Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003PC0588

Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de sluiting van het Protocol inzake samenwerking bij de voorkoming van verontreiniging door schepen en bij de bestrijding van de verontreiniging van de Middellandse Zee in noodsituaties bij het Verdrag van Barcelona inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging

/* COM/2003/0588 def. - CNS 2003/0228 */

52003PC0588

Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de sluiting van het Protocol inzake samenwerking bij de voorkoming van verontreiniging door schepen en bij de bestrijding van de verontreiniging van de Middellandse Zee in noodsituaties bij het Verdrag van Barcelona inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging /* COM/2003/0588 def. - CNS 2003/0228 */


Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting van het Protocol inzake samenwerking bij de voorkoming van verontreiniging door schepen en bij de bestrijding van de verontreiniging van de Middellandse Zee in noodsituaties bij het Verdrag van Barcelona inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

De Europese Gemeenschap is partij bij het Verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging (Verdrag van Barcelona) [1]. De Europese Gemeenschap heeft tevens de volgende protocollen gesloten die in het kader van genoemd verdrag zijn aangenomen: het Protocol inzake de voorkoming van verontreiniging van de Middellandse Zee door storten vanuit schepen en luchtvaartuigen [2], het Protocol inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging vanaf het land [3], het Protocol inzake de speciaal beschermde gebieden en de biologische diversiteit in de Middellandse Zee [4] en het Protocol betreffende de samenwerking in noodsituaties bij de bestrijding van de verontreiniging van de Middellandse Zee door koolwaterstoffen en andere schadelijke stoffen (het "Noodsituatieprotocol") [5].

[1] Besluit 77/585/EEG als gewijzigd bij Besluit 99/802/EG, PB L 322 van 14.12.1999.

[2] Besluit 77/585/EEG als gewijzigd bij Besluit 99/802/EG, PB L 322 van 14.12.1999.

[3] Besluit 83/101/EEG als gewijzigd bij Besluit 99/801/EG, PB L 322 van 14.12.1999.

[4] Besluit 99/800/EG, PB L 322 van 14.12. 1999.

[5] Besluit 81/420/EEG, PB L 162 van 19.6.1981.

In 1997 hebben de partijen bij het Verdrag van Barcelona in samenhang met de herziening en verbetering van de rechtsinstrumenten van het actieplan een resolutie aangenomen over een regionale strategie ter voorkoming van verontreiniging van het mariene milieu door schepen. Deze resolution omvat onder meer een besluit tot wijziging van het Noodsituatieprotocol. Het was de bedoeling, de werkingssfeer van de overeenkomst zodanig uit te breiden dat niet louter in regelingen inzake samenwerking in gevallen van verontreiniging werd voorzien, maar tevens in samenwerking bij de preventie, beperking en beheersing van verontreiniging.

Na voorbereidende werkzaamheden van een groep deskundigen werd - mede met het oog op de grote vernieuwingen die de voorgestelde wijzigingen met zich meebrachten - op de 12e vergadering van de Conferentie der Partijen bij het verdrag (Monaco, 14-17 november 2001) overeenstemming bereikt over het opstellen van een nieuw protocol. De CdP is niet doorgegaan met de onderhandelingen over het ontwerp-protocol maar heeft het Secretariaat verzocht, een definitieve versie van de tekst te redigeren en ervoor te zorgen dat deze vlak voor de Conferentie van Gevolmachtigden een laatste keer door deskundigen werd bezien. De vergadering van de deskundigen vond plaats op Malta van 20 tot 22 januari en de Conferentie van Gevolmachtigden, waarop het protocol werd ondertekend, van 24 tot 25 januari 2002.

Op 15 januari 2002 legde de Commissie de Raad een voorstel [6] voor om het nieuwe protocol te ondertekenen, op voorwaarde dat de definitieve tekst verenigbaar is met het Gemeenschapsrecht op dit gebied. Het voorstel bevatte de ontwerp-tekst in de vorm waarin deze zich op dat moment bevond; alle recente wijzigingen en de resterende nog ter discussie staande punten waren daarin duidelijk aangegeven. Omdat de definitieve tekst op dat moment nog niet bekend was, preciseerde de Commissie dat zij er in de laatste onderhandelingsronde zou blijven op aandringen dat aan het protocol enkele nieuwe, aan het Gemeenschapsrecht ontleende elementen zouden worden toegevoegd met betrekking tot de veiligheid op zee en het voorkomen van verontreiniging van de zee.

[6] COM(2002) 11 def.

Op basis van de door de voorzitter van de Raad op 21 januari 2002 verleende volmachten heeft de Europese Gemeenschap tijdens de Conferentie van Gevolmachtigden te Malta op 25 januari 2002 het protocol ondertekend. Diezelfde dag werd het protocol ook ondertekend door 14 landen uit het Middellandse-Zeegebied, inclusief de 4 EU-lidstaten die partij zijn bij het verdrag. Het werd achteraf nog ondertekend door één bijkomende partij en bekrachtigd door Monaco (3 april 2002), Malta (18 februari 2003), Turkije (20 mei 2003), Frankrijk (2 juli 2003) en Kroatië (9 juli 2003). Het protocol treedt in werking zodra 6 bekrachtigingen ter kennis zijn gebracht van het land dat als depositaris optreedt.

