This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0510
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION Blue Belt, a Single Transport Area for shipping
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE De blauwe gordel, naar een scheepvaartruimte zonder grenzen
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE De blauwe gordel, naar een scheepvaartruimte zonder grenzen
/* COM/2013/0510 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE De blauwe gordel, naar een scheepvaartruimte zonder grenzen /* COM/2013/0510 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE De blauwe gordel, naar een scheepvaartruimte
zonder grenzen 1. Inleiding De Europese Unie is
sterk afhankelijk van de zeevaart voor de handel met de rest van de wereld en
op de interne markt. 74%[1]
van de door de Unie in- en uitgevoerde goederen en 37%[2] van de handel binnen de Unie
verloopt via zeehavens. De zeevaart biedt een aantal voordelen ten opzichte van
andere vervoerswijzen. Vervoer per schip is goedkoper en heeft in verhouding
tot de vervoerde lading een kleinere milieu-impact. Door overbodige administratieve eisen wordt het
potentieel van de zeevaart echter niet altijd optimaal benut. Artikel 28 VWEU voorziet in het vrije verkeer van
Uniegoederen[3]
binnen het douanegebied van de Unie. Aangezien schepen die de territoriale
wateren[4]
van de lidstaten verlaten, evenwel geacht worden de buitengrenzen van de EU te
overschrijden, worden schepen die tussen havens in twee verschillende lidstaten
varen, geacht het EU-douanegebied te hebben verlaten. Hierdoor moeten
douaneformaliteiten worden vervuld wanneer een schip de haven van vertrek
verlaat en opnieuw wanneer het de haven van bestemming bereikt, zelfs indien
die allebei in de EU zijn gelegen. Die procedures zijn weliswaar noodzakelijk
om economische, financiële en veiligheidsredenen, maar ze veroorzaken kosten en
vertragingen die de zeevaart benadelen ten opzichte van andere vervoerswijzen
waar het gaat om het vervoer van Uniegoederen op de interne EU-markt. Een verlaging van de kosten en de vereenvoudiging
van alle administratieve procedures zijn een belangrijke doelstelling om een
ruimer gebruik van de korte vaart en de handel over zee tussen EU-havens te
promoten. De totstandbrenging van een reële interne markt
voor Uniegoederen die per schip worden vervoerd, zal de concurrentiepositie van
de scheepvaart ten opzichte van andere vervoerswijzen versterken en de hele
economie ten goede komen aangezien de logistieke keten efficiënter zal worden,
bovenop de reeds genomen faciliterende maatregelen. Het is belangrijk om de
concurrentiepositie tussen alle vervoerswijzen gelijk te schakelen. Een van de bestaande maatregelen om de handel te
vergemakkelijken, is de regeling voor zogenaamde lijndiensten, een
douaneregeling voor schepen die op regelmatige basis uitsluitend EU-havens
aandoen en voornamelijk Uniegoederen vervoeren. Volgens de scheepvaartsector
vindt echter slechts 10 tot 15 % van het scheepvaartverkeer, voornamelijk door
ferry's, onder deze regeling plaats. Aangezien de grote meerderheid van de
schepen zowel Unie- als niet-Uniegoederen vervoeren en regelmatig zowel
EU-havens als niet-EU-havens aandoen (bv. in Noorwegen, Noord-Afrika, Rusland),
moeten ook dergelijk scheepvaartverbindingen worden gefaciliteerd om het
potentieel van de scheepvaart optimaal te kunnen benutten. Daarom voorziet deze mededeling in een
beleidskader voor de blauwe gordel - een concept dat in 2010 door de Raad[5] positief is onthaald -, die de
concurrentiepositie van de zeevaart versterkt door schepen de mogelijkheid te
bieden zich vrij en met een minimum aan administratie op de interne markt te
verplaatsen, met inbegrip van een vereenvoudiging en harmonisatie van de
procedures voor het vervoer naar havens in derde landen. Om die doelstellingen
te bereiken, worden twee wetgevingsvoorstellen tot wijziging van de
uitvoeringsbepalingen van het communautair douaneboek (UCDW) ingediend. Een
eerste voorstel is al in juni 2013 aan het bevoegde comité voorgelegd, het
tweede wordt uiterlijk eind dit jaar ingediend. 2. Achtergrond De complexiteit van de administratieve procedures
