Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006PC0461

    Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 51/2006 en (EG) nr. 2270/2004 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden

    /* COM/2006/0461 def. */

    52006PC0461

    Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 51/2006 en (EG) nr. 2270/2004 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden /* COM/2006/0461 def. */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 24.8.2006

    COM(2006) 461 definitief

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 51/2006 en (EG) nr. 2270/2004 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    Bij Verordening (EG) nr. 51/2006 van de Raad zijn voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden voor 2006 vastgesteld die van toepassing zijn in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen. Deze verordening moet worden gewijzigd omdat ze moet worden aangepast aan bepaalde besluiten die onlangs ten gevolge van internationale overeenkomsten zijn genomen, en omdat er technische verduidelijkingen in moeten worden aangebracht:

    1. In het licht van internationale verplichtingen om de reuzenhaai en de witte haai in stand te houden en te beschermen moet worden verboden deze soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen in alle EG-wateren, niet-EG-wateren en internationale wateren.

    2. Op 20 februari 2006 is het jaarlijkse visserijoverleg over de wederzijdse vangstmogelijkheden voor 2006 tussen de Gemeenschap en IJsland afgerond. Om de resultaten van dit overleg in communautaire wetgeving om te zetten moeten de nodige maatregelen worden genomen.

    3. De definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied, die betrekking heeft op de visserijinspanning van vaartuigen in het kader van het herstel van bepaalde bestanden, moet worden verduidelijkt om te garanderen dat de beperkingen van de visserijinspanning correct worden toegepast.

    4. De presentatie van bepaalde typen vistuig die mogen worden gebruikt zonder dat er bijzondere voorwaarden gelden ten aanzien van het maximumaantal dagen dat een vaartuig in het kader van het herstel van bepaalde bestanden in het gebied aanwezig mag zijn, moet worden herzien.

    5. Vaartuigen die vallen onder een regeling van automatische schorsing van de visvergunning, moeten worden aangemoedigd om in de Noordzee selectiever vistuig te gebruiken. Deze prikkel moet tot uitdrukking worden gebracht in het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied dat hun wordt toegewezen.

    6. Er moet worden verduidelijkt dat, als in de loop van het jaar meer dan één type vistuig wordt gebruikt, geen enkel van die typen vistuig mag worden aangewend als het totale aantal op zee doorgebrachte dagen reeds groter is dan het voor dat type vistuig vastgestelde aantal dagen.

    7. Vaartuigen die vissen in het kader van het herstel van het tongbestand in het Westelijke Kanaal, moeten gebruik kunnen maken van de afwijking met betrekking tot het maximumaantal visdagen waarvoor bijzondere voorwaarden gelden. Deze regels moeten dan ook worden verduidelijkt.

    8. Als gevolg van de wijziging van de definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied moet, met betrekking tot de visserijinspanning van vaartuigen die vissen in het kader van het herstel van het tongbestand in het Westelijke Kanaal, de afwijking ten aanzien van de meldplicht worden verduidelijkt.

    9. In februari 2004 heeft de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) een aanbeveling gegeven met betrekking tot vaartuigen die illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst (IUU) bedrijven. In mei 2006 heeft de NEAFC aanbevolen de bepalingen inzake IUU-visvangst te wijzigen. Deze aanbeveling moet worden omgezet in communautaire regelgeving.

    10. Polen heeft overeenkomstig bijlage XII bij het Toetredingsverdrag recht op een haringquotum in de zones I en II en heeft voorts vergunningen verkregen om te vissen op koolvis en kabeljauw in de Noorse wateren in de zones IV en II. Dit alles moet tot uitdrukking worden gebracht in de kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten.

    11. Er zijn bepaalde redactionele verbeteringen in de tekst aangebracht.

    12. Bij Verordening (EG) nr. 2270/2004 van de Raad zijn, voor 2005 en 2006, de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen vastgesteld. Na het overleg van 31 januari 2006 tussen de Gemeenschap en Noorwegen moet, op basis van wetenschappelijk advies, de vangst van grenadiervis in zone III, met inbegrip van de Noorse wateren, worden beperkt tot de gemiddelde vangst in de periode 1996-2003. Deze wijziging moet in Verordening (EG) nr. 2270/2004 worden opgenomen.

    Dit voorstel heeft tot doel de nodige wijzigingen aan te brengen in:

    - de artikelen 5, 7, 10 en 13, en de bijlagen IA, IB, IIA, IIB, IIC, IID, III en IV van Verordening (EG) nr. 51/2006,

    - de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2270/2004.

    De Raad wordt verzocht dit voorstel zo spoedig mogelijk goed te keuren opdat de vissers hun activiteiten voor dit visseizoen kunnen plannen.