Overeenkomstig het verzoek dat de Raad bij het onderzoek van het voorstel tot ondertekening formuleerde, hebben de vertegenwoordigers van de Gemeenschap de Conferentie van Gevolmachtigden gewezen op de institutionele problemen waarmee de EU zich geconfronteerd ziet als gevolg van de gewoonte van de partijen bij het Verdrag van Barcelona om onderhandelingen over juridische teksten met betrekking tot dat verdrag te voeren vlak vóór de ondertekening. De Gemeenschap kreeg steun van andere delegaties en het Secretariaat heeft beloofd om voor de toekomst na te denken over een alternatieve modus procedendi.

Bovendien heeft de Gemeenschap in de loop van de laatste onderhandelingsronde aanzienlijke vooruitgang weten te boeken over de nog niet afgeronde kwestie van de toevoeging van nieuwe, aan het Gemeenschapsrecht ontleende elementen betreffende de veiligheid op zee en het voorkomen van verontreiniging van de zee, namelijk:

- De tekst van de twee artikelen waarop de Commissie in haar voorstel voor een ondertekeningsbesluit de aandacht had gevestigd (artikel 9, lid 2, en artikel 11, lid 3, van de ondertekende tekst), werd aangescherpt. Twee op elke partij rustende verplichtingen, krachtens welke elke partij van de kapiteins het ondernemen van bepaalde acties verlangt, blijven zodoende niet beperkt tot schepen die onder de vlag van de partij in kwestie varen. Integendeel: elke partij moet ook passende maatregelen nemen om te garanderen dat de kapitein van elk schip dat in haar territoriale wateren vaart, dezelfde verplichtingen naleeft.

- Voorts is vooruitgang geboekt met betrekking tot artikel 14, lid 1, dat nu beter in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht met betrekking tot havenontvangst faciliteiten voor de verwijdering van afvalstoffen.

- De rol van de Gemeenschap bij het implementeren van internationale veiligheidsnormen voor de scheepvaart wordt in de preambule van het protocol uitdrukkelijk erkend.

De onderhandelingen hebben voorts geresulteerd in het aanbrengen van een aantal wijzigingen die de eerder door de Raad behandelde tekst verduidelijken. Zo werd bijvoorbeeld de nogal omslachtige titel van het protocol enigszins ingekort.

De definitieve tekst is in ruime mate geïnspireerd op het Gemeenschapsrecht, maar omdat het protocol het resultaat is van multilateraal overleg, waren daarin op het tijdstip van de ondertekening niet alle eisen van de communautaire wetgeving opgenomen. Voorts is de Gemeenschap sedert de ondertekening van het protocol en in de nasleep van het ongeval met de Prestige activiteiten blijven ontplooien ter aanscherping en intensivering van haar activiteiten op het gebied van preventie en bestrijding van verontreiniging door schepen [7]. De wetgeving van de Gemeenschap is daardoor thans strenger dan de voorschriften van het protocol. Met deze mogelijkheid wordt uitdrukkelijk rekening gehouden in artikel 20 van het protocol, dat bepaalt dat partijen het recht hebben, met betrekking tot de onder het protocol vallende gebieden strengere interne maatregelen of andere met het internationaal recht verenigbare maatregelen aan te nemen.

[7] In het bijzonder moet aandacht worden besteed aan de inwerkingtreding van strengere regels inzake havenstaatcontrole en aan de initiatieven in samenhang met vluchthavens en een verbod op het vervoer van zware olie in enkelwandige tankers.

Het protocol is derhalve volstrekt verenigbaar met zowel het vigerende als het in de toekomst nog vast te stellen Gemeenschapsrecht. De Commissie zal toezien op de uitvoering van het protocol om te allen tijde de verenigbaarheid daarvan met de relevante Gemeenschapswetgeving te garanderen.

Op grond van bovenstaande elementen dient de Gemeenschap het Protocol inzake samenwerking bij de voorkoming van verontreiniging door schepen en bij de bestrijding van de verontreiniging van de Middellandse Zee in noodsituaties te bekrachtigen.

2003/0228 (CNS)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting van het Protocol inzake samenwerking bij de voorkoming van verontreiniging door schepen en bij de bestrijding van de verontreiniging van de Middellandse Zee in noodsituaties bij het Verdrag van Barcelona inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1, juncto artikel 300, lid 2, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie [8],

[8] PB C van , blz. .

Gezien het advies van het Europees Parlement [9],

[9] PB C van , blz. .

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Krachtens artikel 174 van het Verdrag draagt het beleid van de Gemeenschap op milieugebied onder meer bij tot het nastreven van doelstellingen op het gebied van behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu en de bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen.

(2) De Gemeenschap is partij bij het Verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging (Verdrag van Barcelona), zoals goedgekeurd bij Besluit 77/585/EEG van de Raad [10], en de herziening van 1995 van dat verdrag, zoals goedgekeurd bij Besluit 99/802/EG van de Raad [11]. De Gemeenschap is ook partij bij vier protocollen bij het Verdrag van Barcelona, waaronder het Protocol betreffende de samenwerking in noodsituaties bij de bestrijding van de verontreiniging van de Middellandse Zee door koolwaterstoffen en andere schadelijke stoffen, zoals goedgekeurd bij Besluit 81/420/EEG van de Raad [12].