wordt in de mededeling en het actieplan van de Commissie met het oog op de
instelling van een Europese maritieme ruimte zonder grenzen[6] genoemd als één van de
belangrijkste knelpunten voor de ontwikkeling van de zeevaart. Het actieplan
bevatte zowel maatregelen op korte als middellange termijn en aanbevelingen aan
de lidstaten. In de mededeling werd gepleit voor een vereenvoudiging van de
douaneformaliteiten voor schepen die goederen in het vrije verkeer tussen
EU-havens vervoeren, alsook voor faciliterende maatregelen voor schepen die
havens in een derde land of een vrije zone aandoen. In het kader van dat actieplan heeft de Commissie Verordening
(EU) nr. 177/2010[7]
vastgesteld, die voorziet in gestroomlijnde procedures voor zogenaamde
"lijndiensten" (Regular Shipping Services – RSS) die door daartoe
vergunde scheepvaartmaatschappijen worden verricht. Een ander deel van het
actieplan is het zogenaamde "e-Maritime"-initiatief, dat het
gebruik van geavanceerde informatietechnologieën in de scheepvaart moet
bevorderen door de interoperabiliteit te promoten en de elektronische
communicatie tussen de verschillende zeevaartactoren te faciliteren. Een eerste
stap om het e-Maritime-initiatief in de praktijk om te zetten, is Richtlijn
2010/65/EU[8],
die voorziet in de elektronische overdracht en uitwisseling van
meldingsformaliteiten voor schepen via één nationaal loket. In een bredere context wordt in het Witboek
Vervoer van 2011[9]
(Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend
en zuinig vervoerssysteem) een lans gebroken voor een reële interne Europese
vervoersruimte waarin alle resterende barrières tussen vervoerswijzen en landen
worden weggewerkt. In het Witboek wordt met name gepleit voor de invoering van
een "blauwe gordel" in de zeeën rond Europa om de formaliteiten voor
schepen die tussen EU-havens varen, te vereenvoudigen. 3. De blauwe gordel als
sluitstuk van de interne markt voor de zeevaart 3.1. Doelstelling van de blauwe
gordel Het concurrentievermogen van rederijen en hun
klanten wordt geschaad door de vertragingen in de havens en de administratieve
rompslomp. De efficiency van de douaneafhandelingsprocedures voor goederen die
tussen EU-havens worden vervoerd, is van groot belang voor een tijdig en
efficiënt goederenverkeer tussen EU-bedrijven en ondernemingen. De extra kosten
worden gedragen door de rederij – en werken als een economische rem op een
markt waar de concurrentie steeds sterker wordt - of doorberekend aan de klant,
waardoor de prijzen voor de Europese consument toenemen. De blauwe gordel is een ruimte waarbinnen schepen
slechts minimale administratieve formaliteiten moeten vervullen om zich vrij
binnen de interne EU-markt te kunnen verplaatsen, terwijl de veiligheid en de
bescherming van het milieu maar ook het douane- en het belastingbeleid worden
versterkt door het gebruik van rapporterings- en monitoringsystemen voor de
zeevaart (processen, procedures en informatiesystemen). De belangrijkste doelstelling is de
concurrentiepositie van de zeevaart te verbeteren door de administratieve
lasten en de kosten terug te schroeven. De zeevaart en met name de korte vaart
aantrekkelijker maken stimuleert de werkgelegenheid en vermindert de impact van
het vervoer op het milieu. Kortom, deze maatregelen dragen bij tot reële blauwe
groei[10]. De efficiency van zeevaartdiensten binnen de Unie
zal worden verbeterd en men verwacht dat de kosten zullen dalen zodra de blauwe
gordel een feit is. Hierdoor wordt de concurrentiepositie van de Europese
rederijen, verladers en producenten versterkt en worden gelijke
concurrentievoorwaarden voor alle vervoerswijzen gecreëerd. Deze verdere
facilitering van het goederenvervoer binnen de Unie zal zowel economisch als
ecologisch van groot belang zijn en op het terrein tastbare resultaten
opleveren. 3.2. Proefproject blauwe gordel Om het concept van de blauwe gordel te valideren,
heeft de Commissie in 2011 in samenwerking met het Europees Agentschap voor
maritieme veiligheid (EMSA) een proefproject opgezet. Doel van het proefproject
is aan nationale autoriteiten, onder meer de douaneautoriteiten, aan te tonen
hoe de diensten van SafeSeaNet[11],