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 51/2006 en (EG) nr. 2270/2004 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[1], en met name op artikel 20,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden[2], en met name op artikel 8,

    Gezien het voorstel van de Commissie[3],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Bij Verordening (EG) nr. 51/2006 van de Raad[4] van 22 december 2005 zijn voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden voor 2006 vastgesteld die van toepassing zijn in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen.

    (2) In het licht van de internationale verplichtingen om de reuzenhaai en de witte haai in stand te houden en te beschermen, die onder meer voortvloeien uit het Verdrag inzake biologische diversiteit, de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten en het Internationaal Actieplan voor het behoud en het beheer van de haaien van de FAO, moet een verbod worden ingesteld op het vangen, aan boord houden, overladen of aanlanden van deze soorten in alle EG-wateren, niet-EG-wateren en internationale wateren.

    (3) Het overleg van 20 februari 2006 tussen de Gemeenschap en IJsland is uitgemond in een regeling inzake, enerzijds, quota voor IJslandse vaartuigen die uiterlijk op 30 april 2006 moeten zijn opgebruikt en worden afgeboekt op de communautaire quota die in het kader van de Overeenkomst tussen de EEG en de Regering van Denemarken en de Plaatselijke Regering van Groenland zijn toegewezen, en, anderzijds, quota voor vaartuigen van de Gemeenschap die in de Economische Zone van IJsland op roodbaars vissen, welke quota tussen juli en december moeten zijn opgebruikt. Deze regeling moet in Verordening (EG) nr. 51/2006 worden opgenomen.

    (4) De definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied, die betrekking heeft op de visserijinspanning van vaartuigen in het kader van het herstel van bepaalde bestanden, moet worden verduidelijkt om te garanderen dat de beperkingen van de visserijinspanning correct worden toegepast.

    (5) De presentatie van bepaalde typen vistuig die mogen worden gebruikt zonder dat er bijzondere voorwaarden gelden ten aanzien van het maximumaantal dagen dat een vaartuig in het kader van het herstel van bepaalde bestanden in het gebied aanwezig mag zijn, moet worden herzien.

    (6) Vaartuigen die vallen onder een regeling van automatische schorsing van de visvergunning, moeten worden aangemoedigd om in de Noordzee selectiever vistuig te gebruiken. Deze prikkel moet tot uitdrukking worden gebracht in het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied dat hun wordt toegewezen.

    (7) Er moet worden verduidelijkt dat, als in de loop van het jaar meer dan één type vistuig wordt gebruikt, geen enkel van die typen vistuig mag worden aangewend als het totale aantal op zee doorgebrachte dagen reeds groter is dan het voor dat type vistuig vastgestelde aantal dagen.

    (8) Vaartuigen die vissen in het kader van het herstel van het tongbestand in het Westelijke Kanaal, moeten gebruik kunnen maken van de afwijking met betrekking tot het maximumaantal visdagen waarvoor bijzondere voorwaarden gelden. Deze regels moeten dan ook worden verduidelijkt.

    (9) Als gevolg van de wijziging van de definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied moet, met betrekking tot de visserijinspanning van vaartuigen die vissen in het kader van het herstel van het tongbestand in het Westelijke Kanaal, de afwijking ten aanzien van de meldplicht worden verduidelijkt.

    (10) In februari 2004 heeft de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) een aanbeveling gegeven met betrekking tot vaartuigen die illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst (IUU) bedrijven. In mei 2006 heeft de NEAFC aanbevolen de bepalingen inzake IUU-visvangst te wijzigen. Deze aanbeveling moet worden omgezet in communautaire regelgeving.

    (11) Polen heeft overeenkomstig bijlage XII bij het Toetredingsverdrag recht op een haringquotum in de zones I en II en heeft voorts vergunningen verkregen om te vissen op koolvis en kabeljauw in de Noorse wateren in de zones IV en II. Dit alles moet tot uitdrukking worden gebracht in de kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten.

    (12) Er moeten bepaalde redactionele verbeteringen in de tekst worden aangebracht.

    (13) Bij Verordening (EG) nr. 2270/2004 van de Raad zijn, voor 2005 en 2006, de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen vastgesteld[5].

    (14) Na het overleg van 31 januari 2006 tussen de Gemeenschap en Noorwegen moet, op basis van wetenschappelijk advies, de vangst van grenadiervis in zone III, met inbegrip van de Noorse wateren, worden beperkt tot de gemiddelde vangst in de periode 1996-2003 Deze wijziging moet in Verordening (EG) nr. 2270/2004 worden opgenomen.

    (15) Verordening (EG) nr. 51/2006 en Verordening (EG) nr. 2270/2004 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 51/2006 wordt als volgt gewijzigd:

    1) Aan artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “8. Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden de onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen in alle EG-wateren en niet-EG-wateren:

    - reuzenhaai (Cetorinhus maximus),

    - witte haai (Carcharodon carcharias).”

