This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52001DC0412
State Aid Scoreboard
Scorebord voor overheidssteun
Scorebord voor overheidssteun
/* COM/2001/0412 def. */
Scorebord voor overheidssteun /* COM/2001/0412 def. */
Scorebord voor overheidssteun (door de Commissie ingediend) Ontwerp Scorebord overheidssteun 2001 INHOUD 1. Inleiding 2. Structuur, inhoud, ontwikkeling en beperkingen van het scorebord voor overheidssteun 2.1. Structuur en Inhoud 2.2. Ontwikkeling 2.3. Beperkingen 3. Overzicht van de overheidssteun in de Europese Unie 3.1. De Stockholmindicator - Vooruitgang in de goede richting 3.2. Aandacht voor be- en verwerkende industrie, kolenindustrie en dienstensector 3.3. Geleidelijke verschuivingen in het patroon van steun voor horizontale doelstellingen 4. Forum voor lidstaten 4.1. Informatie van de lidstaten over overheidssteun 4.2. Visie van de lidstaten op de toekomstige ontwikkeling van het nationale beleid inzake overheidssteun 5. Naleving van de procedures in de Europese Unie 5.1. Naleving van de procedures 5.2. Terugvordering overheidssteun 6. Doelstellingen overheidssteun 6.1. Horizontale steun 6.2. Regionale steun 6.3. Sectorale steun 6.4. Reddings- en herstructureringssteun 7. Beleid inzake overheidssteun op de interne markt 7.1. Vermindering van de verschillen inzake overheidssteun tussen de lidstaten 7.2. Overheidssteun en coördinatie van het economisch beleid 7.3. Overheidssteun en structurele veranderingen 7.4. Overheidssteun en mededinging op de interne markt FIGUREN EN TABELLEN Figuur 1: Daling van het totale volume overheidssteun als percentage van BBP in de EU - periode 1990-1999 Figuur 2: Daling overheidssteun uitgedrukt als percentage van BBP in de meeste lidstaten in periode 1997-1999 Figuur 3: Sinds 1993 aanhoudende stijging steun be- en verwerkende industrie, kolenindustrie en ijzer- en staalindustrie Figuur 4: Aandeel steun voor horizontale en regionale doelstellingen en voor specifieke sectoren als percentage van de totale steun in de EU - steun voor landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend Figuur 5: Geleidelijke verschuivingen in het patroon van horizontale steun in de Europese Unie sinds 1990 Figuur 6: Onderzochte, maar niet bij de Commissie aangemelde steunzaken als percentage van het aantal geregistreerde zaken - periode 1997-1999 Figuur 7: Niet bij de Commissie aangemelde steun als percentage van het aantal geregistreerde zaken (periode 1997-1999) - uitsplitsing per lidstaat Figuur 8: Aandeel zaken, afgesloten na inleiding formule onderzoeksprocedure - periode 1997-1999 Figuur 9: Aandeel zaken, afgesloten na de inleiding van de formele onderzoeksprocedure in de periode 1997-1999 - uitgesplitst per lidstaat Figuur 10: Verenigbaarheidsindicator voor de EU - periode 1997-1999 Figuur 11: Verenigbaarheidsindicator voor de periode 1997-1999 - uitgesplitst per lidstaat Figuur 12: Overheidssteun voor O&O, KMO's, milieubescherming en energiebesparing, als percentage van de totale steun in de periode 1997-1999 - steun voor landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend Figuur 13: Gemiddelde regionale steun als percentage van het BBP van steungebieden - periode 1996-1998 Figuur 14: Aandeel sectorale steun in de totale jaarlijkse overheidssteun in de periode 1990-1999 - landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend Figuur 15: Aandeel reddings- en herstructureringssteun in diverse sectoren, uitgedrukt als percentage van de totale jaarlijkse overheidssteun in de periode 1990-1999 - landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend Figuur 16: Verdeling totale steun in de EU (landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend), uitgedrukt als percentage van het BBP - periode 1990-1999 Figuur 17: Nationale steun (landbouw, visserij en spoorwegen niet meegerekend) in de lidstaten in de periode 1997-1999, uitgedrukt als percentage van de overheidsuitgaven Figuur 18: Verband tussen de procentuele verandering in de bijdrage van de be- en verwerkende industrie aan het totale BBP en veranderingen in het aandeel van steun ten behoeve van de be- en verwerkende industrie in de totale steun (landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend) - periode 1990-1999 Tabel 1: Terugvorderingsbeschikkingen uit de periode 1990-1999 voor de verschillende economische sectoren - met uitzondering van landbouw en visserij Tabel 2: Uitstaande bevelen tot terugvordering per 31.12.2000 voor de verschillende economische sectoren - met uitzondering van landbouw en visserij Tabel 3: Overheidssteun ( Landbouw, Visserij en Spoorwegen niet meegerekend), Openheid van de Handel en Buitenlandse Directe Investeringen uitgedrukt als percentage van het BBP. 3110 1. Inleiding Strikt toezicht op overheidssteun is van essentieel belang voor de goede werking van de interne markt. In de voorbije jaren heeft de Commissie het toezicht op overheidssteun aanzienlijk aangescherpt, om ervoor te zorgen dat lidstaten alleen steun toekennen die echt het gemeenschappelijk belang dient. Toch bedroeg in 1999 de totale jaarlijkse steun in de EU nog steeds meer dan 79 miljard EUR. Wordt deze steun weliswaar toegekend op voorwaarden die door de Commissie zijn goedgekeurd, toch valt niet te ontkennen dat hij de mededinging op de interne markt aanzienlijk verstoort. Dit wordt ook erkend door de lidstaten en het Europees Parlement. In 1996 verklaarde de Europese Raad van Dublin [1] dat het Europese concurrentievermogen moest worden versterkt door onder meer voortzetting van de dialoog tussen de Raad en de Commissie om de doelmatigheid van het toezicht op overheidssteun te verbeteren en de controlemechanismen te versterken. Voorts beklemtoonde de Europese Raad van Cardiff in 1998 [2] dat de mededinging moest worden bevorderd en dat factoren die voor distorsies zorgen, zoals overheidssteun, moesten worden teruggedrongen. Begin vorig jaar heeft de Raad-Interne Markt [3], in zijn conclusies over het economische hervormingsproces van Cardiff, opgeroepen om strategieën te ontwikkelen voor een algemene terugdringing van overheidssteun, toegespitst op controle op de omvang en evaluatie van de economische weerslag van de steun, met name aan de hand van statistische gegevens. De Europese Raad van Lissabon van maart 2000 [4] heeft herhaald de inspanningen voort te zetten om de mededinging te bevorderen en het algemene niveau van de overheidssteun te verlagen, alsmede het accent te verleggen van steun