[10] PB L 240 van 19.9.1977, blz. 1.

[11] PB L 322 van 14.12.1999, blz. 32.

[12] PB L 162 van 19.6.1981, blz. 4.

(3) De Commissie heeft op basis van de door de Raad op 25 januari 2000 verstrekte onderhandelings richtsnoeren namens de Gemeenschap deelgenomen aan de onderhandelingen over het Protocol inzake samenwerking bij de voorkoming van verontreiniging door schepen en bij de bestrijding van de verontreiniging van de Middellandse Zee in noodsituaties.

(4) Op 25 januari 2002 heeft de Gemeenschap in Malta dat protocol ondertekend.

(5) Het protocol werkt de rechtsinstrumenten van het Verdrag van Barcelona bij door de instelling van samenwerking ter voorkoming van verontreiniging door schepen, de vergroting van de doeltreffendheid van samenwerking bij de bestrijding van accidentele verontreiniging en de bevordering van de tenuitvoerlegging van de toepasselijke internationale regelgeving.

(6) Het protocol bevat de nodige bepalingen om te voorkomen dat er een tegenstrijdigheid ontstaat tussen het vigerende en in de toekomst nog vast te stellen Gemeenschapsrecht met betrekking tot de onder het protocol vallende gebieden.

(7) De Gemeenschap dient derhalve dat protocol te bekrachtigen,

BESLUIT:

Artikel 1

Het Protocol inzake samenwerking bij de voorkoming van verontreiniging door schepen en bij de bestrijding van de verontreiniging van de Middellandse Zee in noodsituaties bij het Verdrag van Barcelona inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging, hierna "het protocol" genoemd, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om namens de Gemeenschap het goedkeuringsinstrument met betrekking tot het protocol bij de Spaanse regering neder te leggen overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 van dat protocol.

Gedaan te Brussel, op [...]

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE

BESLUIT VAN DE RAAD

PROTOCOL INZAKE SAMENWERKING BIJ DE VOORKOMING VAN VERONTREINIGING DOOR SCHEPEN EN BIJ DE BESTRIJDING VAN DE VERONTREINIGING VAN DE MIDDELLANDSE ZEE IN NOODSITUATIES

De Partijen bij dit protocol,

Partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging, goedgekeurd te Barcelona op 16 februari 1976 en gewijzigd op 10 juni 1995,

Verlangende de artikelen 6 en 9 van genoemd verdrag ten uitvoer te leggen,

Erkennende dat een ernstige verontreiniging van de zee door koolwaterstoffen en schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen of de dreiging van een dergelijke verontreiniging in het Middellandse-Zeegebied gevaar kan opleveren voor de kuststaten en het zeemilieu,

Overwegende dat samenwerking van alle kuststaten van de Middellandse Zee geboden is om verontreiniging door schepen te voorkomen en gevallen van verontreiniging, ongeacht de herkomst ervan, aan te pakken,

Erkennende dat voor de Internationale Maritieme Organisatie een rol is weggelegd en dat het van belang is dat in het kader van die organisatie wordt samengewerkt, met name om de goedkeuring en ontwikkeling te bevorderen van internationale regels en normen die bedoeld zijn om de verontreiniging van het zeemilieu door schepen te voorkomen, te beperken en te bestrijden,

Met nadruk wijzende op de inspanningen die de kuststaten van de Middellandse Zee leveren met het oog op de toepassing van deze internationale regels en normen,

Eveneens erkennende dat de Europese Gemeenschap een bijdrage levert aan de toepassing van internationale normen in verband met de veiligheid op zee en de voorkoming van verontreiniging door schepen,

Voorts erkennende dat samenwerking in het Middellandse-Zeegebied van belang is om de daadwerkelijke tenuitvoerlegging te bevorderen van de internationale regelgeving die bedoeld is om de verontreiniging van het zeemilieu door schepen te voorkomen, te beperken en te bestrijden,

Eveneens erkennende dat snel en doeltreffend ingrijpen op nationaal, subregionaal en regionaal niveau van belang is om noodmaatregelen te treffen teneinde een verontreiniging van het zeemilieu of de dreiging van een dergelijke verontreiniging te bestrijden,

Uitgaande van het voorzorgsbeginsel en het beginsel dat de vervuiler betaalt en met gebruikmaking van milieueffectrapportages, de beste beschikbare technieken en de beste praktijken op milieugebied, zoals bepaald in artikel 4 van het Verdrag,

Indachtig de toepasselijke bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, goedgekeurd te Montego Bay op 10 december 1982, dat in werking is getreden en waarbij talrijke kuststaten van de Middellandse Zee en de Europese Gemeenschap partij zijn,

Rekening houdende met de internationale verdragen die met name betrekking hebben op de veiligheid op zee, de voorkoming van verontreiniging door schepen, het voorbereid zijn op en de bestrijding van gevallen van verontreiniging en de aansprakelijkheid voor en vergoeding van schade door verontreiniging,

Verlangende de onderlinge bijstand en samenwerking bij de voorkoming en bestrijding van verontreiniging te ontwikkelen,

Zijn overeengekomen hetgeen volgt:

Artikel 1

DEFINITIES

In dit Protocol wordt verstaan onder:

a) "Verdrag": het Verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging, goedgekeurd te Barcelona op 16 februari 1976 en gewijzigd op 10 juni 1995;

b) "Geval van verontreiniging": een gebeurtenis of een reeks gebeurtenissen met dezelfde oorzaak, die leidt of kan leiden tot een lozing van koolwaterstoffen en/of schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen en die een bedreiging vormt of kan vormen voor het zeemilieu of de kust of de verwante belangen van één of meer staten en in verband waarmee dringend actie moet worden ondernomen of andere onmiddellijke bestrijdings maatregelen moeten worden getroffen;

c) "Schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen": elke andere stof dan een koolwaterstof die wanneer hij in het zeemilieu terechtkomt, gevaar kan opleveren voor de gezondheid van de mens, schade kan berokkenen aan de biologische rijkdommen en de mariene flora en fauna, afbreuk kan doen aan de belevingswaarde van gebieden of een beletsel kan vormen voor elk ander legitiem gebruik van de zee;

d) "Verwante belangen": de belangen van een rechtstreeks getroffen of bedreigde kuststaat, die onder meer betrekking hebben op:

i) maritieme activiteiten langs de kusten, in de havens of in de riviermonden, waaronder visserijactiviteiten;

ii) de historische en toeristische belevingswaarde, met inbegrip van watersport en andere recreatieve activiteiten, van de betrokken regio;

iii) de gezondheid van de kustbewoners;

iv) de culturele, esthetische, wetenschappelijke en educatieve waarde van de zone;

v) het behoud van de biologische diversiteit en het duurzame gebruik van de biologische rijkdommen van de zee en de kust;

e) "Internationale regelgeving": de regelgeving die ten doel heeft verontreiniging van het zeemilieu door schepen te voorkomen, te beperken en te bestrijden en die op mondiaal niveau en in overeenstemming met het internationale recht is aangenomen onder auspiciën van gespecialiseerde instellingen van de Verenigde Naties en met name de Internationale Maritieme Organisatie;

f) "Regionaal centrum": het Regionaal Centrum voor noodmaatregelen tegen accidentele verontreiniging van de Middellandse Zee (REMPEC - Regional Marine Pollution Emergency Response Centre) dat is opgericht bij Resolutie 7 die op 9 februari 1976 te Barcelona is goedgekeurd door de conferentie van gevolmachtigden van de kuststaten in het Middellandse-Zeegebied over de bescherming van de Middellandse Zee, dat wordt beheerd door de Internationale Maritieme Organisatie en het milieuprogramma van de Verenigde Naties en waarvan de doelstellingen en taken worden gedefinieerd door de Partijen bij het Verdrag.

Artikel 2

GEBIED WAAR HET PROTOCOL VAN TOEPASSING IS

Het gebied waar dit Protocol van toepassing is, is het Middellandse-Zeegebied als omschreven in artikel één van het Verdrag.

Artikel 3

ALGEMENE BEPALINGEN

1. De Partijen werken samen:

a) om de internationale regelgeving ten uitvoer te leggen die ten doel heeft verontreiniging van het zeemilieu door schepen te voorkomen, te beperken en te bestrijden; en

b) om alle nodige maatregelen te treffen wanneer zich een geval van verontreiniging voordoet.

2. Bij de samenwerking houden de Partijen in voorkomend geval rekening met de deelname van plaatselijke overheden, niet-gouvernementele organisaties en sociaal-economische subjecten.

3. Elke Partij legt dit Protocol ten uitvoer onverminderd de soevereiniteit of de jurisdictie van andere partijen of staten. Elke handeling die door een Partij ter uitvoering van dit protocol wordt ondernomen, moet in overeenstemming zijn met het internationale recht.

Artikel 4

NOODPLANNEN EN ANDERE MIDDELEN OM GEVALLEN VAN VERONTREINIGING TE VOORKOMEN EN TE BESTRIJDEN

1. De Partijen trachten hetzij afzonderlijk, hetzij in bilateraal of multilateraal verband noodplannen en andere middelen gereed te houden en te bevorderen die ten doel hebben gevallen van verontreiniging te voorkomen en te bestrijden. Die middelen omvatten met name de uitrusting, de schepen en luchtvaartuigen en het personeel die nodig zijn om in noodsituaties op te treden, in voorkomend geval het opstellen van passende wetgeving, het opzetten of uitbreiden van de nodige capaciteit om te reageren wanneer zich een geval van verontreiniging voordoet en het aanwijzen van één of meer nationale instanties die met de tenuitvoerlegging van dit Protocol worden belast.

2. Tevens treffen de Partijen in overeenstemming met het internationale recht maatregelen om vervuiling van het Middellandse-Zeegebied door schepen te voorkomen door als vlaggenstaat, havenstaat en kuststaat erop toe te zien dat in dit gebied de toepasselijke internationale verdragen alsmede hun regelgeving terzake ten uitvoer worden gelegd. Zij ontwikkelen hun nationale voorzieningen voor de tenuitvoerlegging van die internationale verdragen en kunnen voor de daadwerkelijke tenuitvoerlegging ervan samenwerken in het kader van bilaterale of multilaterale overeenkomsten.

3. De Partijen stellen het regionaal centrum om de twee jaar in kennis van de ter uitvoering van dit artikel getroffen maatregelen. Het regionaal centrum brengt op grond van de ontvangen informatie een verslag uit aan de Partijen.

