelmatigheden die aan het einde van het jaar voor terugvordering door de lidstaten zijn gedeclareerd.

Cohesiebeleid

De voornaamste bedragen onder de rubriek cohesiebeleid omvatten invorderingsopdrachten die door de Commissie zijn afgegeven om onverschuldigde uitgaven in de vorige jaren terug te vorderen en inhoudingen op uitgaven; de afname van de toegerekende ontvangsten aan het einde van het jaar is in mindering gebracht.

51.6.OVERIGE ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

in miljoen EUR

2016

2015

Budgettaire aanpassingen

1 956

984

Belastingen en bijdragen personeel

1 189

1 115

Bijdragen van derde landen

953

946

Bijdragen van de lidstaten voor externe hulp

732

0

Overdracht van activa

147

197

Aanpassing van voorzieningen

14

71

Landbouwheffingen

5

814

Overige

744

939

Totaal

5 740

5 067

De budgettaire aanpassingen omvatten het begrotingsoverschot uit 2015 (1 349 miljoen EUR), dat indirect aan de lidstaten wordt terugbetaald door het in mindering te brengen op de bedragen aan eigen middelen die zij het volgende jaar aan de EU moeten betalen. Het betreft dus ontvangsten voor 2016.

De ontvangsten uit belastingen en bijdragen van het personeel vloeien met name voort uit inhoudingen op de salarissen van het personeel en bestaan uit twee significante bedragen: pensioenbijdragen en belastingen op inkomen.

Bijdragen van derde landen betreffen bijdragen van EVA-landen en toetredingslanden.

Bijdragen van de lidstaten voor externe hulp zijn hoofdzakelijk ontvangen bedragen voor de oprichting van de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije.

De overdracht van opbrengsten uit activa heeft voornamelijk betrekking op de overdracht van satellieten in het kader van het Copernicus-programma (voormalige GMES-programma) van het Europees Ruimteagentschap (ESA) naar de Commissie (zie toelichting 2.2). Deze overdracht is overeenkomstig de boekhoudregels van de EU een niet-ruiltransactie en zal in toekomstige perioden plaatsvinden voor de resterende Copernicus-satellieten die momenteel in aanbouw zijn.

Landbouwheffingen betreffen melkheffingen die een instrument zijn om de markt te beheren en waarmee melkproducenten die hun referentiehoeveelheden overschrijden, kunnen worden gestraft. Aangezien ze niet samenhangen met eerdere betalingen door de Commissie, worden ze in de praktijk beschouwd als ontvangsten voor een specifiek doeleinde. Het grote bedrag voor melkheffingen in het afgelopen jaar is vooral het gevolg van de extra heffing van 811 miljoen EUR.

 

ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

 

51.7.FINANCIËLE OPBRENGSTEN

in miljoen EUR

2016

2015

Rentebaten op/over:

Voorfinanciering

(0)

9

Te late betalingen

108

20

Voor verkoop beschikbare financiële activa

24

56

Leningen

1 446

1 616

Geldmiddelen en kasequivalenten

6

14

Financiële activa die een bijzondere waardevermindering hebben ondergaan

9

7

Overige

0

0

Rentebaten

1 592

1 721

Dividendinkomen

13

8

Op de verkoop van financiële activa gerealiseerde winsten

35

50

Financiële baten van financiële activa of passiva
tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

0

Overige financiële inkomsten

128

66

Totaal

1 769

1 846

Ontvangsten uit rente op leningen hebben hoofdzakelijk betrekking op leningen voor financiële bijstand (zie toelichting 2.4.3).

 

51.8.OVERIGE ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

in miljoen EUR

2016

2015

Wisselkoerswinsten

331

970

Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten

267

358

Ontvangen vergoedingen en premies i.v.m. financiële instrumenten

48

43

Verkoop van goederen

46

43

Ontvangsten in verband met vaste bedrijfsmiddelen

17

4

Overige

288

145

Totaal

996

1 562

 

UITGAVEN

 

51.9.GEDEELD BEHEER

in miljoen EUR

Uitgevoerd door de lidstaten

2016

2015

Europees Landbouw- en Garantiefonds

44 152

45 032

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

12 604

16 376

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

35 045

38 745

Europees Sociaal Fonds

9 366

9 849

Overige

1 606

2 380

Totaal

102 772

112 382

De vermindering van de uitgaven voor cohesie van 4,2 miljard EUR kan worden verklaard door de overgang van de vorige programmeringsperiode 2007-2013 naar 2014-2020: de gedeclareerde kosten voor de vorige periode zijn volgens verwachting gedaald, terwijl de kosten met betrekking tot de lopende periode toenemen maar lager blijven. Dezelfde reden verklaart de daling met 3,8 miljard EUR van de uitgaven uit hoofde van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling (zie ook toelichting 2.13).

De subrubriek "overige" omvat met name: Visserij en maritieme zaken (756 miljoen EUR), asiel en migratie (310 miljoen EUR) en het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (178 miljoen EUR).

 

51.10.DIRECT BEHEER

in miljoen EUR

2016

2015

Uitgevoerd door de Commissie

9 254

10 089

Uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen

6 259

5 532

Uitgevoerd door trustfondsen

97

6

Totaal

15 610

15 626

Deze bedragen hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van onderzoeksbeleid (7,1 miljard EUR) en programma's voor netwerken (2,0 miljard EUR), alsmede Europees nabuurschapsbeleid (1,0 miljard EUR), instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking (1,2 miljard EUR) en humanitaire hulp (0,7 miljard EUR).

 

51.11.INDIRECT BEHEER

in miljoen EUR

2016

2015

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

2 547

1 209

Uitgevoerd door derde landen

876

905

Uitgevoerd door internationale organisaties

2 382

2 127

Uitgevoerd door andere entiteiten

2 035

2 107

Totaal

7 840

6 348

 

51.12.PERSONEELS- EN PENSIOENKOSTEN

in miljoen EUR

2016

2015

Personeelskosten

6 074

5 838

Pensioenkosten

3 702

4 435

Totaal

9 776

10 273

De pensioenkosten zijn onderdelen van de met de actuariële waardering van de verplichtingen voor personeelsbeloningen samenhangende mutaties, andere dan actuariële veronderstellingen.

51.13.WIJZIGINGEN IN ACTUARIËLE HYPOTHESEN PERSONEELSBELONINGEN

Het actuariële verlies van 1 miljard EUR netto onder deze rubriek houdt verband met de in de balans opgenomen personeelsbeloningen (zie toelichting 2.9).

51.14.FINANCIERINGSKOSTEN

in miljoen EUR

2016

2015

Rentelasten:

Leningen

1 440

1 607

Overige

57

21

Financiële leasing

67

91

Afwaarderingsverliezen op voor verkoop beschikbare financiële activa

40

27

Afwaarderingsverliezen op leningen en vorderingen

184

174

Op de verkoop van financiële activa gerealiseerd verlies

0

3

Verlies op financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

1

Overige financiële kosten

116

63

Totaal

1 904

1 986

Het bedrag aan rentelasten op opgenomen leningen komt overeen met de rente-inkomsten uit leningen voor financiële bijstand (back-to-backtransacties).

 

51.15.AANDEEL VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN EN GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN

Overeenkomstig de vermogensmutatiemethode neemt de EU in haar staat van de financiële resultaten het aandeel in het nettoresultaat van haar gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen op (zie toelichting 2.3).

51.16.OVERIGE UITGAVEN

in miljoen EUR

2016

2015

Administratieve en IT-uitgaven

2 455

2 419

Uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen

1 404

1 304

Aanpassing van voorzieningen

685

520

Wisselkoersverliezen

505

785

Vermindering van geldboeten door het Hof van Justitie

18

1 137

Overige

419

458

Totaal

5 486

6 623

De afname van de overige uitgaven betreft voornamelijk de afschrijving van in 2015 opgelegde boeten in gevallen waarin het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan ten gunste van de beboete onderneming.

In de rubriek "uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen" is 383 miljoen EUR (2015: 373 miljoen EUR) opgenomen in verband met operationele leases.

De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling zijn opgenomen in administratieve en IT-uitgaven en deze zijn als volgt:

in miljoen EUR

2016

2015

Kosten voor onderzoek

344

384

Niet-gekapitaliseerde kosten voor ontwikkeling

88

60

Totaal

431

443

 

51.17.GESEGMENTEERDE INFORMATIE PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

in miljoen EUR

Slimme en inclusieve groei

Duurzame groei

Veiligheid en burgerschap

Europa als wereldspeler

Administratie

Niet toegewezen aan een MFK-rubriek*

Totaal

Bni-middelen

95 578

95 578

Traditionele eigen middelen

20 439

20 439

Btw

15 859

15 859

Geldboeten

3 858

3 858

Terugvordering van uitgaven

48

1 871

4

23

1

1 947

Overige

785

171

28

105

4 750

(97)

5 740

Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

834

2 041

32

128

4 750

135 638

143 422

Financiële baten

87

0

0

21

0

1 661

1 769

Overige

121

(11)

(7)

(5)

307

592

996

Ontvangsten uit ruiltransacties

208

(11)

(7)

16

307

2 253

2 765

Totaal ontvangsten

1 041

2 030

25

144

5 057

137 891

146 187

Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven:

ELGF

(44 152)

(44 152)

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

(12 604)

(12 604)

EFRO & CF

(35 045)

(35 045)

ESF

(9 366)

(9 366)

Overige

(466)

(754)

(470)

84

(1 606)

Uitgevoerd door de EC, uitvoerende agentschappen en trustfondsen

(10 143)

(544)

(957)

(3 951)

(50)

34

(15 610)

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

(2 028)

(110)

(662)

(265)

518

(2 547)

Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

(274)

(5)

(188)

(2 792)

(3 258)

Uitgevoerd door andere entiteiten

(1 411)

(16)

(2)

(606)

(0)

(2 035)

Personeels- en pensioenkosten

(1 593)

(345)

(390)

(575)

(5 968)

(904)

(9 776)

Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen

(1 068)

(1 068)

Financieringskosten

(173)

(47)

(1)

(20)

(127)

(1 536)

(1 904)

Aandeel in het resultaat van gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen

2

2

Overige uitgaven

(1 468)

(83)

(102)

(70)

(3 196)

(566)

(5 486)

Totaal uitgaven

(61 964)

(58 659)

(2 772)

(8 195)

(10 409)

(2 455)

(144 454)

Economisch resultaat voor het jaar

(60 923)

(56 629)

(2 747)

(8 051)

(5 352)

135 436

1 733

*    "Niet toegewezen aan een MFK-rubriek" omvat de begrotingsuitvoering van geconsolideerde entiteiten en consolidatie-uitsluitingen, niet-budgettaire verrichtingen en niet-toegewezen programma's met immateriële bedragen.

De weergave van de ontvangsten en uitgaven per MFK-rubriek is gebaseerd op een schatting omdat niet alle vastleggingen aan een MFK-rubriek zijn gekoppeld.

 

52.VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA

 

52.1.VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN

Voorwaardelijke verplichtingen zijn mogelijke toekomstige betalingsverplichtingen voor de EU die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden of uit aangegane juridische verbintenissen waarvan de realisatie afhangt van toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Het betreft voornamelijk financiële garanties (op leningen en programma’s voor financiële bijstand) en juridische risico’s. Alle voorwaardelijke verplichtingen, met uitzondering van die betreffende boetes en garanties die gedekt zijn door fondsen (zie toelichting 2.4.1), zouden indien ze zich zouden realiseren, worden gedekt door de EU-begroting (en dus door de lidstaten van de EU) in de komende jaren.

53.Begrotingsgaranties

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Maximum

Ondertekend

Uitbetaald

Maximum

Ondertekend

Uitbetaald

Garanties EIB-mandaat leningen in derde landen

40 645

30 161

21 145

41 764

28 741

19 450

EFSI-garantie

16 000

11 245

4 392

16 000

1 252

202

Totaal

56 645

41 406

25 537

57 764

29 993

19 652

De bovenstaande tabel toont de omvang van de blootstelling van de EU-begroting aan mogelijke toekomstige betalingen in verband met door de EIB-groep afgegeven garanties. Uitbetaalde bedragen zijn de bedragen die effectief reeds aan eindbegunstigden zijn uitgekeerd, terwijl de ondertekende bedragen de reeds uitbetaalde sommen en de met begunstigden gesloten overeenkomsten waarvoor nog geen sommen zijn uitbetaald omvatten. Het maximumbedrag vertegenwoordigt de totale dekking waartoe de EU-begroting, en dus de lidstaten, zich heeft verbonden.

Garanties EIB-mandaat leningen in derde landen

De EU-begroting staat borg voor leningen die door de EIB uit eigen middelen aan derde landen worden verstrekt. Op 31 december 2016 stond in totaal 21,1 miljard EUR aan door een EU-garantie gedekte leningen uit. De EU-begroting staat borg voor:

·19 481 miljoen EUR (2015: 19 450 miljoen EUR) via het Garantiefonds voor externe maatregelen (zie toelichting 2.4.1) en

·rechtstreeks 1 664 miljoen EUR (2015: 1 987 miljoen EUR) voor leningen verstrekt aan lidstaten voorafgaand aan de toetreding.

Naast de hierboven onder de voorwaardelijke verplichtingen opgenomen 21,1 miljard EUR waarborgt de EU 309 miljoen EUR aan uitstaande leningen aan Syrië waarvoor voorzieningen zijn getroffen (zie toelichting 2.10).

De EU-garantie in het kader van het mandaat voor externe leningen is voor leningen van de EIB begrensd tot 65 % van de uitstaande saldi voor overeenkomsten die na 2007 zijn ondertekend (mandaten 2007-2013 en 2014-2020). Voor overeenkomsten van vóór 2007 is de EU-garantie begrensd tot een percentage van het maximum van de toegestane kredietlijnen, in de meeste gevallen 65 %, maar ook 70 %, 75 % of 100 %. Indien het maximum niet is bereikt, geldt de EU-garantie voor het volledige bedrag.

Om het maximumrisico dat de EU loopt per 31 december 2016 weer te geven, moeten ook de leningen worden meegerekend waarvoor goedkeuring is gegeven maar die nog niet effectief ondertekend zijn (10,5 miljard EUR) en leningen die ondertekend zijn, maar nog niet uitbetaald (9 miljard EUR).

Garantie van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)

Het EFSI is een initiatief ter vergroting van de risicodragende capaciteit van de EIB-groep waardoor de EIB tot 61 miljard EUR in de EU kan investeren. Het EFSI is geen afzonderlijke rechtspersoon of een investeringsfonds in de strikte zin van het woord. De EFSI-risicoreserve biedt bescherming aan de EIB tegen mogelijke verliezen op de onderliggende verrichtingen. Het bestaat uit een inbreng van 5 miljard EUR uit het eigen kapitaal van de EIB en een begrotingsgarantie van de EU ten belope van 16 miljard EUR (maximaal bedrag). Het is de bedoeling dat extra middelen van de lidstaten, nationale stimuleringsbanken en particuliere investeerders voor een totaal van 315 miljard EUR aan investeringen in de EU opleveren.

Het EFSI opereert in twee "vensters": het venster “infrastructuur en innovatie” (IIW), uitgevoerd door de EIB (EU-garantie van 13 miljard EUR) en het mkb-venster, uitgevoerd door het EIF (EU-garantie van 3 miljard EUR); beide vensters hebben een schuldportefeuille en een aandelenportefeuille. Het EIF opereert op grond van een overeenkomst met de EIB en op basis van een garantie van de EIB, die op haar beurt weer wordt gegarandeerd door de EU.

Met het oog op het gebruik van de EU-garantie wordt op de implementatie van het EFSI toezicht uitgeoefend door een stuurgroep, die bij consensus optreedt en vier leden telt, waarvan drie benoemd door de Commissie en een door de EIB. De stuurgroep neemt geen investeringsbeslissingen.

De EU en de EIB hebben binnen het EFSI elk een andere rol. Het EFSI is opgericht in de schoot van de EIB, die de operaties (leningen en eigenvermogensinstrumenten) financiert met op de kapitaalmarkten geleende middelen. Wat het IIW betreft, neemt de EIB de investeringsbesluiten onafhankelijk en beheert zij de operaties overeenkomstig haar regels en procedures, op dezelfde wijze als voor haar eigen (risicodragende) operaties. Om erop toe te zien dat de investeringen in het kader van het EFSI gericht blijven op de specifieke doelstelling het marktfalen te verhelpen dat investeringen in de EU belemmert en dat zij in aanmerking komen voor de bescherming van de EU-garantie, is een specifieke governancestructuur opgezet. Het investeringscomité van onafhankelijke deskundigen beoordeelt of elk project dat door de EIB wordt voorgesteld voldoet aan de voorwaarden voor dekking door de EU-garantie. Indien dat bevestigd wordt en de operatie de garantie van het EFSI krijgt; worden de voortzetting van het project en het beheer ervan onderworpen aan de normale projectcyclus en het governanceproces van de EIB.

De rol van de EU behelst het verstrekken van de EU-begrotingsgarantie voor een deel van de potentiële verliezen die de EIB zou kunnen lijden op haar investeringen (leningen en eigenvermogensinstrumenten). De EU bemoeit zich met andere woorden niet met de selectie en het beheer van de EFSI-operaties, investeert geen geld in die operaties en is niet direct contractpartij bij de onderliggende instrumenten. Omdat de controlecriteria en de boekhoudkundige vereisten voor consolidatie van de boekhoudregels van de EU (en de IPSAS) niet zijn vervuld, worden de daarmee verband houdende activa niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.

De EU-garantie is beperkt tot 16 miljard EUR op eender welk moment en de totale nettobetalingen uit de EU-begroting mogen dat bedrag niet overschrijden. Garantie-uitkeringen door de EU worden gedaan door het EFSI-garantiefonds (zie toelichting 2.4.1). Per jaareinde 2016 bedragen de activa van het garantiefonds in totaal 1 miljard EUR, terwijl nog eens 2,4 miljard EUR toegezegd maar nog niet betaald is en in het gerapporteerde bedrag is opgenomen als “RAL” in toelichting 5.1.

De EU-garantie die voor het EFSI aan de EIB-groep is verstrekt, is geboekt als verplichting uit hoofde van financiële garanties voor wat de schuldportefeuille betreft, en als voorwaardelijke verplichting voor zowel de schuldportefeuille als de portefeuille eigenvermogensinstrumenten. Omdat de gegarandeerde investeringen worden gefinancierd en beheerd door de EIB, zijn de desbetreffende financiële activa niet in de geconsolideerde jaarrekening van de EU opgenomen.

De EU-garantie voor de EFSI-IIW-schuldportefeuille dekt de eersteverliestranche van een portefeuille financieringsoperaties van de EIB, die voornamelijk bestaat uit traditionele leningen en garanties. Deze garantie wordt aangesproken wanneer de debiteur in gebreke blijft of bij schuldherschikking. De EU-garantie wordt vergoed in verhouding tot het risico dat de EU draagt, in de vorm van een verdeling tussen de EIB en de EU van de uit hoofde van het risico aan de EIB toevallende ontvangsten uit de gegarandeerde verrichtingen. De ontvangsten van de EU dekken in eerste instantie de verliezen op de gegarandeerde verrichtingen. De EU-garantie wordt aldus in aanmerking genomen als verplichting uit hoofde van financiële garanties en bij de eerste opname gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de netto contante waarde van de te ontvangen premies (de ontvangsten van de EU). Op latere balansdata wordt de verplichting uit hoofde van financiële garanties geherwaardeerd tegen de verwachte verliezen of het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen, afhankelijk van wat het hoogste is, in voorkomend geval verminderd met de geaccumuleerde afschrijvingen van de inkomsten. De weergegeven verplichting uit hoofde van financiële garanties is na aftrek van de nog te ontvangen inkomsten van de EU - nul per 31 december 2016 (zie toelichting 2.11.3).

In het kader van de EFSI-IIW-portefeuille eigenvermogensinstrumenten, die eigenvermogens- of quasi-eigenvermogensdeelnemingen of achtergestelde leningen omvat, investeert de EIB op pari passu-basis voor eigen risico en voor risico van de EU. Bijgevolg dekt de EU-garantie — voor het gedeelte van de eigenvermogensinvesteringen die door de EU worden gegarandeerd — de negatieve waardeaanpassingen (niet-gerealiseerde verliezen) op elke balansdatum, de gerealiseerde verliezen op desinvesteringen en de financieringskosten van de EIB. In gevallen waarin de waarde van een investering waarop eerder een negatieve waardeaanpassing werd toegepast, op daaropvolgende verslagdatums vermeerdert, wordt het bedrag tot de oorspronkelijke kostprijs van de investering door de EIB aan de EU terugbetaald. Wanneer de investering van de hand wordt gedaan, heeft de EU ook recht op investeringswinsten op de oorspronkelijke kostprijs. De EU-garantie wordt vergoed uit inkomsten die de EIB ontvangt voor de gegarandeerde verrichtingen, inclusief rente, dividenden en gerealiseerde winsten. De vereffening tussen de EU en de EIB gebeurt jaarlijks, na verrekening van verliezen en inkomsten. Op 31 december 2016 was voor 35,7 miljoen EUR aan door de EU-gegarandeerde operaties in een IIW-portefeuille van eigenvermogensinstrumenten geïnvesteerd en in de boeken opgenomen als voorwaardelijke verplichting.

De aandelenportefeuille van het mkb-venster ontstond pas in 2016 en de bedragen zijn niet materieel. De boekhoudkundige behandeling van de eigenvermogensoperaties zal door de rekenplichtige na raadpleging van de adviserende groep van deskundigen van de EU inzake boekhoudnormen worden bepaald. Door het EIF is 5 miljoen EUR geïnvesteerd; dit bedrag is per 31 december 2016 vermeld als voorwaardelijke verplichting.

Deze voorwaardelijke verplichting omvat verrichtingen van de programma’s COSME en Horizon 2020 waarvoor een EU-EFSI-garantie op de schuldportefeuille van het mkb-venster geldt.

54.Garanties in verband met financiële bijstand (opgenomen en verstrekte leningen)

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Aangesproken

Niet aangesproken

Totaal

Aangesproken

Niet aangesproken

Totaal

EFSM

47 456

47 456

47 509

47 509

BB-mechanisme

4 272

4 272

5 811

5 811

Macro-financiële bijstand

2 964

1 313

4 277

3 024

1 323

4 347

Euratom

252

300

552

301

300

601

Totaal

54 944

1 613

56 557

56 645

1 623

58 268

De EU-begroting staat borg voor de leningen die de Commissie in het kader van back-to-backverrichtingen opneemt om leningen aan lidstaten en niet-lidstaten te financieren (zie ook toelichting 6). Deze opgenomen leningen zijn reeds als verplichting opgenomen op de balans van de EU (zie toelichting 2.11.1 voor details). In geval van wanprestatie voor de met deze ontleende middelen verstrekte back-to-backleningen zou de EU-begroting overeenkomstig artikel 14 van Verordening 609/2014 van de Raad het volledige verlies dragen:

·de leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden uitsluitend door de EU-begroting gewaarborgd;

·de leningen die worden opgenomen ten behoeve van het betalingsbalansmechanisme, worden uitsluitend door de EU-begroting gewaarborgd;

·MFB-leningen worden in eerste instantie gewaarborgd door het Garantiefonds (zie toelichting 2.4.1) en vervolgens door de EU-begroting; en

·garanties van derden dekken eerst het volledige bedrag van de uitstaande Euratomleningen. Het Garantiefonds dekt de externe leningen indien deze niet door de garanties van derden worden gedekt.

Door de EGKS in liquidatie uit ontleende middelen verstrekte leningen worden niet gedekt door een EU-begrotingsgarantie. Zij zijn gedekt door financiële activa van de EGKS in liquidatie (zie toelichting 2.4.1).

55.Garanties voor financieringsinstrumenten van de EU

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Horizon 2020

921

459

Financieringsfaciliteit met risicodeling

711

845

Connecting Europe Facility*

465

429

Overige

3

16

Totaal

2 101

1 749

*    De bedragen van vorig jaar hebben betrekking op het initiatief inzake projectobligaties en het garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten. Deze twee instrumenten zijn in 2016 gefuseerd tot de Connecting Europe Facility.

Overeenkomstig artikel 140, lid 3, FR overschrijden de begrotingsuitgaven voor een financieringsinstrument en de financiële aansprakelijkheid van de Unie in geen geval het bedrag van de vastlegging die daarvoor in de begroting is gedaan, ten einde voorwaardelijke verplichtingen voor de begroting uit te sluiten. In de praktijk betekent dit dat deze verplichtingen een tegenhanger hebben aan de actiefzijde van de balans of worden gedekt door uitstaande begrotingsvastleggingen die nog niet als uitgave zijn geboekt. De voorwaardelijke verplichtingen hierboven zijn na aftrek van financiële voorzieningen voor de desbetreffende instrumenten (zie toelichting 2.10).