het door het EMSA beheerde monitoring- en informatiesysteem voor de
zeescheepvaart, hun werkzaamheden kunnen ondersteunen en tegelijkertijd de administratieve
lasten voor de zeevaart kunnen verlichten. In het kader van het proefproject
werden niet minder dan 253 schepen gemonitord. De douaneautoriteiten ontvingen
voor de aankomst een meldingsrapport met informatie over de route, de havens
die het schip had aangedaan en de bewegingen van het schip (bv. ontmoetingen op
zee). Een evaluatie van het project en eventuele
follow-upacties, zoals het uitbreiden van de monitoring tot alle schepen die
alleen vervoer binnen de Unie verrichten of tot schepen die niet-EU-havens
aandoen, het verlenen van toegang tot de informatie aan andere autoriteiten,
onder meer via eenloketdiensten, en het ontwikkelen van sterker
geautomatiseerde formaliteiten voor de scheepvaart binnen de Unie, zijn
toegelicht in een werkdocument van de diensten van de Commissie en besproken[12] tijdens de Raad vervoer in
juni 2012. De ministers van vervoer hebben hun volle steun toegezegd aan de
ontwikkeling van de blauwe gordel en de Commissie gevraagd concrete voorstellen
in te dienen. Het blauwegordelproject heeft aangetoond dat aan
de douane nuttige informatie kan worden verstrekt over scheepstrajecten. De
douaneautoriteiten hebben echter te kennen gegeven dat zij naast de informatie
over schepen ook behoefte hebben aan informatie over de vervoerde lading en met
name de status van de goederen (Unie- vs. niet-Uniegoederen). Dit onderscheid
stelt hen in staat het passende douanetoezicht te waarborgen voor
niet-Uniegoederen en tegelijkertijd de procedures voor Uniegoederen te
vereenvoudigen. 3.3. Akte voor de interne markt II Op 3 oktober 2012 heeft de Commissie in de
mededeling "Akte voor de interne markt II – Samen voor nieuwe groei"[13] een aantal acties voorgesteld
om de interne markt verder te ontwikkelen en haar potentieel als motor van
groei te benutten. De "blauwe gordel" is aangewezen als kernactie,
bestaande uit wetgevende en andere maatregelen om de administratieve lasten
voor de zeevaart binnen de Unie terug te brengen tot een niveau dat
vergelijkbaar is met dat van andere vervoerswijzen (luchtvaart, spoor en weg). Deze kernactie spoort tevens met het herziene
kader voor het Europese havenbeleid, dat op 23 mei 2013 is vastgesteld[14]. Dat nieuwe beleid is
complementair met de doelstellingen van het blauwegordelinitiatief, namelijk de
concurrentiepositie van de Europese zeehavens versterken en hun groeipotentieel
benutten. Het nieuwe havenbeleid omvat ook de verplichting om belanghebbenden
en in het havengebied werkzame overheidsdiensten te raadplegen over de
efficiency van administratieve procedures in havens en eventuele maatregelen om
die procedures te vereenvoudigen. 4. Het blauwegordelpakket De Commissie is ervan overtuigd dat het
blauwegordelpakket twee maatregelen moet omvatten om snel concrete en echte
operationele resultaten op te leveren: een versterking van de regeling voor
lijndiensten en, gezien de economische situatie, een faciliterend mechanisme
voor schepen die ook havens in derde landen aandoen. De tenuitvoerlegging van
dit verruimde blauwegordelconcept zal voorts worden ondersteund door de
geplande herziening van Richtlijn 2002/59/EG betreffende het communautair
monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart[15] en de tenuitvoerlegging van de
richtlijn betreffende meldingsformaliteiten voor schepen. 4.1. Huidige stand van zaken 4.1.1. Bestaande faciliterende
maatregelen Uniegoederen aan boord van schepen die tijdens hun
reis de territoriale wateren van de lidstaten die tot het douanegebied van de
Unie behoren, verlaten, verliezen hun Uniestatus en moeten bepaalde procedures
ondergaan, ongeacht of zij al dan niet tussen EU-havens worden vervoerd. Dit
betekent bijvoorbeeld dat Uniegoederen die met een vrachtwagen van Tallinn naar
Lissabon worden vervoerd, de interne markt[16]
niet verlaten, terwijl een schip dat diezelfde goederen van Tallinn naar
Lissabon vervoert, geacht wordt een internationaal traject af te leggen. De bestaande wetgeving voorziet reeds in een
vereenvoudiging voor goederen die binnen het EU-grondgebied worden vervoerd,