aan individuele bedrijven of sectoren naar het aanpakken van horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang zoals werkgelegenheid, regionale ontwikkeling, milieu en opleiding of onderzoek. De Commissie heeft in haar aanbeveling inzake de globale richtsnoeren 2000 voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap [5] ook het belang onderstreept van een verdere verlaging van het volume overheidssteun. Zij vroeg de lidstaten om aanvullende inspanningen te leveren om sectorale en vooral ad-hocsteun te vermijden. In maart van dit jaar heeft de Europese Raad van Stockholm [6] gevraagd dat de lidstaten tegen 2003 een neerwaartse trend in hun overheidssteun ten opzichte van het BBP kunnen aantonen, rekening houdend met de noodzaak de steun om te buigen naar horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van cohesiedoelstellingen. Daarom werd voor het eerst een objectieve indicator ingevoerd waaraan lidstaten hun prestaties kunnen aftoetsen. Om de transparantie op het gebied van overheidssteun te verbeteren werd de Commissie gevraagd ervoor te zorgen dat tegen juli 2001 een voor het publiek toegankelijk register voor overheidssteun en een scorebord beschikbaar zouden zijn. In haar globale richtsnoeren 2001 voor het economisch beleid [7] heeft de Commissie andermaal gewezen op deze noodzaak om het totale volume overheidssteun terug te brengen en de transparantie te verhogen. Zij deed de lidstaten namelijk de aanbeveling om het totale niveau van de overheidssteun in verhouding tot het BBP tegen 2003 te verlagen, het accent minder te leggen op ad-hoc- en sectorale steunmaatregelen, en de transparantie van het beleid inzake overheidssteun te verhogen. [1] SN 401/1/96 Bijlage II, blz. 3. [2] 00150/98 punt 17. [3] 248e Raad- Interne Markt - 16 maart 2000, Conclusies, punt 20. [4] SN 100/1/100 punt 17. [5] COM (2000) 214 def. van 4.4.2000, punt 3.6 iii. [6] SN 100/01 punt 20 en 21. [7] COM(2001) 224 def. van 25.4.2001, punt 3.4. ii. Om te beoordelen in hoeverre een vermindering mogelijk is van de concurrentieverstoring op de interne markt als gevolg van het gecombineerde effect van alle vormen van overheidssteun, dienen lidstaten na te gaan over welke manoeuvreerruimte ze beschikken bij de keuze van de meest geschikte vorm van overheidsoptreden. Overheidssteun is in hoofdzaak gerechtvaardigd als correctie op het falen van de markt. Is interventie nodig, dan is overheidssteun slechts één van de instrumenten die kunnen worden gebruikt - naast wet- en regelgeving, rechtstreeks door de overheid aangeboden goederen of diensten, fiscaliteit enz. Er kunnen zich dus situaties voordoen waarin lidstaten in plaats van overheidssteun andere maatregelen kunnen gebruiken, die bovendien beter aangepast zijn aan het nagestreefde doel. Maatregelen die gebaseerd zijn op een betere inschatting van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van beleidsmaatregelen op het gebied van overheidssteun, kunnen de werking van de interne markt verbeteren. Een en ander kan ook leiden tot doelgerichtere overheidssteun en tot een verschuiving van overheidssteun naar andere instrumenten die beter geschikt zijn en minder concurrentieverstorend werken dan overheidssteun, hetgeen de huidige neerwaartse trend in de verhouding van de totale steun ten opzichte van het BBP kan versterken. Het beleid van de lidstaten op het gebied van overheidssteun wordt beïnvloed door een samenstel van factoren, zowel op communautair als op nationaal niveau. Wat het communautaire niveau betreft, gaat het onder meer om de vereisten in verband met coördinatie van het economisch beleid, de begrotingsnormen van het Stabiliteit- en Groeipact of de communautaire prioriteiten inzake cofinanciering bij het regionale beleid. De lidstaten spelen dan weer in op specifieke nationale situaties die mettertijd kunnen veranderen. Bepaalde lidstaten zullen hun steun op doelstellingen van regionaal belang moeten afstemmen om redenen van economische en sociale cohesie, terwijl anderen, gedurende een zekere periode, te maken zullen krijgen met massale herstructurering in bepaalde bedrijfstakken. Enkele lidstaten kunnen misschien alleen een relatief beperkt bedrag aan overheidssteun uittrekken voor onderzoek en ontwikkeling omdat de onderzoekscapaciteit van hun ondernemingen nog niet voldoende ontwikkeld is om grote hoeveelheden steun te absorberen. Sommige lidstaten hoeven misschien niet evenveel KMO-steun toe te kennen als andere, wanneer hun wet- en regelgeving en kapitaalmarkten al de voorwaarden scheppen voor het vergemakkelijken van de ontwikkeling van dit soort ondernemingen. Er moet een open discussie worden gevoerd over de verschillende behoeften van lidstaten om een beroep te doen op overheidssteun, wat betreft zowel het totale bedrag als de diverse doelstellingen. Dankzij een dergelijke open discussie kan ook ten volle worden beoordeeld welke manoeuvreerruimte er voorhanden is om het meest doelmatige instrument voor het economisch beleid te kiezen - en dus ook het eventuele verstorende effect ten aanzien van de mededinging op de interne markt te beperken. Om dit ruimere debat aan te zwengelen en om de uitwisseling van ervaringen tussen lidstaten te versnellen, heeft de heer Monti, lid van de Commissie, twee nieuwe instrumenten gecreëerd die de transparantie op het gebied van overheidssteun moeten vergroten: een register voor overheidssteun, dat al beschikbaar is op de internetserver van de Unie (EUROPA) [8], en het onderhavige scorebord voor overheidssteun. [8] http://europa.eu.int/comm/competition/stateaid/register 2. Structuur, inhoud, ontwikkeling en beperkingen van het scorebord voor overheidssteun 2.1. Structuur en inhoud Het scorebord is een transparante en voor het publiek toegankelijke informatiebron die een overzicht biedt van zowel de algemene situatie op het gebied van overheidssteun in de Europese Unie als van het lopende toezicht door de Commissie. Het scorebord staat ook open voor de lidstaten en er zal ook dankbaar gebruik gemaakt worden van hun bijdragen. Deze eerste uitgave bestaat uit een reeks indicatoren om overheidssteun te beschrijven vanuit diverse oogpunten. In deze eerste uitgave van het scorebord worden vragen gesteld - eerder dan beantwoord. Het signaleert verschillen, maar geeft er niet noodzakelijk een verklaring voor. De vragen die worden gesteld en de verschillen die worden beschreven, zullen zeker een goed uitgangspunt vormen voor discussies tussen