56.Rechtszaken

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Geldboeten

1 834

3 951

Landbouw

1 711

1 377

Cohesie

3

3

Overige

600

795

Totaal

4 148

6 125

Geldboeten

Deze bedragen betreffen door de Commissie voor schendingen van de mededingingsregels opgelegde geldboeten die door de betrokken ondernemingen overeenkomstig artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften bij het FR voorlopig zijn betaald en waartegen ofwel beroep is aangetekend of waarvan niet bekend is of er beroep tegen zal worden aangetekend. De voorwaardelijke verplichting wordt gehandhaafd totdat in de zaak definitief uitspraak is gedaan door het Hof van Justitie of tot het einde van de beroepstermijn. De rente op voorlopige betalingen wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijk passief vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen.

Mocht de EU in een of meerdere van deze zaken in het ongelijk worden gesteld, dan zou dit de EU-begroting niets kosten aangezien de geldboeten voorlopig zijn betaald en deze sommen hetzij op specifieke bankrekeningen zijn aangehouden (zie toelichting 2.8) of in het voor dit doel opgerichte BUFI-fonds (zie toelichting 2.4.1). De boetebedragen worden alleen in de begroting opgenomen als begrotingsontvangsten wanneer zij definitief zijn (artikel 83 FR).

Landbouw

Dit zijn voorwaardelijke passiva tegenover de lidstaten in verband met de ELGF-conformiteitsbesluiten en de financiële correcties voor plattelandsontwikkeling en pretoetreding, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van het passief alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie.

Cohesie

Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met acties in het kader van het cohesiebeleid, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan of waarvoor het nog een hoorzitting moet vaststellen.

Andere rechtszaken

Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, op andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 288 van het EG-Verdrag moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade.

 

56.1.VOORWAARDELIJKE ACTIVA

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Ontvangen garanties:

uitvoeringsgaranties

369

398

overige garanties

28

27

Overige voorwaardelijke activa

34

48

Totaal

431

474

Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van middelen van de EU voldoen aan de verplichtingen van hun contract met de EU.

57.VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN

Deze toelichting verschaft informatie over de begrotingsprocedure en de toekomstige financieringsbehoeften, niet over de verplichtingen per 31 december 2016.

Het door de lidstaten goedgekeurd meerjarig financieel kader (MFK) stelt de programma’s vast en de maximumbedragen (“plafonds”) per rubriek voor vastleggingskredieten en de totale betalingskredieten waarvoor de EU vastleggingen in de begroting kan doen en juridische verbintenissen kan aangaan, en uiteindelijk betalingen kan verrichten, voor een periode van 7 jaar (zie tabel 1.1 van de toelichtingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting).

De MFK-plafonds zijn vastgesteld door de Raad (de lidstaten), met instemming van het Europees Parlement, en artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 betreffende de financiering van het GLB legt een rechtstreeks verband tussen het jaarlijkse maximum voor de uitgaven uit het ELGF en de MFK-verordening. Het Europees Parlement en de Raad hebben eveneens de respectieve basisbesluiten voor de ELGF-uitgaven vastgesteld waarin de uitgaven per lidstaat voor de gehele periode 2014-2020 zijn bepaald.

Juridische verbintenissen hebben betrekking op programma’s, projecten, overeenkomsten of ondertekende contracten die juridisch bindend zijn voor de EU. Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting (voor de EU) doet ontstaan of constateert die tot een last leidt (artikel 85 FR).

De vastlegging in de begroting vindt in beginsel plaats vóór de juridische verbintenis, maar voor bepaalde meerjarige programma’s/projecten is het andersom en worden de desbetreffende vastleggingen in jaartranches gedaan, gespreid over meerdere jaren, wanneer het basisbesluit daarin voorziet. Voor cohesie bijvoorbeeld, bepaalt artikel 76 van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB - Verordening (EU) nr. 1303/2013) dat het besluit van de Commissie tot vaststelling van een programma een juridische verbintenis vormt in de zin van het Financieel Reglement, maar dat de vastleggingen in de begroting van de Unie voor elk programma gedurende de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2020 geschieden in jaarlijkse tranches voor elk fonds. Andere rechtsgrondslagen kunnen soortgelijke bepalingen bevatten. Om deze reden kan er sprake zijn van bedragen die de EU wettelijk verplicht is te betalen, maar ook wanneer het budgettair nog niet zijn vastgelegd (zie toelichtingen 5.2 en 5.3 hierna).

Verbintenissen waarvoor de vastlegging in de begroting is gedaan maar die vervolgens nog niet betaalbaar zijn gesteld, worden de “reste à liquider” (RAL) genoemd. Het kan gaan om, vaak meerjarige, programma’s of projecten waarvoor een verbintenis is aangegaan, maar die nog niet (volledig) zijn uitgevoerd. Deze vormen betalingsverplichtingen voor de volgende jaren. Een deel van de totale nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL) is reeds geboekt als uitgave en als verplichting op de balans opgenomen (zie toelichtingen 2.12 en 2.13). De berekening van deze uitgaven is gebeurd op basis van ontvangen kostendeclaraties/facturen en van de geraamde stand van uitvoering van een programma of project wanneer nog geen declaraties bij de EU zijn ingediend (zie toelichting 5.1). Zodra de betalingen in verband met de RAL na 31 december 2016 worden gedaan, wordt de verplichting van de balans verwijderd. Het deel van de RAL dat nog niet als uitgave is opgenomen, is niet onder de verplichtingen opgenomen, maar wordt hieronder vermeld.

De onderstaande vermeldingen betreffen dus bedragen per 31 december 2016 tot de betaling waarvan de EU zich heeft verbonden mits aan de contractuele voorwaarden wordt voldaan en die worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen van de EU.

in miljoen EUR

Toelichting

31.12.2016

31.12.2015

Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen

5.1

189 881

177 477

Juridische verbintenissen van het huidige MFK, onder gedeeld beheer, in afwachting van uitvoering

5.2

276 351

338 755

Significante juridische verbintenissen in andere gebieden

5.3

22 275

19 098

Totaal

488 507

535 329

57.1.NOG BETAALBAAR TE STELLEN BEGROTINGSVASTLEGGINGEN

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen

189 881

177 477

Dit bedrag bestaat uit de budgettaire RAL ("reste à liquider") van 238 759 miljoen EUR, min de daarmee verband houdende bedragen die op de balans als verplichtingen en in de staat van de financiële resultaten als uitgaven zijn opgenomen. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Zoals hierboven gezegd, is dit het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s.

Per 31 december 2016 bedroegen de uitstaande voorschotten in het kader van voorfinanciering in totaal 45,5 miljard EUR (zie toelichting 2.5). Het gaat om vastleggingen in de begroting waarvoor betalingen zijn gedaan, die de RAL dus verminderen, maar waarbij de uitbetaalde bedragen worden geacht nog steeds aan de EU toe te behoren en niet aan de begunstigde, totdat de contractuele verplichtingen zijn vervuld. Zij zijn dus zoals de hierboven vermelde RAL nog niet als uitgave geboekt.

 

57.2.JURIDISCHE VERBINTENISSEN VAN HET HUIDIGE MFK, ONDER GEDEELD BEHEER, IN AFWACHTING VAN UITVOERING

in miljoen EUR

Fonds

Financieel kader 2014-2020 (A)

Gesloten juridische verbintenissen (B)

Vastleggingen in de begroting (C)

Vrij-makingen (D)

Beschikbare begroting van het MFK (= A-C)

Juridische verbintenissen minus vastleggingen in de begroting (=B–C+D)

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

262 058

262 058

102 172

159 886

159 886

Europees Sociaal Fonds

91 991

91 991

38 418

53 573

53 573

Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)

3 814

3 814

1 570

2 244

2 244

RUBRIEK 1B: MIDDELEN VOOR HET COHESIEBELEID

357 862

357 862

142 160

215 702

215 702

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

99 348

99 348

42 064

57 284

57 284

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

5 749

5 749

2 392

3 358

3 358

RUBRIEK 2: NATUURLIJKE HULPBRONNEN

105 097

105 097

44 455

60 641

60 641

Fonds voor asiel en migratie

3 607

1 977

1 970

1 637

7

Fonds voor interne veiligheid

2 195

981

981

1 214

0

RUBRIEK 3: VEILIGHEID EN BURGERSCHAP

5 802

2 958

2 951

2 851

7

Totaal

468 761

465 917

189 566

279 195

276 351

Dit zijn juridische verplichtingen tot betaling waartoe de EU zich heeft verbonden bij de vaststelling van de operationele programma’s onder gedeeld beheer. Het besluit van de Commissie tot vaststelling van een operationeel programma vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 84 FR en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement.

Artikel 76 van de VGB voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) luidt als volgt:

“De vastleggingen van de Unie voor elk programma geschieden in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 in jaarlijkse tranches voor elk Fonds. De vastleggingen in verband met de prestatiereserve in elk programma geschieden afzonderlijk van de rest van de toewijzing aan het programma.”

De tabel hierboven begint met het totale MFK (kolom A) en toont de juridische verbintenissen waarvoor nog geen bedragen in de begroting zijn vastgelegd en, ter informatie, de maximale vastleggingen voor de plafonds van de rubrieken 1B, 2 en 3 van het MFK 2014-2020. Deze juridische verbintenissen zijn de uitstaande bedragen waarvoor de EU een betalingsverplichting heeft na 31 december 2016. Kolom B bevat de door de Commissie aangegane juridische verbintenissen per jaareinde en kolom C de begrotingsvastleggingen die met betrekking tot deze juridische verbintenissen beschikbaar zijn gesteld, eveneens per jaareinde. Per 31 december 2016 waren geen annuleringen verricht (kolom D).

57.3.SIGNIFICANTE JURIDISCHE VERBINTENISSEN IN ANDERE GEBIEDEN

in miljoen EUR

31.12.2016

31.12.2015

Connecting Europe Facility

13 799

10 051

Copernicus

2 393

2 939

ITER

1 891

2 022

Galileo

523

124

Visserijovereenkomsten

247

373

Vastleggingen voor operationele leases

2 419

2 511

Overige contractuele verbintenissen

1 003

1 079

Totaal

22 275

19 098

Deze bedragen omvatten de juridische verbintenissen op lange termijn waarvoor nog geen vastleggingen in de begroting waren gedaan per jaareinde. Deze bindende verplichtingen zullen in jaarlijkse tranches worden gebudgetteerd de komende jaren en betaalbaar gesteld.

Sommige belangrijke programma’s (zie hieronder) kunnen worden uitgevoerd door middel van jaarlijkse tranches, overeenkomstig artikel 85, lid 4, FR. Zo kan de EU juridische verbintenissen aangaan (subsidieovereenkomsten, delegatieovereenkomsten en contracten voor opdrachten afsluiten) voor meer dan de beschikbare vastleggingskredieten van een bepaald jaar. Bijgevolg kan het zijn dat een aanzienlijk deel van de totale toewijzing voor het huidige MFK reeds is vastgelegd. Dit geldt met name voor de volgende programma’s:

·Connecting Europe Facility;

·Copernicus;

·ITER; en

·Galileo.

Connecting Europe Facility (CEF)

De CEF verstrekt financiële steun aan trans-Europese netwerken voor projecten van gemeenschappelijk belang in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie-infrastructuur. De juridische verbintenissen voor het CEF-programma bestrijken de periode van 2014 tot 2020 voor CEF-Vervoer en tot 2021 voor de CEF-Energie. De rechtsgrondslag is Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 - Voor de EER relevante tekst (PB L 348 van 20 december 2013), die in artikel 19 voorziet in het gebruik van jaarlijkse tranches.

Copernicus

Copernicus is het Europese programma voor aardobservatie (zie ook toelichting 2.2). De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2020. Op grond van Verordening (EU) nr. 377/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 (PB L 122/44 van 24 april 2014) ondertekende de Commissie delegatieovereenkomsten met het Europees Ruimteagentschap (ESA), EUMETSAT en het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn. Artikel 8 van Verordening nr. 377/2014 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

De vastleggingen dienen ter dekking van de toekomstige financieringsbehoeften van de ITER-faciliteiten tot 2021. De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven via de Gemeenschappelijke Onderneming Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. De verbintenissen zijn aangegaan op grond van Besluit 791/2013/Euratom van de Raad van 13 december 2013 houdende wijziging van Besluit 198/2007/Euratom tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, waarin toestemming wordt gegeven voor het gebruik van jaarlijkse tranches. ITER werd opgericht om de ITER-faciliteiten te beheren, de exploitatie van de ITER-faciliteiten aan te moedigen, om de kennis over fusie-energie van het grote publiek alsook de aanvaarding ervan te bevorderen, en om alle andere activiteiten te verrichten die nodig zijn om het doel van ITER te bereiken. Bij ITER zijn de EU, China, India, Rusland, Zuid-Korea, Japan en de VS betrokken.

Galileo

Dit zijn bedragen die zijn vastgelegd voor het Galileo-programma voor de ontwikkeling van een Europees wereldwijd systeem voor nagivatie per satelliet (zie ook toelichting 2.2). De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2020. Op grond van Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 (PB L 347/1 van 20 december 2013) heeft de Commissie een delegatieovereenkomst met ESA ondertekend. Artikel 9 van Verordening nr. 1285/2013 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

Visserijovereenkomsten

Dit zijn verbintenissen tot 2020 met derde landen uit hoofde van internationale visserijovereenkomsten. Zij zijn aangegaan op grond van besluiten van de Raad voor elk derde land (bv. Besluit (EU) 1894/2015 van de Raad van 5 oktober 2015 betreffende de sluiting van het Protocol tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië ; PB L 277 van 22 oktober 2015). Het gaat hier om specifieke internationale verdragen waarbij meerjarige rechten en verplichtingen zijn vastgesteld.

Vastleggingen voor operationele leases

De volgende minimumbedragen zijn vastgelegd voor betaling overeenkomstig de onderliggende contracten tijdens de verdere looptijd van deze leasecontracten:

in miljoen EUR

In de toekomst te betalen bedragen

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Gebouwen

373

1 085

944

2 402

IT-materiaal en overige uitrusting

7

10

0

17

Totaal

380

1 095

944

2 419

Overige contractuele verbintenissen

De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen waarvoor verbintenissen zijn aangegaan die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. Het belangrijkste hier vermelde bedrag heeft betrekking op bouwcontracten van het Europees Parlement (276 miljoen EUR).

 

58.FINANCIEEL RISICOBEHEER

De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het beheer van de financiële risico's van de EU heeft betrekking op:

-Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand van de Commissie via: het EFSM, de BB, de MFB en Euratom-acties en de EGKS in liquidatie;

-de kasverrichtingen die door de Commissie zijn verricht om de EU-begroting uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen van geldboeten;

-Activa aangehouden in fondsen voor begrotingsgaranties: Het Garantiefonds voor externe acties en het garantiefonds van het EFSI; en

-Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd.

58.1.TYPES RISICO

Marktrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van variaties in de marktprijzen. Marktrisico bestaat niet alleen uit potentieel verlies, maar ook uit potentiële baten. Het omvat het valutarisico, het renterisico en overige prijsrisico's (de EU heeft geen materiële overige prijsrisico's).

(1)Valutarisico is het risico dat de verrichtingen van de EU of de waarde van haar investeringen beïnvloed zullen worden door veranderingen in de wisselkoers. Dit risico vloeit voort uit de verandering van de koers van de ene valuta tegenover een andere.

(2)Renterisico is de mogelijkheid dat de waarde van een effect, en dan vooral een obligatie, vermindert door een stijging van de rentevoet. Over het algemeen leiden hogere rentevoeten tot lagere prijzen van obligaties met vaste rentevoet en omgekeerd.

Kredietrisico is het risico van verlies doordat een schuldenaar/leningnemer een lening of een andere kredietlijn (hoofdsom of rente (coupon) of beide) niet betaalt of op een andere manier zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Het kan gaan om laattijdige terugbetalingen, herstructurering van de terugbetalingen van de leningnemer en faillissement.

Liquiditeitsrisico is het risico dat een actief moeilijk te gelde kan worden gemaakt; bv. het risico dat een bepaald effect of actief niet snel genoeg kan worden verhandeld op de markt om een verlies te voorkomen of een verplichting na te komen.

58.2.BELEID INZAKE RISICOBEHEER

De uitvoering van de EU-begroting berust steeds meer op het gebruik van financieringsinstrumenten bij operationele programma’s. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze nieuwe aanpak dat voor elke via de financieringsinstrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 EUR aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit gebruik van de EU-begroting maximaliseert het effect van de beschikbare middelen. Zie toelichting 2.4.1 voor meer informatie over de betrokken bedragen.

Voor de meeste financieringsinstrumenten geldt dat de uitvoering ofwel aan de EIB-groep (inclusief het EIF), ofwel aan andere financiële instellingen wordt gedelegeerd op basis van een overeenkomst tussen de Europese Commissie en de financiële instelling. De met deze financiële instellingen ondertekende overeenkomsten bevatten strikte voorwaarden en verplichtingen voor de intermediairs om te garanderen dat EU-geld goed wordt beheerd en er goed verslag over wordt uitgebracht. Als eenmaal een financiële bijdrage aan een van de instrumenten is toegewezen, worden de middelen naar een speciaal hiervoor geopende bankrekening (d.w.z. een fiduciaire rekening) van de financiële instelling overgedragen. De financiële instelling kan, afhankelijk van het instrument in kwestie, de middelen op deze fiduciaire rekening gebruiken om leningen te verstrekken, schuldinstrumenten uit te geven, te beleggen in vermogensinstrumenten of aanspraken op garanties te honoreren. De opbrengsten van financieringsinstrumenten moeten, als algemene regel, aan de EU-begroting worden teruggestort.

Het risico ten aanzien van deze financieringsinstrumenten is doorgaans begrensd tot een maximum dat in de onderliggende overeenkomsten is vastgesteld en dat overeenkomt met het in de begroting opgenomen bedrag dat voor het instrument is voorzien. Omdat de Commissie vaak het eerste verlies draagt, en omdat de instrumenten bedoeld zijn om risicovollere begunstigen te financieren (die moeilijkheden ondervinden om middelen van commerciële kredietverstrekkers te verkrijgen), ligt het in de lijn der verwachtingen dat de EU-begroting met een aantal verliezen te maken zal krijgen.

Waardering van financiële instrumenten

De volgende categorieën van financiële activa en verplichtingen worden niet gewaardeerd tegen reële waarde: geldmiddelen en kasequivalenten, verstrekte leningen, vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie, opgenomen leningen en andere financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De boekwaarde van die financiële activa en passiva wordt beschouwd als een redelijke schatting van de reële waarde ervan.

Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

De leningtransacties alsmede het daarmee samenhangende beheer van de kasmiddelen worden door de EU verricht overeenkomstig de respectieve besluiten van de Raad en het EP, indien van toepassing, en op basis van interne richtsnoeren. Er zijn schriftelijke procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals opgenomen leningen, verstrekte leningen en het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. In de regel worden geen afdekkingsactiviteiten ("hedging") verricht om rente- of valutaschommelingen te compenseren, aangezien verstrekte leningen doorgaans door middel van opgenomen back-to-backleningen worden gefinancierd en er dus geen open rente- of valutaposities ontstaan. De toepassing van het back-to-backbeginsel wordt op gezette tijden gecontroleerd.

Kasverrichtingen

De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie zijn vastgelegd in Verordening nr. 609/2014 van de Raad (gewijzigd bij Verordening 804/2016 van de Raad) en in het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan.

Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:

-de eigen middelen worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de Commissie werden geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij de centrale bank van de lidstaat. De Commissie mag slechts geld van de bovenvermelde rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen te voldoen;

-de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen door de Commissie meestal in euro luiden;

-bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet worden overtrokken. Deze beperking geldt niet voor de eigenmiddelenrekening van de Commissie in geval van wanbetaling met betrekking tot leningen die overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad van de EU zijn gesloten of gewaarborgd en, onder bepaalde voorwaarden, wanneer de kasmiddelenbehoeften de rekeningactiva overtreffen;

-het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro, wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.

Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.

De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de interne controlenormen van de Commissie en de controleprincipes.

Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen van de Commissie met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden (bijvoorbeeld: uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen, bedrijfscontinuïteit enz.) en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd. Daarnaast vindt gegevensuitwisseling plaats tussen het directoraat-generaal Begroting en het directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken over risicobeheer en beste werkmethoden.



Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's

Vóór 2010 ontvangen bedragen blijven op bankrekeningen staan bij banken die specifiek geselecteerd zijn voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten. De selectie van banken vindt plaats volgens de aanbestedingsprocedures die in het Financieel Reglement zijn vastgesteld. De plaatsing van middelen bij specifieke banken wordt bepaald op grond van het intern risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

Met ingang van 2010 worden voorlopig geïnde geldboeten gestort in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd. De belangrijkste doelstellingen van het fonds zijn de vermindering van de risico's die met de financiële markten gepaard gaan, en de gelijke behandeling van alle entiteiten waaraan een geldboete is opgelegd door een gewaarborgd rendement aan te bieden dat op dezelfde grondslag is berekend. De Commissie verricht het activabeheer voor voorlopig geïnde geldboeten overeenkomstig interne richtsnoeren inzake activabeheer. Er zijn procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Het activabeheer is erop gericht de aan de Commissie voorlopig betaalde boeten op zodanige wijze te beleggen dat:

a)gemakkelijk over het geld kan worden beschikt wanneer dat nodig is, en

b)het in normale omstandigheden een rendement oplevert dat gemiddeld gelijk is aan het rendement van de BUFI-referentiebelegging minus gemaakte kosten, waarbij het nominale bedrag van de boeten dient te worden beschermd.

Beleggingen blijven in beginsel beperkt tot de volgende categorieën: termijndeposito's bij de centrale banken van de eurozone, de agentschappen voor de schuld van de landen van de eurozone, banken die volledig in handen van de overheid zijn of onder staatswaarborg werken, of supranationale instellingen, en obligaties, depositocertificaten en ander papier uitgegeven door ofwel nationale ofwel supranationale instellingen.

Bankgaranties

Er zijn voor aanzienlijke bedragen garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan bedrijven die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.6.1.2). De ondernemingen die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. De garanties worden beheerd overeenkomstig het interne risicobeheerbeleid. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Garantiefonds voor externe acties

De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het Garantiefonds zijn vastgelegd in de overeenkomst tussen de Commissie en de EIB van 25 november 1994 en de latere wijzigingen daarvan van 17/23 september 1996, 8 mei 2002, 25 februari 2008 en 9 november 2010. Dit garantiefonds werkt enkel met de euro als valuta. Het investeert uitsluitend in deze valuta teneinde wisselkoersrisico's te vermijden. Het beheer van de activa is gebaseerd op de traditionele regels inzake behoedzaamheid die worden gehanteerd voor financiële activiteiten. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de vermindering van de risico's en er wordt voor gezorgd dat de beheerde activa een voldoende mate van liquiditeit en overdraagbaarheid hebben, gelet op de gedekte verplichtingen.

EFSI-garantiefonds

Het EFSI garantiefonds werd opgericht bij Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015. De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het fonds zijn vastgelegd in Besluit van de Commissie C(2016)165 van 21 januari 2016. De beheerde activa moeten voorzien in voldoende liquiditeit met betrekking tot de potentiële garantieverzoeken maar moeten zij gericht blijven op een niveau van rendement en risico dat verenigbaar is met het behoud van een hoge graad van zekerheid en stabiliteit.

58.3.VALUTARISICO

Valutarisico voor de financiële instrumenten van de EU aan het einde van het jaar - nettopositie

in miljoen EUR

31.12.2016

USD

GBP

DKK

SEK

EUR

Overige

Totaal

Financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa

228

58

14

42

10 080

21

10 442

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

(49)

50

0

Leningen*

4

0

329

10

343

Vorderingen en verhaalbare bedragen

1

593

51

81

10 888

8

11 622

Geldmiddelen en kasequivalenten

39

2 394

428

1 220

22 387

2 117

28 585

222

3 045

493

1 342

43 734

2 156

50 993

Financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

(100)

100

(1)

Crediteuren

(1)

(5)

(0)

(0)

(39 983)

(16)

(40 005)

(101)

(5)

(0)

(0)

(39 883)

(16)

(40 005)

Totaal

121

3 040

493

1 342

3 851

2 140

10 987

in miljoen EUR

31.12.2015

USD

GBP

DKK

SEK

EUR

Overige

Totaal

Financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa

81

76

11

8

9 416

28

9 620

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

Leningen*

5

0

354

18

377

Vorderingen en verhaalbare bedragen

10

542

53

85

9 555

78

10 324

Geldmiddelen en kasequivalenten

36

1 785

368

1 287

17 342

853

21 671

132

2 403

433

1 380

36 667

977

41 992

Financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

Crediteuren

(1)

(2)

0

(0)

(32 187)

(1)

(32 191)

(1)

(2)

0

(0)

(32 187)

(1)

(32 191)

Totaal

131

2 401

433

1 380

4 480

976

9 801

* Met uitzondering van back-to-backleningen voor financiële bijstand.