namelijk via de regeling voor lijndiensten. Dergelijke goederen worden als
Uniegoederen beschouwd, tenzij anders is vastgesteld. Om voor die regeling in
aanmerking te komen, moet een exploitant aan een aantal voorwaarden voldoen: – schepen mogen alleen via een vooraf
bepaalde route tussen EU-havens varen; – er moet vooraf vergunning zijn verleend. Niet-Uniegoederen kunnen ook worden vervoerd met
schepen die een lijndienst verrichten, mits zij onder de regeling extern
communautair douanevervoer[17]
zijn geplaatst om het douanetoezicht te garanderen. In dergelijke gevallen
mogen handelaren vereenvoudigingen toepassen op basis van een manifest, een
oplossing die vaak door rederijen wordt toegepast. Dit doet geen afbreuk aan
controles voor andere doeleinden, zoals de veterinaire, sanitaire en
fytosanitaire controles van de Unie. De rederij kan op basis van haar individuele
behoeften besluiten al dan niet een vergunning voor een lijndienst aan te
vragen. Een dergelijk besluit zal afhangen van de praktische voordelen en met
name de vraag of de schepen voornamelijk Uniegoederen (in dat geval kan een
vergunning voor een lijndienst nuttig zijn omdat geen bewijs van Uniestatus
vereist is) dan wel niet-Uniegoederen vervoeren (in dat geval biedt een
vergunning voor een lijndienst geen voordelen aangezien het gebruik van de
regeling douanevervoer bij een andere vervoerswijze niet verplicht is). 4.1.2. Bestaande informatiesystemen
om douane-informatie van schepen in te winnen De EU heeft maatregelen vastgesteld op grond
waarvan de lidstaten nationale eenloketdiensten dienen op te zetten die
handelaren de mogelijkheid bieden via één interface informatie te verstrekken
om alle wettelijke in- en uitvoerverplichtingen te vervullen. Een eerste stap naar de invoering van nationale
eenloketdiensten is reeds gezet met de lancering van het e-douaneproject. Dat
project vloeit voort uit Beschikking nr. 70/2008[18] en beoogt de douaneprocedures
op papier te vervangen door elektronische EU-procedures om een efficiëntere en
modernere douaneomgeving te creëren. Douanegerelateerde informatie betreffende
de resultaten van de gezondheidscontroles kan worden opgevraagd via het bij
Beschikking 2002/459/EG[19]
ingevoerde geïntegreerd veterinair computersysteem (Traces), dat een
trans-Europees netwerk vormt voor de aanmelding, certificering en monitoring
van de invoer, uitvoer en handel in sanitaire en fytosanitaire producten.
Voorts zijn bij Verordening (EG) nr. 648/2005[20]
risicoanalyses ingevoerd als basis voor douanecontroles en maatregelen om de
efficiency en doelmatigheid van die controles op alle gebieden (veiligheid en
fiscaliteit) te verbeteren. De nationale douaneautoriteiten hebben
invoercontrolesystemen[21]
ontwikkeld en gebruiken die sinds 2011 voor de ontvangst van geautomatiseerde
summiere aangiften bij binnenkomst[22],
in de eerste plaats om de veiligheidsrisico's te screenen. Summiere aangiften
bij binnenkomst worden door de verantwoordelijke partijen ingediend bij het
eerste EU-douanekantoor van binnenkomst voor schepen uit havens buiten de Unie.
De interoperabiliteit van deze invoercontrolesystemen biedt de douanediensten
de mogelijkheid om de resultaten van de veiligheidsrisicoanalyse al bij het
eerste punt van binnenkomst mee te delen aan de douanekantoren van andere
lidstaten waarvan de havens op de summiere aangifte bij binnenkomst zijn vermeld. Richtlijn 2010/65/EU betreffende
meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens
van de lidstaten, beoogt "de administratieve procedures die van toepassing
zijn op het zeevervoer te vereenvoudigen en te harmoniseren door de algemene
invoering van de overdracht van elektronische gegevens en door rationalisering
van de meldingsformaliteiten". Op grond van deze richtlijn dienen de
lidstaten uiterlijk 1 juni 2015 eenloketdiensten op te zetten voor de ontvangst
van kennisgevingen met betrekking tot de aanloophavens van schepen. Aangezien
die informatie slechts eenmaal zal moeten worden ingediend, zal zij moeten
worden uitgewisseld tussen de betrokken diensten, zoals douane en
grenscontrole. Daartoe zijn de richtlijn betreffende meldingsformaliteiten