de lidstaten en de Commissie, maar ook, naar verhoopt mag worden, tussen de lidstaten onderling. Het zal het bewustzijn doen toenemen voor vraagstukken die verband houden met overheidssteun en, niet in het minst, zal het - iets wat nu al te vaak ontbreekt - meer begrip doen ontstaan voor de noodzaak van toezicht op overheidssteun door de Commissie. Deze uitgave van het scorebord bestaat uit vijf delen: een overzicht van de overheidssteun in de Europese Unie in de afgelopen tien jaar en in het recente verleden; een forum voor lidstaten; de naleving van de procedures binnen de Europese Unie; het huidige beleid inzake overheidssteun, en de rol van overheidssteun in de interne markt. Alle in het scorebord geciteerde cijfers zijn uitgedrukt in constante waarden van 1998. In het eerste deel van deze editie van het scorebord wordt - vanaf 1990 - een overzicht gegeven van uitgaven voor overheidssteun in de Unie, uitgedrukt als percentage van het BBP en in absolute cijfers. Voorts wordt de totale overheidssteun gegeven, uitgedrukt als percentage van het BBP in elke lidstaat voor de periodes 1995-1997 en 1997-1999. Vervolgens worden de steunpercentages uitgesplitst naar de belangrijkste doelstellingen die ermee worden nagestreefd: steun voor horizontale doelstellingen zoals onderzoek en ontwikkeling, kleine en middelgrote ondernemingen of opleiding, landbouw- en visserijsteun, steun voor de transportsector, steun voor andere specifieke sectoren zoals steenkool, scheepsbouw of ijzer- en staalproductie, en steun voor regio's met een achterstand. Daarna volgt een verdere uitsplitsing van de horizontale doelstellingen naar de belangrijkste constituerende delen ervan. Het tweede deel bevat een rudimentaire schets van een forum voor lidstaten waar informatie te vinden zal zijn over de vraag hoever de lidstaten gevorderd zijn inzake hun transparantie. Dit forum moet ook dienen als katalysator voor een discussie tussen lidstaten. Hoe goed lidstaten erin slagen procedureregels na te leven zal in het derde deel worden behandeld. Zodoende kunnen problemen worden opgespoord en kan worden aangegeven waar verbeteringen nodig zijn. Dit deel bevat ook informatie over de terugvordering van onrechtmatig toegekende overheidssteun. Om na te kunnen gaan op welke domeinen in de toekomst initiatieven van de Commissie inzake regelgeving voor overheidssteun noodzakelijk of wenselijk zijn, worden in het vierde deel van het scorebord bepaalde thema's nader belicht en wordt onderzocht wat de situatie in de lidstaten is. De lidstaten worden aangemoedigd om bepaalde uitgaventrends en -patronen te bespreken die een positieve impact kunnen hebben op de werking van de interne markt. In het slotdeel wordt getracht overheidssteun te situeren in het ruimere kader van de interne markt en van de structurele hervormingen die door de lidstaten worden ondernomen. Zelfs wanneer overheidssteun in overeenstemming is met de regels van het EG-mededingingsbeleid, heeft deze toch - onder meer - invloed op de werking van de concurrentie op de interne markt, de coördinatie van het economische beleid en de aanpassing van de EU-economie aan nieuwe concurrentievoorwaarden. In het licht van de ruimere gevolgen van overheidssteun, en verdergaand dan het loutere naleven van de EG-mededingingsregels, zullen lidstaten hun beleid inzake overheidssteun misschien opnieuw willen bezien om redenen van doeltreffendheid en economische doelmatigheid. 2.2. Ontwikkeling Het scorebord zal geleidelijk worden uitgebouwd, in antwoord op de behoeften van de uiteenlopende, toekomstige gebruikersgroepen. Het zal opgebouwd zijn rond een kern van indicatoren die mettertijd een beeld zullen geven van de beleidsverschuivingen en de uitgavepatronen voor overheidssteun - op de lange termijn. Deze kernindicatoren zullen in iedere nieuwe editie van het scorebord vergezeld gaan van andere indicatoren die zullen dienen om bepaalde thema's verder uit te diepen. Het scorebord zal ook worden uitgebouwd om toegevoegde waarde te bieden voor andere documenten van de Commissie, met name de voorstellen voor globale economische richtsnoeren, structurele indicatoren en benchmarking van het ondernemingenbeleid. De achterliggende gedachte van het initiële opzet is in hoofdzaak de richting aan te geven waarin het scorebord zich in de toekomst verder zal ontwikkelen. 2.3. Beperkingen In dit scorebord zijn de gegevens in verband met overheidssteun gegroepeerd volgens hun voornaamste doelstellingen. Opgemerkt dient te worden dat deze voornaamste doelstellingen niet altijd een precies beeld kunnen geven van de uiteindelijke begunstigden van de steun: zo wordt bijvoorbeeld een deel van de regionale steun in feite betaald aan kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's), gaat O&O-steun naar specifieke sectoren enz. In dit scorebord wordt een aantal indicatoren gepresenteerd. Onderstreept moet worden dat het doel van deze indicatoren is reële ontwikkelingen aan te geven, zonder te pogen causale verbanden vast te stellen. Dit betekent ook dat dit scorebord geen oordeel uitspreekt, maar enkel feitelijke gegevens aanbiedt, die als basis kunnen dienen voor discussies, zonder er evenwel de uitkomst van te bepalen. Het is belangrijk om deze beperking voor ogen te houden wanneer men de gegevens uit het scorebord gebruikt. 3. Overzicht van de overheidssteun in de Europese Unie In dit hoofdstuk wordt een overzicht geboden van de steun die sinds 1990 in de Europese Unie is toegekend. Het geeft ook een beeld van de veranderingen in de patronen voor steunverlening aan de landbouw en visserij, spoorwegen, de be- en verwerkende industrie, kolenindustrie en ijzer- en staalindustrie. Voorts werd een uitsplitsing gegeven van de steun aan de be- en verwerkende industrie en de dienstensector, alsmede van de steun voor bepaalde horizontale doelstellingen. 