 

Indien de euro ten opzichte van andere munteenheden met 10 % zou zijn gestegen, zou dit het volgende effect hebben gehad:

in miljoen EUR

Economisch resultaat

USD

GBP

DKK

SEK

2016

(4)

(272)

(43)

(118)

2015

(5)

(212)

(38)

(125)

in miljoen EUR

Nettoactiva

USD

GBP

DKK

SEK

31.12.2016

(7)

(5)

(1)

(4)

31.12.2015

(7)

(7)

(1)

(1)

Indien de EUR 10 % zwakker was geworden ten opzichte van deze munteenheden, zou dit het volgende effect hebben gehad:

in miljoen EUR

Economisch resultaat

USD

GBP

DKK

SEK

2016

5

332

53

145

2015

6

259

47

152

in miljoen EUR

Nettoactiva

USD

GBP

DKK

SEK

31.12.2016

9

6

2

5

31.12.2015

9

8

1

1

Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

De meeste financiële activa en verplichtingen zijn in euro uitgedrukt, dus in die gevallen wordt de EU niet blootgesteld aan een valutarisico. Via het financiële instrument Euratom verstrekt de EU echter leningen die in Amerikaanse dollar (USD) zijn uitgedrukt en die gefinancierd zijn met leningen van hetzelfde bedrag in USD (back-to-back-verrichtingen). Op de balansdatum wordt de EU niet blootgesteld aan een valutarisico in verband met Euratom.

Kasverrichtingen

De eigen middelen die door de lidstaten in andere valuta's dan de euro worden betaald, worden overeenkomstig het eigenmiddelenbesluit aangehouden op de eigenmiddelenrekeningen. Ze worden in euro omgezet wanneer dat nodig is om betalingen uit te voeren. De procedures die voor het beheer van deze middelen moeten worden gevolgd, zijn in bovengenoemde verordening vastgesteld. Af en toe worden zij onmiddellijk gebruikt voor betalingen die in dezelfde valuta worden uitgevoerd.

De Commissie houdt bij commerciële banken een aantal rekeningen aan in andere Europese munten dan in euro en in Amerikaanse dollar en Zwitserse frank, om betalingen in deze valuta's te verrichten. Deze rekeningen worden aangevuld naargelang het bedrag van de te verrichten betalingen, zodat er geen blootstelling van het saldo aan valutarisico's aanwezig is.

Wanneer diverse bedragen (behalve eigen middelen) in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen van de Commissie in dezelfde valuta wanneer dat nodig is om de uitvoering van betalingen te dekken, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro. Gelden ter goede rekening in andere munten dan de euro worden aangevuld naargelang de verwachte behoefte aan plaatselijke betalingen op korte termijn in dezelfde munten. De saldi op deze rekeningen worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties

Aangezien alle opgelegde boeten in euro worden betaald, is er geen valutarisico.

Garantiefonds voor externe acties

De financiële activa van dit fonds zijn in euro uitgedrukt en daarom is er geen valutarisico. De leningen waarvoor subrogatie door de EU heeft plaatsgevonden door een beroep te doen op het fonds na wanbetalingen door de ontvanger van een lening, worden in de oorspronkelijke munteenheid verricht en daarom wordt de EU aan valutarisico blootgesteld. Er zijn geen afdekkingsactiviteiten ("hedging") om valutaschommelingen te compenseren door de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.

EFSI-garantiefonds

Het EFSI-garantiefonds is momenteel actief in zowel de euro als de US-dollar. In december 2016 vonden de eerste beleggingen in vastrentende schuldbewijzen in USD (VS-schatkistpapier) plaats om de rendementen te verbeteren en het marktrisico te diversifiëren door middel van posities op de Amerikaanse markt. Het valutarisico wordt beheerst door het aangaan van derivaatcontracten (valutatermijncontracten) ter afdekking van de marktwaarde van de beleggingsportefeuille in USD. De limiet voor niet-afgedekte valutarisico’s is vastgesteld op 1 % van de totale waarde van de portefeuille, binnen de benchmark en de toewijzingen van de strategie voor het jaar. Bijgevolg zouden opwaartse of neerwaartse bewegingen van de marktwaarde van de beleggingen in USD boven of onder de limiet van 1 % leiden tot een herbalanceringstransactie (een nieuw termijncontract in dezelfde of in tegenovergestelde richting) om de afgedekte positie te corrigeren of om te keren. Een correctie van de afdekking kan ook in gang worden gezet door schommelingen van de EUR/USD-wisselkoers.

 

58.4.RENTERISICO

De onderstaande tabel toont de rentegevoeligheid van voor verkoop beschikbare financiële activa bij een mogelijke wijziging in de rentevoet van +/- 100 basispunten (1 %).

in miljoen EUR

Stijging (+)/daling (-) in basispunten

Effect op het economische resultaat en nettoactiva

2016: Voor verkoop beschikbare financiële activa

+100

(291)

-100

313

2015: Voor verkoop beschikbare financiële activa

+100

(206)

-100

223

Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

Gezien de aard van de verstrekte en opgenomen leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. De renterisico's die voortvloeien uit opgenomen leningen worden echter gecompenseerd door verstrekte leningen waarvan de termijnen en voorwaarden vergelijkbaar zijn (back-to-backverrichtingen).

Kasverrichtingen

Voor de thesaurie van de Commissie worden geen leningen opgenomen. Daarom is zij niet blootgesteld aan een renterisico. De rente wordt echter berekend op saldi die op verschillende bankrekeningen worden aangehouden. De Commissie heeft daarom maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de verkregen rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan.

Rekeningen geopend bij schatkisten van lidstaten leveren geen rente op en zijn vrij van kosten. Voor rekeningen bij nationale centrale banken kan een vergoeding worden ontvangen volgens de door elke instantie gehanteerde officiële tarieven. Aangezien sommige van de vergoedingen voor deze rekeningen momenteel negatief kunnen zijn, worden procedures voor kasmiddelenbeheer toegepast om de op deze rekeningen aangehouden saldi zo klein mogelijk te houden.

Bovendien worden de eigenmiddelenrekeningen beschermd tegen de gevolgen van negatieve rente overeenkomstig Verordening 804/2016 van de Raad.

Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële banken worden aangehouden, leveren dagelijks rente op. Deze is gebaseerd op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. De tarieven die door commerciële banken worden toegepast kennen over het algemeen contractueel een bodemrente van nul. De Commissie loopt dus geen risico dat zij een rente ontvangt die lager ligt dan de geldende markttarieven.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties

De rente op deposito’s loopt een beperkt renterisico omdat deze op minder dan één jaar zijn. De rest van de portefeuille wordt belegd in effecten, die een gemiddelde duur van 2,6 jaar hebben.

Garantiefonds voor externe acties

De middelen van het Garantiefonds worden belegd in een portefeuille geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties; de gemiddelde totale looptijd van de portefeuille bedraagt 3,59 jaar.

EFSI-garantiefonds

De middelen van het EFSI-Garantiefonds worden belegd in een portefeuille geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties; de gemiddelde totale looptijd van de portefeuille bedraagt 3,5 jaar.

 

58.5.KREDIETRISICO

De bedragen die de blootstelling van de EU aan kredietrisico aan het eind van de verslagperiode weerspiegelen, zijn de boekwaarden van de financiële instrumenten als vermeld in toelichting 2.

Leeftijdsanalyse van de financiële activa die niet zijn afgewaardeerd

in miljoen EUR

Totaal

Noch vervallen, noch afgewaardeerd

Vervallen maar niet afgewaardeerd

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Leningen

55 477

55 476

1

Vorderingen en verhaalbare bedragen

11 622

10 310

130

909

273

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

0

0

Totaal op 31.12.2016

67 099

65 786

131

909

273

Leningen

57 251

57 251

0

Vorderingen en verhaalbare bedragen

10 324

8 672

120

1 384

148

Totaal op 31.12.2015

67 575

65 922

120

1 384

148

Vorderingen en verhaalbare bedragen op 1 tot 5 jaar omvatten verhaalbare bedragen in verband met boeten in mededingingszaken ten belope van 870 miljoen EUR die in belangrijke mate gezekerd zijn met bankgaranties, waardoor de Commissie weinig kredietrisico loopt. De ondernemingen die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen.

Kredietkwaliteit van financiële activa die noch vervallen zijn, noch afgewaardeerd

in miljoen EUR

31.12.2016

VVB*

Financiële activa RWOT**

Leningen en vorderingen

Contanten

Totaal

Tegenpartijen met
externe rating

Beste en uitstekende rating

6 451

3 386

21 990

31 828

Rating hoge middenklasse

1 412

23 826

5 325

30 563

Rating lage middenklasse

1 056

4 532

492

6 081

Niet-investeringswaardig

27 724

744

28 468

8 920

59 469

28 552

96 941

Tegenpartijen zonder externe rating

Groep 1

0

6 238

33

6 272

Groep 2

79

79

0

6 317

33

6 351

Totaal

8 920

0

65 786

28 585

103 292

in miljoen EUR

31.12.2015

VVB*

Leningen en vorderingen

Contanten

Totaal

Tegenpartijen met
externe rating

Beste en uitstekende rating

5 945

3 256

16 147

25 349

Rating hoge middenklasse

1 087

23 818

4 503

29 409

Rating lage middenklasse

1 247

4 527

263

6 037

Niet-investeringswaardig

32

29 371

732

30 136

8 310

60 973

21 646

90 930

Tegenpartijen zonder externe kredietrating

Groep 1

4 855

25

4 880

Groep 2

95

95

4 950

25

4 975

Totaal

8 310

65 922

21 671

95 905

*    * Voor verkoop beschikbare financiële activa (m.u.v. eigenvermogensinstrumenten en Unitary Fund).

**    Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

In bovenstaande tabel zijn voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van eigenvermogensinstrumenten zonder externe kredietrating niet meegenomen. De vier hierboven vermelde risicocategorieën zijn in beginsel gebaseerd op de ratingcategorieën van externe ratingagentschappen en hebben betrekking op:

·Prime en high grade: Moody P-1, Aaa – Aa3; S&P A-1+, A-1, AAA – AA -; Fitch F1+, F1, AAA – AA- en gelijkwaardig

·Rating hoge middenklasse: Moody P-2, A1 – A3; S&P A-2, A+ - A-; Fitch F2, A+ - A- en gelijkwaardig

·Rating lage middenklasse: Moody P-3, Baa1 – Baa3, S&P A-3, BBB+ - BBB-; Fitch F-3, BBBB+ - BBB- en gelijkwaardig

·Niet-investeringswaardig: Moody not prime, Ba1 – C; S&P B, C, BB+ - D; Fitch B, C, BB+ - D en gelijkwaardig

De EU gebruikt deze ratingcategorieën van externe agentschappen voornamelijk als referentie voor financiële instrumenten en commerciële banken, maar kan de bedragen na haar eigen analyse van individuele gevallen ook in een van de bovengenoemde risicocategorieën houden, ook al heeft een van de bovengenoemde ratingagentschappen de rating van de desbetreffende tegenpartij verlaagd. Wat de tegenpartijen zonder rating betreft, heeft groep 1 betrekking op debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden en groep 2 op debiteuren met wanbetalingen in het verleden.

De hierboven weergegeven bedragen onder "leningen en vorderingen", ingedeeld in "non-investment grade", hebben voornamelijk betrekking op financieel steunkrediet van de Commissie aan lidstaten in financiële moeilijkheden en vorderingen op bepaalde lidstaten op basis van het eigenmiddelenbesluit of een andere rechtsgrondslag. Het bedrag onder "Contanten" heeft betrekking op bij de schatkist of in de centrale banken van de lidstaten geopende eigenmiddelenrekeningen om de eigenmiddelenbijdragen aan te houden zoals voorzien in de verordening. De Commissie mag slechts geld van deze rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen als gevolg van de uitvoering van de begroting te voldoen.



Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

De blootstelling aan kredietrisico wordt in de eerste plaats beheerd door garanties van landen te krijgen in het geval van Euratom, dan via het Garantiefonds voor externe maatregelen (MFB en Euratom), dan via de mogelijkheid de nodige middelen te onttrekken uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten en uiteindelijk via de begroting van de EU.

In de eigenmiddelenwetgeving is het plafond voor betalingen van eigen middelen vastgesteld op 1,20 % van het bni van de lidstaten en in 2016 werd 0,89 % daadwerkelijk gebruikt om betalingskredieten te dekken. Dit betekent dat er op 31 december 2016 een beschikbare marge van 0,31 % bestond om die garanties te dekken. Hiervoor mag de EU een beroep doen op alle lidstaten om ervoor te zorgen dat de juridische verbintenis van de EU ten opzichte van haar leners kan worden nageleefd.

Kasverrichtingen

De meeste kasmiddelen van de Commissie worden conform Verordening nr. 609/2014 van de Raad aangehouden op rekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen (eigen middelen). Al deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten. Deze instellingen houden voor de Commissie zo goed als geen krediet- of tegenpartijrisico in, aangezien het risico bij de lidstaten ligt. Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke rekening wordt het laagst mogelijk saldo aangehouden, rekening houdende met het gemiddelde bedrag van de betalingen die dagelijks vanaf die rekening worden verricht. Daarom is het totale bedrag dat overnight op deze rekeningen staat, voortdurend zeer laag (gemiddeld om en bij de 100 miljoen EUR, gespreid over 20 rekeningen). Hierdoor wordt de Commissie hier slechts in beperkte mate blootgesteld aan kredietrisico. Deze bedragen moeten worden gezien in het licht van het dagelijkse totaal van de kasmiddelensaldi, dat in 2016 schommelde tussen 1 miljard EUR en 30 miljard EUR, en in het licht van het totale bedrag van de in 2016 verrichte betalingen (ruim 145 miljard EUR).

Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het kredietrisico waaraan de Commissie is blootgesteld, nog verder te minimaliseren:

-alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, moeten de banken minimaal over een kortetermijnrating beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig. In bepaalde, naar behoren gerechtvaardigde, omstandigheden volstaat een lagere rating;

-de kredietrating van de commerciële banken waarbij de Commissie rekeningen heeft, wordt dagelijks bekeken.

-in delegaties buiten de EU worden gelden ter goede rekening aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure. De vereiste ratings zijn afhankelijk van de plaatselijke situatie en kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken worden de saldi op deze rekeningen zo laag mogelijk gehouden (waarbij rekening wordt gehouden met de operationele behoeften), worden deze rekeningen periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's

De banken die deposito’s houden voor de vóór 2010 ontvangen voorlopig geïnde geldboeten worden geselecteerd in een aanbestedingsprocedure volgens het risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst.

Voor commerciële banken die specifiek zijn geselecteerd voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten geldt als algemene regel een minimale langetermijnrating A (S&P of gelijkwaardig) en een minimale kortetermijnrating A-1 (S&P of gelijkwaardig). Er gelden specifieke maatregelen ingeval de rating van de banken in die groep wordt verlaagd. Daarnaast is het bedrag dat bij elke bank wordt gedeponeerd beperkt tot een bepaald percentage van haar eigen middelen, dat varieert volgens het ratingniveau van elke instelling. Bij de berekening van die limieten wordt ook rekening gehouden met de uitstaande garanties die diezelfde instelling aan de Commissie heeft verstrekt. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

Voor de beleggingen in staatsschuldinstrumenten uit voorlopig geïnde boeten vanaf 2010 neemt de Commissie het kredietrisico over. De blootstelling is het grootst op Frankrijk, dat 31 % van de totale nominale waarde van de portefeuille uitmaakt. De vijf landen waarop de blootstelling het grootst is (Frankrijk, Italië, België, Duitsland en Luxemburg) vertegenwoordigen in totaal 77 % van de beleggingsportefeuille. De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is A (S&P, of gelijkwaardig).

Bankgaranties

Het risicobeheersingsbeleid voor het aanvaarden van dergelijke garanties staat borg voor een hoge kredietkwaliteit voor de Commissie. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.

Garantiefonds voor externe acties

De overeengekomen richtsnoeren voor het beheer van de activa van de thesaurieportefeuille en/of de beleggingsstrategie stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico te beperken. Die limieten en restricties omvatten beleggingsscriteria, absolute kredietlimieten in nominale termen volgens de categorie uitgever, relatieve concentratielimieten volgens de categorie uitgever en concentratielimieten per uitgifte. Alle beleggingen moeten ten minste de rating investeringswaardig hebben.

EFSI-garantiefonds

De overeengekomen richtsnoeren voor het beheer van de activa en de beleggingsstrategieën stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico, dat doorgaans minstens de rating investeringswaardig moet hebben, te beperken. De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is A (S&P, of gelijkwaardig).

Omdat de Bank voor Internationale Betalingen (BIS) per 31 december 2016 de enige tegenpartij is voor alle uitstaande valutatermijncontracten, zijn er op die datum geen kredietverbeteringen, zoals onderpand, schuldvergelijkingsovereenkomsten of garanties. De maximale blootstelling aan kredietrisico voor valutaderivaten met een positieve reële waarde aan het einde van de verslagperiode is gelijk aan de boekwaarde op de balans.

 

58.6.LIQUIDITEITSRISICO

Looptijdanalyse van de financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd

in miljoen EUR

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Leningen

2 094

18 084

34 950

55 128

Crediteuren

40 005

40 005

Overige

189

637

1 397

2 222

Totaal op 31.12.2016

42 288

18 721

36 346

97 355

Leningen

7 218

9 660

39 982

56 860

Crediteuren

32 191

32 191

Overige

721

513

1 609

2 843

Totaal op 31.12.2015

40 130

10 173

41 591

91 894

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

in miljoen EUR

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Te ontvangen bedragen uit derivaten

149

149

Te betalen bedragen uit derivaten

(150)

(150)

Totaal op 31.12.2016

(1)

(1)



Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

Het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit leningactiviteiten wordt meestal geneutraliseerd door leningen tegen soortgelijke voorwaarden (back-to-backverrichtingen). Voor MFB en Euratom dient het Garantiefonds voor externe maatregelen als liquiditeitsreserve (of vangnet) ingeval de leners niet of laattijdig betalen. Voor het betalingsbalansmechanisme voorziet Verordening nr. 431/2009 in een procedure die voldoende tijd laat om middelen uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten te mobiliseren. Voor het EFSM voorziet Verordening nr. 407/2010 van de Raad in een soortgelijke procedure.

Kasverrichtingen

De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar volstaan om alle betalingen uit te voeren. De totale bijdragen van de lidstaten zijn in feite gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse tranches, terwijl de betalingen tot op zekere hoogte seizoensgebonden zijn. Verder worden de bijdragen van de lidstaten in verband met (gewijzigde) begrotingen die na de 16e van een bepaalde maand (N) zijn goedgekeurd, overeenkomstig Verordening nr. 609/2014 van de Raad (betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen) pas in maand N+2 ter beschikking gesteld, terwijl de daarmee verband houdende betalingskredieten onmiddellijk beschikbaar zijn. Om ervoor te zorgen dat in elke maand de beschikbare kasmiddelen altijd toereikend zijn om de uit te voeren betalingen te dekken, worden procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Onder bepaalde voorwaarden en tot op zekere hoogte kunnen eigen middelen of aanvullende financiering vroegtijdig bij de lidstaten worden afgeroepen. Omdat de uitgaven seizoensgebonden zijn en er de voorbije jaren globale budgettaire beperkingen zijn, moet het tempo van de betalingen in de loop van het jaar meer van nabij worden gevolgd. Daarnaast zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er dagelijks op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. De portefeuille bestaat hoofdzakelijk uit zeer liquide effecten die te gelde kunnen worden gemaakt om een onverwachte uitstroom van kasmiddelen op te vangen. Daarnaast maken effecten met een looptijd tot 1 jaar en papier met variabele rente 33 % uit.

Garantiefonds voor externe acties

Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. Het fonds moet minstens 100 miljoen EUR in portefeuille houden met een looptijd van minder dan 12 maanden, die in monetaire instrumenten moeten worden belegd. Per 31 december 2016 beliepen deze beleggingen inclusief kasmiddelen 197 miljoen EUR. Voorts moet minstens 20 % van de nominale waarde van het fonds bestaan uit monetaire instrumenten, obligaties met vaste rentevoet met een resterende looptijd van minder dan een jaar en obligaties met variabele rentevoet. Per 31 december 2016 bedroeg dit aandeel 20 %.

EFSI-garantiefonds

Het garantiefonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. De portefeuille bestaat uit zeer liquide activa die te gelde kunnen worden gemaakt om een onverwachte uitstroom van kasmiddelen op te vangen, onder andere de meest liquide activa in USD – VS-schatkistpapier, die 15 % van de totale beleggingsportefeuille op de verslagdatum uitmaken. Daarnaast maken effecten met een looptijd tot 1 jaar en papier met variabele rente 23 % uit.

De afwikkeling van derivatencontracten gebeurt bruto en op basis van de contractuele looptijd. Verplichtingen worden nagekomen via verkoop van activa in USD en/of een swap, wat aanleiding kan geven tot een uitstroom van kasmiddelen als gevolg van wisselkoersverschillen.

Er is geen liquiditeitenbeheer nodig wat betreft onderpand/marginvereisten aangezien de afdekkende tegenpartij aanvaardt om met de Commissie samen te werken zonder eisen inzake zekerheden/margestortingen.

59.INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

59.1.VERBONDEN PARTIJEN

De verbonden partijen van de EU zijn de andere geconsolideerde EU-entiteiten, de geassocieeerde deelnemingen en de leidinggevenden van die entiteiten. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU en daarom gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.

59.2.RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de EU, werden deze in vijf categorieën onderverdeeld:

Categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van het Hof van Justitie.

Categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie.

Categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht van eerste aanleg, de voorzitter en de leden van het Gerecht voor ambtenarenzaken, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

Categorie 4: de voorzitter en de leden van de Rekenkamer.

Categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen.

Hieronder wordt een overzicht van hun rechten gegeven. Overige informatie kan ook worden gevonden in het Statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website. Het Statuut is het officiële document waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn beschreven. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.


GELDELIJKE RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

 

EUR

Rechten (per personeelslid)

Categorie 1

Categorie 2

Categorie 3

Categorie 4

Categorie 5

Basissalaris (per maand)

27 031,43

24 484.99 -

19 587.99 -

21 155.03 -

12 455.10 -

25 464,39

22 036,49

22 526,20

19 587,99

Verblijfstoelage/Ontheemdingstoelage

15 %

15%

15%

15%

0-4%-16%

Gezinstoelagen:

Kostwinnerstoelage (% salaris)

2% + 181.82

2% + 181.82

2% + 181.82

2% + 181.82

2% + 181.82

Kindertoelage

397.29

397.29

397.29

397.29

397.29

Voorschoolse toelage

97.05

97.05

97.05

97.05

97.05

Schooltoelage of

269.56

269.56

269.56

269.56

269.56

schooltoelage buiten standplaats

539.12

539.12

539.12

539.12

539.12

Voorzitterstoelage

n.v.t.

n.v.t.

627.76

n.v.t.

n.v.t.

Representatietoelage

1 464,87

941.46

627.76

n.v.t.

n.v.t.

Jaarlijkse reiskosten

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Overdrachten naar lidstaten:

Schooltoelage*

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

% salaris*

5%

5%

5%

5%

5%

% salaris zonder correctiecoëfficiënt

max. 25 %

max. 25 %

max. 25 %

max. 25 %

max. 25 %

Representatie

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

n.v.t.

n.v.t.

Ambtsaanvaarding:

Inrichtingskosten

54 062,86

48 969.98 -

39 175.99 -

42 310.07 -

terugbetaald

50 928,78

44 072,99

45 052,39

Reiskosten familie

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

Verhuiskosten

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

Ambtsneerlegging:

Inrichtingskosten

27 031,43

24 484.99 -

19 587.99 -

21 155.03 -

terugbetaald

25 464,39

22 036,49

22 526,20

Reiskosten familie

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

Verhuiskosten

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

Overbrugging (% salaris)**

40 % tot 65 %

40 % tot 65 %

40 % tot 65 %

40 % tot 65 %

n.v.t.

Ziektekostenverzekering

gedekt

gedekt

gedekt

gedekt

gedekt

Pensioen (% salaris, vóór belastingen)

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

Inhoudingen en heffingen:

Belasting op salaris

8 % tot 45 %

8 % tot 45 %

8 % tot 45 %

8 % tot 45 %

8 % tot 45 %

Ziektekostenverzekering
(% salaris)

1,7 %

1,7 %

1,7 %

1,7 %

1,7 %

Speciale heffing op salaris

7 %

7 %

7 %

7 %

6-7%

Pensioenbijdrage

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

9,8 %

Aantal personen
per jaareinde

3

6

93

28

112

* Met toepassing van de correctiecoëfficiënt.

** Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.

60.GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

Op de datum van aftekening van deze jaarrekening zijn er buiten de hierna beschreven aangelegenheid geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem gemeld. Bij het opstellen van de rekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruikgemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennis gegeven van zijn voornemen zich terug te trekken uit de Europese Unie, en daarmee artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in werking gesteld. Overeenkomstig dit artikel en de richtsnoeren van de Europese Raad voor de financiële overeenkomst en de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad sluit de EU een overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk over de voorwaarden voor zijn terugtrekking. Op de datum van aftekening van deze jaarrekening zijn de onderhandelingen nog maar net begonnen en hebben zij geen gevolgen voor de financiële situatie van de EU per 31 december 2016.