en de richtlijn inzake monitoring- en informatiesystemen voor de zeescheepvaart
aan elkaar gekoppeld, in het bijzonder voor de ontwikkeling van het
SafeSeaNet-platform in dat kader. Om de bestaande middelen en investeringen
efficiënt te benutten, overlappingen te vermijden en, waar mogelijk, de
administratieve last voor de betrokken bedrijven en overheidsdiensten te
verminderen, zou SafeSeaNet ook moeten worden gebruikt voor de uitwisseling van
extra informatie om de zeevaart te faciliteren. Om dat doel te bereiken, moet
het platform interoperabel zijn met andere monitoring- en
rapporteringssystemen. De uiteindelijke doelstelling is waarborgen dat schepen
worden gemonitord in een systeem (of gekoppeld systeem) dat tegemoet komt aan
de verschillende behoeften op nationaal, EU- en internationaal niveau en het
mogelijk maakt een Europese zeevervoersruimte zonder grenzen in te stellen. De informatie in verband met de lading die de
douane en andere autoriteiten nodig hebben, wordt ingewonnen via een melding
van de lading of "goederenmanifest", dat door de rederij wordt
verstrekt. Ondanks de vaststelling van een gestandaardiseerd formulier in het
FAL-verdrag[23]
en het bestaan van een door de Werelddouaneorganisatie aanbevolen elektronisch
formulier bestaat er geen gestandaardiseerde structuur voor het
goederenmanifest dat door de lidstaten wordt gebruikt en dienst zou kunnen doen
in elektronische administratieve afhandelingssystemen. 4.2. De toekomst van de blauwe
gordel 4.2.1. Uitbreiding van het concept
lijndienst Voor de exploitatie van een lijndienst moet vooraf
bij de douaneautoriteiten een vergunning worden aangevraagd. De aanvraag moet
worden ingediend bij de douaneautoriteiten van de lidstaat waar de onderneming
is gevestigd of, indien zij niet in een lidstaat is gevestigd, waar zij een
regionaal kantoor heeft. De vergunningverlenende douaneautoriteit vraagt de
goedkeuring van de douaneautoriteiten van de betrokken lidstaten, d.w.z. de
lidstaten waarin de havens zijn gelegen die de rederij wil aandoen. Om met een
bestaande dienst nieuwe havens in andere lidstaten aan te doen, moet een nieuwe
vergunningsprocedure worden gestart. In 2012 werd de procedure voor de aanvraag van
vergunningen voor lijndiensten en het beheer van die vergunningen geactualiseerd
en gestroomlijnd, met name door het gebruik van een elektronisch informatie- en
communicatiesysteem. De vergunningsprocedure werd versneld door de
raadplegingsfase in te korten van 60 tot 45 dagen en de registratie van schepen
en routes werd gemakkelijker gemaakt. Ondanks de bewezen voordelen van deze
versoepelingen wordt de procedure voor de exploitatie van lijndiensten in de
scheepvaartsector nog steeds als omslachtig en rigide beschouwd, waardoor
talrijke reders nog altijd geen vergunning aanvragen. Enkele bijkomende
wijzigingen zouden deze procedure dus kunnen verbeteren en sneller en
flexibeler te maken. Om de regeling voor lijndiensten verder te
faciliteren, heeft de Commissie in juni 2013 bij het bevoegde comité een
voorstel ingediend tot wijziging van de huidige uitvoeringsbepalingen van het
communautair douanewetboek[24]
(UCDW). De wijziging betreft: –
een versnelling van de vergunningstermijn door de
raadplegingsfase tussen de lidstaten in te korten tot 15 dagen; –
een uitbreiding tot toekomstige aanloophavens. Op
dit moment moeten reders die een vergunning voor een lijndienst aanvragen,
vermelden welke lidstaten de dienst zal aandoen. Indien zij daarna nog een
andere lidstaat willen aandoen, moet een nieuwe raadpleging worden
georganiseerd. Door aanvragers toe te staan te vermelden welke lidstaten in de
toekomst eventueel kunnen worden aangedaan bovenop de lidstaten die de dienst
nu reeds aandoet, kan tijd worden gewonnen wanneer zich een commerciële
opportuniteit aandient. Facilitatie blauwe gordel – voorbeeld 1 Een exploitant die een lijndienst wenst aan te bieden tussen Felixstowe
(VK), Rotterdam (NL) en Kopenhagen (DK), die hij in de toekomst misschien zal
verlengen tot Gdansk (PL), zal gebruik kunnen maken van de uitgebreide regeling
voor lijndiensten. De exploitant zal een vergunning moeten aanvragen bij de
douaneautoriteiten in het VK om deze dienst te exploiteren en daarbij de