    2) In artikel 7, lid 1, wordt het tweede streepje vervangen door:

    “- bijlage II B van toepassing op het beheer van heek en nephrops in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cadiz.”

    3) Aan artikel 10 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in de wateren onder de jurisdictie van IJsland uitsluitend vissen in het gebied dat binnen de volgende met rechte lijnen onderling verbonden coördinaten valt:

    Zuidwestelijk gebied

    1. 63°12'NB en 23°05'WL via 62°00'NB en 26°00'WL,

    2. 62°58'NB en 22°25'WL,

    3. 63°06'NB en 21°30'WL,

    4. 63°03'NB en 21°00'WL en vervolgens 90°00' rechtwijzend zuid;

    Zuidoostelijk gebied

    1. 63°14'NB en 10°40'WL,

    2. 63°14'NB en 11°23'WL,

    3. 63°35'NB en 12°21'WL,

    4. 64°00'NB en 12°30'WL,

    5. 63°53'NB en 13°30'WL,

    6. 63°36'NB en 14°30'WL,

    7. 63°10'NB en 17°00'W en vervolgens 90°00' rechtwijzend zuid.”

    4) Artikel 13 wordt vervangen door:

    "Artikel 13 Toestemming

    1. Vissersvaartuigen die de vlag voeren van Barbados, Guyana, Japan, Zuid-Korea, Noorwegen, Suriname, Trinidad en Tobago of Venezuela, alsook vaartuigen die op de Faeröer geregistreerd staan, mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde vangstbeperkingen en de in de artikelen 14, 15 en 16 en 19 tot en met 25 vastgestelde voorwaarden, in Gemeenschapswateren vissen.

    2. Het is vissersvaartuigen van derde landen verboden onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden en aan te landen in alle EG-wateren:

    - reuzenhaai (Cetorinhus maximus),

    - witte haai (Carcharodon carcharias).”

    5) De bijlagen IA, IB, IIA, IIB, IIC, IID, III en IV worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening.

    Artikel 2 Wijziging van Verordening (EG) nr. 2270/2004

    De bijlage bij Verordening (EG) nr. 2270/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij de onderhavige verordening.

    Artikel 3 Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    BIJLAGE I

    De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 51/2006 worden als volgt gewijzigd:

    1) In bijlage IA wordt de tabel betreffende reuzenhaai in de EG-wateren van de zones IV, VI en VII geschrapt.

    2) In bijlage IB:

    a) wordt de tabel betreffende lodde in de zone V, XIV (Groenlandse wateren) vervangen door:

    “Soort: | Lodde | Zone: | V, XIV (Groenlandse wateren) |

    Mallotus villosus | CAP/514GRN |

    Alle lidstaten | 0 |

    EG | 16 170 | (1) (2) |

    TAC | Niet relevant |

    (1) Waarvan 16 170 ton toegewezen aan IJsland. (2) Te vangen vóór 30 april 2006.” |

    b) wordt de tabel betreffende roodbaars in zone Va (IJslandse wateren) vervangen door:

    “Soort: | Roodbaarzen | Zone: | Va (IJslandse wateren) |

    Sebastes spp. | RED/05A-IS |

    België | 100 | (1)(2) |

    Duitsland | 1 690 | (1)(2) |

    Frankrijk | 50 | (1)(2) |

    Verenigd Koninkrijk | 1 160 | (1)(2) |

    EG | 3 000 | (1)(2) |

    TAC | Niet relevant |

    __________ |

    (1) Inclusief onvermijdelijke bijvangst (bijvangst van kabeljauw verboden). |

    (2) Te vangen tussen juli en december.” |

    3) In bijlage IIA:

    a) wordt punt 3 vervangen door:

    “3. Definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied

    In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een aaneensluitende periode van 24 uur (of een deel daarvan) gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig is in het onder punt 2 omschreven geografische gebied. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert, bepaalt wanneer de aaneensluitende periode ingaat.”

    b) wordt punt 8.1, onder i), vervangen door:

    “i) het vaartuig moet met het in punt 4, onder b), bedoelde vistuig in 2003, 2004 of 2005 in het gebied aanwezig zijn geweest. In 2006 moet de hoeveelheid aan boord gehouden kabeljauw minder dan 5% van de totale aanvoer van alle soorten samen bedragen, volgens de aanvoer in levend gewicht die in het Gemeenschapslogboek is vermeld. Tijdens de beheersperiode dat een vaartuig van deze bepaling gebruik maakt, mag er op geen enkel moment ander dan het in punt 4, onder b), iii, of punt 4, onder b), iv, bedoelde vistuig aan boord zijn;”

    c) wordt tabel 1 van punt 13 vervangen door:

    “Tabel I Maximumaantal dagen waarop een vaartuig in 2006 in het gebied aanwezig mag zijn, per type vistuig

    Gebied omschreven in punt: |

    Type vistuig (punt 4) | Bijzondere voorwaarden (punt 8) | Omschrijving1 | 2.a Kattegat | 2.b 1 – Skaggerak 2 – II, IVa,b,c, 3 – VIId | 2.c VIIa | 2.d VIa |

    1 | 2 | 3 |

    4, onder a), i) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 16 en < 32 mm | 2282 | 2282 | 228 | 228 |

    4, onder a), ii) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 en < 90 mm | n.v.t. | n.v.t. | 227 | 227 | 227 |

    4, onder a), iii) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm | 103 | 103 | 227 | 227 | 227 |

    4, onder a), iv) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm | 103 | 103 | 114 | 91 |

    4, onder a, v) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm | 103 | 103 | 114 | 91 |

    4, onder a), iii) | 8.1, onder a) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm, met een paneel met vierkante mazen van 120 mm | 137 | 137 | 227 | 227 | 227 |

    4, onder a), iv) | 8.1, onder a) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm, met een paneel met vierkante mazen van 120 mm | 137 | 137 | 103 | 114 | 91 |

    4, onder a, v) | 8.1, onder a) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm, met een paneel met vierkante mazen van 120 mm | 137 | 137 | 103 | 114 | 91 |

    4, onder a, v) | 8.1, onder j) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm, met een paneel met vierkante mazen van 140 mm | 149 | 149 | 115 | 126 | 103 |

    4, onder a), ii) | 8.1, onder b) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 en < 90 mm die voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2 | Onbep. | Onbeperkt | Onbep. | Onbep. |

    4, onder a), iii) | 8.1, onder b) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm die voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2 | Onbep. | Onbeperkt | Onbep. | Onbep. |

    4, onder a), iv) | 8.1, onder c) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 mm en < 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw | 148 | 148 | 148 | 148 |

    4, onder a, v) | 8.1, onder c) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw | 160 | 160 | 160 | 160 |

    4, onder a), iv) | 8.1, onder k) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 mm en < 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw en meer dan 60% schol | n.v.t. | n.v.t. | 166 | n.v.t. |

    4, onder a, v) | 8.1, onder k) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw en meer dan 60% schol | n.v.t. | n.v.t. | 178 | n.v.t. |

    4, onder a, v) | 8.1, onder h) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm die vallen onder een regeling van automatische schorsing van de visvergunning | 115 | 115 | 126 | 103 |

    4, onder a), ii) | 8.1, onder d) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 mm en < 90 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw, tong en schol | 280 | 280 | 280 | 280 |

    4, onder a), iii) | 8.1, onder d) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 mm en < 100 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw, tong en schol | Onbep. | On-bep. | 280 | 280 | 280 |

    4, onder a), iv) | 8.1, onder d) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 mm en < 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw, tong en schol | Onbep. | Onbeperkt | Onbep. | Onbep. |

    4, onder a, v) | 8.1, onder d) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte > 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw, tong en schol | Onbep. | Onbeperkt | Onbep. | Onbep. |

    4, onder a, v) | 8.1, onder h) 8.1, onder j) | Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte > 120 mm, met een paneel met vierkante mazen van 140 mm, die vallen onder een regeling van automatische schorsing van de visvergunning | n.v.t. | n.v.t. | 127 | 138 | 115 |

    4, onder b, i) | Boomkorren met een maaswijdte ≥ 80 en < 90 mm | n.v.t. | 1432 | On-bep. | 143 | 1432 |

    4, onder b, ii) | Boomkorren met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm | n.v.t. | 1432 | On-bep. | 143 | 1432 |

    4, onder b, iii) | Boomkorren met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm | n.v.t. | 143 | On- bep. | 143 | 143 |

    4, onder b, iv) | Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm | n.v.t. | 143 | On- bep. | 143 | 143 |

    4, onder b, iii) | 8.1, onder c) | Boomkorren met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw | n.v.t. | 155 | On- bep. | 155 | 155 |

    4, onder b, iii) | 8.1, onder i) | Boomkorren met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm voor vaartuigen die in 2003, 2004 of 2005 boomkorren hebben gebruikt | n.v.t. | 155 | On- bep. | 155 | 155 |

    4, onder b, iv) | 8.1, onder c) | Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw | n.v.t. | 155 | On- bep. | 155 | 155 |

    4, onder b, iv) | 8.1, onder i) | Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm voor vaartuigen die in 2003, 2004 of 2005 boomkorren hebben gebruikt | n.v.t. | 155 | On- bep. | 155 | 155 |