 

61.CONSOLIDATIEBEREIK

A. ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (52)

1. Instellingen en raadgevende organen (11)

Europees Parlement

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

Europese Raad

Europees Economisch en Sociaal Comité

Europese Commissie

Europese ombudsman

Europese Rekenkamer

Comité van de Regio's

Hof van Justitie van de Europese Unie

Raad van de Europese Unie

Europese Dienst voor extern optreden

2. EU-agentschappen (39)

2.1. Uitvoerende agentschappen (6)

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur

Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen

Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding

Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken

Uitvoerend Agentschap Onderzoek

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

2.2. Gedecentraliseerde agentschappen (33)

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

Europees Geneesmiddelenbureau

Europees Spoorwegbureau

Europese Toezichtautoriteit voor het GNSS

Communautair Bureau voor plantenrassen

Europees Agentschap voor chemische stoffen

Europees Bureau voor visserijcontrole

Fusion for Energy (Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie)

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

Eurojust

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

Europees Instituut voor gendergelijkheid

Europese Politiedienst (EUROPOL)

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

Europees Centrum voor ziektepreventie en –bestrijding

Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging

Europees Milieuagentschap

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

Europese Bankautoriteit

Europese Autoriteit voor effecten en markten

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

Europese Stichting voor opleiding

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol)

EU-LISA (Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht)

3. Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (2)

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (in liquidatie)

Europees Instituut voor innovatie en technologie

B. GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN (1)

Europees Investeringsfonds

KLEINE ENTITEITEN

De volgende entiteiten zijn niet geconsolideerd volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde jaarrekening 2016 van de EU wegens de immaterialiteit:

Gemeenschappelijke Onderneming Biogebaseerde industrieën

Biogebaseerde industrieën is een publiek-privaat partnerschap (PPP) tussen de Europese Unie en het Bio-Based Industries Consortium (BIC). De GO BBI heeft tot doel het potentieel van de Europese bio-economie te ontsluiten, biologische residuen en afval om te zetten in groenere alledaagse producten door middel van innovatieve technologieën en bioraffinaderijen, die de kern vormen van de bio-economie.

Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky

Clean Sky is het grootste Europese onderzoeksprogramma voor de ontwikkeling van innovatieve, geavanceerde technologie ter vermindering van de CO2-uitstoot en de geluidsoverlast door vliegtuigen. Clean Sky, dat wordt gefinancierd uit het EU-programma Horizon 2020,draagt bij tot het versterken van de samenwerking, het mondiaal leiderschap en het concurrentievermogen van de Europese luchtvaartindustrie.

Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI)

IMI is het grootste publiek-private initiatief in Europa en is in het leven geroepen om de ontwikkeling van betere en veiligere geneesmiddelen voor patiënten te versnellen. Het is een joint venture van de Europese Unie met een groepering van de farmaceutische industrie.

Gemeenschappelijke Onderneming Elektronische Componenten en Systemen voor Europees Leiderschap (Ecsel) (samensmelting van de voormalige GO’s Artemis en ENIAC)

Ecsel is een PPP op het gebied van elektronische componenten en systemen die de kloof tussen onderzoek en commercialisering dicht, strategieën op elkaar afstemt om Europese en nationale investeringen aan te zwengelen en een geavanceerd ecosysteem op te bouwen.

Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (FCH)

FCH is een PPP ter ondersteuning van onderzoeks-, technologische ontwikkelings- en demonstratieactiviteiten (RTD) op het gebied van brandstofcel- en waterstofenergie in Europa. Het doel is het versnellen van de marktintroductie van deze technologieën en het ontsluiten van hun potentieel als middel om een koolstofarm energiesysteem tot stand te brengen.

Gemeenschappelijke Onderneming Single European Sky ATM Research (SESAR)

SESAR is een PPP voor de modernisering van het Europese luchtverkeersbeheer (ATM) door middel van coördinatie en concentratie van alle onderzoeks- en innovatie-initiatieven op het gebied van ATM in de EU.

Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail

Shift2Rail is het eerste Europese gezamenlijke initiatief voor spoorwegtechnologie, specifiek gericht op onderzoek en innovatie (O&I) en marktgerichte oplossingen, ter bespoediging van de integratie van nieuwe en geavanceerde technologieën in innovatieve oplossingen. 

De jaarrekening van de bovengenoemde entiteiten is voor het publiek toegankelijk op de respectieve websites.

 

FINANCIËLE STATEN - BESPREKING EN ANALYSE

BEGROTINGSJAAR 2016

Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

Het doel van deze bespreking en analyse van de financiële staten (FSDA) is lezers te helpen inzicht te krijgen in de financiële situatie, de financiële resultaten en de kasstromen zoals deze in de geconsolideerde jaarrekening van de EU worden gepresenteerd. De hier verstrekte informatie is niet door een accountant gecontroleerd.

1.DE GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN DE EU: DE FINANCIËLE SITUATIE IN 2016

1.1.ONTVANGSTEN

De meeste ontvangsten van de instellingen en organen van de Unie zijn ontvangsten uit niet-ruiltransacties. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste ontvangstencategorieën.

Vijfjarige trend van de ontvangsten uit niet-ruiltransacties in miljoen EUR

De meest vermeldenswaarde punten betreffende de ontwikkeling van de ontvangsten uit niet-ruiltransacties in vergelijking met 2015 zijn:

·een daling van de btw-inkomsten met 2,5 miljard EUR, voornamelijk als gevolg van het verminderde afdrachtpercentage van 0,15 % voor Duitsland, Nederland en Zweden, dat van toepassing is sinds de inwerkingtreding van het eigenmiddelenbesluit (EMB) 2014 in 2016; en

·een aanzienlijke toename van de ontvangsten uit geldboeten in mededingingszaken met 3,3 miljard EUR, voornamelijk als gevolg van in 2016 opgelegde boeten in de vrachtwagen- en de banksector.

Terugvordering van uitgaven omvat door de Commissie opgestelde invorderingsopdrachten die zijn geïnd of verrekend met latere betalingen die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen, teneinde eerder betaalde uitgaven uit de algemene begroting terug te vorderen.

1.2.UITGAVEN

De uitgaven lagen met 144,5 miljard EUR een stuk lager dan vorig jaar (2015: 155,9 miljard EUR). Er was een daling van 3,7 miljard EUR voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF), te wijten aan minder uitgaven voor de vorige programmeringsperiode (2007-2013) en de trage start van de uitvoering van de programmeringsperiode 2014-2020. Om dezelfde reden lagen ook de uitgaven van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling 3,7 miljard EUR lager.

De belangrijkste uitgavenpost (102,8 miljard EUR) zijn betalingen in het kader van het gedeeld beheer. De belangrijkste fondsen zijn: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), het ELFPO en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling, het EFRO en CF en het Europees Sociaal Fonds (ESF). In het begrotingsjaar 2016 waren deze goed voor bijna 71,1 % van de totale uitgaven.

Uitgaven onder direct beheer betreffen het door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen uitgevoerde deel van de begroting. Onder direct beheer staan ook de administratieve uitgaven van alle EU-instellingen en -agentschappen. De begrotingsuitvoering onder indirect beheer wordt gedaan door agentschappen en organen van de EU, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten. De uitgaven onder direct en indirect beheer maakten tezamen ongeveer 16,2 % (23,4 miljard EUR) van de totale uitgaven uit en bleven daarmee op hetzelfde niveau als vorig begrotingsjaar.

Daarnaast beschouwt de EU toekomstige betalingsverplichtingen als uitgaven die nog niet in de begrotingsboekhouding op kasbasis zijn opgenomen. Zij worden in het bijzonder opgevoerd onder verplichtingen voor landbouw- en plattelandsontwikkeling en de toekomstige betalingsverplichtingen voor pensioenrechten die door commissarissen, leden van het EP en personeelsleden zijn verworven, en leiden tot negatieve nettoactiva; deze betalingen worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen.

1.3.ACTIVA

163 miljard EUR activa op de geconsolideerde balans van de EU

De belangrijkste posten aan de actiefzijde van de balans zijn financiële activa (leningen, voor verkoop beschikbare financiële activa en geldmiddelen) en voorfinancieringsbedragen die alles bij elkaar goed zijn voor bijna 84 % van de activa van de EU. Het bedrag aan leningen daalde met 1,8 miljard tot 55,5 miljard EUR, terwijl het bedrag aan voor verkoop beschikbare financiële instrumenten gefinancierd uit de EU-begroting (begrotingsinstrumenten) opnieuw toenam, met ongeveer 455 miljoen EUR (2015: 460 miljoen EUR). Onder “Ruimteobjecten” aan de actiefzijde zijn activa opgenomen betreffende de programma’s Copernicus en Galileo (voor 3,3 miljard EUR). Activa met betrekking tot Galileo werden verplaatst van activa in aanbouw naar vaste activa na de verklaring van 15 december 2016 over de initiële diensten van Galileo.

De EU-instellingen en -organen streven er in het algemeen naar de geldmiddelen en kasequivalenten zo laag mogelijk te houden. Het hoge kassaldo van 28,6 miljard EUR per jaareinde is vooral toe te schrijven aan:

·wat de eigen middelen betreft, bevat het saldo per jaareinde een totaal nettobedrag van 7,7 miljard EUR, begin 2017 aan de lidstaten terug te storten wegens gewijzigde begrotingen van eind 2016. Daarnaast zijn in de laatste dagen van 2016 eigen middelen ten belope van 1,5 miljard EUR ontvangen;

·een aanzienlijk bedrag aan door de Commissie wegens schending van de mededingingsregels opgelegde geldboeten van 4,3 miljard EUR is definitief geïnd in 2016 en maakt deel uit van het kassaldo per jaareinde;

·het kassaldo omvat ook de bestemmingsontvangsten en de betalingskredieten ten belope van 11 miljard EUR die eind 2016 niet waren besteed.

Voorfinanciering

Er zij op gewezen dat het niveau van de voorfinanciering sterk wordt beïnvloed door de MFK-cyclus: aan het begin van een MFK-periode kan men verwachten dat er omvangrijke voorschotten worden betaald aan lidstaten in het kader van het cohesiebeleid. De Commissie stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de niveaus van voorfinanciering op een passend niveau worden gehouden. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van toereikende financiering voor projecten en de tijdige erkenning van de uitgaven.

De totale voorfinanciering (exclusief andere voorschotten aan de lidstaten en bijdragen aan de trustfondsen Bekou en Afrika) op de balans van de EU bedraagt 41,6 miljard EUR (2015: 40 miljard EUR), die nagenoeg volledig betrekking hebben op activiteiten van de Commissie. Ongeveer 64 % van de voorfinanciering door de Commissie betreft gedeeld beheer, wat wil zeggen dat de uitvoering van de begroting aan de lidstaten wordt gedelegeerd (waarbij de Commissie haar rol van toezichthouder behoudt).

Voorfinanciering door de Commissie volgens beheersvorm

Het grootste deel van de voorfinanciering onder gedeeld beheer betreft het EFRO en CF (15,1 miljard EUR).

Voorfinanciering op lange termijn is gedaald met 8,3 miljard EUR, terwijl de kortetermijnvoorfinanciering toenam met 9,9 miljard EUR. Deze shift in de voorfinancieringsbedragen hangt samen met het feit dat de programmeringsperiode 2007-2013 zich in de afsluitende fase bevindt waardoor binnen een termijn van twaalf maanden meer bedragen verschuldigd zijn. Wat de programmeringsperiode 2014-2020 betreft, wordt de initieel uitbetaalde voorfinanciering geboekt als langlopend, terwijl de jaarlijkse voorfinanciering wordt geboekt als kortlopend.

FINANCIERINGSINSTRUMENTEN

De volgende items worden in boekhoudkundige termen opgevoerd als financieringsinstrumenten in de geconsolideerde financiële staten van de EU:

·financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd;

·financiële activa aangehouden in waarborgfondsen voor begrotingsgaranties; en

·verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s.

Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd

Het belang en de omvang van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd onder direct en indirect beheer neemt van jaar tot jaar toe. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze nieuwe aanpak dat voor elke via de financieringsinstrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 EUR aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit intelligente gebruik van de EU-begroting is gericht op het maximaliseren van het effect van de beschikbare middelen. Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, kunnen de vorm aannemen van garantie-instrumenten, eigenvermogensinstrumenten en schuldinstrumenten (zie onderstaand overzicht per MFK). Activa van deze instrumenten worden ofwel aangehouden in geldmiddelen en kasequivalenten of belegd in eigenvermogensinstrumenten en schuldtitels die als voor verkoop beschikbare financiële activa in de geconsolideerde jaarrekening van de EU worden opgevoerd.

Voor verkoop beschikbare financiële activa van financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd (waarde per jaareinde)



De volgende tabellen geven een overzicht van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, per MFK, en hun waarde per 31 december 2016:

in miljoen EUR

Meer dan één MFK betreffend

Activa

Verplichtingen

Garanties

Garanties en instrumenten voor risicodeling:

 

Garantiefaciliteit in het kader van de Westelijke Balkan (EDIF)

29

(17)

-*

 

29

(17)

-

Eigenvermogensinstrumenten:

 

Europees Fonds voor Zuidoost-Europa (EFSE)

119

-

-

Fonds voor bedrijfsuitbreiding - ENEF

10

-

-

Fonds voor bedrijfsinnovatie -ENIF

20

-

-

Green for Growth Fund voor de landen van het Oostelijk Nabuurschap

51

-

-

Microfinance Initiative for Asia Debt Fund (Microfinancieringsfonds voor Azië)

9

-

-

MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (SANAD)

9

-

-

 

218

-

-

Totaal

247

(17)

-

in miljoen EUR

MFK 2014-2020

Activa

Verplichtingen

Garanties

Garanties en instrumenten voor risicodeling:

 

Horizon 2020 – InnovFin Loan & Guarantee Service for R&I

698

(8)

(550)

Horizon 2020 – InnovFin SME Guarantee

467

(99)

(371)

CEF-schuldinstrument (CEF DI) **

493

(1)

(465)

COSME-leninggarantiefaciliteit

160

(156)

-*

Werkgelegenheid en sociale innovatie

50

(16)

-*

ElectriFI

30

-

-

Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sector (CCS LGF)

6

(1)

-*

Faciliteit voor een diepe en brede EU-vrijhandelsruimte

9

0

-

Garantiefaciliteit voor studentenleningen

16

(2)

*

Faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal

11

-

-

SEMED MSME Financial Inclusion Programme

15

(1)

0

Risicokapitaalfaciliteit voor de landen van het zuidelijke nabuurschap

20

-

-

Programma Women in Business in het Oostelijk Partnerschap

5

-

-

Instrument voor particuliere financiering van energie-efficiëntie (PF4EE)

18

0

(3)

Steun voor de economische diversificatie van Mongolië

2

-

-

 

1 999

(285)

(1 389)

Eigenvermogensinstrumenten:

 

Horizon 2020 InnovFin Equity Facility for R&I

229

(4)

-

Eigenvermogensfaciliteit voor groei (COSME)

51

(3)

-

 

280

(7)

-

Totaal

2 279

(292)

(1 389)

MFK vóór 2014

Activa

Verplichtingen

Garanties

Garanties en instrumenten voor risicodeling:

 

Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF)

839

(88)

(711)

Mkb-garantiefaciliteit in het kader van het CIP

100

(190)

*

Meerjarenprogramma (MAP) voor ondernemingen

25

(34)

*

Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit

10

(7)

*

Garantiefaciliteit voor kleine en middelgrote ondernemingen

17

(14)

*

 

991

(333)

(711)



Eigenvermogensinstrumenten:

 

De faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het CIP

423

(3)

-

Meerjarig kaderprogramma (MAP) eigenvermogensfaciliteit

196

(0)

-

Europees Fonds voor energie-efficiëntie

100

-

-

Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit (PMF) voor EaSI

75

-

-

Wereldfonds voor energie-efficiency en hernieuwbare energie

74

-

-

Margueritefonds

54

-

-

Europese technologie-startersregeling 1998 (ETF)

11

(0)

-

Proefprojecten technologieoverdracht

1

(0)

-

 

933

(3)

-

Leningen/Eigenvermogensinstrumenten/Instrumenten voor technische bijstand:

 

Instrument voor economische en financiële samenwerking MEDA

202

2

-

Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI)

142

6

-

Steunkrediet voor kleine en middelgrote ondernemingen

18

-

-

 

363

(8)

-

Totaal

2 286

(344)

(711)

Totaal

4 812

(652)

(2 101)

* Het door de EU gedragen risico is volledig gedekt door voorzieningen.
** Met inbegrip van de fusie van het garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten en projectobligaties.

Financiële activa aangehouden in waarborgfondsen voor begrotingsgaranties

De Commissie heeft waarborgfondsen gecreëerd ter dekking van begrotingsgaranties (zie toelichting 4.1.1 bij de geconsolideerde financiële staten) die aan de EIB-groep zijn gegeven. Deze waarborgfondsen worden geprovisioneerd uit de EU-begroting en moeten een liquiditeitsbuffer verschaffen tegen potentiële verliezen op gegarandeerde verrichtingen. De middelen van de fondsen worden belegd in financiële instrumenten zoals schuldtitels, contanten en termijndeposito’s. De financiële activa aangehouden door de Commissie per 31 december 2016 bedragen:

·2,3 miljard EUR in het Garantiefonds voor externe acties en

·1 miljard EUR voor het EFSI-garantiefonds.

Het EFSI-garantiefonds is in 2016 operationeel geworden.

Verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s

Krachtens het EU-Verdrag is de EU gemachtigd om leningtransacties te doen waarmee de financiële middelen kunnen worden ingezet die nodig zijn om specifieke opdrachten uit te voeren. De Commissie beheert momenteel drie belangrijke programma’s namens de EU: het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), de betalingsbalanssteun (BB) en macrofinanciële bijstand (MFB), in het kader waarvan zij leningen kan toekennen. Het kapitaal dat nodig is om de leningsactiviteiten van de EU uit te voeren, wordt op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen opgenomen.

De MFB-leningen worden verleend aan partnerlanden buiten de EU; op 31 december 2016 stond in totaal 2 947 miljoen EUR in nominale bedragen uit.

EFSM

In 2014 liepen het Ierse en het Portugese programma voor financiële bijstand in het kader van het EFSM af, waardoor er geen leningen meer kunnen worden opgenomen. In januari 2016 heeft Portugal officieel verzocht om een verlenging van de termijn voor terugbetaling (3 juni 2016) van zijn eerste EFSM-lening. De tranche van 4,75 miljard EUR is geherfinancierd met drie nieuwe tranches van 1,5 miljard EUR, 2,25 miljard EUR en 1 miljard EUR, met vervaldag in respectievelijk 2023, 2031 en 2036. Dit is de belangrijkste reden voor de daling van de kortlopende verstrekte/opgenomen leningen en een toename van de langlopende verstrekte/opgenomen leningen op de balans voor 2016.

BB-mechanisme

Het betalingsbalans-bijstandsprogramma voor Hongarije liep af in 2010 en de respectieve steunprogramma’s voor Letland en Roemenië in 2012. Bovendien zijn de twee programma’s van anticiperende bijstand voor Roemenië respectievelijk in 2013 en 2015 afgelopen, zonder opvragingen. In april 2016 heeft Hongarije de laatste resterende tranche van 1.5 miljard EUR terugbetaald.

Overzicht van de verstrekte leningen in nominale bedragen:

miljard EUR

BBM

EFSM*

TOTAAL

Hongarije

Let-land

Roe-menië

Totaal

Ierland

Portugal

Totaal

Totaal toegestaan

6,5

3,1

5,0**

14,6

22,5

26,0

48,5

63,1

Totaal uitbetaald op 31.12.2016

5,5

2,9

5,0

13,4

22,5

24,3

46,8

60,2

Totaal terugbetaald op 31.12.2016

(5,5)

(2,2)

(1,5)

(9,2)

-

-

-

(9,2)

Uitstaand bedrag op 31.12.2016

-

0,7

3,5

4,2

22,5

24,3

46,8

51,0

*    Zonder herfinancieringsverrichtingen.

**    Exclusief anticiperende bijstand.

1.4.VERPLICHTINGEN

235 miljard EUR verplichtingen op de geconsolideerde balans van de EU

De passiefzijde bestaat voornamelijk uit vier belangrijke elementen: pensioenen en andere personeelsbeloningen, ontleningen, crediteuren en toegerekende lasten. De grootste verandering ten opzichte van 2015 is de toename van de post crediteuren met bijna 8 miljard EUR, voornamelijk als gevolg van een betere uitvoering van het ELGF (d.w.z. de betalingen op het niveau van de lidstaten) in 2016 ten opzichte van 2015 (zie toelichting 2.12 bij de geconsolideerde financiële staten).

Totaal ontvangen kostendeclaraties en facturen geboekt onder crediteuren

Nettoactiva

Het feit dat de passiva de activa overschrijden, betekent niet dat de EU-instellingen en -organen zich in financiële moeilijkheden bevinden, maar eerder dat bepaalde passiva ten laste komen van toekomstige jaarlijkse begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan 2016 toegerekend, hoewel zij effectief pas in 2017 (of later) uit de begroting van latere jaren zullen worden betaald en de overeenkomstige ontvangsten slechts in de toekomst zullen worden geboekt. De meest significante te vermelden bedragen, zijn die betreffende de activiteiten van het ELGF (betaald in 2017) en personeelsbeloningen (te betalen in de komende 30 jaar of meer).

2.BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING

Overzicht van financiële correcties en terugvorderingen voor 2016

Bij de uitvoering van de EU-begroting is het zeer belangrijk dat systeemtekortkomingen die leiden tot fouten, onregelmatigheden en fraude worden voorkomen, ontdekt en vervolgens gecorrigeerd. De Rekenkamer verstrekt in haar jaarverslag een betrouwbaarheidsverklaring over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die aan de rekeningen ten grondslag liggen, evenals het percentage materiële fouten in de betalingen. De bekendmaking van de EU-jaarrekening in het Publicatieblad gaat vergezeld van deze betrouwbaarheidsverklaring.

De impact van deze fouten wordt door de Commissie getemperd door middel van twee mechanismen:

(1)    preventieve maatregelen (bijvoorbeeld controles vooraf, onderbrekingen en opschortingen van betalingen); en

(2)    correctiemechanismen (voornamelijk financiële correcties die aan de lidstaten worden opgelegd of met hen zijn overeengekomen en, in mindere mate, terugvorderingen van ontvangers van EU-betalingen).

Onder gedeeld beheer (uitgaven op het gebied van landbouw en structuurmaatregelen) is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten om via de uitgavencyclus ervoor te zorgen dat de uit de EU-begroting betaalde uitgaven wettig en regelmatig zijn.

De corrigerende maatregelen, d.w.z. financiële correcties en terugvorderingen, vinden hun oorsprong in controles en verificaties van de Commissie en, in het geval van uitgaven onder gedeeld beheer, ook van de lidstaten met betrekking tot de subsidiabiliteit van uitgaven die uit de EU-begroting worden gefinancierd. De Commissie houdt bij het besluit over het bedrag van een financiële correctie of terugvordering rekening met de aard en de ernst van de inbreuk op het toepasselijk recht en de financiële gevolgen voor de begroting, ook in geval van tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen. De meeste correcties vinden plaats nadat betaling heeft plaatsgevonden.

Procedure van financiële correctie en terugvordering:

Financiële correcties en terugvorderingen worden voorgesteld in twee procedurestadia. Beide stadia kunnen in hetzelfde jaar of in verschillende jaren plaatsvinden:

(1) Financiële correcties en terugvorderingen in het stadium van bevestiging: deze bedragen zijn ofwel goedgekeurd door de betrokken lidstaat of bij besluit van de Commissie vastgesteld. In 2016 beliepen de totale bevestigde financiële correcties en terugvorderingen 3 777 miljoen EUR (2015: EUR 3 499 miljoen).



In 2016 bevestigde financiële correcties en terugvorderingen — uitsplitsing per beleidsterrein

(2) Financiële correcties en terugvorderingen in het stadium van tenuitvoerlegging: die bedragen vormen de laatste stap in het proces waarbij de waargenomen situatie van onterechte uitgaven definitief wordt gecorrigeerd. De sectorale regelgevingskaders voorzien in verschillende uitvoeringsmechanismen. In 2016 beliepen de totale bevestigde financiële correcties en terugvorderingen 3 389 miljoen EUR (2015: EUR 3 853 miljoen). De tenuitvoerlegging van financiële correcties en terugvorderingen kan een aantal jaar in beslag nemen, voornamelijk omdat in het landbouwbeleid aan de lidstaten kan worden toegestaan om in tranches of met uitstel te betalen. Het rechtskader van het cohesiebeleid voorziet in tenuitvoerlegging bij of na de afsluiting van de programmeringsperiode.

In 2016 ten uitvoer gelegde financiële correcties en terugvorderingen — uitsplitsing per beleidsterrein



3.BEHEER VAN RISICO’S EN ONZEKERHEDEN TEN AANZIEN VAN DE UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING

3.1.MACRO-ECONOMISCH KLIMAAT

Het macro-economisch klimaat in de EU 7 beïnvloedt het vermogen van de lidstaten om te voldoen aan hun financiële verplichtingen jegens de instellingen en organen van de EU en bijgevolg het vermogen van de EU om het EU-beleid te blijven uitvoeren.