Artikel 5

BEWAKING

De Partijen ontplooien activiteiten ter bewaking van het Middellandse-Zeegebied en voeren deze uit, hetzij afzonderlijk, hetzij in bilateraal of multilateraal verband, teneinde verontreiniging te voorkomen, op te sporen en te bestrijden en de naleving van de internationale regelgeving terzake te waarborgen.

Artikel 6

SAMENWERKING BIJ BERGINGSACTIVITEITEN

Wanneer schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen in verpakte vorm, waaronder begrepen containers, tankwagens, vrachtwagens, wagons of zeelichters, overboord worden gezet of overboord slaan, verbinden de Partijen er zich toe zoveel mogelijk samen te werken bij de berging van genoemde verpakkingen en stoffen teneinde gevaar voor het zee- en het kustmilieu te voorkomen of te beperken.

Artikel 7

VERSPREIDING EN UITWISSELING VAN INFORMATIE

1. Elke Partij verbindt zich ertoe de andere Partijen informatie mede te delen betreffende:

a) de organisatie of de nationale instanties die bevoegd zijn voor de bestrijding van de verontreiniging van de zee door koolwaterstoffen en schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen;

b) de bevoegde nationale instanties die informatie over verontreiniging van de zee door koolwaterstoffen en schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen moeten ontvangen en die kwesties in verband met de onderlinge bijstand tussen de Partijen behandelen;

c) de nationale instanties die bevoegd zijn om namens de Staat op te treden bij onderlinge bijstand en samenwerking tussen de Partijen;

d) de organisatie of de nationale instanties die belast zijn met de tenuitvoerlegging van artikel 4, lid 2, en met name die welke belast zijn met de tenuitvoerlegging van de desbetreffende internationale verdragen en andere toepasselijke regelingen, met het beheer van de ontvangstinstallaties in havens en met de controle op illegale lozingen in het kader van het MARPOL-verdrag 73/78;

e) zijn regelgeving en andere bepalingen die rechtstreeks gevolgen hebben voor het voorbereid zijn op en de bestrijding van verontreiniging van de zee door koolwaterstoffen of schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen;

f) nieuwe methodes ter voorkoming van verontreiniging van de zee door koolwaterstoffen en schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen, nieuwe procédés ter bestrijding van verontreiniging en nieuwe bewakings technologieën alsmede de ontwikkeling van onderzoekprogramma's op dat gebied.

2. De Partijen die zijn overeengekomen rechtstreeks dergelijke informatie uit te wisselen, delen deze informatie eveneens aan het regionaal centrum mee. Het regionaal centrum deelt deze informatie mee aan de andere partijen en, onder voorbehoud van wederkerigheid, aan de kuststaten in het Middellandse-Zeegebied die geen Partij bij dit Protocol zijn.

3. Partijen die in het kader van dit Protocol bilaterale of multilaterale overeenkomsten hebben gesloten, delen zulks mede aan het regionaal centrum, dat alle andere Partijen daarvan in kennis stelt.

Artikel 8

MEDEDELING VAN INFORMATIE EN VERSLAGEN OVER GEVALLEN VAN VERONTREINIGING

De Partijen verbinden zich ertoe het gebruik van de hun ter beschikking staande communicatiemiddelen te coördineren teneinde te waarborgen dat alle verslagen en spoedeisende informatie over gevallen van verontreiniging met de nodige betrouwbaarheid en snelheid worden ontvangen, verzonden en verspreid. Het regionaal centrum krijgt de beschikking over communicatiemiddelen waarmee het kan deelnemen aan deze gecoördineerde inspanning en met name de taken kan vervullen waarmee het krachtens artikel 12, lid 2, is belast.

Artikel 9

KENNISGEVINGSPROCEDURE

1. Elke Partij verstrekt de kapiteins of andere personen die de leiding hebben over schepen die onder haar vlag varen en de piloten van luchtvaartuigen die op haar grondgebied zijn geregistreerd, instructies waarin zij worden verzocht om haar en de dichtstbijzijnde kuststaat langst de snelste en meest geschikte weg naargelang van de omstandigheden en volgens de procedures die eventueel volgens de toepasselijke bepalingen van de internationale overeenkomsten terzake vereist zijn, in kennis te stellen van:

a) alle gebeurtenissen die leiden of kunnen leiden tot een lozing van koolwaterstoffen of schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen;

b) de aanwezigheid, de kenmerken en de omvang van olievlekken of vlekken met schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen, met inbegrip van dergelijke stoffen in verpakte vorm, die op zee zijn aangetroffen en die een bedreiging voor het zeemilieu, voor de kusten of voor de verwante belangen van één of meer Partijen vormen of kunnen vormen.

2. Onverminderd artikel 20 van dit Protocol neemt elke Partij de passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de kapitein van elk schip dat in haar territoriale wateren vaart, de in lid 1, onder a) en b), genoemde verplichtingen nakomt; zij kan het regionaal centrum terzake om assistentie verzoeken. Zij stelt de Internationale Maritieme Organisatie in kennis van de getroffen maatregelen.

3. Elke Partij verstrekt eveneens instructies aan de personen die de leiding hebben over zeehavens of laad- en losinstallaties die onder haar jurisdictie vallen om haar overeenkomstig de toepasselijke wetgeving in kennis te stellen van alle gebeurtenissen die leiden of kunnen leiden tot een lozing van koolwaterstoffen of schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen.

4. Overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Protocol betreffende de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging die het gevolg is van exploratie en exploitatie van het continentaal plat, de zeebodem en de ondergrond daarvan verstrekt elke Partij instructies aan de personen die de leiding hebben over offshore-installaties die onder haar jurisdictie vallen, om haar langs de snelste en meest geschikte weg naargelang van de omstandigheden en volgens de door haar voorgeschreven procedures in kennis te stellen van alle gebeurtenissen die leiden of kunnen leiden tot een lozing van koolwaterstoffen of schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen.

5. In de leden 1, 3 en 4 van dit artikel wordt onder "gebeurtenis" elk voorval verstaan dat beantwoordt aan de in die leden gegeven omschrijving, ongeacht of het gaat om een geval van verontreiniging of niet.

6. In gevallen van verontreiniging wordt de ingevolge de leden 1, 3 en 4 ontvangen informatie aan het regionaal centrum medegedeeld.

7. De ingevolge de leden 1, 3 en 4 ontvangen informatie wordt onverwijld meegedeeld aan de andere Partijen die de gevolgen van het geval van verontreiniging kunnen ondervinden:

a) hetzij door de Partij die bedoelde informatie heeft ontvangen, bij voorkeur rechtstreeks of via het regionaal centrum;

b) hetzij door het regionaal centrum.

Wanneer informatie rechtstreeks tussen de Partijen wordt uitgewisseld, stellen zij het regionaal centrum in kennis van de maatregelen die zij hebben getroffen. Het regionaal centrum deelt deze informatie mee aan de andere Partijen.

8. Voor de kennisgeving van de gevallen van verontreiniging ingevolge de leden 6 en 7 maken de Partijen gebruik van een op voorstel van het regionaal centrum onderling overeengekomen standaardformaat.

9. Toepassing van het bepaalde in lid 7 houdt in dat de Partijen niet gehouden zijn aan de verplichting van artikel 9, lid 2, van het Verdrag.

Artikel 10

OPERATIONELE MAATREGELEN

1. Elke Partij die te maken krijgt met een geval van verontreiniging:

a) doet de nodige onderzoekingen om de aard, de omvang en de mogelijke gevolgen van het geval van verontreiniging of, in voorkomend geval, de aard en geschatte hoeveelheid van de koolwaterstoffen of schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen alsmede de richting waarin en de snelheid waarmee de vlekken zich verplaatsen, vast te stellen;

b) neemt alle maatregelen die de gevolgen van het geval van verontreiniging kunnen voorkomen, beperken en voorzover mogelijk tenietdoen;

c) stelt onverwijld de andere Partijen die de gevolgen van het geval van verontreiniging kunnen ondervinden, in kennis van de bevindingen van genoemde onderzoekingen en van elke actie die is ondernomen of wordt overwogen om het geval van verontreiniging te bestrijden en verstrekt deze informatie tegelijkertijd aan het regionaal centrum, dat de informatie meedeelt aan alle andere Partijen;

d) blijft de situatie zolang mogelijk volgen en brengt overeenkomstig artikel 9 terzake verslag uit.

2. Wanneer actie wordt ondernomen om de van een schip afkomstige verontreiniging te bestrijden, wordt alles in het werk gesteld om:

a) mensenlevens te redden;

b) het schip zelf te redden, waarbij erop wordt toegezien dat milieuschade in het algemeen wordt voorkomen of zoveel mogelijk wordt beperkt.

Elke Partij die een dergelijke actie onderneemt, stelt de Internationale Maritieme Organisatie rechtstreeks of via het regionaal centrum daarvan in kennis.

Artikel 11

NOODMAATREGELEN AAN BOORD VAN SCHEPEN OF OP OFFSHORE-INSTALLATIES EN IN HAVENS

1. Elke Partij treft de nodige maatregelen om er overeenkomstig de internationale regelgeving terzake voor te zorgen dat aan boord van schepen die onder haar vlag varen, een met die regelgeving conform noodplan aanwezig is.

2. Elke Partij verlangt van de kapiteins van schepen die onder haar vlag varen dat zij, wanneer zich een geval van verontreiniging voordoet, de procedures van het noodplan volgen en met name dat zij de betrokken instanties desgevraagd uitvoerige informatie verstrekken over het schip en de lading in verband met de ingevolge artikel 9 ondernomen acties en dat zij met genoemde instanties samenwerken.

3. Onverminderd artikel 20 van dit Protocol neemt elke Partij de passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de kapitein van elk schip dat in haar territoriale wateren vaart, de in lid 2 genoemde verplichtingen nakomt; zij kan het regionaal centrum terzake om assistentie verzoeken. Zij stelt de Internationale Maritieme Organisatie in kennis van de getroffen maatregelen.

4. Elke Partij verlangt van de instanties of de exploitanten die de leiding hebben over zeehavens en laad- en losinstallaties die onder haar jurisdictie vallen, wanneer zij dat dienstig acht, dat zij beschikken over noodplannen in geval van verontreiniging of soortgelijke schikkingen hebben getroffen die worden gecoördineerd met het ingevolge artikel 4 ingestelde nationale systeem en worden goedgekeurd volgens de door de bevoegde nationale instantie vastgestelde procedures.