    4, onder b, iv) | 8.1, onder e) | Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw en meer dan 60% schol | n.v.t. | 155 | On- bep. | 155 | 155 |

    4, onder c), i) 4, onder c), ii) 4, onder c), iii) 4, onder d) | Kieuwnetten en warnetten met een maaswijdte: ● < 110 mm ● ≥ 110 mm en < 220 mm ● ≥ 220 mm en schakels | 140 | 140 | 140 | 140 |

    4, onder c), iii) | 8.1, onder f) | Kieuwnetten en warnetten met een maaswijdte ≥ 220 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw en meer dan 5% tarbot en snotdolf | 162 | 140 | 162 | 140 | 140 | 140 |

    4, onder d) | 8.1, onder g) | Schakels met een maaswijdte < 110 mm. Het vaartuig mag niet langer dan 24 uur buitengaats zijn | 140 | 140 | 205 | 140 | 140 |

    4, onder e) | Beuglijnen | 173 | 173 | 173 | 173 |

    1 Er wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de omschrijvingen van de punten 4 en 8. 2 Voorzover beperkingen gelden is Verordening (EG) nr. 850/98 van toepassing. n.v.t. = niet van toepassing” |

    d) wordt punt 14.3 vervangen door:

    “14.3. Voor de toepassing van deze bijlage en onder verwijzing naar de in punt 2 omschreven gebieden en de in punt 4 omschreven typen vistuig, worden de volgende categorieën van overdrachten vastgesteld:

    a) type vistuig 4, onder a), i): binnen elk gebied;

    b) type vistuig 4, onder a), ii): binnen elk gebied, en type vistuig 4, onder a), iii): in zone IV, sectoren IIa (EG-wateren), VIa, VIIa en VIId;

    c) type vistuig 4, onder a), iii): in het Kattegat en het Skagerrak, en typen vistuig 4, onder a), iv) en v): binnen elk gebied;

    d) typen vistuig 4, onder b), i), ii), iii) en iv): binnen elk gebied;

    e) typen vistuig 4, onder c), i), ii) en iii), en onder d): binnen elk gebied;

    f) type vistuig 4, onder e): binnen elk gebied.”

    e) wordt punt 14.6 vervangen door:

    “14.6. Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten informatie over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. Met het oog op deze informatieverstrekking kan een gedetailleerd spreadsheetformaat worden vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.”

    f) wordt punt 17.2 vervangen door:

    “17.2. Wanneer de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger meedeelt dat vistuig van meer dan één van de in punt 4 omschreven typen vistuig wordt gebruikt, is het totale aantal tijdens de komende beheersperiode beschikbare dagen niet meer dan het rekenkundige gemiddelde van het aantal dagen waarop het vaartuig voor elk vistuig in aanmerking komt, zulks afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Het is niet toegestaan van type vistuig te veranderen als het totale aantal dagen dat met gebruikmaking van een van de meegedeelde typen vistuig reeds op zee is doorgebracht, gelijk is aan of groter is dan het aantal dagen dat in tabel I is vastgesteld voor het vistuig dat in het betrokken gebied moet worden gebruikt.”

    g) wordt punt 17.4 vervangen door:

    “17.4. De bevoegde autoriteiten oefenen op zee en in de haven controle en toezicht uit om na te gaan of aan bovenstaande twee voorschriften is voldaan. Een vaartuig dat niet aan deze voorschriften blijkt te voldoen, mag met onmiddellijke ingang niet langer meer dan één type vistuig gebruiken.”

    h) wordt punt 25 vervangen door:

    “25. Mededeling van relevante gegevens

    25.1. Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 24 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het juiste e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

    25.2. Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een nieuw spreadsheetformaat worden vastgesteld voor de verstrekking van de in punt 24 bedoelde gegevens aan de Commissie.”

    4) In bijlage IIB:

    a) wordt punt 2 vervangen door:

    “2. Definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied

    In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een aaneensluitende periode van 24 uur (of een deel daarvan) gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig is in het geografische gebied dat bestaat uit de sectoren VIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cadiz. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert, bepaalt wanneer de aaneensluitende periode ingaat.”

    b) wordt punt 12.4 vervangen door:

    “12.4. Overdrachten van dagen van vaartuigen waaraan overeenkomstig punt 7.1 dagen zijn toegewezen, zijn niet toegestaan.”

    c) wordt punt 12.5 vervangen door:

    “12.5. Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten informatie over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. Spreadsheetformaten voor het verzamelen en doorsturen van de in dit punt bedoelde informatie kunnen worden goedgekeurd volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.”

    d) wordt punt 20 vervangen door:

    “20.1. Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 19 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het juiste e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

    20.2. Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een nieuw spreadsheetformaat worden vastgesteld voor de verstrekking van de in punt 19 bedoelde gegevens aan de Commissie.”