3.1. De Stockholmindicator - Vooruitgang in de goede richting De omvang van de totale overheidssteun, uitgedrukt als percentage van het BBP, is in de EU de laatste jaren gedaald - na de piek in 1993. Volgens de recentste gegevens bedraagt het steunpeil in de EU 1% van het BBP, waarbij er nog enige ruimte kan zijn voor verdere dalingen in de toekomst. De lidstaten hebben in 2001 in Stockholm afgesproken om deze ruimte voor verdere dalingen te gebruiken. Figuur 1: Daling van het totale volume overheidssteun als percentage van BBP in de EU - periode 1990-1999 >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Figuur 2: Overheidssteun, uitgedrukt als percentage van BBP, daalt in meeste lidstaten in periode 1997-1999 >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Tussen 1997 en 1999 is de totale steun, uitgedrukt als percentage van het BBP, in de meeste lidstaten afgenomen. Enkel in Denemarken, Ierland en Nederland vielen er lichte stijgingen waar te nemen. Figuur 3: Sinds 1993 aanhoudende stijging steun be- en verwerkende industrie, kolenindustrie en ijzer- en staalindustrie Uitgedrukt in miljoen EUR (constante waarde 1998) zijn de absolute bedragen van de in de EU toegekende steun sinds de piek in 1993 met ruim 20% gedaald. Deze daling is des te belangrijker wanneer men bedenkt dat sinds 1995 de Unie uit vijftien lidstaten bestaat. De belangrijkste daling viel waar te nemen in de omvang van de steun voor de be- en verwerkende industrie, kolenindustrie en dienstensector. >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> 3.2. Aandacht voor be- en verwerkende industrie, kolenindustrie en dienstensector Op de Europese Raad van Lissabon (2000) stemden de lidstaten in met de noodzaak om horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang aan te pakken - zoals werkgelegenheid, milieu, opleiding of onderzoek en regionale ontwikkeling. Het scorebord zal zich daarom op deze doelstellingen concentreren in het deel dat handelt over de be- en verwerkende industrie, kolenindustrie en dienstensector. Grote delen van de landbouw- en visserijsector ontvangen van oudsher aanzienlijke steun uit de communautaire begroting. In volgende uitgaven van het scorebord zal daar een afzonderlijke analyse van worden gemaakt. Overheidssteun voor spoorvervoer wordt gewoonlijk toegekend aan ondernemingen die een openbare-dienstverplichting vervullen. Is steun voor openbare-dienstverplichtingen weliswaar van een andere aard, toch is - volgens recente arresten van het Hof - ook hier sprake van overheidssteun. Een analyse van de steun voor deze sector zal voor de toekomst worden overwogen. Steun aan de Landbouw en Visserij en aan het Spoorvervoer zijn daarom in dit hoofdstuk niet inbegrepen Figuur 4: Aandeel steun voor horizontale en regionale doelstellingen en voor specifieke sectoren als percentage van de totale steun in de EU - steun voor landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Uit figuur 4 blijkt een geleidelijke verschuiving van het steunpeil - weg van steun voor specifieke sectoren uit de be- en verwerkende industrie, de kolenindustrie en ijzer- en staalindustrie - naar horizontale steun. Bovendien ging de scherpe daling in 1999 van het aandeel van sectorale steun voor bijzondere sectoren - in hoofdzaak ijzer- en staalindustrie, scheepsbouw, bepaalde andere be- en verwerkende industrieën, steenkool, luchtvaart, toerisme, financiële diensten, media en cultuur - gepaard met een belangrijke stijging van het aandeel van steun voor horizontale doelstellingen - onderzoek en ontwikkeling, milieubescherming en energiebesparing, kleine en middelgrote ondernemingen, werkgelegenheid en opleiding. 3.3. Geleidelijke verschuivingen in het patroon van steun voor horizontale doelstellingen Van de meeste soorten horizontale steun wordt aangenomen dat zij het potentieel in zich dragen voordelen op te leveren die groter zijn dan de kostprijs ervan, gerekend in de vorm van het loutere steunbedrag. Strikt genomen, is ook reddings- en herstructureringssteun een vorm van horizontale steun, omdat hij niet per se beperkt is tot een bepaalde economische activiteit of geografische regio. Niettemin is bij dit soort steun het risico op een verstoring van de mededinging groter dan bij andere vormen van horizontale steun; daarom wordt hij hier ook afzonderlijk besproken. Figuur 5: Geleidelijke verschuivingen in het patroon van horizontale steun in de Europese Unie sinds 1990 >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> In bijna een decennium is het aandeel van onderzoek- en ontwikkelingssteun - en in mindere mate, steun voor milieubescherming en energiebesparing - toegenomen in relatief belang, terwijl het aandeel van steun voor kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) stabiel bleef. 4. Forum voor lidstaten 4.1. Informatie van de lidstaten over overheidssteun Een van de belangrijke elementen van een peer review die de Commissie met dit scorebord wil aanmoedigen, is de uitwisseling van informatie tusen de lidstaten over diverse aspecten van hun respectieve beleid inzake overheidssteun en mededinging. Daarom is het scorebord zo opgevat dat het links bevat naar relevante internetsites die worden beheerd door of namens de lidstaten. Op die manier kan informatie die lidstaten aan het publiek verstrekken over hun beleid inzake overheidssteun, nog scherper worden geprofileerd. Geleidelijk aan zal iedere lidstaat verdere informatie geven over internetsites waar informatie te vinden is over nationale activiteiten op het gebied van de mededinging. Momenteel bieden onderstaande adressen toegang tot informatie en verslagen over overheidssteun, subsidies en mededingingsvraagstukken zoals die gepubliceerd zijn door het Duitse Bundesministerium der Finanzen (Federaal Ministerie voor Financiën), het Italiaanse Ministero delle Attività Produttive (Ministerie van Productieve Activiteiten) en het Department of Trade and Industry (DTI) (Ministerie van Handel en Industrie) in het Verenigd Koninkrijk. - http://dip.bundestag.de/btd/14/015/1401500.pdf - http://www.minindustria.it/dgcii/Relazione/relazione.htm - http://www.dti.gov.uk/opportunityforall/indicators2/index.htm 4.2. Visie van de lidstaten op de toekomstige ontwikkeling van het nationale beleid inzake overheidssteun Om informatie over activiteiten in de lidstaten een aanvullende dimensie te geven zullen de lidstaten nadere gegevens meedelen over officiële informatiebronnen waar aanwijzingen te vinden zijn over huidige opvattingen aangaande de ontwikkeling van het nationale beleid inzake overheidssteun. In dit verband kunnen documenten over de budgettaire planning van de lidstaten meestal een eerste indruk geven van de toekomstige ontwikkeling inzake het beleid op het gebied van overheidssteun. Het Verenigd Koninkrijk heeft de volgende webadressen meegedeeld: http://www.dti.gov.uk/europe/stateaid/index.htm Op dit adres vindt men van het Department of Trade and Industry afkomstige informatie omtrent overheidssteun. http://www.hm-treasury.gov.uk/docs/2001/enterprise1806.html Dit adres bevat een link naar een