Er heerst momenteel een hoge mate van onzekerheid wat de mondiale economische vooruitzichten betreft. Ook 2016 was een moeilijk jaar, waarin de Europese economie werd geconfronteerd met talrijke internationale en binnenlandse uitdagingen, waaronder de laagste groei van de mondiale economie en handel sinds 2009, geopolitieke spanningen, terroristische aanslagen in verschillende lidstaten, problemen in de banksector, de keuze van het Verenigd Koninkrijk om uit te EU te stappen en toenemend verzet tegen de globalisering. Tot dusver echter, heeft de Europese economie zich veerkrachtig getoond en is zij op koers gebleven wat de economische groei en banenschepping betreft. De bbp-groei in de EU trok tegen het einde van 2016 aan en lijkt zijn momentum in 2017 te bewaren. Deze veerkracht wordt ondersteund door een aantal welbekende gunstige factoren, zoals de relatief lage olieprijs, de goedkopere euro, een accommoderend monetair beleid en een vrijwel neutraal begrotingsbeleid. Het implementeren van structurele hervormingen in een aantal lidstaten, met name van de arbeidsmarkt, heeft eveneens het herstel geschraagd. De particuliere consumptie is nog steeds de voornaamste drijvende kracht achter de groei, maar de investeringen bleven teleurstellend. Deze aanhoudende zwakte van de investeringen zorgt voor enige twijfels over de duurzaamheid van het herstel en over de potentiële groei van de economie. De ongewisse uitkomst van het besluit van het VK om zich terug te trekken uit de EU leidt tot buitengewoon grote onzekerheid.

De verwachting is dat de bbp-groei in de eurozone dit jaar, na de 1,7 % in 2016, lichtjes zal vertragen tot 1,6 % en vervolgens weer wat aantrekken tot 1,8 % in 2018. Deze bescheiden maar gestage stijging zou gedragen blijven worden door de binnenlandse vraag. Aangenomen wordt dat de wereldwijde bbp-groei in 2016 op zijn laagste punt was en dit en volgend jaar sterker zal zijn. De voorspelling is dat de groei buiten de EU geleidelijk zal aantrekken van 3,2 % in 2016 tot 3,7 % in 2017 en 3,9 % in 2018.

3.2.VOORWAARDELIJKE BEGROTINGSVERPLICHTINGEN VOOR FINANCIËLE BIJSTAND

De leningsactiviteiten van de EU voor financiële bijstandsprogramma’s zijn operaties buiten de begroting. De aangetrokken middelen worden back-to-back, d.w.z. met dezelfde coupon en looptijd en voor hetzelfde bedrag, uitgeleend aan het begunstigde land. Wel blijft de schuldendienst van de financieringsinstrumenten een juridische verbintenis voor de EU, die ervoor moet zorgen dat alle betalingen volledig en op tijd geschieden. De Commissie heeft procedures ingesteld om ook in geval van wanbetaling, de terugbetaling van leningen te verzekeren.

Opgenomen leningen van de EU zijn directe en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de EU-lidstaten (voorwaardelijke begrotingsverplichtingen). Leningen die zijn opgenomen voor de financiering van leningen aan landen buiten de EU zijn gedekt door het Garantiefonds. Mocht een begunstigde lidstaat in gebreke blijven, dan zal de schuldendienst indien mogelijk worden onttrokken uit het beschikbare kassaldo van de Commissie. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan zal de Commissie de nodige middelen bij de lidstaten ophalen. De EU-lidstaten zijn op grond van de EU-wetgeving inzake eigen middelen (artikel 14 van Verordening nr. 609/2014 van de Raad) wettelijk verplicht om voldoende middelen ter beschikking te stellen om te voldoen aan de verplichtingen van de EU. De investeerders zijn dus alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de gefinancierde leningen. Met back-to-backleningen loopt de EU-begroting geen rente- of wisselkoersrisico's.

Voor elk landprogramma worden het globale toegekende bedrag, het aantal te betalen termijnen en de maximale (gemiddelde) looptijd van het leningpakket bij besluiten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie vastgesteld. Vervolgens moeten de Commissie en de begunstigde lidstaat overeenstemming bereiken over de lening-/financieringsparameters, in het bijzonder de duur van de termijnen. Daarnaast zijn alle termijnen van de lening (met uitzondering van de eerste) bij gezamenlijke financiële EU/IMF-bijstand afhankelijk van de naleving van de contractvoorwaarden, een factor die eveneens de timing van financieringsoperaties beïnvloedt. Dit betekent dat de timing en de looptijden van emissies afhangen van de daarmee samenhangende leningactiviteiten van de EU. De financiering geschiedt uitsluitend in euro en de looptijden variëren van 3 tot 30 jaar.



In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het geplande terugbetalingsschema in nominale waarde voor uitstaande EFSM- en betalingsbalansleningen op de balansdatum:

miljard EUR

BB-mechanisme

EFSM

TOTAAL

Hongarije

Letland

Roemenië

Totaal

Ierland

Portugal

Totaal

2017

1,15

1,15

1,15

2018

1,35

1,35

3,9

0,6

4,5

5,85

2019

0,5

1,0

1,5

1,5

2021

3,0

6,75

9,75

9,75

2022

2,7

2,7

2,7

2023

2,0

1,5

3,5

3,5

2024

0,8

1,8

2,6

2,6

2025

0,2

0,2

0,2

2026

2,0

2,0

4,0

4,0

2027

1,0

2,0

3,0

3,0

2028

2,3

2,3

2,3

2029

1,0

0,4

1,4

1,4

2031

2,25

2,25

2,25

2032

3,0

3,0

3,0

2035

2,0

2,0

2,0

2036

1,0

1,0

1,0

2038

1,8

1,8

1,8

2042

1,5

1,5

3,0

3,0

Totaal

0

0,7

3,5

4,2

22,5

24,3

46,8

51,0

De intergouvernementele mechanismen voor financiële stabiliteit Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) vallen buiten het kader van het EU-Verdrag en zijn dus niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.

3.3.VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET BEGROTINGSGARANTIES

De EU heeft garanties verstrekt aan de EIB-groep voor leningen buiten de EU en voor lening- en eigenvermogensoperaties die door de EFSI-garantie zijn gedekt. Op 31 december 2016 vermeldt de EU in de toelichtingen bij haar geconsolideerde financiële staten (zie toelichting 4.1.1) de latente verplichtingen voor beide garanties. Om het risico van het aanspreken van garanties door de EIB-groep voor de EU-begroting te matigen, heeft de Commissie afzonderlijke waarborgfondsen opgericht, nl. het Garantiefonds voor externe acties en het EFSI-garantiefonds.

Het Garantiefonds voor externe acties wordt geprovisioneerd uit de EU-begroting; het moet 9% dekken van de per jaareinde uitstaande gewaarborgde leningen aan derde landen in het kader van het externe leningsmandaat van de EIB. Per 31 december 2016 dekken de totale activa van 2,3 miljard EUR een blootstelling van 19,8 miljard EUR aan uitbetaalde sommen en van 28,8 miljard EUR aan onderschreven sommen, bij een maximum van 39,3 miljard EUR.

Het EFSI-garantiefonds is in 2016 met zijn activiteiten begonnen en zal tegen 2022 geleidelijk aangroeien tot 8 miljard EUR, waarmee 50 % van de maximale blootstelling van de EU-garantie (16 miljard EUR) is afgedekt. De voorziening voor het EFSI-garantiefonds bedroeg 1 miljard EUR in 2016, er is 4,4 miljard EUR van de gegarandeerde bedragen uitgekeerd en in totaal 11,2 miljard EUR onderschreven (inclusief uitgekeerde sommen).

3.4.BEHEER VAN DE VLUCHTELINGENCRISIS — FACILITEIT VOOR VLUCHTELINGEN IN TURKIJE

De EU wordt geconfronteerd met een ongekende crisis, die solidariteit, eensgezindheid en efficiëntie vereist. De uitdagingen gelden voor iedereen en de respons moet worden gecoördineerd. Door zijn geografische ligging is Turkije een belangrijk opvang- en doorreisland voor vele vluchtelingen en migranten. Als gevolg van een ongekende toestroom, voornamelijk als gevolg van het conflict in Syrië, vangt het land het grootste aantal vluchtelingen en migranten van de hele wereld op.

In 2015 besloten de EU en haar lidstaten om hun politiek en financieel engagement ter ondersteuning van de inspanningen van Turkije voor de opvang van vluchtelingen op te voeren. Er werd tussen de EU en Turkije binnen het kader van de Verklaring EU-Turkije van 29 november 2015 een omvattende samenwerking overeengekomen die is gebaseerd op gezamenlijke verantwoordelijkheid, wederzijdse verbintenissen en resultaten. Op de top van 29 november 2015 werd het gezamenlijke actieplan EU-Turkije (JAP) geactiveerd om Turkije te helpen het hoofd te bieden aan de gevolgen van het conflict in Syrië.

Als antwoord op de oproep van een aantal EU-lidstaten om aanzienlijk meer financiële middelen te verstrekken voor steun aan de vluchtelingen in Turkije, heeft de Commissie bij besluit van de Commissie van 24 november 2015, gewijzigd op 10 februari 2016 8 , de Vluchtelingenfaciliteit voor Turkije opgezet. De Faciliteit is een mechanisme voor de coördinatie van de middelen die beschikbaar worden gesteld, zowel via de begroting van de EU, als via extra bijdragen van de lidstaten die in de EU-begroting worden geïntegreerd als externe bestemmingsontvangsten, en die voor de periode 2016-2017 in totaal 3 miljard EUR bedragen. De lidstaten hebben zich politiek ertoe verbonden om nationale bijdragen te leveren in het kader van het Gezamenlijk akkoord tussen de EU-lidstaten en de Europese Commissie dat op 3 februari 2016 is aangenomen door de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten. Het Gezamenlijk akkoord stelt tevens een voorwaardenkader vast. De 3 miljard EUR komen bovenop de 345 miljoen EUR die reeds voor de start van de Faciliteit door de Europese Commissie waren toegewezen aan Turkije als respons op de Syrische vluchtelingencrisis, en waarbij nog de bilaterale steunverlening van de lidstaten komt.

De Faciliteit werd op 17 februari 2016 operationeel met de eerste vergadering van het stuurcomité van de Faciliteit. De Vluchtelingenfaciliteit voor Turkije is een coördinatiemechanisme waarmee de snelle, doeltreffende en doelmatige beschikbaarstelling van EU-steun aan vluchtelingen in Turkije mogelijk wordt. De Faciliteit garandeert de optimale gebruikmaking van de relevante bestaande EU-financieringsinstrumenten, hetzij als humanitaire steun of als niet-humanitaire steun, om ervoor te zorgen dat aan de behoeften van de vluchtelingen en de gastgemeenschappen op een omvattende en gecoördineerde manier wordt voldaan.

Het stuurcomité van de Faciliteit stippelt het strategische beleid uit inzake de algemene prioriteiten, het type acties dat wordt gesteund, de te besteden bedragen en de te gebruiken financieringsinstrumenten, alsook, waar passend, de voorwaarden met betrekking tot de uitvoering door Turkije van zijn verbintenissen in het kader van het gezamenlijke actieplan EU-Turkije. Het stuurcomité wordt voorgezeten door de Commissie en is samengesteld uit twee vertegenwoordigers van de Commissie en één vertegenwoordiger van elke lidstaat, met Turkije in een adviserende rol.

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van het besluit van de Commissie tot oprichting van de Faciliteit, is tijdens de tweede vergadering van het stuurcomité op 12 mei 2016 overeengekomen dat de Faciliteit zich moet richten op zes prioritaire gebieden: 1) humanitaire hulp, 2) migratiebeheer, 3) onderwijs, 4) gezondheidszorg, 5) gemeentelijke infrastructuur en 6) sociaal-economische steun.

De totale begroting die via de Faciliteit wordt gecoördineerd, beloopt 3 miljard euro die in de periode 2016-2017 besteed moeten worden. Daarvan komt 1 miljard EUR uit de EU-begroting, en 2 miljard EUR uit aanvullende financiering van de lidstaten. De nationale bijdragen gaan rechtstreeks naar de EU-begroting als externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 2, onder b), FR en worden toegewezen respectievelijk aan de begrotingsonderdelen IPA II en HUMA. Van de 1 miljard EUR uit de EU-begroting werd in 2016 250 miljoen EUR vrijgemaakt en werd 750 miljoen EUR gereserveerd voor de Faciliteit in de begroting van 2017.

De Faciliteit wordt uit de volgende bronnen gefinancierd:

in miljoen EUR

2016

2017

Totaal

EU-begroting

Humanitaire hulp

165

145

310

Andere dan humanitaire hulp

Instrument voor pretoetredingssteun

55

595

650

Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking

10

10

20

Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede

20

0

20

Subtotaal andere dan humanitaire hulp

85

605

690

Totaal

250

750

1 000

Bijdragen van lidstaten

2 000

De Commissie heeft met alle lidstaten individuele bijdrage-overeenkomsten gesloten met betrekking tot hun nationale bijdragen voor het gecombineerde totaal van 2 miljard EUR, krachtens artikel 7, lid 2, van de uitvoeringsvoorschriften van het FR.

De Faciliteit wordt uitgevoerd in de vorm van humanitaire en niet-humanitaire hulp, met respectievelijk 1,4 miljard EUR en 1,6 miljard EUR indicatief toegewezen. Humanitaire hulp is bestemd voor de meest kwetsbare vluchtelingen (en andere personen over wie bezorgdheid bestaat), via betrouwbare en waardige steunmaatregelen voor basisbehoeften en bescherming. Niet-humanitaire hulp ondersteunt de bestaanszekerheid op de langere termijn, alsook het sociaal-economische en onderwijsperspectief van de vluchtelingen. Het is de bedoeling kinderen te helpen toegang te krijgen tot de lagere school en het secundair onderwijs en de onderwijsinfrastructuur te verbeteren, met inbegrip van schoolgebouwen en leermaterialen. De bijstand richt zich ook op kwetsbare groepen, bv. door vrouwen te beschermen tegen seksueel en gendergerelateerd geweld en betere toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg.

De Commissie moet het Europees Parlement en de Raad geregeld over de uitvoering van de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije informeren en heeft het eerste jaarverslag van de faciliteit op 2 maart 2017 uitgebracht 9 .

3.5.WERKGELEGENHEID VOOR JONGEREN

Bijna 4,2 miljoen jongeren onder de 25 jaar in de EU waren werkloos in augustus 2016, wat neerkomt op een werkloosheidsgraad van 18,6 %. Ofschoon een verbetering ten opzichte van de piek van 23,7 % in 2013, betekent dit dat nog altijd bijna 1 op de 5 jongeren zonder baan zit. Dit aantal is nog groter in sommige lidstaten, zoals Griekenland (42,7 %), Spanje (43,2 %) en Italië (38,8 %) die in het bijzonder worden getroffen.

De EU heeft ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid in 2016 de uitrol van de werkgarantieregeling in het kader van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI) in de lidstaten verder ondersteund. Het YEI moet de jeugdwerkloosheid in de zwaarst getroffen regio’s van de EU terugdringen. Met het in 2013 gelanceerde initiatief wordt in de periode 2014-2020 in deze regio’s 6,4 miljard EUR gerichte financiering verstrekt ter ondersteuning van acties die jongeren helpen toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. Van het totale YEI-budget van 6,4 miljard EUR is de helft afkomstig van een specifieke EU-begrotingspost en de andere helft van het ESF.

De doelgroep zijn jongeren van 15 tot 24 jaar (15 tot 29 in sommige EU-lidstaten) die niet aan het werk zijn of onderwijs of een opleiding volgen (NEET’s). Het kan gaan om langdurig werkloze jongeren of om jongeren die niet als werkzoekende geregistreerd zijn. Om in aanmerking te komen voor de steun, moeten deze jongeren wonen in regio’s waar de jeugdwerkloosheid in 2012 meer dan 25 % bedroeg. Momenteel zijn er in 20 lidstaten regio’s die de YEI-steun ontvangen.

De financiële middelen van het YEI worden gebruikt ten behoeve van werkgelegenheidspakketen voor jongeren, met name voor nationale werkgarantieregelingen in de ondersteunde EU-lidstaten. Het initiatief bereikt direct jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding en ondersteunt hen individueel. De aanbiedingen waarvoor het YEI de financiering verzorgt en die via de werkgarantieregelingen aan jongeren worden gedaan, gaan van leercontracten en opleidingen tot subsidies voor werkgevers en steun voor startende ondernemingen, afhankelijk van de specifieke individuele behoeften. Het YEI vormt aldus een aanvulling op de steun uit andere EU-financieringsbronnen zoals het ESF, dat op supra-individueel niveau opereert en hervormingen van onderwijssystemen en arbeidsstelsels helpt bewerkstelligen.

De jongerenwerkgarantieregelingen zijn op maat gesneden nationale programma’s die moeten verzekeren dat alle jongeren jonger dan 25 jaar (of 29 in sommige lidstaten) een concreet en goed aanbod ontvangen binnen de vier maanden nadat zij van school komen of werkloos worden. Dit omvat directe maatregelen gericht op de jongeren, alsmede ingrijpende hervormingen op langere termijn van onderwijssystemen en arbeidsstelsels, gedragen door brede partnerschappen tussen alle belanghebbenden.

In een voortgangsverslag van oktober 2016 wordt geïllustreerd hoe de jongerengarantiemaatregel van 2013, met de steun van het YEI, het ESF en nationale financiering, tastbare resultaten heeft opgeleverd. Drie jaar na de lancering ervan in 2013 zijn er 1,4 miljoen minder jonge mensen werkloos in de EU. Ongeveer 9 miljoen jongeren hebben een aanbod aanvaard voor een baan, een stage of een leerlingplaats. De garantie leidde in veel lidstaten tot doortastende structurele hervormingen en zij droeg bij tot het opzetten van partnerschappen tussen het bedrijfsleven en het onderwijs. Met het oog op een volledige en duurzame implementatie van de jongerengarantiemaatregel heeft de Commissie voorgesteld het YEI voort te zetten tot 2020 en de middelen ervoor uit te breiden. Daarnaast heeft de Commissie Erasmus Pro aangekondigd, een nieuwe mobiliteitsregeling voor langdurige leerlingplaatsen (tussen zes en twaalf maanden), binnen het kader van het bestaande Erasmus+-programma, ter ondersteuning van werkplekleren in het buitenland.

De Commissie lanceerde in juni 2016 een nieuwe vaardighedenagenda voor Europa met tien maatregelen om de kwaliteit van vaardigheden en de relevantie ervan voor de arbeidsmarkt te verbeteren, waaronder een initiatief om laaggeschoolde volwassenen te helpen hun lees-, reken- en digitale vaardigheden te verbeteren en/of hen te helpen een diploma hoger secundair onderwijs of een gelijkwaardige kwalificatie te behalen.

Gedurende de eerste drie jaar van de programmeringsperiode 2014-20 had het YEI te kampen met vertragingen bij de uitvoering, vergelijkbaar met die voor andere ESI-fondsen in MFK-rubriek 1b. Voor het trager dan voorziene tempo van betalingen zijn verschillende redenen, zoals de late goedkeuring van de betrokken operationele ESF-programma’s en de tijdrovende voorbereiding van de uitvoering, waarvoor onder andere structuren en procedures overeenkomstig het toepasselijke ESF regelgevingskader moesten worden opgezet. Tot op zekere hoogte kunnen de vertragingen in de eerste fasen van de tenuitvoerlegging van het YEI eveneens worden toegeschreven aan tekorten inzake administratieve capaciteit bij de verschillende verantwoordelijke structuren, met name gezien de overlapping van twee programmeringsperioden. Ondanks deze vertragingen is de uitvoering van het YEI, zowel in het veld als in termen van de betalingen door de Commissie, tot dusver sneller verlopen dan voor acties van het ESF, het EFRO en het CF.

 

EUROPESE UNIE

BEGROTINGSJAAR 2016

VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ

Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

INHOUD

EU-BEGROTINGSRESULTAAT    

VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN    

TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING    

1 .     HET EU-BEGROTINGSKADER    

1.1. 1 . 1 . MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014 - 2020

1.2. 1 . 2 . JAARLIJKSE BEGROTING

1.3. 1 . 3 . BELEIDSTERREINEN

5.1. 5 . 1 . UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING

5.2. 5 . 2 . BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

5.3. 5 . 3 . BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

6 .     UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN    

6.1. 6 . 1 . BEGROTINGSONTVANGSTEN

6.2. 6 . 2 . VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP

EU-BEGROTINGSRESULTAAT

in miljoen EUR

2016

2015

Ontvangsten van het begrotingsjaar

144 717

146 624

Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar

(135 180)

(143 485)

Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten

(1 655)

(1 299)

Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen van jaar n–1

63

29

Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten

(1 367)

(704)

Wisselkoersverschillen voor het jaar

(173)

182

Begrotingsresultaat*

6 405

1 347

* Waarvan de EVA goed is voor (0) miljoen EUR in 2016 en (2) miljoen EUR in 2015.

 

VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN

BEGROTINGSONTVANGSTEN

in miljoen EUR

Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting

Definitief goed-gekeurde begroting

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

1

Eigen middelen

142 269

133 677

132 192

132 166

11-Suikerheffingen

125

133

133

133

12-Douanerechten

18 465

20 115

19 987

19 961

13-VAT

18 813

16 279

15 935

15 935

14-GNI

104 866

97 149

95 578

95 578

15-Correctie van begrotingsonevenwichtigheden

580

580

16-Vermindering bijdrage op basis van het bni van Nederland en Zweden

(22)

(22)

3

Overschotten, saldi en aanpassingen

1 349

1 358

1 358

4

Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie

1 348

1 348

1 459

1 452

5

Ontvangsten voortvloeiend uit de administratieve werking van de instellingen

55

55

600

579

6

Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma 's van de Unie

60

60

6 204

5 928

7

Achterstandsrente en geldboeten

123

123

9 739

3 175

8

Opgenomen en verstrekte leningen

5

5

46

41

9

Diverse ontvangsten

25

25

27

17

Totaal

143 885

136 642

151 624

144 717

*Zie voor details van de uitvoering van de uitgaven in 2016 toelichting 3 en voor de uitleg hierover toelichting 2.1.

BEGROTINGSUITGAVEN: VASTLEGGINGEN PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

in miljoen EUR

MFK-rubriek

Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting

Definitief goed-gekeurde begroting

Totaal beschikbare kredieten

Gedane vastleggingen

1.

Slimme en inclusieve groei

69 841

69 841

73 039

71 731

1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

19 010

19 010

21 569

20 332

1b: Economische, sociale en territoriale cohesie

50 831

50 831

51 471

51 400

2.

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

62 484

62 470

66 952

64 547

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

42 220

42 218

46 051

44 285

3.

Veiligheid en burgerschap

4 052

4 292

4 423

4 336

4.

Europa als wereldspeler

9 167

9 377

12 240

11 278

5.

Administratie

8 935

8 951

9 642

9 358

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

3 771

3 778

4 121

3 979

6.

Compensaties

8.

Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar

9.

Speciale instrumenten

525

346

395

61

Totaal

155 004

155 277

166 690

161 310



BEGROTINGSUITGAVEN: BETALINGEN PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

in miljoen EUR

MFK-rubriek

Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting

Definitief goed-gekeurde begroting

Totaal

beschikbare kredieten

Gedane betalingen

1.

Slimme en inclusieve groei

66 263

59 459

63 618

56 265

1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

17 418

17 406

20 976

18 461

1b: Economische, sociale en territoriale cohesie

48 844

42 053

42 642

37 804

2.

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

55 121

55 214

59 464

57 412

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

42 212

42 210

46 057

44 084

3.

Veiligheid en burgerschap

3 022

3 069

3 195

3 077

4.

Europa als wereldspeler

10 156

9 860

11 163

10 277

5.

Administratie

8 935

8 951

10 490

9 324

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

3 771

3 778

4 683

3 975

6.

Compensaties

8.

Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar

9.

Speciale instrumenten

389

90

140

61

Totaal

143 885

136 642

148 069

136 416

*Zie voor details van de uitvoering van de uitgaven in 2016 toelichting 4 en voor de uitleg hierover toelichting 2.2.

TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING

1.HET EU-BEGROTINGSKADER

De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement (FR) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. De algemene begroting is het besluit waarbij de ontvangsten en uitgaven van de Unie elk jaar binnen de grenzen van de maxima en andere bepalingen die in het meerjarig financieel kader zijn in overeenstemming met de wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma’s die volgens dit kader.