    5) In bijlage IIC:

    a) wordt in punt 1 de volgende tekst geschrapt:

    “Vissersvaartuigen met staande netten met een maaswijdte van meer dan 120 mm en vangstcijfers voor 2004 van minder dan 300 kg tong, zijn van de bepalingen van deze bijlage vrijgesteld mits:

    a) die vaartuigen in 2006 minder dan 300 kg vangen, en

    b) elke betrokken lidstaat voor 31 juli 2006 en 31 januari 2007 aan de Commissie een verslag voorlegt over de hoeveelheden tong die in 2006 door deze vaartuigen zijn gevangen.”

    b) wordt punt 2 vervangen door:

    “2. Definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied

    In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een aaneensluitende periode van 24 uur (of een deel daarvan) gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig is in sector VIIe. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert, bepaalt wanneer de aaneensluitende periode ingaat.”

    c) wordt punt 7.1 vervangen door:

    “7.1. Voor de vaststelling van het maximumaantal dagen per jaar waarop een vissersvaartuig in het gebied aanwezig mag zijn, zijn overeenkomstig tabel I de volgende bijzondere voorwaarden van toepassing:

    a) van de in punt 3 vermelde typen vistuig heeft het vaartuig alleen het in punt 3, onder b), omschreven vistuig met een maaswijdte van 120 mm of meer aan boord, of maakt het alleen daarvan gebruik;

    b) in 2004 en 2006 bedroeg de totale hoeveelheid door het betrokken vaartuig aangevoerde tong, zoals vermeld in het Gemeenschapslogboek, minder dan 300 kg;

    c) elke lidstaat legt voor elk vaartuig dat zijn vlag voert, vóór 31 juli 2006 en 31 januari 2007 aan de Commissie een verslag voor over de hoeveelheden tong die in 2006 door deze vaartuigen zijn gevangen.”

    d) wordt tabel I vervangen door:

    “Tabel IMaximumaantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn, per type vistuig

    Type vistuig (punt 3) | Bijzondere voorwaarden (punt 7) | Omschrijving1 | Westelijk Kanaal |

    3, onder a) | Boomkorren met een maaswijdte ≥ 80 mm | 216 |

    3, onder b) | Staande netten met een maaswijdte < 220 mm | 216 |

    3, onder b) | 7.1. | Staande netten met een maaswijdte ≥ 120 mm; Minder dan 300 kg tong per jaar; Verplicht verslag over de tongvangst in 2006 | Onbeperkt |

    1 Er wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de omschrijvingen van de punten 3 en 7.” |

    e) wordt punt 12.4 vervangen door:

    “12.4. Overdrachten van dagen van vaartuigen waaraan overeenkomstig punt 7.1 dagen zijn toegewezen, zijn niet toegestaan.”

    f) wordt het volgende nieuwe punt 12.5 ingevoegd:

    “12.5. Op verzoek van de Commissie brengen de lidstaten verslag uit over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een gedetailleerd spreadsheetformaat worden vastgesteld voor het doorsturen van deze verslagen aan de Commissie.”

    g) wordt punt 17 vervangen door:

    “17. Mededelingen inzake de visserijinspanning

    De artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 zijn van toepassing op de vaartuigen die de in punt 3 omschreven typen vistuig gebruiken en die actief zijn in de in punt 1 genoemde gebieden. Vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003, zijn vrijgesteld van deze meldplicht.”

    h) wordt punt 28 vervangen door:

    “28. Mededeling van relevante gegevens

    28.1. Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 27 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het juiste e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

    28.2. Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een nieuw spreadsheetformaat worden vastgesteld voor de verstrekking van de in punt 27 bedoelde gegevens aan de Commissie.”

    (6) In bijlage IID:

    a) wordt de titel van de bijlage vervangen door:

    “VISSERIJINSPANNING VAN VAARTUIGEN DIE VISSEN OP ZANDSPIERING IN HET SKAGERRAK, DEELGEBIED IV EN SECTOR IIa”

    b) wordt punt 1 vervangen door:

    “1. De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op de vissersvaartuigen van de Gemeenschap die in het Skagerrak, sector IIa (EG-wateren) en deelgebied IV vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm.”

    c) wordt punt 3 vervangen door:

    “3. Iedere betrokken lidstaat brengt uiterlijk op 1 maart 2006 een gegevensbank tot stand die voor deelgebied IV en het Skagerrak voor de jaren 2002, 2003 en 2004, en voor ieder vaartuig dat de vlag van de betrokken lidstaat voert of in het register van de Gemeenschap staat ingeschreven en met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm heeft gevist, de volgende gegevens bevat:

    a) de naam en het interne registratienummer van het vaartuig;

    b) het geïnstalleerde motorvermogen van het vaartuig in kilowatt, gemeten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86;

    c) het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied tijdens welke is gevist met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm;

    d) het aantal kilowattdagen, d.w.z. het product van het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied en het geïnstalleerde motorvermogen in kilowatt.”

    d) wordt punt 6 vervangen door:

    “6. Zo spoedig mogelijk herziet de Commissie het in punt 5 bedoelde maximumaantal kilowattdagen en de in bijlage I bij deze verordening vastgestelde TAC en quota voor zandspiering in het Skagerrak en de zones IIa (EG-wateren) en IV (EG-wateren) op basis van het advies van het WTECV inzake de omvang van de jaargang van 2005 van het zandspieringbestand in de Noordzee, overeenkomstig het volgende:

    a) als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2005 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV gelijk is aan of groter is dan 500 000 miljoen stuks, is voor de rest van 2006 het aantal kilowattdagen niet gelimiteerd en wordt de TAC voor 2006 vastgesteld op 600 000 ton;

    b) als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2005 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV tussen 300 000 miljoen en 500 000 miljoen stuks is, is het maximumaantal kilowattdagen gelijk aan het niveau van 2003 zoals berekend overeenkomstig punt 4, onder a), en wordt de TAC voor 2006 vastgesteld op 300 000 ton;

    c) als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2005 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV kleiner dan 300 000 miljoen stuks is, is vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm voor de rest van 2006 verboden. Een beperkte vangst is echter toegestaan om toezicht te houden op de zandspieringbestanden in het Skagerrak en deelgebied IV en op de gevolgen van de sluiting. Daartoe stellen de betrokken lidstaten in samenwerking met de Commissie een plan op voor het toezicht op de visserij.”

    (7) In bijlage III:

    wordt punt 13 vervangen door:

    “13. Vaartuigen die illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst bedrijven in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan

    13.1. De Commissie brengt de lidstaten onverwijld op de hoogte van vaartuigen die de vlag voeren van niet-verdragsluitende partijen bij het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (het verdrag), werden gezien bij het uitoefenen van visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied van het verdrag, en door de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) op een voorlopige lijst zijn geplaatst van vaartuigen waarvan wordt vermoed dat zij ingaan tegen de in het kader van het verdrag opgestelde aanbevelingen. Op deze vaartuigen zijn de volgende maatregelen van toepassing:

    a) vaartuigen die een haven aandoen, krijgen geen toestemming om aan te landen of over te laden en worden door de bevoegde autoriteiten geïnspecteerd. Deze inspectie heeft betrekking op de documenten van het vaartuig, de logboeken, het vistuig, de vangsten aan boord evenals alle andere zaken die verband houden met de visserijactiviteiten van het vaartuig in het gereglementeerde gebied van het verdrag. Informatie over de resultaten van de inspectie wordt onmiddellijk aan de Commissie meegedeeld;

    b) vissersvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, bunkerschepen, moederschepen en vrachtvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen op geen enkele wijze de vaartuigen bijstand verlenen of deelnemen aan overladingen van of gezamenlijke visserijactiviteiten met de vaartuigen;

    c) in de haven mogen aan de vaartuigen geen goederen of brandstof worden geleverd, en er mogen geen diensten worden verleend.

    13.2. Vaartuigen die door de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) zijn geplaatst op een lijst van vaartuigen waarvan is bevestigd dat zij illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven (IUU-vaartuigen), staan vermeld in aanhangsel 4. Naast de in punt 13.1 vermelde maatregelen gelden voor deze vaartuigen ook de volgende maatregelen:

    a) het is IUU-vaartuigen verboden een communautaire haven binnen te varen;

    b) het is IUU-vaartuigen niet toegestaan te vissen in communautaire wateren en zij mogen niet gecharterd worden;

    c) de invoer van vis afkomstig van IUU-vaartuigen is verboden;

    d) de lidstaten staan IUU-vaartuigen niet toe om hun vlag te voeren en moedigen importeurs, vervoerders en andere betrokken sectoren aan om geen door dergelijke vaartuigen gevangen vis te verhandelen of over te laden.

    13.3. De Commissie brengt de lijst van IUU-vaartuigen met die van de NEAFC in overeenstemming zodra de NEAFC een nieuwe lijst van IUU-vaartuigen vaststelt.”