gemeenschappelijk document van HM Treasury/DTI (het Departement Begroting/DTI) waarin vooral de hervorming van het mededingingsstelsel in het Verenigd Koninkrijk behandeld wordt. Voorts worden er ook verbanden gelegd met de ontwikkelingen inzake mededinging in de EU, mét onder meer opmerkingen betreffende overheidssteun. Voor Duitsland is de budgettaire planning voor de periode 2001-2005 te vinden op: http://www.bundesfinanzministerium.de/fach/abteilungen/bundhaus/bhh2002.pdf (zie blz. 10 van dit document). Voor Finland wordt de Wet van 1998 aangaande steun aan handelsondernemingen (Algemene Voorwaarden) als voorbeeld aangegeven. Volgens deze Wet dient ondernemingssteun (met uitzondering van landbouw en visserij) hoofdzakelijk toegekend met het oog op het corrigeren van marktgebreken. Tevens bepaalt de Wet dat steunregelingen zodaning dienen opgesteld te worden dat ze een minimale verstoring van de mededinging tot gevolg hebben. Een ander centraal gegeven is het feit dat de Wet de autoriteiten verplicht de resultaten van de steunregelingen te evalueren in het licht van hun doelstellingen om na te gaan of de steun noodzakelijk is en welke regelingen verder dienen ontwikkeld te worden. In het kader van het Scorebord zullen de contactgegevens van alle instellingen bevoegd met de supervisie en het verlenen van Overheidssteun, evenals informatie over nationale projecten, in de toekomst beschikbaar gesteld worden. 5. Naleving van de procedures in de Europese Unie 5.1. Naleving van de procedures Aan de hand van een formele en transparante procedure oefent de Commissie toezicht uit op de steunverlening door de lidstaten - Verordening nr. 659/1999 van de Raad. In het onderstaande worden drie indicatoren gebruikt om aan te geven in hoeverre lidstaten de procedures inzake toezicht op overheidssteun naleven (voor nadere gegevens, zie de technische bijlage). Van figuur 6 valt af te lezen in hoeveel van de onderzochte steunzaken - in strijd met de procedureregels - niet de lidstaat, maar de Commissie het initiatief moest nemen om de controleprocedure in te leiden, omdat zij weet had gekregen van de steun, bijvoorbeeld na een klacht. Het aandeel van de zgn. niet-aangemelde steun in het totale aantal geregistreerde steunzaken wijst er op dat de correcte interpretatie van het begrip 'overheidssteun' kan verschillen en dat zaken ook qua complexiteit kunnen verschillen. Het kan echter ook wijzen op administratieve moeilijkheden die de lidstaten ondervinden bij de toepassing van de regels inzake overheidssteun. Figuur 6: Onderzochte, maar niet bij de Commissie aangemelde steunzaken als percentage van het aantal geregistreerde zaken - periode 1997-1999 >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> In de onderstaande figuur wordt deze informatie uitgesplitst per lidstaat. Figuur 7: Niet bij de Commissie aangemelde steun als percentage van het aantal geregistreerde zaken (periode 1997-1999) - uitsplitsing per lidstaat >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> In Duitsland, Griekenland, Italië en het Verenigd Koninkrijk is het aandeel van niet-aangemelde zaken gelijk aan of groter dan het EU-gemiddelde. Figuur 8: Aandeel zaken, afgesloten na inleiding formule onderzoeksprocedure - periode 1997-1999 >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Wanneer de Commissie betwijfelt dat bepaalde steunmaatregelen voldoen aan de regels inzake overheidssteun, voert zij een formeel onderzoek uit. Tijdens dit onderzoek wordt belanghebbende derden en de betrokken lidstaat verzocht hun opmerkingen kenbaar te maken. In het merendeel van de zaken heeft de Commissie evenwel geen twijfel bij de verenigbaarheid met de regels inzake overheidssteun en geeft zij de lidstaten toestemming die steun toe te kennen, zonder dat een formele onderzoekprocedure wordt gevoerd. De Commissie leidt deze procedure enkel in wanneer er twijfel bestaat. In figuur 8 wordt het aandeel van deze twijfelgevallen gegeven - dus die gevallen waarin er een besluit komt nà een formele onderzoeksprocedure - uitgedrukt als percentage van alle eindbeschikkingen die tussen 1 januari 1997 en 31 december 1999 zijn gegeven. Uit figuur 8 valt ook af te lezen dat het aantal beschikkingen dat de Commissie in steunzaken gaf, tussen 1997 en 1999 weliswaar is afgenomen, maar dat het reële aantal formele onderzoeken in die periode gestaag is blijven stijgen, hetgeen dus wijst op een toenemend aantal complexe zaken. In de volgende figuur word bovenstaande informatie uitgesplitst per lidstaat. Figuur 9: Aandeel zaken, afgesloten na de inleiding van de formele onderzoeksprocedure in de periode 1997-1999 - uitgesplitst per lidstaat >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Het aandeel van in steunzaken gegeven beschikkingen die er pas na een formele onderzoekprocedure kwamen, ligt boven het EU-gemiddelde in Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Italië en Luxemburg. Wanneer de Commissie aan het eind van de formele onderzoeksprocedure tot de bevinding komt dat de onderzochte steun onverenigbaar is met de regels inzake overheidssteun - en dus onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt - geeft zij een negatieve beschikking. In onderstaande figuur 10 wordt voor de door de Commissie onderzochte zaken de verhouding gegeven tussen onverenigbare en verenigbare steunzaken. Het totale aantal beschikkingen dat tussen 1 januari 1997 en 31 december 1999 werd gegeven, wordt verder uitgesplitst in negatieve en positieve eindbeschikkingen; aan sommige positieve eindbeschikkingen zijn wel bepaalde voorwaarden verbonden. Het aandeel van deze voorwaardelijke eindbeschikkingen in het totale aantal beschikkingen bedroeg in deze periode niet meer dan 2%. Figuur 10: Verenigbaarheidsindicator voor de EU - periode 1997-1999 >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> In 1997 gaf de Commissie vier voorwaardelijke beschikkingen in zaken uit Duitsland, Italië en Frankrijk. In 1998 werden acht dergelijke beschikkingen gegeven in zaken uit Oostenrijk, Duitsland, Italië en Frankrijk, terwijl in 1999 nog eens drie voorwaardelijke beschikkingen zijn gegeven in zaken uit Duitsland, Italië en Nederland. In de onderstaande figuur wordt deze informatie uitgesplitst per lidstaat. Figuur 11: Verenigbaarheidsindicator voor de periode 1997-1999 - uitgesplitst per lidstaat >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Het aantal negatieve eindbeschikkingen ligt voor Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Italië en Luxemburg boven het EU-gemiddelde. 