gelegenheid krijgen om mee te delen welke extra lidstaten in de toekomst
eventueel zullen worden aangedaan; in dit geval: Polen. De Britse autoriteiten
zullen alle betrokken douaneautoriteiten raadplegen, namelijk de douane in
Nederland, Denemarken en Polen, en hun toestemming vragen om de vergunning af
te geven. De lidstaten zullen over een termijn van 15 dagen (in plaats van de
huidige 45) beschikken om te antwoorden. Daarna wordt een vergunning verleend
en zal de exploitant de dienst vrij snel kunnen lanceren. Indien de exploitant
de dienst later wenst te verlengen tot de haven van Gdansk in Polen, kan dit op
eenvoudige wijze gebeuren zonder de lancering van een nieuwe
vergunningsprocedure. 4.2.2. Het e-manifest, een
facilitatie wanneer schepen ook havens in derde landen aandoen Ondanks haar voordelen is de regeling voor
lijndiensten alleen aantrekkelijk voor een beperkte groep commerciële
verbindingen en is ze vaak niet afgestemd op de behoeften van reders,
producenten, importeurs en exporteurs, handelaren en bedrijven. Aangezien
alleen diensten binnen de Unie in aanmerking komen voor een
exploitatievergunning, komen schepen die voor intra-EU-handel worden gebruikt
maar ook havens buiten de Unie aandoen, niet in aanmerking. Volgens ramingen
vindt slechts 10 tot 15 % van de zeevaart, voornamelijk door ferry's, onder de
regeling voor lijndiensten plaats. Aangezien de grote meerderheid van de
schepen zowel Unie- als niet-Uniegoederen vervoeren en regelmatig zowel
EU-havens als niet-EU-havens aandoen (bv. in Noorwegen, Noord-Afrika, Rusland),
moeten ook dergelijke scheepvaartverbindingen worden gefaciliteerd om het potentieel
van de scheepvaart optimaal te benutten. De status van de vervoerde goederen (Unie- of
niet-Uniegoederen, export, vracht die aan boord blijft, enz.) moet bekend zijn
om te bepalen welk douanetoezicht moet worden uitgeoefend. Derhalve kan de
scheepvaart worden gefaciliteerd door de invoering van een instrument voor de
eenvoudige aanmelding van de vereiste informatie, waaronder informatie over de
status van de goederen, die reders aan de douane dienen mee te delen. Dit stelt
de autoriteiten in staat op basis van de status van de goederen te bepalen
welke procedure moet worden toegepast. Een dergelijk instrument biedt de douane
in de loshaven de mogelijkheid Uniegoederen sneller af te handelen en er
tegelijk voor te zorgen dat niet-Uniegoederen de nodige douane- en andere
administratieve procedures doorlopen, zoals volksgezondheidscontroles,
vooraleer ze worden vrijgegeven, bv. voor het vrije verkeer. Het e-manifest, een elektronisch
goederenmanifest met informatie over de status van de goederen, wordt als een
praktische oplossing beschouwd om dit doel te bereiken. Het e-manifest zou de vorm aannemen van een geharmoniseerd
elektronisch goederenmanifest en is een instrument om het vervoer over zee met
schepen die havens aandoen in zowel de EU als derde landen, verder te
faciliteren. Wanneer het e-manifest in een EU-haven wordt
overgelegd, zal de Uniestatus van de goederen aan boord vermeld zijn en, indien
deze wordt bevestigd, zijn er voor deze goederen geen douanecontroles meer
vereist, behalve steekproefcontroles. Hierdoor worden de handelsactiviteiten
van reders en verladers sterk gefaciliteerd. Voor douaneautoriteiten bestaat de
vereenvoudiging erin dat ze de Uniegoederen niet langer moeten controleren,
tenzij die goederen zijn geselecteerd voor specifieke of steekproefcontroles. Goederen die in niet-EU-havens worden geladen,
zouden per definitie niet-Uniegoederen zijn en als dusdanig in het e-manifest
worden aangemerkt. Indien een schip op een route tussen twee EU-havens een
haven in een derde land aandoet maar de Uniegoederen aan boord blijven,
behouden die goederen bovendien hun bij vertrek uit de laatste EU-haven
opgegeven status. De controle van de juistheid van de door de haven van vertrek
aan de haven van aankomst meegedeelde informatie zal door het geharmoniseerde
e-manifest worden gefaciliteerd. Het e-manifest zou voor nog een vereenvoudiging
zorgen: de vermelding van de goederenstatus in het e-manifest zou door een
exploitant kunnen worden goedgekeurd indien hij daartoe gemachtigd is.