1.1.MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020

in miljoen EUR

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal

1. Slimme en inclusieve groei

52 756

77 986

69 304

73 512

76 420

79 924

83 661

513 563

1.a Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

16 560

17 666

18 467

19 925

21 239

23 082

25 191

142 130

1.b Economische, sociale en territoriale cohesie

36 196

60 320

50 837

53 587

55 181

56 842

58 470

371 433

2. Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

49 857

64 692

64 262

60 191

60 267

60 344

60 421

420 034

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

43 779

44 190

43 951

44 146

44 163

44 241

44 264

308 734

3. Veiligheid en burgerschap

1 737

2 456

2 546

2 578

2 656

2 801

2 951

17 725

4. Europa als wereldspeler

8 335

8 749

9 143

9 432

9 825

10 268

10 510

66 262

5. Administratie

8 721

9 076

9 483

9 918

10 346

10 786

11 254

69 584

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

7 056

7 351

7 679

8 007

8 360

8 700

9 071

56 224

6. Compensaties

29

29

8. Negatieve reserve

9. Speciale instrumenten

Vastleggingskredieten

121 435

162 959

154 738

155 631

159 514

164 123

168 797

1 087 197

Totaal betalingskredieten

135 762

140 719

144 685

142 906

149 713

154 286

157 358

1 025 429

In de bovenstaande tabel worden de maxima van het MFK tegen de huidige prijzen getoond. 2016 was het derde begrotingsjaar van het MFK voor de periode 2014-2020. Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2016 bedroeg 154 738 miljoen EUR, hetgeen overeenkomt met 1,05 % van het bni van de EU, en het overeenkomstige maximum voor betalingskredieten bedroeg 144 685 miljoen EUR, oftewel 0,98 % van het bni van de EU voor het begrotingsjaar 2016.

De aanpassing van de toewijzingen voor het cohesiebeleid overeenkomstig artikel 7 van de MFK-verordening is uitgevoerd door middel van de technische aanpassing van het MFK voor 2017 door de Commissie (COM(2016) 311 van 30 juni 2016); het resultaat was een opwaartse herziening van de MFK-plafonds voor 2017-2020 met in totaal 4 642 miljoen EUR aan vastleggingskredieten in rubriek 1b en 1 367 miljoen EUR aan betalingskredieten (lopende prijzen).

Voor het MFK 2014-2020 zijn nieuwe flexibiliteitsbepalingen overeengekomen. Een van de nieuwe bepalingen maakt het mogelijk onbenutte marges onder de maxima voor de betalingskredieten over de dragen naar volgende jaren, via de globale marge voor betalingen in het kader van de technische aanpassing van het MFK voor het volgende jaar. Het ongebruikte bedrag van 2015 (1 288 miljoen euro in lopende prijzen) en 2016 (13 991 miljoen EUR in lopende prijzen) werd overgeschreven naar de jaren 2018-2020 en van de maxima voor 2015, 2016 en 2018-2020 werden dienovereenkomstig aangepast (zie de bovengenoemde technische aanpassing van het MFK voor 2017 en de technische aanpassing voor 2018 (COM(2017) 220 van 24 mei 2017).

Op 14 september 2016 presenteerde de Commissie een mededeling over de tussentijdse evaluatie/herziening van het MFK 2014-2020 (COM(2016) 603), vergezeld van een aantal wetgevingsvoorstellen, waaronder een voorstel tot wijziging van de MFK-verordening (COM(2016) 604) en een voorstel tot vereenvoudiging van de financiële regels van het Financieel Reglement en een aantal basishandelingen (COM(2016) 605). Op begrotingsvlak is het doel van deze voorstellen de flexibiliteit binnen het MFK te vergroten door middel van een aantal wijzigingen in de MFK-verordening en extra financiering voor prioritaire uitgaven voor werkgelegenheid en groei, migratie en veiligheid door gebruik te maken van de beschikbare marges en flexibiliteitsopties. Een akkoord over deze voorstellen worden verwacht in de zomer van 2017.

Ten slotte zijn na de inwerkingtreding van Besluit 2014/335 van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 168 van 7.6.2014) overeenkomstig artikel 3, lid 3, ervan de in dat besluit vastgestelde maxima herberekend op basis van ESR2010-gegevens voor het bni, dat in het algemeen hoger uitviel dan op basis van het ESR95. Het maximum voor de eigen middelen is als gevolg daarvan aangepast van 1,23 % tot 1,20 % van het bni van de EU; het maximum voor de vastleggingskredieten is aangepast van 1,29 % tot 1,26 % van het bni van de EU (COM(2016) 829 definitief van 21 december 2016).

Hieronder wordt uitleg gegeven over de verschillende rubrieken van het MFK:

Rubriek 1 - Slimme en inclusieve groei

Deze rubriek is onderverdeeld in twee afzonderlijke, maar onderling afhankelijke componenten:

1aconcurrentiekracht ter bevordering van groei en banen, die uitgaven bevat voor onderzoek en innovatie, onderwijs en opleiding, Connecting Europe Facility, sociaal beleid, de interne markt en bijbehorende beleidslijnen;

1beconomische, sociale en territoriale samenhang, bedoeld om de convergentie van de minst ontwikkelde lidstaten en regio's te verhogen, om de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling buiten de minder welvarende regio's aan te vullen en om de interregionale samenwerking te steunen.

Rubriek 2 – Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

Rubriek 2 omvat het gemeenschappelijk beleid inzake landbouw en visserij, en milieumaatregelen, in het bijzonder het Life+-programma.

Rubriek 3 - Veiligheid en burgerschap

Rubriek 3 (veiligheid en burgerschap) weerspiegelt het groeiend belang dat wordt gehecht aan bepaalde domeinen waarin de EU nieuwe opdrachten heeft gekregen, meer bepaald justitie en binnenlandse zaken, bescherming van de grenzen, immigratie- en asielbeleid, gezondheidszorg en consumentenbescherming, cultuur, jeugd, informatie en de dialoog met de burgers.

Rubriek 4 - Europa als wereldspeler

Rubriek 4 heeft betrekking op alle externe maatregelen, inclusief ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp, pretoetredings- en nabuurschapsinstrumenten. Het EOF maakt geen deel uit van de EU-begroting en evenmin van het MFK.

Rubriek 5 — Administratie

Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven van alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen. Voor de andere instellingen dan de Commissie vormen de administratieve uitgaven al hun uitgaven.

Rubriek 6 — Compensaties

Overeenkomstig het politieke akkoord dat nieuwe lidstaten helemaal aan het begin van hun lidmaatschap geen nettobetalers aan de begroting zouden worden, is hiervoor in deze rubriek voorzien in een compensatie. Dit bedrag zal beschikbaar worden gesteld via overschrijvingen om hun begrotingsontvangsten en -bijdragen in evenwicht te brengen.

Rubriek 9 - Speciale instrumenten

Flexibiliteitmechanismen stellen de EU in staat de nodige middelen te mobiliseren om te reageren op onvoorziene gebeurtenissen, zoals crisis- en noodsituaties. De reikwijdte ervan, de financiële middelen en de procedures zijn geregeld in de MFK-verordening en het Interinstitutioneel Akkoord. In de huidige context van besparing op de uitgaven, zorgen zij er ook voor dat de budgettaire middelen kunnen worden afgestemd op veranderende prioriteiten, zodat iedere euro wordt ingezet waar die het hardst nodig is. De meeste flexibiliteitsmechanismen worden derhalve buiten het MFK gehouden en de financiële middelen kunnen worden ingezet boven de uitgavenplafonds.

1.2.JAARLIJKSE BEGROTING

Elk jaar maakt de Commissie voor het komende jaar een raming op van de ontvangsten en uitgaven van alle instellingen en stelt zij een ontwerpbegroting op die zij bij de begrotingsautoriteit indient. Op basis van deze ontwerpbegroting stelt de Raad zijn standpunt vast, waarover de twee takken van de begrotingsautoriteit vervolgens onderhandelen. De vaststelling van het gemeenschappelijk ontwerp wordt geconstateerd door de voorzitter van het EP, die daarmee de begroting uitvoerbaar maakt. De gewijzigde begrotingen worden in de loop van het jaar in kwestie goedgekeurd. De uitvoering van de begroting is een opdracht die vooral toevalt aan de Commissie.

De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten worden gebruikt om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:

-vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die tijdens het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de tenuitvoerlegging zich over verschillende begrotingsjaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;

-betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.

In de jaarrekening worden de financieringsbronnen ingedeeld in twee grote categorieën:

Definitief goedgekeurde begrotingskredieten

Aanvullende kredieten uit

·overdrachten van het voorgaande jaar (het Financieel Reglement staat in een beperkt aantal gevallen toe dat niet-bestede bedragen van het vorige jaar naar het lopende jaar worden overgedragen); en

·bestemmingsontvangsten uit terugbetalingen, bijdragen van derde partijen/landen aan EU-programma’s en vergoedingen van werkzaamheden verricht voor derden worden rechtstreeks toegewezen aan de betrokken op de begroting voorziene uitgaven en vormen de derde financieringspijler.

Alle soorten van financiering vormen samen de beschikbare kredieten.

1.3.BELEIDSTERREINEN

Als onderdeel van het activiteitsgestuurd beheer (activity based management, afgekort ABM) voert de Commissie voor haar plannings- en beheersprocessen de activiteitsgestuurde begroting (activity based budgeting, afgekort ABB) in. Het gaat daarbij om een begrotingsstructuur waarin de begrotingstitels overeenkomen met beleidsterreinen en de begrotingshoofdstukken met activiteiten. Met de activiteitsgestuurde begroting wordt beoogd een duidelijk kader te verschaffen voor de omzetting van de beleidsdoelstellingen van de Commissie in acties door wetgeving, door financiële middelen of door andere middelen van openbaar beleid. Door alles wat de Commissie doet te structureren in termen van activiteiten, wordt een duidelijk beeld gegeven van wat de Commissie onderneemt en tegelijkertijd een gemeenschappelijk kader geboden voor de vaststelling van prioriteiten. In de begrotingsprocedure worden middelen toegewezen aan prioriteiten, waarbij de activiteiten worden gebruikt als de bouwstenen voor budgetteringsdoeleinden. Door een verband te leggen tussen activiteiten en de aan deze activiteiten toegewezen middelen wordt met de activiteitsgestuurde begroting getracht binnen de Commissie de efficiëntie en de doeltreffendheid bij het gebruik van de middelen te verhogen.

Een beleidsterrein kan worden gedefinieerd als een homogene groep activiteiten die een onderdeel van de werkzaamheden van de Commissie vormt, wat van belang is voor het besluitvormingsproces. Elk beleidsterrein stemt doorgaans met een directoraat-generaal overeen en omvat gemiddeld ongeveer zes of zeven afzonderlijke activiteiten. Bij de meeste van deze beleidsterreinen gaat het om activiteiten ten behoeve van derden. De beleidsbegroting wordt aangevuld met de nodige administratieve uitgaven voor elk beleidsterrein.

1.4.ONTVANGSTEN

1.4.1.Ontvangsten uit eigen middelen

De overgrote meerderheid van de ontvangsten bestaat uit eigen middelen, die in de volgende categorieën kunnen worden ingedeeld:

(1)Traditionele eigen middelen (TEM): zijn gewoonlijk goed voor circa 14 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.

(2)Middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw): zijn gewoonlijk goed voor circa 12 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.

(3)Middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni): zijn gewoonlijk goed voor circa 74 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.

De toewijzing van eigen middelen gebeurt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in Besluit 2014/335/EG, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU (EMB 2014). Dit besluit is op 1 oktober 2016 in werking getreden en geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014. De gevolgen voor 2014 en 2015 zijn in aanmerking genomen in het begrotingsjaar 2016.

Het totale bedrag van de aan de Unie ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten toegewezen eigen middelen is niet hoger dan 1,20 % van de som van de bni's van alle lidstaten.

1.4.2.Traditionele eigen middelen (TEM)

Traditionele eigen middelen (TEM) zijn douanerechten (geheven op invoer uit derde landen) en suikerheffingen (door de suikerproducenten betaald ter financiering van uitgaven voor de gemeenschappelijke ordening der markten) verschuldigd door marktdeelnemers en geïnd door de lidstaten namens de EU. De lidstaten houden hierop 20 % in als vergoeding voor hun inningskosten. Elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van beide door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen:

-in de "normale" boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening (EG, Euratom) nr. 609/2014: elk geïnd of gegarandeerd bedrag.

-In de specifieke boekhouding bedoeld in bovengenoemd artikel: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; de gegarandeerde, maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.

Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), door de lidstaat worden geboekt op de rekening van de Commissie bij de schatkist of de centrale bank van het land.

1.4.3.Belasting over de toegevoegde waarde (btw)

De eigen middelen gebaseerd op de btw worden geheven op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die voor dit doel geharmoniseerd worden volgens de regels van de EU. De btw-grondslag wordt echter afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat. Het uniforme btw-afroeppercentage is 0,30 %, met uitzondering van de periode 2014-2020, waarin het percentage voor Duitsland, Nederland en Zweden op 0,15 % is vastgesteld.

1.4.4.Bruto nationaal inkomen (bni)

De middelen op basis van het bni dienen om dat deel van de begroting te financieren dat niet gedekt wordt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt hetzelfde percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU.

De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de respectieve grondslagen bij de opstelling van de ontwerpbegroting. Deze ramingen worden vervolgens tijdens het betrokken begrotingsjaar herzien en bijgewerkt via een gewijzigde begroting. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in juni van het tweede jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. Die punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldi of via afzonderlijke afroepingen van middelen.

1.4.5.Correctie voor het Verenigd Koninkrijk

Door de Europese Raad van Fontainebleau (in juni 1984) is een mechanisme ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk geïntroduceerd om begrotingsonevenwichtigheden te corrigeren (verlaging van de eigenmiddelenbijdrage en verhoging van die van andere lidstaten). Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Nederland dragen in mindere mate aan die correctie bij (beperkt tot een vierde van hun normale aandeel).

1.4.6.Brutovermindering

De Europese Raad van 7-8 februari 2013 heeft besloten dat Denemarken, Nederland en Zweden uitsluitend voor de periode 2014-2020 in aanmerking komen voor een brutovermindering van hun jaarlijkse bijdragen op basis van het bni en Oostenrijk uitsluitend voor de jaren 2014-2016. De jaarlijkse verminderingen zijn als volgt: Denemarken 130 miljoen EUR, Nederland 695 miljoen EUR en in Zweden 185 miljoen EUR. Oostenrijks’ brutovermindering werd vastgesteld op 30 miljoen EUR in 2014, 20 miljoen EUR in 2015 en 10 miljoen EUR in 2016 (alle bedragen in prijzen van 2011).

1.4.7.Aanpassing in verband met de tenuitvoerlegging van het eigenmiddelenbesluit van 2014 voor de jaren 2014 en 2015

Artikel 11 van het eigenmiddelenbesluit van 2014 bepaalt dat het besluit na zijn inwerkingtreding van kracht is op 1 januari 2014. Dit betekent dat de financiering voor de jaren 2014 en 2015 moest worden herberekend volgens de nieuwe regels. De aanpassing (het verschil tussen het oude en het nieuwe eigenmiddelenbesluit voor de jaren 2014 en 2015) werd opgenomen in de gewijzigde begroting nr. 5/2016 en werd in een enkele betaling uitgevoerd op de eerste werkdag in januari 2017.

1.5.BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT

Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd.

De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen.

Voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de kredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de kredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen die betalingen geboekt die de lidstaten tussen 16 oktober n–1 en 15 oktober n hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari n+1 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een latere conformiteitsbeschikking worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht.

Het begrotingsresultaat omvat twee elementen: het resultaat van de EU en het resultaat van de deelneming van de EVA-landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER). Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening nr. 608/2014 betreffende de eigen middelen weerspiegelt dit resultaat het verschil tussen:

-de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar en en

-het bedrag van de betalingen uit de kredieten van het begrotingsjaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.

Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:

-het nettosaldo van de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen;

-de ontwikkeling van de bestemmingsontvangsten en

-de gedurende het jaar geboekte netto wisselkoerswinsten en -verliezen.

Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden uiteraard nooit geannuleerd en worden opgenomen als aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N-1. Wederopgevoerde kredieten na terugstorting van vooruitbetalingen maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar.

De overgedragen betalingskredieten omvatten: overdrachten van rechtswege en overdrachten bij besluit. De annulering van niet-bestede betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen toont de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen.

1.6.AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT

in miljoen EUR

2016

2015

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

1 733

(13 033)

Ontvangsten

Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet zijn geïnd

(1 969)

(318)

Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar zijn geïnd

3 363

7 943

Toegerekende baten (netto)

611

(359)

Uitgaven

Toegerekende kosten (netto)

10 678

9 920

Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar

(7 656)

(1 208)

Netto-effect voorfinanciering

(468)

(4 831)

Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar

(3 102)

(2 195)

Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van niet-bestede betalingskredieten

1 379

1 979

Mutaties in voorzieningen

3 962

4 950

Overige

(2 142)

(1 671)

Economisch resultaat agentschappen en EGKS

16

169

BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR

6 405

1 347

In overeenstemming met het Financieel Reglement wordt het economisch resultaat van het jaar berekend op transactiebasis, terwijl het begrotingsresultaat op het gewijzigdekasbeginsel wordt gebaseerd. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of ze op elkaar kunnen worden afgestemd.

Afstemmingsposten — Ontvangsten

De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd zijn ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.

De netto toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit toegerekende baten voor de landbouw, eigen middelen en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

Afstemmingsposten — Uitgaven

De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan de Commissie hebben gedeclareerd. Hoewel toegerekende uitgaven niet als begrotingsuitgaven worden beschouwd, maken de betalingen die in het lopende jaar zijn verricht in verband met facturen die in vorige jaren zijn geboekt, wel deel uit van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar.

Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van 1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en 2) de goedkeuring van de voorfinancieringen die in het lopende jaar of in vorige jaren werden betaald ten gevolge de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, maar geen uitgaven in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

Naast de betalingen die verricht zijn uit de kredieten van het jaar, dienen de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen ook in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening nr. 608/2014). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit van voorgaande jaren overgedragen kredieten en de annulering van niet-bestede betalingskredieten.

De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de financiële staten zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen zijn verschillende elementen zoals de waardevermindering van activa, de aankoop van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële participaties, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.

2.UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2016 - BESPREKING

2.1.ONTVANGSTEN

Het bedrag van de vastleggingskredieten in de oorspronkelijk goedgekeurde EU-begroting, die op 25 november 2015 door de voorzitter van het Europees Parlement werd ondertekend, werd vastgelegd op 143 885 miljoen EUR, voor 142 269 miljoen EUR uit eigen middelen te financieren. De geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting worden doorgaans in de loop van het begrotingsjaar aangepast en die wijzigingen worden in gewijzigde begrotingen opgenomen. Wijzigingen in de eigenmiddelenbetalingen op basis van het bni garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. In overeenstemming met het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangsten en de uitgaven van de begroting (betalingskredieten) in evenwicht zijn.

In 2016 werden zes gewijzigde begrotingen goedgekeurd. Als hiermee rekening wordt gehouden, bedroegen de definitieve goedgekeurde ontvangsten voor 2016 136 642 miljoen EUR. Die werden voor een totaal van 133 677 miljoen EUR (dus 8 592 miljoen EUR minder dan aanvankelijk geraamd) uit eigen middelen gefinancierd en voor de rest uit andere ontvangsten. Het verschil is in hoofdzaak toe te schrijven aan het overschot van het vorige begrotingsjaar en de aanzienlijke verlaging van de betalingskredieten die voor een kleinere aanvullende bni-bijdrage van de lidstaten zorgde.

Wat het resultaat van de eigen middelen betreft, lag de inning van traditionele eigen middelen zeer dicht bij de geraamde bedragen. Dit komt in de eerste plaats doordat de begrotingsramingen werden gewijzigd toen gewijzigde begroting nr. 4/2016 werd opgesteld (volgens de nieuwe prognoses van het voorjaar 2016).

De definitieve btw- en bni-betalingen van de lidstaten lagen ook dicht bij de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden veroorzaakt door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het ogenblik waarop de lidstaten die geen deel uitmaken van de EMU, hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.

Voor de btw- en bni-saldi geldt een nieuwe procedure. De regels daarvoor zijn opgenomen in artikel 10 ter van de verordening inzake de terbeschikkingstelling (Verordening 609/2014). De nieuwe procedure leidt niet tot een gewijzigde begroting; de Commissie zal de nettobedragen rechtstreeks bij de lidstaten afroepen. De gevolgen voor de EU-begroting zijn ongeveer nihil. De Commissie deelt de jaarlijkse aanpassingen aan de lidstaten mee en de bedragen worden in juni 2017 ter beschikking gesteld. Mede vanwege de wijziging zijn er voor 2016 geen saldo.

De post “Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de EU” betreft voornamelijk ontvangsten van het ELFG en het Elfpo (en met name de goedkeuring van de rekeningen en onregelmatigheden), de deelname van derde landen aan onderzoeksprogramma's en andere bijdragen en terugbetalingen aan programma's/activiteiten van de EU. Een aanzienlijk deel van dit totaal bestaat uit bestemmingsontvangsten, wat doorgaans aanleiding geeft tot de opname van aanvullende kredieten op de uitgavenzijde.

De ontvangsten uit boeten betreft met name geldboeten in verband met mededingingszaken.

2.2.UITGAVEN 

2016 was het derde jaar van de lopende programmeringsperiode 2014-2020. Zoals het jaar daarvoor, was het creëren van groei en banen een prioriteit van de begroting 2016. Zij benadrukte echter ook het belang van de nieuwe uitdagingen inzake migratie in verband met de crisis in Syrië en Noord-Afrika.

Inzake vastleggingskredieten was de begroting 2016 met een totaal van 155,3 miljard EUR 4,3 % kleiner dan de begroting 2015; de aanzienlijke daling in rubriek 1b (min 15,8 %, vooral te wijten aan het eenmalige effect van de herprogrammering 2014-2015) werd gedeeltelijk gecompenseerd door een grote stijging in rubriek 3 (plus 70,2 %).

Gewijzigde begroting 4/2016 verhoogde de vastleggingskredieten voor de programma’s van rubriek 3 - Veiligheid en burgerschap -om migratie- en veiligheidskwesties aan te pakken nog eens met 250 miljoen EUR. 130 miljoen EUR daarvan ging naar het AMIF en 70 miljoen EUR naar het ISF. De extra vastleggingskredieten van 74 miljoen EUR voor rubriek 1a werden toegewezen aan het EFSI voor de verlenging tot 2020.

Rubriek 4 - Europa als wereldspeler kreeg 210 miljoen EUR meer vastleggingskredieten via gewijzigde begrotingen, voornamelijk voor het Europees nabuurschapsinstrument en programma’s voor humanitaire hulp. De financiering was gedeeltelijk afkomstig van de inkrimping van de programma’s van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en voor macrofinanciële bijstand.

Inzake betalingskredieten bedroeg de definitieve goedgekeurde begroting 136,6 miljard EUR, 3,3 % minder dan 2015. Dit was voornamelijk het gevolg van een verlaging met 7,3 miljard EUR via gewijzigde begroting 4, betreffende vooral rubriek 1b — Economische, sociale en territoriale samenhang en in mindere mate rubriek 2 — Duurzame groei. Hierna wordt uitvoeriger stilgestaan bij de redenen voor deze verlaging.

Uitvoering van de beschikbare kredieten in 2016

2016 werd afgesloten met een uitvoeringspercentage van 97 % van de vastleggingskredieten en 4,8 miljard EUR ongebruikte betalingskredieten. Er werd voor 157,3 miljard EUR aan vastleggingen uitgevoerd. Wat de betalingen betreft, was dit 132,4 miljard EUR of 92 % van de beschikbare kredieten.

Na verschillende jaren van krappe betalingskredieten en zich opstapelende onbetaalde vorderingen (voornamelijk in het cohesiebeleid), werd de abnormale achterstand volledig weggewerkt 2016, in overeenstemming met het betalingsplan dat in 2015 met het EP en de Raad was overeengekomen. De Commissie constateerde al in maart 2016 het risico van onderbesteding van de betalingskredieten voor cohesie en verhoogde haar overschotramingen gevoelig in september, aansluitend op de geactualiseerde prognoses van de lidstaten van juli. Bovendien heeft de Commissie rekening gehouden met de vertragingen bij de aanwijzing van nationale autoriteiten, het tempo van uitvoering op het terrein en de gemiddelde voorspelde uitvoeringsgraad voor eerdere programmeringsperioden. Vervolgens stelde zij gewijzigde begroting 4/2016 voor ter verlaging van de betalingskredieten met 7,3 miljard EUR, voornamelijk in begrotingsonderdelen van subrubriek 1b (Economische, sociale en territoriale samenhang). De daadwerkelijk tegen het einde van het jaar door de lidstaten ingediende te betalen claims voor de programma’s van de periode 2014-2020 bleken 8 miljard EUR lager dan voorspeld; 26 lidstaten vroegen minder betalingen dan geraamd.

Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

De aan het eind van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen (“RAL”) namen aanzienlijk toe tot 238,8 miljard EUR. De toename met ruim 21 miljard EUR ten opzichte van 2015 was twee keer zo groot als oorspronkelijk verwacht, als gevolg van de toegenomen kloof tussen vastleggingen en betalingen uitgevoerd (als gevolg van gewijzigde begroting nr. 4/2016 en onderbesteding aan het einde van het jaar). In 2017 wordt een verdere toename van de RAL verwacht gezien het verschil tussen de gebudgetteerde vastleggings- en betalingskredieten (ratio 85 %).