5.2. Terugvordering overheidssteun Komt de Commissie eenmaal tot de bevinding dat bepaalde steun onverenigbaar is met het EG-Verdrag, dan geeft zij een negatieve beschikking en gelast zij - in de regel - de betrokken lidstaat de steun van de begunstigde terug te vorderen voorzover de steun al is toegekend. In onderstaande tabel wordt voor de afgelopen tien jaar het aantal beschikkingen gegeven waarbij de Commissie de terugvordering van steun gelastte, uitgesplitst naar de verschillende economische sectoren - met uitzondering van landbouw en visserij. Tabel 1: Terugvorderingsbeschikkingen uit de periode 1990-1999 voor de verschillende economische sectoren - met uitzondering van landbouw en visserij >RUIMTE VOOR DE TABEL> In de onderstaande tabel wordt voor diezelfde sectoren het aantal zaken gegeven waarin het bevel tot terugvordering nog wacht op uitvoering (stand eind 2000). Deze tabel geeft ook het aantal zaken met een bevel tot terugvordering, maar waarin juridische procedures nog lopen of waarin een faillissementsprocedure loopt. Tabel 2: Uitstaande bevelen tot terugvordering per 31.12.2000 voor de verschillende economische sectoren - met uitzondering van landbouw en visserij >RUIMTE VOOR DE TABEL> 6. Doelstellingen overheidssteun Dit hoofdstuk behandelt de doelstellingen van Overheidssteun met uitzondering van steun verleend aan de landbouw, de visserij en het spoorvervoer. 6.1. Horizontale steun Horizontale steun - steun dus die niet beperkt is tot specifieke sectoren of geografische regio's - wordt doorgaans als minder concurrentieverstorend beschouwd dan sectorale en ad-hocsteun, zoals reddings- en herstructureringssteun. De mogelijkheid om horizontale steun toe te kennen aan alle sectoren impliceert dat het effect ervan minder selectief is dan bij de overige soorten steun. Het gunstige effect ervan bij het aanpakken van falende marktwerking zal dus waarschijnlijk opwegen tegen de negatieve invloed ervan op de mededinging. Op de Europese Raad van Lissabon en van Stockholm hebben de lidstaten afgesproken hun steun om te buigen naar horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang. Onderzoek en ontwikkeling (O&O), milieubescherming en energiebesparing, en steun voor kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) zijn de voornaamste horizontale doelstellingen die met overheidssteun worden nagestreefd. Onderstaande figuur geeft een beeld van de inspanningen van de lidstaten wat betreft steun die wordt toegekend om deze doelstellingen te bereiken. Zolang overheidssteun niet kan worden ingedeeld overeenkomstig de doelstellingen en de uiteindelijke impact ervan, kan hier geen rekening worden gehouden met steun waarmee deze doelstellingen óók worden gesteund, maar die wordt toegekend voor andere hoofddoelstellingen (bv. regionale steun). Toch is er nog steeds een zeer ongelijkmatige verdeling van steun die specifiek op dit soort horizontale doelstellingen is gericht. Bovendien moet in vele lidstaten de in de Stockholm gevraagde koerswijziging een van de prioritaire doelstellingen worden voor het nationale beleid inzake overheidssteun. Niettemin valt er, enige uitzonderingen niet te na gesproken, een duidelijke evolutie waar te nemen in de door de Europese Raad gewenste richting. Figuur 12: Overheidssteun voor O&O, KMO's, milieubescherming en energiebesparing, als percentage van de totale steun in de periode 1997-1999 - steun voor landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> 6.2. Regionale steun Ook regionale steun wordt over het algemeen beschouwd als minder concurrentieverstorend dan sectorale of ad-hocsteun. Deze steun geldt ook als een aanvaardbaar instrument om de cohesie binnen de Europese Unie te versterken. De Raad van Stockholm heeft de lidstaten dan ook gevraagd de overheidssteun om te buigen naar dit soort cohesiedoelstellingen. Welke de impact is op regionale economieën van het gebruik van overheidssteun om regionale problemen aan te pakken, kan worden geïllustreerd met onderstaande figuur 13. In deze figuur wordt regionale steun weergegeven als percentage van het BBP van steungebieden, met uitzondering van Griekenland, Spanje, Finland, Ierland, Luxemburg en Portugal waar het percentage op het totale BBP betrekking heeft. Benadrukt moet worden dat naast dit soort regionale steun de Gemeenschap ook projecten steunt via cofinanciering met lidstaten. In de onderstaande figuur wordt communautaire financiering evenwel niet meegerekend. Figuur 13: Gemiddelde regionale steun als percentage van het BBP van steungebieden - periode 1996-1998 >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Deze figuur geeft niet alleen vrij aanzienlijke verschillen tussen lidstaten te zien, maar blijkbaar verminderen de lidstaten de omvang van hun regionale steun of handhaven ze die op een betrekkelijk laag doch stabiel niveau. Van de vier "cohesielanden" hebben Spanje en Ierland in 1997 een betrekkelijk laag niveau van overheidssteun, terwijl zowel in Griekenland als in Portugal tussen 1997 en 1998 het peil van de regionale steun snel lijkt af te nemen. Gegevens over de maximale steunintensiteit toegestaan in elke lidstaat in 1999 is beschikbaar onder: http://europa.eu.int/comm/competition/stateaid/regional/ 6.3. Sectorale steun Van sectorale steun mag worden aangenomen dat hij de mededinging sterker verstoort dan de horizontale steun die in punt 6.1 ter sprake kwam. Steun voor de kolenindustrie en voor specifieke sectoren uit de be- en verwerkende industrie heeft vooral twee bedoelingen: in achteruitgaande industrieën de sociale gevolgen verzachten van de structurele aanpassingen, of onbillijke prijsconcurrentie verzachten op de wereldmarkt voor scheepsbouw. Daarentegen worden met het overgrote deel van de sectorale steun vooral activiteiten gestimuleerd die voortdurend in belang toenemen (zoals het toerisme), of sectoren die al zijn geliberaliseerd (zoals luchtvaart en financiële diensten). In figuur 14 valt het toenemende, relatieve belang te zien van overheidssteun voor deze sectoren, ten opzichte van de steenkoolindustrie en de be- en verwerkende industrie. Figuur 14: Aandeel sectorale steun in de totale jaarlijkse overheidssteun in de periode 1990-1999 - landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Be- en verwerkende industrie omvat ijzer- en staalindustrie, scheepsbouwsector en de andere be- en verwerkende sectoren. De dienstensector omvat media, cultuur, toerisme, financiële sector en luchtvaart. 