Handelaren die geen machtiging bezitten, moeten voor die bevestiging een beroep
doen op de douaneautoriteiten. Het e-manifest moet elektronisch beschikbaar
worden gesteld aan de douaneautoriteiten in de volgende EU-haven waar goederen
worden gelost. De Uniestatus van de goederen zal ervoor zorgen dat deze snel
kunnen worden vrijgegeven. Een verwijzing in het e-manifest naar
goederengerelateerde informatie die in vorige aanloophavens is verzameld, vormt
een extra element om te controleren of niet alleen de fiscale regelgeving, maar
ook de EU-veiligheidsvoorschriften worden nageleefd. Het e-manifest moet in de hele EU volledig worden
geharmoniseerd. De IT-systemen moeten volledig interoperabel zijn voor de
indiening van e-manifesten en de uitwisseling van informatie tussen
autoriteiten. Het is echter niet de bedoeling een nieuw systeem op te zetten
dat extra kosten mee zou brengen, maar voort te bouwen op bestaande systemen of
systemen die al worden ontwikkeld, zoals de nationale eenloketdiensten die in
het kader van de richtlijn inzake meldingsformaliteiten voor schepen worden
ontwikkeld en die het mogelijk zullen maken om het e-manifest uit te wisselen
tussen nationale douaneautoriteiten en met andere overheidsinstanties. Met deze oplossing genieten de Uniegoederen de
voordelen van de interne markt, ook voor routes via havens in derde landen,
terwijl de bestaande eisen onverkort gehandhaafd blijven voor
niet-Uniegoederen. Douaneautoriteiten zullen meer middelen kunnen investeren in
risicobeoordelingen en de afhandeling van niet-Uniegoederen, terwijl
Uniegoederen vrijer kunnen circuleren. Om deze facilitatie door te voeren, bereidt de
Commissie tegen eind 2013 een wijziging van de huidige uitvoeringsbepalingen
van het communautair douanewetboek (UCDW) voor, onder meer met bepalingen tot
vaststelling van het e-manifest. De Commissie verwacht dat het e-manifest vanaf
juni 2015 volledig operationeel zal zijn. Bij deze wijziging wordt rekening
gehouden met de werkzaamheden die reeds zijn uitgevoerd bij de
tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende meldingsformaliteiten, die
voorziet in een nauwere samenwerking tussen alle betrokken partijen op zowel
nationaal als EU-niveau. Bovendien moet met de vereisten van het e-manifest
rekening worden gehouden bij de herziening van de richtlijn betreffende de
invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de
zeescheepvaart en de verdere tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende
meldingsformaliteiten. Facilitatie blauwe gordel – voorbeeld 2 Een schip dat uit het Chinese Shangai komt, doet de Cypriotische haven
van Limassol aan. Alle goederen aan boord komen van buiten de Unie. Op basis
van de vόόr het vertrek in Shangai ingediende summiere aangifte bij
binnenkomst is een risicobeoordeling gemaakt van het risicotype en –niveau.
Alle mogelijke onmiddellijke dreigingen worden aan alle vereiste controles
onderworpen, zoals veterinaire, sanitaire, veiligheidscontroles enz. Voor de
goederen uit China die in Cyprus worden gelost, worden alle gebruikelijke
controles in Cyprus uitgevoerd. Voor de goederen die aan boord blijven en die
geen onmiddellijke dreiging vormen, wordt de informatie meegedeeld aan alle
andere lidstaten op de route zodat de douaneautoriteiten in de loshavens de
nodige controles kunnen verrichten. Vervolgens neemt het schip in Cyprus
Uniegoederen aan boord voor Marseille in Frankrijk. Met de blauwegordelfaciliteit
in Limassol zal de exploitant van het schip het e-manifest actualiseren,
waarbij ook de status van de lading (respectievelijk Unie- en niet-Uniegoederen)
in dit elektronische document wordt aangegeven. Op weg naar Marseille doet het
schip de haven van Tanger aan om goederen uit China te lossen en nieuwe
goederen aan boord te nemen. Het e-manifest wordt opnieuw bijgewerkt en er
wordt een nieuwe summiere aangifte bij binnenkomst ingediend met het oog op de
veiligheidsrisicobeoordeling van de in Tanger aan boord gebrachte goederen.