    (8) Bijlage IV, deel I, wordt vervangen door:

    “DEEL I

    Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en

    visdocumenten voor vaartuigen van de Gemeenschap in

    wateren van derde landen

    Visserijzone | Visserijtak | Aantal vergun- ningen | Verdeling van de vergunningen onder de lidstaten | Maximumaantal vaartuigen dat op elk moment in het gebied aanwezig mag zijn |

    Noorse wateren en visserijzone rond Jan Mayen | Haring, benoorden 62°00'NB | 77 | DK: 26, DE: 5, FR: 1, IRL: 7, NL: 9, SW: 10, UK: 17, PL: 1 | 55 |

    Demersale soorten, benoorden 62°00'NB | 80 | FR: 18, PT: 9, DE: 16, ES: 20, UK: 14, IRL: 1, PL: 1 | 50 |

    Makreel, bezuiden 62°00'NB, ringzegenvisserij | 11 | DE: 1(1), DK: 26 (1), FR: 2 (1), NL: 1 (1) | Niet van toepassing |

    Makreel, bezuiden 62°00'NB, trawlvisserij | 19 | Niet van toepassing |

    (1) Deze verdeling geldt voor de ringzegen- en de trawlvisserij.

    Makreel, benoorden 62°00'NB, ringzegenvisserij | 11(2) | DK: 11 | Niet van toepassing |

    Industriële soorten, bezuiden 62°00'NB | 480 | DK: 450, UK: 30 | 150 |

    Wateren van de Faeröer | Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer | 26 | BE: 0, DE: 4, FR: 4, UK: 18 | 13 |

    Gerichte visserij op kabeljauw en schelvis met netten met mazen niet kleiner dan 135 mm, beperkt tot het gebied ten zuiden van 62°28' NB en ten oosten van 6°30' WL | 8(3) | 4 |

    Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer. In de perioden 1 maart-31 mei en 1 oktober-31 december mogen deze vaartuigen vissen in het gebied tussen 61°20° NB en 62°00° NB en tussen 12 en 21 mijl vanaf de basislijnen | 70 | BE: 0, DE: 10, FR: 40, UK: 20 | 26 |

    (2) Te kiezen uit de 11 vergunningen voor ringzegenvisserij op makreel bezuiden 62°00’NB.

    (3) Volgens de Goedgekeurde Notulen van 1999 zijn de aantallen voor de gerichte visserij op kabeljauw en schelvis opgenomen in de aantallen voor „Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.

    Trawlvisserij op blauwe leng met netten met mazen niet kleiner dan 100 mm in het gebied ten zuiden van 61°30' NB en ten westen van 9°00' WL en in het gebied tussen 7°00' WL en 9°00' WL ten zuiden van 60°30' NB en in het gebied ten zuidwesten van een lijn tussen 60°30' NB, 7°00' WL en 60°00' NB, 6°00' WL | 70 | DE: 8(4), FR: 12(4), UK: 0 (4) | 20(5) |

    Gerichte trawlvisserij op koolvis met netten met mazen niet kleiner dan 120 mm, en waarbij verstevigingsstroppen rond de kuil mogen worden gebruikt | 70 | 22(5) |

    Visserij op blauwe wijting. Het totale aantal vergunningen kan met 4 vaartuigen worden verhoogd om in spannen te vissen indien de autoriteiten van de Faeröer zouden beslissen om bijzondere toegangsregels voor een gebied, “main fishing area of blue whiting” genaamd, in te stellen | 34 | DE: 3, DK: 19, FR: 2, UK: 5, NL: 5 | 20 |

    Lijnvisserij | 10 | UK: 10 | 6 |

    Makreelvisserij | 12 | DK: 12 | 12 |

    Haringvisserij benoorden 62° NB | 21 | DE: 1, DK: 7, FR: 0, UK: 5, IRL: 2, NL: 3, SW: 3 | 21 |

    Wateren van de Russische Federatie | Alle visserijtakken | pm | pm |

    Kabeljauwvisserij | 7(6) | pm |

    Sprotvisserij | pm | pm” |

    (4) Maximumaantal vaartuigen dat op enig moment tegelijkertijd in het gebied aanwezig mag zijn.

    (5) Dit aantal is begrepen in het aantal voor „Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.

    (6) Uitsluitend voor vaartuigen die de vlag van Letland voeren.

    BIJLAGE II

    Deel 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2270/2004 wordt als volgt gewijzigd:

    De tabel betreffende grenadiersvis in zone III (wateren van de Gemeenschap en internationale wateren) wordt vervangen door:

    “Soort: | Grenadiersvis | Zone: | III (Gemeenschapswateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of de jurisdictie van derde landen vallen) |

    Coryphaenoides rupestris |

    Denemarken | 2612 |

    Duitsland | 15 |

    Zweden | 134 |

    EG | 2761” |

    [1] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

    [2] PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8.

    [3] PB C , blz. .

    [4] PB L 16 van 20.1.2006, blz. 1.

    [5] PB L 396 van 31.12.2004, blz. 4.

    Top