6.4. Reddings- en herstructureringssteun Uit de figuren in de voorgaande punten over horizontale en regionale steun bleek welke verschillen er op het gebied van overheidssteun bestaan tussen de beleidsdoelstellingen van lidstaten op middellange en op lange termijn. Om een vollediger beeld te krijgen, moet ook rekening worden gehouden met de overige behoeften van lidstaten, die vaak te vinden zijn bij de redding en herstructurering van armlastige ondernemingen. Het overgrote deel van de reddings- en herstructureringssteun wordt toegekend in de vorm van ad-hocsteun. Van dit soort steun valt eerder te verwachten dat hij de mededinging verstoort, dan dat bij steun ten behoeve van de voormelde horizontale doelstellingen het geval is. Dergelijke ad-hocsteun zou dus niet mogen worden toegekend om langetermijndoelstellingen op het gebied van overheidssteun te bereiken, maar eerder om tijdelijke en afnemende behoeften te ondervangen. Figuur 15: Aandeel reddings- en herstructureringssteun in diverse sectoren, uitgedrukt als percentage van de totale jaarlijkse overheidssteun in de periode 1990-1999 - landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Bovenstaande figuur 15 geeft een beeld van de reddings- en herstructureringssteun die in de periode 1990-1999 in de Europese Unie werd toegekend aan diverse sectoren. Van deze figuur vallen ook de diverse herstructureringscycli af te lezen die het voorbije decennium in de Unie werden doorlopen om in te spelen op de diverse behoeften van die economische sectoren waar herstructurering het meest noodzakelijk was. 7. Beleid inzake overheidssteun op de interne markt 7.1. Vermindering van de verschillen inzake overheidssteun tussen de lidstaten Op de Europese Raad van Stockholm werd de lidstaten gevraagd dat ze tegen 2003 een neerwaartse trend in hun overheidssteun ten opzichte van het BBP kunnen aantonen. Deze vraag dient te worden gezien in het kader van de toenadering van het economische beleid binnen de interne markt. Uit onderstaande figuur 16 blijkt dat er de voorbije tien jaar een daling in de EU valt waar te nemen van het totale jaarlijkse volume overheidssteun (uitgedrukt als percentage van het BBP) bestemd voor be- en verwerkende industrie, kolenindustrie en dienstensector. Bovendien toont deze figuur dat er tussen de lidstaten ook opvallende verschillen bestaan op het gebied van overheidssteun - een verschil dus tussen het hoogste en laagste steunvolume, uitgedrukt als aandeel van het BBP. Figuur 16: Verdeling totale steun in de EU (landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend), uitgedrukt als percentage van het BBP - periode 1990-1999 >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Uitgedrukt als percentage van het BBP lag in 1990 en 1991 het steunpeil het hoogst in Italië en het laagst in Nederland. In de periode 1992-1994 kende Duitsland - vooral in de nieuwe Duitse deelstaten - betrekkelijk veel steun toe (gerekend als percentage van het BBP), terwijl in het Verenigd Koninkrijk en in Nederland het steunpeil het laagste van de Unie bleef. Sinds 1994 heeft Nederland steeds het laagste volume steun van de Unie toegekend. 7.2. Overheidssteun en coördinatie van het economisch beleid Bij het toezicht op overheidssteun binnen de EU gaat de aandacht vooral naar door overheidssteun veroorzaakte concurrentiedistorsies die het handelsverkeer tussen lidstaten beïnvloeden. Er zijn echter nog andere redenen waarom toezicht op en beheersing van overheidssteun belangrijk is. Dit houdt verband met de efficiëntie van de productmarkten van de lidstaten en de werking van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Efficiënte productmarkten en de globale richtsnoeren voor het economisch beleid Overheidssteun verstoort de mededinging en kan, ongeacht de invloed ervan op het handelsverkeer tussen lidstaten, het allocatievermogen van de Europese economie aantasten. Meer bepaald worden zo de economische impulsen veranderd, hetgeen kan resulteren in de ondoeltreffende allocatie van schaarse particuliere middelen aan bedrijfstakken die steun ontvangen - ten detrimente van andere sectoren. Overheidssteun kan ook profiteergedrag stimuleren, ervoor zorgen dat bedrijfstakken de overheid "in de tang nemen", en kan leiden tot immoreel gedrag bij bedrijfstakken in moeilijkheden. Evenals bij de overige overheidsuitgaven, doet ook de financiering van overheidssteun de vraag rijzen van de marginale kosten van overheidsmiddelen, nl. de verminderde efficiëntie ten gevolge van belastingen. Gezien het effect van overheidssteun op de ondoelmatige werking van productmarkten moet het door de Europese Commissie op overheidssteun uitgeoefende toezicht worden aangevuld met inspanningen vanwege de lidstaten om de nodige zelfbeheersing aan de dag te leggen. Gezien de grensoverschrijdende spill-overeffecten van overheidssteun kan deze zelfbeheersing groter en politiek acceptabeler worden indien de inspanningen van de lidstaten gecoördineerd verlopen. Daarom bevatten de globale richtsnoeren voor het economisch beleid sinds 1999 ook aanbevelingen ten aanzien van overheidssteun. De globale richtsnoeren vormen de kern van het multilateraal toezicht op het economisch beleid in de EU, en geven lidstaten impulsen op het gebied van structurele hervormingen. De vermindering van de overheidssteun wordt steeds prominenter sinds de Europese Raad van Cardiff in 1998 beklemtoonde dat de mededinging moet worden bevorderd en dat factoren die op productmarkten voor distorsies zorgen, moeten worden teruggedrongen. De Commissie blijft in haar aanbevelingen in de globale richtsnoeren voor 2001 verregaande prioriteit geven aan het in toom houden van overheidssteun, en de lidstaten werd gevraagd het totale niveau van de overheidssteun in verhouding tot het BBP tegen 2003 te verlagen, het accent minder te leggen op ad-hoc- en sectorale steun, en de transparantie van het beleid inzake overheidssteun te verhogen. Begrotingsdiscipline en de Economische en Monetaire Unie Ten aanzien van de begrotingen zijn de uitgaven voor overheidssteun in de EU, zoals blijkt uit figuur 17, niet buitensporig groot: in 1999 daalden ze namelijk tot minder dan 1% van de uitgaven van de totale overheid. Niettemin concurreert overheidssteun met vele andere belangrijke activiteiten om de schaarse begrotingsmiddelen. Vanuit het oogpunt van de overheidsfinanciën doet een en ander de