Alle goederen uit China en de in Tanger geladen goederen worden als
niet-Uniegoederen beschouwd. Wanneer het schip in Marseille aankomt, kunnen de
in Limassol geladen goederen, waarvan de status in het e-manifest is
aangegeven, snel door de douane worden vrijgegeven op basis van de in het
e-manifest opgenomen Uniestatus. Alle niet-Uniegoederen worden aan de nodige
controles onderworpen, zoals veiligheids-, sanitaire, veterinaire, fiscale
controles enz. 5. Rapportage Uiterlijk medio 2016 zal de Commissie over het
blauwegordelinitiatief verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de
Raad, met onder meer toelichting over de tenuitvoerlegging, doelmatigheid,
impact op de EU-economie en de verdere ontwikkeling van dit initiatief. Voorts zal zij de belanghebbenden op regelmatige
tijdstippen informeren over de tenuitvoerlegging en doelmatigheid van het
blauwegordelinitiatief. 6. Conclusie In het licht van de doelstellingen van de Akte
voor de interne markt II om een volwaardige interne zeevervoersmarkt tot stand
te brengen, bevestigt de Commissie haar verbintenis om het blauwegordelconcept
volledig te realiseren, met inbegrip van de uitgebreide
vereenvoudigingsmaatregelen voor schepen die havens in derde landen aandoen. Derhalve verzoekt de Commissie het Europees
Parlement en de Raad dit concept te ondersteunen en vraagt zij technische
ondersteuning aan de zeevaartsector om dit blauwegordelinitiatief in de
praktijk om te zetten. Tegelijk worden de douane- en zeevaartautoriteiten van
de lidstaten gevraagd hun samenwerking voort te zetten en te versterken
aangezien de blauwe gordel alleen dankzij gezamenlijke inspanningen kan worden
gerealiseerd en – met de Akte voor de interne markt II als maatstaf – concrete
vruchten kan afwerpen. [1] Bron: ESPO, European Port Performance Dashboard, 2012. [2] Bron: Eurostat. [3] Uniegoederen zijn goederen die geheel en al zijn
verkregen binnen het douanegebied van de Unie, die uit niet-EU-landen zijn
ingevoerd en in het vrije verkeer zijn gebracht of die in de Unie zijn
verkregen of vervaardigd uit goederen die onder de vorige categorieën vallen. Niet-EU-goederen
zijn andere goederen, voornamelijk goederen die uit niet-EU-landen zijn
ingevoerd en niet in het vrije verkeer zijn gebracht (artikel 29 VWEU). [4] De territoriale wateren (of een territoriale zee) zijn
een gordel van kustwateren met een breedte van maximaal 12 zeemijl (~22km), te
rekenen vanaf de referentielijn (gewoonlijk de laagwaterlijn) van een
kuststaat. Die gordel behoort tot het soevereine grondgebied van een staat
(Verdrag van de Verenigde Naties van 1982 inzake het recht van de zee). [5] Het concept is onder het Belgische voorzitterschap besproken
tijdens de informele Raad vervoer op 15 en 16 september 2010 in Antwerpen en
opgenomen in de conclusies van de Raad van 2 december 2010, waarin wordt
gepleit voor de "volledige integratie van het vervoer over water in de
vervoers- en logistiekketens van de EU". [6] COM(2009) 10 definitief. [7] PB L 52 van 3.3.2010. [8] PB L 283 van 29.10.2010. [9] COM(2011) 144 definitief. [10] COM(2012) 494 final. [11] SafeSeaNet is opgezet bij Richtlijn 2002/59/EG als
gewijzigd. Het systeem wordt beheerd en technisch ontwikkeld door het EMSA en
voorziet in rapporterings- en meldingsverplichtingen voor kapiteins, rederijen,
of agenten van schepen zodat lidstaten informatie kunnen verstrekken en
ontvangen over schepen en gevaarlijke ladingen. De informatie heeft onder meer
betrekking op de identificatie, de positie en de status van een schip; vertrek-
en aankomsttijden; incidentrapporten en gegevens over gevaarlijke ladingen. [12] SWD(2012) 145 final. [13] COM(2012) 573 final. [14] COM(2013) 295 final en COM(2013) 296 final. [15] PB L 208 van 27.6.2002. [16] Op voorwaarde dat de vrachtwagen het EU-douanegebied niet
verlaat en bijvoorbeeld niet via Kaliningrad of Oekraïne rijdt. [17] Deze regeling is gedefinieerd in artikel 91, lid 1, van
het communautair douanewetboek en biedt met name de mogelijkheid om
niet-Uniegoederen tussen twee punten binnen het douanegebied te vervoeren
zonder dat zij worden onderworpen aan invoerrechten of andere heffingen of aan
handelspolitieke maatregelen. [18] PB L 23 van 26.1.2008. [19] PB L 159 van 17.6.2002, blz. 27. [20] PB L 117 van 4.5.2005. [21] Het invoercontrolesysteem is een systeem voor de
elektronische uitwisseling van informatie op basis van gemeenschappelijke
specificaties en voorziet in de afhandeling van aangiften vόόr
aankomst en de koppeling van de informatie aan de risicoanalyse. [22] Een summiere aangifte bij binnenkomst is een aangifte als bedoeld in
artikel 36 bis van het douanewetboek, die moet worden ingediend voor goederen
die het douanegebied van de Unie worden binnengebracht. [23] Het FAL-Verdrag inzake vergemakkelijking van het verkeer
ter zee is op 9 april 1965 aangenomen door de Internationale Maritieme
Organisatie, als gewijzigd. [24] Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli
1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening
(EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair
douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993).