5. Elke Partij verlangt van de exploitanten die de leiding hebben over offshore-installaties die onder haar jurisdictie vallen dat zij beschikken over een noodplan om elk geval van verontreiniging te bestrijden, dat wordt gecoördineerd met het ingevolge artikel 4 ingestelde nationale systeem en dat voldoet aan de door de bevoegde nationale instantie vastgestelde procedures.

Artikel 12

BIJSTAND

1. Elke Partij die bijstand nodig heeft om een geval van verontreiniging te bestrijden, kan hetzij rechtstreeks, hetzij via het regionaal centrum, andere partijen om hulp verzoeken. Daarbij wordt in eerste instantie een beroep gedaan op Partijen die eveneens de gevolgen van de verontreiniging kunnen ondervinden. De hulp kan met name bestaan uit deskundige adviezen en het leveren of beschikbaar stellen van het benodigde gespecialiseerde personeel, producten, uitrusting en nautische voorzieningen. De Partijen waarop een beroep wordt gedaan, stellen alles in het werk om hulp te verlenen.

2. Wanneer de bij de operatie betrokken Partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de uitvoering van de bestrijding, kan het regionaal centrum, wanneer zij daarmee instemmen, de door de Partijen ingezette middelen coördineren.

3. Overeenkomstig de toepasselijke internationale overeenkomsten treft elke Partij de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om:

a) het binnenkomen en gebruiken op haar grondgebied en het verlaten van haar grondgebied te vergemakkelijken van de schepen, luchtvaartuigen en andere vervoersmiddelen die deelnemen aan de bestrijding van een geval van verontreiniging of die personeel, lading, producten en materieel vervoeren voor de bestrijding van een dergelijk geval van verontreiniging; en

b) een snel vervoer van personeel, lading, producten en materieel als bedoeld onder a) naar de plaats van bestemming op haar grondgebied en vanop haar grondgebied te vergemakkelijken.

Artikel 13

VERGOEDING VAN DE KOSTEN VAN BIJSTAND

1. Tenzij er voordat een geval van verontreiniging optreedt een bilaterale of multilaterale overeenkomst is gesloten inzake de financiering van de maatregelen die de Partijen treffen om een geval van verontreiniging te bestrijden, draagt elke Partij overeenkomstig lid 2 de kosten van de maatregelen die zij treft om een geval van verontreiniging te bestrijden.

2. a) Wanneer een Partij op uitdrukkelijk verzoek van een andere Partij maatregelen treft, vergoedt de verzoekende Partij aan de hulpverlenende Partij de kosten van die maatregelen. Wanneer het verzoek wordt ingetrokken, draagt de verzoekende Partij de kosten die de hulpverlenende Partij reeds heeft gemaakt of waartoe zij betalingsverplichtingen is aangegaan;

b) wanneer de maatregelen door een Partij op haar eigen initiatief worden genomen, draagt zij de kosten daarvan;

c) het onder a) en b) bepaalde is van toepassing tenzij de betrokken Partijen per afzonderlijk geval anderszins overeenkomen.

3. Tenzij er anderszins is overeengekomen, worden de kosten van de door een Partij op verzoek van een andere Partij getroffen maatregelen op billijke wijze berekend overeenkomstig het vigerende recht en de gebruiken inzake de vergoeding van dergelijke kosten in het land van de hulpverlenende Partij.

4. De Partij die om hulp verzoekt en de hulpverlenende Partij werken waar nodig samen om elk verzoek om schadeloosstelling tot een goed einde te brengen. Zij houden daarbij rekening met de geldende wettelijke regelingen. Wanneer de aldus uitgevoerde invordering niet leidt tot een totale vergoeding van de bij de hulpverlening gemaakt kosten, kan de Partij die om hulp verzoekt de hulpverlenende Partij verzoeken af te zien van vergoeding van de kosten die de vergoede bedragen te boven gaan of de kosten die overeenkomstig lid 3 zijn berekend, te verlagen. Zij kan ook vragen de vergoeding van de kosten op te schorten. Wanneer zij een dergelijk verzoek behandelen, houden de hulpverlenende Partijen rekening met de behoeften van de ontwikkelingslanden.

5. De bepalingen van dit artikel doen op geen enkele wijze afbreuk aan het recht van de Partijen om de kosten van maatregelen om een geval van verontreiniging te bestrijden op derden te verhalen krachtens andere toepasselijke bepalingen en regels van het nationaal en internationaal recht dat van toepassing is op enige bij de hulpverlening betrokken Partij.

Artikel 14

HAVENONTVANGSTFACILITEITEN

1. De Partijen treffen hetzij afzonderlijk, hetzij in bilateraal of multilateraal verband alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in hun havens en terminals havenontvangstfaciliteiten beschikbaar zijn die aan de behoeften van de schepen beantwoorden. Zij zorgen ervoor dat deze faciliteiten doeltreffend worden gebruikt zonder dat de schepen daarbij buitensporige vertragingen oplopen.

De Partijen wordt gevraagd regelingen uit te werken om de kosten van het gebruik van deze faciliteiten op een redelijk niveau vast te stellen.

2. De Partijen zorgen eveneens dat er passende ontvangstfaciliteiten voor plezierboten beschikbaar zijn.

3. De Partijen treffen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de faciliteiten goed functioneren teneinde de effecten van de lozingen van die faciliteiten op het zeemilieu te beperken.