De niet-afgewikkelde juridische verbintenissen in het kader van de vorige programmeringsperioden, d.w.z. van vóór 2014, in 2016 verminderden van 75 miljard EUR tot 40 miljard EUR (-47 %). Bijgevolg zal een groter deel van de betalingskredieten beschikbaar zijn voor de huidige programma’s die in 2017 van start gaan.

In het verslag over het begrotings- en financieel beheer – Begrotingsjaar 2016 van de Commissie, deel A (overzicht op begrotingsniveau) en deel B (over elke rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK) afzonderlijk), is een gedetailleerdere analyse opgenomen van de begrotingsaanpassingen, hun specifieke context, hun motivering en hun effect.

Begrotingsoverschot 

Het begrotingsoverschot bedraagt 6,4 miljard EUR en is voornamelijk afkomstig van de uitgavenzijde als gevolg van onderbesteding, hoofdzakelijk in rubriek 1b (4,9 miljard EUR). Het overschot op de ontvangsten komt voornamelijk van aanzienlijke inkomsten uit boetes en iets minder eigen middelen (+ 1,7 miljard EUR). Het eindresultaat wordt gedrukt door een wisselkoersverlies van 173 miljoen EUR.

 

3.UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 

3.1.OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 

in miljoen EUR

Omschrijving

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvangsten als

Nog te ontvangen

Oor-spronkelijk goedge-keurde begroting

Definitief goed-gekeurde begroting

Lopend jaar

Overgedragen

Totaal

Op rechten van lopend jaar

Op overgedragen rechten

Totaal

% van de begroting

1

Eigen middelen

142 269

133 677

132 164

28

132 192

132 163

3

132 166

99 %

26

3

Overschotten, saldi en aanpassingen

1 349

1 358

1 358

1 358

1 358

101 %

4

Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie

1 348

1 348

1 445

14

1 459

1 438

14

1 452

108 %

7

5

Ontvangsten voortvloeiend uit de administratieve werking van de instellingen

55

55

584

17

600

568

11

579

1044 %

21

6

Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma 's van de Unie

60

60

5 929

274

6 204

5 804

125

5 928

9880 %

275

7

Achterstandsrente en geldboeten

123

123

2 946

6 793

9 739

1 045

2 131

3 175

2582 %

6 564

8

Opgenomen en verstrekte leningen

5

5

40

6

46

36

6

41

792 %

5

9

Diverse ontvangsten

25

25

17

10

27

16

2

17

69 %

10

Totaal

143 885

136 642

144 483

7 141

151 624

142 427

2 290

144 717

106 %

6 907

4.UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 

4.1.MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

MFK-rubriek

Begrotingsmiddelen

Aanvullende kredieten

Totaal

Begrotingsmiddelen

Aanvullende kredieten

Totaal

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrij-vingen

Definitief goed-gekeurde begroting

Overdrach-ten

Bestemmings-ontvangsten

beschikbare kredieten

Oor-spronkelijk goedge-keurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrij-vingen

Definitief goed-gekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmings-ontvangsten

beschikbare kredieten

1

2

3=1+2

4

5

6=3+4+5

7

8

9=7+8

10

11

12=9+10+11

1

Slimme en inclusieve groei

69 841

69 841

153

3 045

73 039

66 263

(6 804)

59 459

117

4 042

63 618

1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

19 010

(0)

19 010

0

2 558

21 569

17 418

(13)

17 406

103

3 467

20 976

1b: Economische, sociale en territoriale cohesie

50 831

50 831

153

487

51 471

48 844

(6 791)

42 053

15

575

42 642

2

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

62 484

(15)

62 470

410

4 072

66 952

55 121

93

55 214

430

3 821

59 464

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

42 220

(2)

42 218

410

3 424

46 051

42 212

(3)

42 210

424

3 424

46 057

3

Veiligheid en burgerschap

4 052

240

4 292

131

4 423

3 022

46

3 069

9

117

3 195

4

Europa als wereldspeler

9 167

210

9 377

237

2 626

12 240

10 156

(295)

9 860

33

1 270

11 163

5

Administratie

8 935

16

8 951

4

687

9 642

8 935

16

8 951

756

783

10 490

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

3 771

7

3 778

3

340

4 121

3 771

7

3 778

472

433

4 683

6

Compensaties

8

Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar

9

Speciale instrumenten

525

(179)

346

50

395

389

(299)

90

1

50

140

Totaal

155 004

273

155 277

804

10 610

166 690

143 885

(7 243)

136 642

1 345

10 081

148 069

4.2.MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

Gedane vastleggingen

Naar 2017 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

MFK-rubriek

Totaal beschikbare kredieten

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van be-stemmings-ontvang-sten

Totaal

%

Bestem-mings-ontvangsten

Over-drachten bij besluit

Totaal

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van be-stem-mingsont-vangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+ 11+12

1

Slimme en inclusieve groei

73 039

69 808

145

1 778

71 731

98 %

1 267

0

1 267

33

8

41

1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

21 569

18 997

0

1 335

20 332

94 %

1 224

0

1 224

13

13

1b: Economische, sociale en territoriale cohesie

51 471

50 811

145

443

51 400

100 %

43

43

20

8

28

2

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

66 952

62 013

396

2 138

64 547

96 %

1 934

433

2 368

23

14

38

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

46 051

41 770

395

2 120

44 285

96 %

1 304

433

1 737

15

14

29

3

Veiligheid en burgerschap

4 423

4 287

49

4 336

98 %

82

82

5

5

4

Europa als wereldspeler

12 240

9 364

237

1 677

11 278

92 %

948

10

959

3

3

5

Administratie

9 642

8 887

4

467

9 358

97 %

221

1

222

62

0

62

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 121

3 721

3

254

3 979

97 %

86

86

57

0

0

57

6

Compensaties

0 %

8

Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar

0 %

9

Speciale instrumenten

395

61

61

15 %

50

130

180

155

155

Totaal

166 690

154 421

781

6 108

161 310

97 %

4 502

575

5 077

281

22

303

4.3.MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

Gedane betalingen

Naar 2017 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

MFK-rubriek

Totaal beschik-bare kredieten

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van be-stemmings-ontvang-sten

Totaal

%

Automatische overdrachten

Over-drachten bij besluit

Bestem-mings-ontvangsten

Totaal

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van bestem-mings-ontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9

10=7+8+9

11

12

13

14=11+12+13

1

Slimme en inclusieve groei

63 618

55 005

102

1 158

56 265

88 %

126

5

2 881

3 012

4 323

15

3

4 341

1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

20 976

17 257

90

1 114

18 461

88 %

113

5

2 350

2 468

31

12

3

46

1b: Economische, sociale en territoriale cohesie

42 642

37 748

12

44

37 804

89 %

13

531

544

4 292

3

4 295

2

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

59 464

54 508

414

2 490

57 412

97 %

202

433

1 330

1 965

71

16

87

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

46 057

41 558

408

2 118

44 084

96 %

197

433

1 305

1 935

22

16

37

3

Veiligheid en burgerschap

3 195

3 035

7

35

3 077

96 %

11

82

93

23

2

25

4

Europa als wereldspeler

11 163

9 421

28

828

10 277

92 %

35

86

441

562

319

5

324

5

Administratie

10 490

8 163

684

477

9 324

89 %

725

1

306

1 032

62

72

133

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 683

3 247

423

305

3 975

85 %

474

128

602

57

49

106

6

Compensaties

0 %

8

Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar

0 %

0

9

Speciale instrumenten

140

33

0

28

61

44 %

0

31

22

54

25

0

25

Totaal

148 069

130 164

1 236

5 016

136 416

92 %

1 099

557

5 062

6 717

4 823

109

3

4 936

4.4.MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

in miljoen EUR

RAL eind vorig jaar

Vastleggingen van het jaar

Totaal

MFK-rubriek

Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

Vrijmakingen/ herwaarderingen/ annuleringen

Betalingen

Nog betaalbaar te stellen vastleggingen per jaareinde

Vastleggingen tijdens het jaar

Betalingen

Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Aan het eind van het begrotingsjaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

1

Slimme en inclusieve groei

160 827

(1 353)

(48 608)

110 866

71 731

(7 657)

(2)

64 072

174 938

1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

34 455

(701)

(11 730)

22 024

20 332

(6 731)

(2)

13 599

35 622

1b: Economische, sociale en territoriale cohesie

126 372

(652)

(36 877)

88 843

51 400

(927)

(0)

50 473

139 316

2

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

28 191

(1 378)

(12 605)

14 207

64 547

(44 806)

(0)

19 740

33 947

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

49

(3)

(24)

22

44 285

(44 060)

225

247

3

Veiligheid en burgerschap

3 137

(228)

(1 396)

1 512

4 336

(1 681)

2 655

4 167

4

Europa als wereldspeler

24 673

(699)

(7 182)

16 792

11 278

(3 095)

(1)

8 182

24 974

5

Administratie

865

(166)

(690)

8

9 358

(8 634)

(0)

724

732

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

570

(143)

(420)

7

3 979

(3 555)

0

424

431

6

Compensaties

8

Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar

9

Speciale instrumenten

1

(0)

(0)

61

(61)

0

0

Totaal

217 693

(3 825)

(70 482)

143 386

161 310

(65 935)

(3)

95 373

238 759

4.5.MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG

in miljoen EUR

MFK-rubriek

< 2010

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Totaal

1

Slimme en inclusieve groei

1 741

738

1 120

3 461

23 109

16 371

64 326

64 072

174 938

1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

563

733

856

2 223

4 481

5 972

7 194

13 599

35 622

1b: Economische, sociale en territoriale cohesie

1 178

5

264

1 237

18 627

10 399

57 132

50 473

139 316

2

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

200

58

81

128

1 234

1 220

11 285

19 740

33 947

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

0

2

19

225

247

3

Veiligheid en burgerschap

45

40

67

149

287

154

772

2 655

4 167

4

Europa als wereldspeler

899

539

843

1 750

3 291

3 784

5 686

8 182

24 974

5

Administratie

0

0

1

731

732

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

0

0

0

0

0

0

0

431

431

9

Speciale instrumenten

0

0

0

Totaal

2 884

1 376

2 111

5 488

27 920

21 530

82 069

95 380

238 759

4.6.BELEIDSGEBIED: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Begrotingsmiddelen

Aanvullende kredieten

Totaal kredieten

Begrotingsmiddelen

Aanvullende kredieten

Totaal kredieten

Beleidsgebied

Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrij-vingen

Definitief goed-gekeurde begroting

Overge-dragen

Bestemmings-ontvangsten

Beschik-bare kredieten

Oor-spronkelijk goedgekeur-de begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrij-vingen

Definitief goed-gekeurde begroting

Overge-dragen

Bestemmings-ontvangsten

beschikbare kredieten

1

2

3=1+2

4

5

6=3+4+5

7

8

9=7+8

10

11

12=9+10+11

01

Economische en financiële zaken

2 533

(7)

2 525

122

2 648

1 097

432

1 529

6

125

1 660

02

Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

2 286

3

2 289

229

2 518

1 894

(36)

1 859

13

372

2 243

03

Concurrentie

103

(1)

102

5

107

103

(1)

102

9

5

116

04

Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

12 924

27

12 952

504

13 456

13 031

(1 818)

11 213

14

576

11 802

05

Landbouw en plattelandsontwikkeling

61 382

(4)

61 379

410

4 070

65 858

54 625

166

54 791

431

3 818

59 039

06

Mobiliteit en vervoer

4 219

2

4 221

125

4 346

2 296

(103)

2 193

5

123

2 321

07

Milieu

448

0

448

18

467

397

(5)

392

4

16

412

08

Onderzoek en innovatie

5 855

(7)

5 848

897

6 745

5 403

(10)

5 393

28

1 391

6 811

09

Communicatienetwerken, inhoud en technologie

1 803

53

1 856

173

2 029

2 373

(32)

2 341

11

274

2 627

10

Eigen onderzoek

397

397

538

935

403

(17)

385

40

479

905

11

Maritieme zaken en visserij

1 083

(9)

1 074

0

6

1 081

758

(145)

613

3

6

622

12

Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie

85

0

85

4

89

86

(3)

83

4

4

91

13

Regionaal beleid en stadsontwikkeling

35 989

40

36 029

146

60

36 235

36 386

(5 365)

31 021

11

76

31 108

14

Belastingen en Douane-unie

166

0

167

0

9

176

159

0

159

5

7

171

15

Onderwijs en cultuur

2 889

0

2 890

466

3 356

3 031

25

3 055

13

631

3 699

16

Communicatie

204

0

204

12

216

197

(2)

195

12

12

219

17

Gezondheid en voedselveiligheid

571

(14)

557

42

598

571

(37)

535

9

42

586

18

Migratie en binnenlandse zaken

3 225

250

3 475

88

3 563

2 323

61

2 384

6

96

2 487

19

Instrumenten voor het buitenlands beleid

783

(119)

663

17

53

733

677

(50)

628

3

52

683

20

Handel

107

1

108

3

111

106

1

106

2

3

112

21

Internationale samenwerking en ontwikkeling

3 162

1

3 163

220

3 383

3 346

21

3 367

18

203

3 587

22

Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen

3 835

146

3 981

7

990

4 978

3 566

(264)

3 301

12

369

3 683

23

Humanitaire hulp en civiele bescherming

1 202

258

1 460

219

1 253

2 933

1 560

178

1 739

6

532

2 277

24

Fraudebestrijding

80

(1)

79

0

79

86

(1)

85

7

0

92

25

Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

206

4

210

0

12

222

206

4

210

15

12

237

26

Administratie van de Commissie

1 017

(21)

996

178

1 174

1 016

(15)

1 001

142

180

1 323

27

Begroting

72

(13)

59

8

67

72

(13)

59

7

8

75

28

Audit

19

(0)

19

1

20

19

(0)

19

1

1

20

29

Statistieken

139

0

140

16

155

128

0

128

5

21

154

30

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

1 647

37

1 684

0

1 685

1 647

37

1 684

0

1 685

31

Talendiensten

399

(3)

396

62

458

399

(3)

396

17

62

475

32

Energie

1 532

(122)

1 410

96

1 506

1 524

46

1 570

5

141

1 716

33

Justitie en consumentenzaken

259

(0)

259

10

268

239

(8)

232

4

9

245

34

Klimaatactie

138

0

138

1

139

82

(5)

77

4

1

82

40

Reserves

475

(238)

236

236

309

(288)

21

21

90

Overige instellingen

3 771

7

3 778

3

340

4 121

3 771

7

3 778

472

433

4 683

Totaal

155 004

273

155 277

804

10 610

166 690

143 885

(7 243)

136 642

1 345

10 081

148 069

4.7.BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

Gedane vastleggingen

Naar 2017 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Beleidsgebied

Totaal beschik-bare kredieten

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van be-stem-mings-ontvang-sten

Totaal

%

Bestem-mings-ontvangsten

Bij besluit

Totaal

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van be-stem-mings-ontvang-sten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+ 11+12

01

Economische en financiële zaken

2 648

2 525

9

2 534

96 %

113

113

1

1

02

Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

2 518

2 288

121

2 409

96 %

109

0

109

0

0

03

Concurrentie

107

102

3

105

98 %

2

2

0

0

04

Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

13 456

12 938

428

13 367

99 %

76

0

76

13

13

05

Landbouw en plattelandsontwikkeling

65 858

60 927

395

2 143

63 466

96 %

1 927

433

2 360

18

14

32

06

Mobiliteit en vervoer

4 346

4 218

62

4 281

99 %

63

0

63

2

2

07

Milieu

467

448

10

458

98 %

8

0

8

0

0

08

Onderzoek en innovatie

6 745

5 848

538

6 386

95 %

359

359

0

0

09

Communicatienetwerken, inhoud en technologie

2 029

1 856

81

1 936

95 %

92

0

92

0

0

10

Eigen onderzoek

935

397

114

510

55 %

424

424

0

0

11

Maritieme zaken en visserij

1 081

1 069

0

2

1 071

99 %

5

0

5

5

5

12

Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie

89

85

2

87

97 %

2

0

2

0

0

13

Regionaal beleid en stadsontwikkeling

36 235

35 968

145

26

36 139

100 %

34

31

65

29

1

30

14

Belastingen en Douane-unie

176

166

0

4

171

97 %

4

4

0

0

15

Onderwijs en cultuur

3 356

2 890

359

3 249

97 %

107

0

107

0

0

16

Communicatie

216

204

7

211

97 %

5

5

0

0

17

Gezondheid en voedselveiligheid

598

557

17

573

96 %

25

25

0

0

18

Migratie en binnenlandse zaken

3 563

3 473

32

3 505

98 %

56

0

57

1

1

19

Instrumenten voor het buitenlands beleid

733

654

17

18

689

94 %

35

9

44

0

0

20

Handel

111

108

2

109

99 %

1

0

1

0

0

21

Internationale samenwerking en ontwikkeling

3 383

3 161

187

3 349

99 %

32

1

33

1

1

22

Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen

4 978

3 979

925

4 904

99 %

65

65

2

7

9

23

Humanitaire hulp en civiele bescherming

2 933

1 459

219

552

2 231

76 %

701

701

1

1

24

Fraudebestrijding

79

79

79

100 %

0

0

0

0

25

Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

222

209

0

7

216

97 %

5

0

5

1

1

26

Administratie van de Commissie

1 174

995

108

1 104

94 %

69

69

0

0

27

Begroting

67

59

5

64

95 %

3

3

0

0

28

Audit

20

18

1

19

97 %

1

1

0

0

29

Statistieken

155

139

6

145

94 %

10

10

0

0

30

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

1 685

1 684

0

1 684

100 %

0

0

0

0

31

Talendiensten

458

396

42

437

95 %

20

20

0

0

32

Energie

1 506

1 405

41

1 446

96 %

55

0

55

5

5

33

Justitie en consumentenzaken

268

256

3

259

97 %

7

7

2

2

34

Klimaatactie

139

137

1

138

100 %

0

0

0

0

0

40

Reserves

236

0 %

99

99

138

138

90

Overige instellingen

4 121

3 721

3

254

3 979

97 %

86

86

57

0

0

57

Totaal

166 690

154 421

781

6 108

161 310

97 %

4 502

575

5 077

281

22

303

4.8.BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

Gedane betalingen

Naar 2017 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Beleidsgebied

Totaal beschik-bare kredieten

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van be-stemmings-ontvang-sten

Totaal

%

Auto-matische over-drachten

Over-drachten bij besluit

Bestem-mings-ontvangsten

Totaal

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van be-stemmings-ontvang-sten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9

10=7+8+9

11

12

13

14=11+ 12+13

01

Economische en financiële zaken

1 660

1 512

5

11

1 529

92 %

5

114

119

12

1

13

02

Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

2 243

1 843

11

59

1 913

85 %

15

0

313

328

1

1

2

03

Concurrentie

116

94

8

3

105

90 %

8

3

10

0

1

1

04

Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

11 802

8 819

10

44

8 873

75 %

12

532

544

2 381

4

0

2 385

05

Landbouw en plattelandsontwikkeling

59 039

54 127

414

2 488

57 029

97 %

203

433

1 330

1 965

28

16

44

06

Mobiliteit en vervoer

2 321

2 183

4

64

2 251

97 %

4

0

59

63

6

0

1

7

07

Milieu

412

379

3

9

392

95 %

3

0

7

11

9

0

9

08

Onderzoek en innovatie

6 811

5 359

25

396

5 780

85 %

29

994

1 023

6

2

8

09

Communicatienetwerken, inhoud en technologie

2 627

2 326

10

113

2 449

93 %

15

0

162

177

1

1

0

2

10

Eigen onderzoek

905

339

36

95

469

52 %

46

385

431

0

5

5

11

Maritieme zaken en visserij

622

585

2

2

589

95 %

2

0

5

6

26

0

27

12

Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie

91

80

3

2

85

93 %

3

0

2

5

0

0

1

13

Regionaal beleid en stadsontwikkeling

31 108

29 072

10

40

29 123

94 %

10

31

36

78

1 906

1

1 908

14

Belastingen en Douane-unie

171

155

5

2

161

94 %

5

5

9

0

0

0

15

Onderwijs en cultuur

3 699

3 043

12

299

3 354

91 %

12

0

332

344

0

1

1

16

Communicatie

219

185

11

6

202

92 %

10

6

16

0

1

1

17

Gezondheid en voedselveiligheid

586

526

8

16

550

94 %

8

25

34

0

1

2

18

Migratie en binnenlandse zaken

2 487

2 364

5

24

2 393

96 %

7

0

73

80

12

1

13

19

Instrumenten voor het buitenlands beleid

683

595

3

19

617

90 %

3

33

36

29

1

29

20

Handel

112

103

2

2

107

96 %

3

0

2

5

0

0

0

21

Internationale samenwerking en ontwikkeling

3 587

3 344

16

133

3 493

97 %

21

0

70

91

1

2

3

22

Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen

3 683

3 007

10

317

3 334

91 %

11

52

62

284

2

286

23

Humanitaire hulp en civiele bescherming

2 277

1 637

6

360

2 002

88 %

7

86

173

265

9

1

10

24

Fraudebestrijding

92

72

6

78

84 %

7

5

0

12

1

2

2

25

Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

237

194

13

6

213

90 %

15

0

6

21

0

2

3

26

Administratie van de Commissie

1 323

879

135

83

1 097

83 %

121

97

218

1

8

8

27

Begroting

75

53

7

4

63

85 %

6

5

11

0

0

0

28

Audit

20

18

1

1

19

94 %

1

1

1

0

0

0

29

Statistieken

154

123

4

6

134

87 %

5

15

20

0

1

1

30

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

1 685

1 684

0

1 684

100 %

0

0

0

0

31

Talendiensten

475

381

16

37

435

92 %

15

25

39

0

1

1

32

Energie

1 716

1 549

5

67

1 621

94 %

5

0

71

76

15

1

3

19

33

Justitie en consumentenzaken

245

222

3

4

229

94 %

4

5

9

6

1

7

34

Klimaatactie

82

64

3

1

68

83 %

4

0

1

4

9

1

9

40

Reserves

21

0 %

21

21

90

Overige instellingen

4 683

3 247

423

305

3 975

85 %

474

128

602

57

49

106

Totaal

148 069

130 164

1 236

5 016

136 416

92 %

1 098

557

5 062

6 717

4 823

109

3

4 936



4.9.BELEIDSGEBIED: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

in miljoen EUR

RAL eind vorig jaar

Vastleggingen van het jaar

Totaal vastleggingen

Beleidsgebied

Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

Vrijmakingen/ herwaarderingen/ annuleringen

Betalingen

Nog betaalbaar te stellen vastleggingen per jaareinde

Vastleggingen tijdens het jaar

Betalingen

Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

Nog betaalbaar te stellen vastleggingen per jaareinde

uitstaand aan het einde van het jaar

01

Economische en financiële zaken

1 884

(28)

(1 127)

728

2 534

(401)

2 133

2 861

02

Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

2 179

(26)

(1 145)

1 008

2 409

(768)

(1)

1 640

2 648

03

Concurrentie

9

(1)

(8)

105

(97)

8

8

04

Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

33 275

(438)

(8 516)

24 321

13 367

(357)

(0)

13 010

37 331

05

Landbouw en plattelandsontwikkeling

25 424

(1 340)

(12 274)

11 810

63 466

(44 756)

(0)

18 710

30 520

06

Mobiliteit en vervoer

5 883

(114)

(1 528)

4 241

4 281

(723)

3 558

7 799

07

Milieu

1 118

(2)

(275)

841

458

(117)

341

1 182

08

Onderzoek en innovatie

12 813

(107)

(3 844)

8 863

6 386

(1 937)

(0)

4 449

13 312

09

Communicatienetwerken, inhoud en technologie

3 365

(20)

(1 488)

1 856

1 936

(961)

(0)

975

2 832

10

Eigen onderzoek

174

(19)

(100)

55

510

(369)

(0)

141

196

11

Maritieme zaken en visserij

2 201

(53)

(409)

1 740

1 071

(180)

(0)

891

2 630

12

Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie

12

(2)

(7)

3

87

(78)

(0)

9

13

13

Regionaal beleid en stadsontwikkeling

92 788

(286)

(28 491)

64 010

36 139

(631)

(0)

35 508

99 518

14

Belastingen en Douane-unie

125

(6)

(73)

45

171

(88)

83

128

15

Onderwijs en cultuur

2 801

(52)

(1 256)

1 494

3 249

(2 099)

(0)

1 150

2 644

16

Communicatie

56

(3)

(49)

4

211

(153)

(0)

58

62

17

Gezondheid en voedselveiligheid

503

(46)

(264)

193

573

(286)

287

480

18

Migratie en binnenlandse zaken

2 596

(168)

(1 096)

1 332

3 505

(1 297)

2 207

3 539

19

Instrumenten voor het buitenlands beleid

905

(46)

(339)

520

689

(278)

(0)

410

930

20

Handel

20

(1)

(13)

6

109

(94)

16

22

21

Internationale samenwerking en ontwikkeling

9 572

(278)

(2 937)

6 358

3 349

(557)

(0)

2 792

9 150

22

Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen

11 606

(306)

(2 547)