4. De Partijen treffen de nodige maatregelen om schepen die hun havens aandoen actuele informatie te verschaffen over de verplichtingen krachtens het MARPOL 73/78-verdrag en over hun wetgeving terzake.

Artikel 15

MILIEURISICO'S VAN HET ZEEVERKEER

De Partijen treffen, overeenkomstig algemeen aanvaarde internationale regels en normen en het wereldwijde mandaat van de Internationale Maritieme Organisatie, hetzij afzonderlijk, hetzij in bilateraal of multilateraal verband de nodige maatregelen om de milieurisico's van de erkende zeeroutes te beoordelen en nemen de passende maatregelen om de risico's van ongevallen of de daaraan verbonden milieueffecten te beperken.

Artikel 16

ONTVANGST VAN SCHEPEN IN NOOD IN HAVENS EN VLUCHTPLAATSEN

De Partijen bepalen nationale, subregionale of regionale strategieën voor de ontvangst in vluchtplaatsen, met inbegrip van havens, van schepen in nood die een bedreiging voor het zeemilieu vormen. Zij werken daartoe samen en stellen het regionaal centrum in kennis van de maatregelen die zij hebben vastgesteld.

Artikel 17

SUBREGIONALE OVEREENKOMSTEN

De Partijen kunnen onderhandelingen voeren over bilaterale of multilaterale subregionale overeenkomsten om de tenuitvoerlegging van dit Protocol in zijn geheel of een gedeelte daarvan te vergemakkelijken en deze overeenkomsten uitbouwen en handhaven. Op verzoek van de betrokken Partijen staat het regionaal centrum hen in het kader van zijn taken bij bij het opstellen en uitvoeren van die subregionale overeenkomsten.

Artikel 18

VERGADERINGEN

1. De gewone vergaderingen van de Partijen bij dit Protocol worden gehouden tijdens de gewone vergaderingen van de Partijen bij het Verdrag die krachtens artikel 18 van het Verdrag worden georganiseerd. De Partijen bij dit Protocol kunnen ook buitengewone vergaderingen houden overeenkomstig artikel 18 van het Verdrag.

2. De vergaderingen van de Partijen bij dit Protocol hebben met name ten doel:

a) de verslagen van het regionaal centrum over de tenuitvoerlegging van het Protocol en met name de artikelen 4, 7 en 16 te behandelen;

b) strategieën, actieplannen en programma's ter uitvoering van dit Protocol op te stellen en aan te nemen;

c) de uitvoering van die strategieën, actieplannen en programma's te volgen, de doelmatigheid ervan te beoordelen en te onderzoeken of het nodig is nieuwe strategieën, actieplannen of programma's aan te nemen en daartoe maatregelen uit te werken;

d) waar nodig andere taken uit te voeren uit hoofde van dit Protocol.

Artikel 19

RELATIE MET HET VERDRAG

1. De bepalingen van het Verdrag inzake elk protocol zijn ook van toepassing op het onderhavige Protocol.

2. Het reglement van orde en de financiële regels die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 24 van het Verdrag zijn van toepassing op het onderhavige Protocol, tenzij de Partijen bij het Protocol anderszins overeenkomen.

BESLUIT VAN DE RAAD

SLOTBEPALINGEN

Artikel 20

GEVOLGEN VAN HET PROTOCOL VOOR HET NATIONALE RECHT

Bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit Protocol wordt geen afbreuk gedaan aan het recht van de Partijen om op de gebieden die onder dit Protocol vallen, striktere maatregelen van nationaal recht of andere maatregelen in overeenstemming met het internationale recht vast te stellen.

Artikel 21

BETREKKINGEN MET DERDEN

De Partijen nodigen staten die geen partij zijn bij dit Protocol en internationale organisaties waar nodig uit om samen te werken bij de tenuitvoerlegging van dit Protocol.

Artikel 22

ONDERTEKENING

Dit Protocol staat te Valletta, Malta, op 25 januari 2002 en te Madrid van 26 januari 2002 tot 25 januari 2003 open voor ondertekening door elke Partij bij het Verdrag.

Artikel 23

BEKRACHTIGING, AANVAARDING OF GOEDKEURING

Dit Protocol is onderworpen aan bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de regering van Spanje die als depositaris optreedt.

Artikel 24

TOETREDING

Vanaf 26 januari 2003 staat dit Protocol open voor toetreding van elke Partij bij het Verdrag.

Artikel 25

INWERKINGTREDING

1. Dit Protocol treedt in werking op de dertigste dag na de datum van nederlegging van de zesde akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

2. Vanaf de datum van inwerkingtreding vervangt dit Protocol het Protocol betreffende de samenwerking in noodsituaties bij de bestrijding van de verontreiniging van de Middellandse Zee door koolwaterstoffen en andere schadelijke stoffen in de betrekkingen tussen de Partijen bij beide instrumenten.

TEN BLIJKE WAARVAN de naar behoren gevolmachtigde ondergetekenden hun handtekening onder dit Protocol hebben gesteld.

GEDAAN te Valletta, Malta, op 25 januari 2002 in één exemplaar in de Engelse, de Franse, de Spaanse en de Arabische taal, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek.

Top