8 753

4 904

(787)

(0)

4 117

12 870

23

Humanitaire hulp en civiele bescherming

827

(5)

(542)

279

2 231

(1 460)

770

1 050

24

Fraudebestrijding

30

(2)

(19)

9

79

(59)

20

29

25

Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

15

(2)

(13)

216

(200)

16

16

26

Administratie van de Commissie

185

(9)

(169)

8

1 104

(928)

176

184

27

Begroting

7

(0)

(7)

64

(56)

8

8

28

Audit

1

(0)

(1)

19

(18)

1

1

29

Statistieken

115

(7)

(50)

57

145

(83)

(0)

62

119

30

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

1 684

(1 684)

31

Talendiensten

17

(1)

(16)

437

(418)

19

19

32

Energie

6 225

(309)

(1 325)

4 590

1 446

(296)

1 150

5 740

33

Justitie en consumentenzaken

224

(4)

(91)

129

259

(138)

121

250

34

Klimaatactie

168

(1)

(43)

124

138

(25)

113

237

90

Overige instellingen

570

(143)

(420)

7

3 979

(3 555)

0

424

431

Totaal

217 693

(3 825)

(70 482)

143 386

161 310

(65 935)

(3)

95 373

238 759

4.10.BELEIDSGEBIED: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG

in miljoen EUR

Beleidsgebied

< 2010

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Totaal

01

Economische en financiële zaken

11

0

117

244

10

346

2 133

2 861

02

Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

13

11

29

93

86

144

633

1 640

2 648

03

Concurrentie

0

8

8

04

Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

382

6

265

420

4 112

4 118

15 018

13 010

37 331

05

Landbouw en plattelandsontwikkeling

34

2

868

985

9 921

18 710

30 520

06

Mobiliteit en vervoer

100

64

249

508

571

1 321

1 430

3 558

7 799

07

Milieu

80

58

68

98

137

181

217

341

1 182

08

Onderzoek en innovatie

77

112

318

705

1 686

2 835

3 129

4 449

13 312

09

Communicatienetwerken, inhoud en technologie

29

16

37

141

298

615

721

975

2 832

10

Eigen onderzoek

9

2

1

1

11

11

19

141

196

11

Maritieme zaken en visserij

85

0

13

27

286

26

1 302

891

2 630

12

Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie

0

1

3

9

13

13

Regionaal beleid en stadsontwikkeling

1 022

1

8

825

14 947

5 750

41 459

35 508

99 518

14

Belastingen en Douane-unie

0

0

1

11

32

83

128

15

Onderwijs en cultuur

83

26

66

128

220

436

535

1 150

2 644

16

Communicatie

0

0

0

0

4

58

62

17

Gezondheid en voedselveiligheid

14

3

5

10

15

52

93

287

480

18

Migratie en binnenlandse zaken

45

46

67

158

322

111

583

2 207

3 539

19

Instrumenten voor het buitenlands beleid

12

5

11

38

55

168

231

410

930

20

Handel

0

0

1

1

4

16

22

21

Internationale samenwerking en ontwikkeling

227

219

331

699

1 237

1 525

2 120

2 792

9 150

22

Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen

414

290

473

993

1 507

2 037

3 039

4 117

12 870

23

Humanitaire hulp en civiele bescherming

22

25

24

23

22

28

135

770

1 050

24

Fraudebestrijding

0

1

3

6

20

29

25

Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

0

16

16

26

Administratie van de Commissie

2

1

4

176

184

27

Begroting

(0)

8

8

28

Audit

1

1

29

Statistieken

0

0

3

17

37

62

119

30

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

31

Talendiensten

(0)

19

19

32

Energie

225

491

142

496

1 273

1 053

910

1 150

5 740

33

Justitie en consumentenzaken

0

0

4

6

13

36

70

121

250

34

Klimaatactie

1

54

69

113

237

90

Overige instellingen

0

0

0

0

0

0

0

431

431

2 884

1 376

2 111

5 488

27 920

21 530

82 069

95 380

238 759

5.UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING

5.1.UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING

in miljoen EUR

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvang-sten als

% van de begroting

Nog te ontvangen

Instelling

Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting

Definitief goed-gekeurde begroting

Lopend jaar

Overge-dragen

Totaal

Op rechten van lopend jaar

Op overge-dragen rechten

Totaal

Commissie

143 548

136 305

143 854

7 119

150 972

141 804

2 285

144 089

106 %

6 883

Comité van de Regio's

8

8

11

11

11

11

133 %

0

Europese Rekenkamer

20

20

20

0

20

20

0

20

99 %

0

Hof van Justitie

52

52

50

0

50

50

0

50

97 %

0

Economisch en Sociaal Comité

11

11

15

15

15

15

142 %

Europese Raad en Raad

50

50

76

3

79

75

2

78

154 %

2

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

1

1

1

1

1

1

95 %

Europese Dienst voor extern optreden

41

41

269

1

269

268

1

268

659 %

1

Europees Parlement

153

153

186

19

205

181

2

183

119 %

22

Europese Ombudsman

1

1

1

1

1

1

91 %

Totaal

143 885

136 642

144 483

7 141

151 624

142 427

2 290

144 717

106 %

6 907

Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld. Agentschappen hebben geen afzonderlijke begroting binnen de EU-begroting en zij worden gedeeltelijk gefinancierd met een begrotingssubsidie van de Commissie.

Wat de EDEO betreft, zij opgemerkt dat deze dienst naast zijn eigen begroting ook bijdragen van de Commissie (140 miljoen EUR; 2015: 138 miljoen EUR) en het EOF (44 miljoen EUR; 2015: 61 miljoen EUR) ontvangt. Deze begrotingskredieten worden ter beschikking gesteld van de EDEO (als bestemmingsontvangsten), in de eerste plaats ter dekking van de kosten van de personeelsleden van de Commissie die in de EU-delegaties werken. Deze delegaties worden administratief beheerd door de EDEO.

5.2.BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

in miljoen EUR

Gedane vastleggingen

Naar 2017 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Instelling

Totaal beschikbare kredieten

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

van be-stem-mings-ont-vang-sten

Totaal

%

Van be-stem-mings-ont-vang-sten

Over-drachten bij besluit

Totaal

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van be-stem-mings-ontvang-sten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+ 11+12

Commissie

162 569

150 699

778

5 854

157 332

97 %

4 416

575

4 991

224

22

246

Comité van de Regio’s

93

89

2

91

98 %

0

0

1

0

1

Europese Rekenkamer

138

136

0

136

99 %

0

0

1

0

1

Hof van Justitie

382

373

1

374

98 %

1

1

7

0

7

Economisch en Sociaal Comité

135

127

4

131

97 %

0

0

4

0

4

Europese Raad en Raad

591

519

2

21

541

92 %

23

23

26

0

0

26

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

9

9

9

95 %

1

0

1

Europese Dienst voor extern optreden

877

634

1

200

835

95 %

40

40

2

0

0

2

Europees Parlement

1 886

1 824

26

1 850

98 %

21

21

15

0

15

Europese Ombudsman

11

10

10

95 %

0

0

0

Totaal

166 690

154 421

781

6 108

161 310

97 %

4 502

575

5 077

281

22

303

5.3.BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

Gedane betalingen

Naar 2017 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Instelling

Totaal beschikbare kredieten

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van be-stem-mings-ontvang-sten

Totaal

%

Automa-tische over-drachten

Over-drachten bij besluit

Van be-stem-mings-ontvang-sten

Totaal

Van definitief goed-gekeurde begroting

Van over-drachten

Van be-stem-mings-ontvang-sten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9

10=7+8+9

11

12

13

14=11+ 12+13

Commissie

143 386

126 917

813

4 711

132 442

92 %

624

557

4 934

6 115

4 766

60

3

4 830

Comité van de Regio’s

102

81

7

2

90

89 %

8

0

9

1

1

0

3

Europese Rekenkamer

147

127

9

0

136

92 %

9

0

9

1

1

0

2

Hof van Justitie

401

351

18

1

370

92 %

22

1

23

7

2

0

9

Economisch en Sociaal Comité

145

119

7

3

129

89 %

8

1

9

4

4

0

7

Europese Raad en Raad

636

457

38

20

515

81 %

62

23

86

26

9

0

35

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

10

8

1

9

84 %

1

1

1

0

0

1

Europese Dienst voor extern optreden

968

557

75

185

816

84 %

77

62

139

2

11

13

Europees Parlement

2 262

1 539

268

94

1 900

84 %

285

40

325

15

21

0

36

Europese Ombudsman

11

9

1

10

86 %

1

1

0

0

0

1

Totaal

148 069

130 164

1 236

5 016

136 416

92 %

1 098

557

5 062

6 717

4 823

109

3

4 936

6.UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN

6.1.BEGROTINGSONTVANGSTEN

in miljoen EUR

Agentschap

Financiering van de Commissie (beleidsterrein)

Definitief goed-gekeurde begroting

Ontvangen bedragen

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators - ACER

6

16

16

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie - Berec

9

4

4

Communautair Bureau voor plantenrassen - CPVO

17

16

13

Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding - CHAFEA

17

9

9

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur - EACEA

15

49

49

Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk - EU-OSHA

4

15

15

Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - eu-LISA

18

80

97

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken - EASO

18

53

53

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart - EASA

6

193

140

Europese Bankautoriteit - EBA

12

36

37

Europees Grens- en kustwachtagentschap - Frontex

18

233

252

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding - ECDC

17

58

58

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding - CEDEFOP

15

18

18

Europees Agentschap voor chemische stoffen - ECHA

2

103

105

Europees Milieuagentschap - EEA

7

42

57

Europees Bureau voor visserijcontrole -EFCA

11

10

10

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid - EFSA

17

79

79

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden - Eurofound

4

21

21

Agentschap voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS)

6

29

223

Europees Instituut voor gendergelijkheid - EIGE

4

8

8

Europees Instituut voor innovatie en technologie - EIT

15

264

264

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen - Eiopa

12

22

22

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid - EMSA

6

71

71

Europees Geneesmiddelenbureau - EMA

2

308

305

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving - EMCDDA

18

15

15

Europol

18

104

117

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad - ERCEA

8

43

43

Europese Autoriteit voor effecten en markten - ESMA

12

39

39

Europese Stichting voor opleiding - ETF

15

20

20

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten - FRA

18

22

22

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving - Cepol

18

9

10

Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging - ENISA

9

11

11

Europees Spoorwegbureau

6

28

28

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie - EUIPO

12

418

231

EU-agentschap voor justitiële samenwerking - Eurojust

33

44

44

Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen - EASME

6

36

36

Fusion for Energy - F4E

8

720

724

Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken - INEA

6

22

22

Uitvoerend Agentschap onderzoek - REA

8

60

60

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

15

51

42

Totaal

3 377

3 389

in miljoen EUR

Soort ontvangsten

Definitief goed-gekeurde begroting

Ontvangen bedragen

Subsidie van de Commissie

1 524

1 540

Inkomsten uit heffingen

642

638

Overige inkomsten

1 211

1 211

Totaal

3 377

3 389



6.2.VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP

in miljoen EUR

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Agentschap

Totaal beschikbare kredieten

Gedane vastleggingen

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER)

16

16

18

12

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie - Berec

4

4

5

4

Communautair Bureau voor plantenrassen - CPVO

18

17

17

15

Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding - CHAFEA

9

9

10

8

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur - EACEA

49

48

54

47

Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk - EU-OSHA

17

16

21

15

Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - eu-LISA

85

80

104

94

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken - EASO

66

53

55

35

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart - EASA

220

160

226

144

Europese Bankautoriteit - EBA

36

35

40

35

Europees Grens- en kustwachtagentschap - Frontex

256

244

300

199

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding - ECDC

59

58

69

56

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding - CEDEFOP

19

19

20

18

Europees Agentschap voor chemische stoffen - ECHA

113

110

124

106

Europees Milieuagentschap - EEA

69

64

74

50

Europees Bureau voor visserijcontrole -EFCA

10

10

11

9

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid - EFSA

80

80

88

79

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden - Eurofound

21

21

24

20

Agentschap voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS)

3 331

1 104

626

139

Europees Instituut voor gendergelijkheid - EIGE

8

8

10

8

Europees Instituut voor innovatie en technologie - EIT

285

271

267

265

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen - Eiopa

22

22

25

22

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid - EMSA

80

72

82

66

Europees Geneesmiddelenbureau - EMA

314

301

347

294

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving - EMCDDA

16

16

17

16

Europol

122

115

133

112

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad - ERCEA

43

43

45

43

Europese Autoriteit voor effecten en markten - ESMA

42

40

47

38

Europese Stichting voor opleiding - ETF

21

21

21

21

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten - FRA

22

22

28

22

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving - Cepol

10

9

11

9

Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging - ENISA

11

11

12

10

Europees Spoorwegbureau

28

28

30

28

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie - EUIPO

450

238

453

214

EU-agentschap voor justitiële samenwerking - Eurojust

44

44

47

39

Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen - EASME

36

36

41

36

Fusion for Energy - F4E

764

763

730

716

Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken - INEA

22

22

23

22

Uitvoerend Agentschap onderzoek - REA

60

60

63

59

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

51

45

55

46

Totaal

6 926

4 330

4 376

3 169

in miljoen EUR

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Soort uitgaven

Totaal beschikbare kredieten

Gedane vastleggingen

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Personeel

1 054

1 033

1 069

1 029

Administratieve uitgaven

367

341

431

330

Operationele uitgaven

5 505

2 956

2 875

1 811

Totaal

6 926

4 330

4 376

3 169

VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST

Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten

De toename van de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling in het lopende begrotingsjaar.

Actuariële veronderstellingen

Hypothesen gebruikt voor de berekening van de kosten van toekomstige gebeurtenissen die van invloed zijn op de pensioenverplichtingen.

Actuariële winsten en verliezen

Voor pensioenregelingen op basis van toegezegde uitkeringen, de wijzigingen in actuariële tekorten of overschotten. Zij ontstaan als gevolg van verschillen tussen de eerdere actuariële veronderstellingen en daadwerkelijke gebeurtenissen en als gevolg van de effecten van wijzigingen in actuariële veronderstellingen.

Administratieve kredieten

Administratieve kredieten dienen ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van de instellingen en entiteiten (personeel, gebouwen, kantoorapparatuur).

Annulering van kredieten

Ongebruikte kredieten die niet meer mogen worden gebruikt.

Begrotingsonderdeel

De begroting is gestructureerd in ontvangsten en uitgaven die worden weergegeven overeenkomstig een bindende nomenclatuur die de door de begrotingsautoriteit vastgestelde aard en het doel van elk onderdeel weerspiegelt. De afzonderlijke rubrieken (titel, hoofdstuk, artikel of post) vormen een formele beschrijving van de nomenclatuur.

Bestemmingsontvangsten

Specifieke ontvangsten bestemd voor de financiering van welbepaalde uitgaven. De belangrijkste externe bestemmingsontvangsten zijn de financiële bijdragen van derde landen aan programma’s die door de Unie worden gefinancierd. De belangrijkste interne bestemmingsontvangsten zijn de van derden ontvangen betalingen voor goederen, diensten en werkzaamheden die op hun verzoek zijn geleverd; ontvangsten uit de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en de opbrengsten van de verkoop van publicaties en films, inclusief die op elektronische drager.

Betalingskredieten

Betalingskredieten dekken uitgaven die in het lopende jaar moeten worden gedaan uit hoofde van juridische verplichtingen van het lopende en/of eerdere jaren.

Bij de lidstaten op te vragen bedragen

Tijdens de verslagperiode gedane uitgaven die moeten worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen, d.w.z. door de EU-lidstaten. Dit is een gevolg van het naast elkaar bestaan van een boekhouding op transactiebasis en een begroting op kasbasis.

Derivaten

Financieel instrument waarvan de waarde gekoppeld is aan de ontwikkeling van de waarde van een ander financieel instrument, een index of een goed. In tegenstelling tot de houder van een primair financieel instrument (bijvoorbeeld een overheidsobligatie), die een onvoorwaardelijk recht heeft om geldmiddelen (of andere economische voordelen) te ontvangen in de toekomst, heeft de houder van een derivaat slechts een beperkt recht op een dergelijk voordeel. Een voorbeeld van een derivaat is een valutatermijncontract.

Direct beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij direct beheer geschiedt de uitvoering van de begroting rechtstreeks door de diensten van de Commissie, uitvoerende agentschappen of trustfondsen.

Disconteringsvoet

Percentage toegepast om rekening te houden met de tijdswaarde van geld. Discontering is een techniek die wordt gebruikt om kosten en baten te vergelijken die zich in verschillende perioden voordoen.

Doorhaling

Een handeling waarbij een eerdere vastlegging (of een deel daarvan) wordt geschrapt.

Effectieve rentevoet

De rentevoet waarmee de geraamde toekomstige contante ontvangsten of betalingen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief of de financiële verplichting wordt verdisconteerd tot de nettoboekwaarde van het actief of de verplichting.

Eigen middelen

De belangrijkste financieringsbron voor de instellingen en organen van de EU, zoals omschreven in de eigenmiddelenverordening nr. 609/2014. De eigen middelen bestaan uit op het bni gebaseerde middelen, btw-middelen en de traditionele eigen middelen.

Financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

Alle financiële activa of passiva die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde als overschot of tekort voor de periode moeten worden geboekt (bv. derivaten).

Financiële correctie

Financiële correcties dienen om de EU-begroting te beschermen tegen onterechte of onregelmatige uitgaven. Voor uitgaven onder gedeeld beheer ligt de verantwoordelijkheid voor het terugvorderen van ten onrechte verrichte betalingen in de eerste plaats bij de lidstaat.

Een „bevestigde” financiële correctie is een correctie die door de betrokken lidstaat is aanvaard. Een „vastgestelde” financiële correctie is bij besluit van de Commissie goedgekeurd en is altijd een nettocorrectie, d.w.z. dat de lidstaat verplicht is de onregelmatige sommen aan de EU-begroting terug te storten en de aan de betrokken lidstaat toegewezen middelen definitief worden gekort. Bevestigde en vastgestelde financiële correcties worden in dit verslag als één categorie beschouwd.

De financiële correctie is “uitgevoerd” wanneer de vastgestelde onregelmatigheid is rechtgezet.

Gedeeld beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij gedeeld beheer worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 80 % van de EU-uitgaven valt onder deze wijze van uitvoering.

Gewijzigde begroting

Tijdens het begrotingsjaar genomen besluit tot wijziging (verhoging, verlaging, overschrijving) van onderdelen van de goedgekeurde begroting van dat jaar.

Goedgekeurde begroting

De ontwerpbegroting wordt de goedgekeurde begroting zodra de begrotingsautoriteit ermee heeft ingestemd.

Indirect beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij indirect beheer vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht.

Jaarlijks activiteitenverslag (AAR)

De jaarlijkse activiteitenverslagen bevatten onder andere de met de activiteiten bereikte resultaten in het licht van de gestelde doelen, de daaraan verbonden risico’s en de vorm van de interne controle. Met ingang van het begrotingsjaar 2001 wat de Europese Commissie betreft en vanaf 2003 voor alle andere EU-instellingen moet de „gedelegeerd ordonnateur” aan zijn instelling verantwoording afleggen over de uitoefening van zijn taken in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag met gegevens over de financiën en het beheer.

Kredieten

De begrotingsmiddelen. De begroting is een prognose van zowel vastleggingen als betalingen (contante of girale betalingen aan de begunstigden). Er is vaak een verschil tussen de kredieten voor vastleggingen en die voor betalingen (de “gesplitste” kredieten) omdat de middelen voor meerjarige programma’s en projecten gewoonlijk volledig worden vastgelegd in het jaar waarin de desbetreffende besluiten worden genomen en de betalingen worden gespreid over een aantal jaren, in het tempo waarin programma’s en projecten worden uitgevoerd. Niet-gesplitste kredieten betreffen administratieve uitgaven, ondersteuning van de landbouwmarkten en rechtstreekse betalingen; vastleggingskredieten en betalingskredieten zijn in dat geval gelijk.

Overdracht van kredieten

Uitzondering op het beginsel van jaarperiodiciteit, waarbij kredieten die in een bepaald begrotingsjaar niet konden worden gebruikt, bij wijze van uitzondering en onder strikte voorwaarden worden overgedragen voor gebruik in het volgende jaar.

Onderbrekingen en opschortingen

Indien de Commissie op basis van haar eigen werkzaamheden of van door de controle-autoriteiten verstrekte informatie constateert dat een lidstaat naliet ernstige gebreken van de beheers- en controlesystemen te verhelpen en/of onregelmatige maar gedeclareerde en gecertificeerde uitgaven te corrigeren, kan zij de betalingen onderbreken of opschorten.

Onregelmatigheid

Onder onregelmatigheid wordt verstaan, iedere handeling die niet in overeenstemming is met de EU-regels en de financiële belangen van de EU kan schaden, voortkomend uit vergissingen begaan door begunstigden die geldmiddelen aanvragen of door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de betalingen. Is de onregelmatigheid opzettelijk, dan is er sprake van fraude.

Overschrijvingen (tussen begrotingsonderdelen)

Overschrijvingen houden de verplaatsing in van kredieten van het ene begrotingsonderdeel naar het andere in de loop van het begrotingsjaar en vormen dus een uitzondering op het begrotingsspecialiteitsbeginsel. Zij zijn echter uitdrukkelijk toegestaan bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement (FR). Het FR kent verschillende soorten overschrijvingen, al naargelang zij tussen of binnen begrotingstitels, -hoofdstukken, -artikelen en -posten plaatsvinden en het vereiste niveau van goedkeuring.

Preventieve maatregel

Preventieve maatregelen, die ter beschikking van de Commissie staan ter bescherming van de EU-begroting wanneer zij weet heeft van mogelijke tekortkomingen, omvatten opschortingen en onderbrekingen van betalingen uit de EU-begroting aan operationele programma’s.

Regeling met toegezegde uitkeringen

Een pensioen- of andere uittredingsregeling waarbij de pensioenuitkering in het kader van regeling wordt toegezegd onafhankelijk van de te betalen premies en de uitkeringen niet rechtstreeks gekoppeld zijn aan de beleggingen van de regeling. De regeling kan met of zonder kapitaaldekking zijn.

Reste à liquider (RAL — nog betaalbaar te stellen vastleggingen)

De bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.

Traditionele eigen middelen

Inkomsten van de EU die deel uitmaken van de „eigen middelen” waarmee de activiteiten van de EU worden gefinancierd. De traditionele eigen middelen zijn gedefinieerd in Verordening 609/2014 en omvatten douanerechten en suikerheffingen.

Vastlegging

Juridische verbintenissen om financiële middelen te verstrekken mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd. De EU verbindt zich ertoe haar aandeel in de kosten van een door de EU gefinancierd project te dragen. De vastleggingen van vandaag geven aanleiding tot de betalingen van morgen. De betalingen van vandaag vinden hun oorsprong in vastleggingen uit het verleden.

Vastleggingskredieten

Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van juridische verplichtingen (contracten, subsidieovereenkomsten en -besluiten) die kunnen worden aangegaan in het lopende begrotingsjaar.

Voorfinanciering

Betaling die ten doel heeft de begunstigde te voorzien van een voorschot. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen overeenkomstig het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of terugbetaald.

Vervallen kredieten

Ongebruikte kredieten die op het einde van het begrotingsjaar worden geannuleerd. Vervallen betekent de volledige of gedeeltelijke intrekking van de autorisatie om uitgaven te doen en/of verplichtingen aan te gaan, belichaamd door een krediet.

Voor verkoop beschikbare financiële activa

Alle financiële activa (met uitzondering van derivaten) die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde in een reserve onder de nettoactiva moeten worden opgenomen tot de verwijdering (of afwaardering).

(1)

     Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk formeel kennis gegeven van zijn voornemen zich uit de EU terug te trekken en daarmee het terugtrekkingsproces overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in werking gesteld.

(2)

     Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden onvoldoende door de lidstaten, maar vanwege de schaal of de impact beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt. Het evenredigheidsbeginsel houdt in dat de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. Zie artikel 5 VWEU.

(3)

     Zie de Mededeling van de Commissie „Europa 2020, een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”, COM(2010) 2020 definitief van 3 maart 2010.

(4)

     Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (2013/C 373/01).

(5)

     Bijvoorbeeld de interne controlenormen zijn gebaseerd op de internecontrolebeginselen van COSO 2013.

(6)  De term „de Europese Commissie” wordt daarom zowel gebruikt ter aanduiding van de instelling gevormd door de leden van de Commissie — het College, als van de administratie geleid door de directeuren-generaal van de diensten (en de hoofden van andere administratieve structuren zoals diensten, bureaus en uitvoerende agentschappen).
(7)

     Voor meer informatie: Europese Commissie, European Economic Forecast, najaar 2017.

(8)

     Besluit C(2016) 60/03 van de Commissie van 10.2.2016 betreffende de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije en tot wijziging van Besluit C(2015) 9500 van 24 November 2015.

(9)

     Zie de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, Eerste jaarverslag over de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije, COM(2017) 130 final definitief van 2.3.2017.

Top