vraag rijzen van het bepalen van prioriteiten, gelet op de begrotingsbeperkingen die worden opgelegd door hetgeen als een politiek aanvaardbaar belastingpeil geldt en door hetgeen draaglijk is als overheidsschuld. Figuur 17: Nationale steun (landbouw, visserij en spoorwegen niet meegerekend) in de lidstaten in de periode 1997-1999, uitgedrukt als percentage van de overheidsuitgaven >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Meer bepaald wordt in het kader van de Economische en Monetaire Unie van de lidstaten gevraagd dat ze blijk geven van begrotingsdiscipline om een monetair beleid te ondersteunen dat gericht is op het bewaren van prijsstabiliteit. Begrotingsdiscipline voorkomt het risico van spill-overeffecten van een gebrekkig begrotingsbeleid, en stelt lidstaten in staat voldoende manoeuvreerruimte te behouden voor het aanwenden van hun nationale begrotingsbeleid om specifieke nationale situaties op te vangen. Onlangs nog werd het verband gelegd tussen gezonde overheidsfinanciën en de noodzaak voorbereidingen te treffen om de budgettaire gevolgen op te vangen van een verouderende bevolking. Het Stabiliteit- en Groeipact bevat de basisbeginselen voor het binnen de EMU te voeren begrotingsbeleid. Het legt een omvattende toezichts- en coördinatieprocedure vast als garantie voor duurzame overheidsfinanciën en begrotingsdiscipline in de derde fase van de EMU. De toekenning van overheidssteun vindt dus plaats in een kader van betrekkelijk nauwe begrotingsmarges, strikte toezichtsmechanismen en toenemende aandacht voor de kwaliteit van overheidsfinanciën. Al deze beperkingen doen de alternatieve kosten van overheidsmiddelen stijgen, omdat binnen de beschikbare uitgaveplafonds overheidssteun nu feller moet concurreren met mogelijke andere bestemmingen van overheidsmiddelen. Lidstaten krijgen dus nog een grotere stimulus om toe te zien op de doelmatigheid van de door hen toegekende overheidssteun. In de periode 1997-1999 vielen er in België, Denemarken, Ierland en Zweden stijgingen waar te nemen in de overheidssteun, uitgedrukt als percentage van de overheidsuitgaven. 7.3. Overheidssteun en structurele veranderingen In een veranderende omgeving is de concurrentiepositie van ondernemingen, van bedrijfstakken en landen afhankelijk van hun vermogen om snel in te spelen op nieuwe kansen en uitdagingen: aanpassing, in de vorm van structurele veranderingen, is een uiting van dit concurrentievermogen. De processen van specialisatie per land of regio, van concentratie van de industrie op bepaalde locaties en het veranderende aandeel van bedrijfstakken in de economie worden natuurlijk aangestuurd door de besluiten van individuele ondernemingen en investeerders. De snelheid waarmee die verandering plaatsvindt, is vooral afhankelijk van economische krachten zoals veranderende prijzen van productiefactoren, technologische schokken en veranderende consumentenvoorkeuren. Open en concurrerende markten en een cultuur van actief ondernemerschap kunnen dergelijke veranderingen faciliëren. De snelheid van structurele veranderingen houdt rechtstreeks verband met productie (BBP) en productiviteitsgroei. In vergelijking met de VSA is Europa trager bij de aanpassing van zijn economie. In beginsel zou overheidssteun kunnen werken in het voordeel van structurele veranderingen door een versnelling van de aanpassing van werknemers of techologietransferten. Een van de doelstellingen van het Scorebord is het evalueren van de mate waarin Overheidssteun bijdraagt aan de structurele veranderingen. Zelfs indien overheidssteun voldoet aan de rechtstreekse doelstellingen in het kader van een regio of land, toch doet hij vragen rijzen ten aanzien van de cohesie. Steun kan immers bijdragen tot het vertragen van de economische convergentie, omdat "voorlopers" waarschijnlijk meer overheidsmiddelen kunnen mobiliseren dan de "volgers". De gegevens die over het niveau van de ondernemingen beschikbaar zijn, geven geen antwoord op de vraag in hoeverre ondernemingen die herstructureringssteun kregen, succes kenden, hoeveel banen er behouden werden en wat de totale alternatieve kosten waren van dit soort operaties. Gezien deze moeilijkheden is de intrinsieke waarde van herstructureringssteun beperkt en moet er, zo hij al wordt toegekend, nauwgezet toezicht op worden gehouden. Onderstaande figuur 18 laat voor de periode 1990-1999 het verband zien tussen de verandering in de bijdrage van de be- en verwerkende industrie aan het totale nationale BBP en de veranderingen in het aandeel van steun ten behoeve van de be- en verwerkende industrie in de totale steun (landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend). Deze figuur toont geen enkele correlatie tussen Overheidssteun en structurele veranderingen. Figuur 18: Verband tussen de procentuele verandering in de bijdrage van de be- en verwerkende industrie aan het totale BBP en veranderingen in het aandeel van steun ten behoeve van de be- en verwerkende industrie in de totale steun (landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend) - periode 1990-1999 >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> * De gegevens voor Oostenrijk, Finland en Zweden betreffen enkel de periode 1995-1999. In alle lidstaten is de bijdrage van de be- en verwerkende industrie tot het nationale BBP in de beschouwde periode gedaald, terwijl in zes lidstaten (Oostenrijk, België, Duitsland, Finland, Frankrijk en Zweden) het aandeel van steun voor deze sector gestegen is in de totale steun (landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend). 7.4. Overheidssteun en mededinging op de interne markt Overheidssteun is een krachtig beleidsinstrument dat een belangrijke impact kan hebben op de mededingingsvoorwaarden binnen de interne markt, maar het is zeker niet het enige instrument. De overheid beschikt ook op het gebied van regulering, wetgeving en beleid over instrumenten die een impact hebben op de interne markt. Voor een volledige beoordeling van de mededingingsvoorwaarden op de interne markt moet ook rekening worden gehouden met de omvang, aard en ontwikkeling van het overheidsingrijpen op andere terreinen. De gunstige effecten van een voortgaande verlaging van uitgaven voor overheidssteun kunnen verdampen indien overheden een ander beleid gaan voeren dat bijvoorbeeld gericht is op het vervangen van protectionistische subsidies door niet-tarifaire drempels of op het versoepelen van de toepassing van de interne-marktrichtlijnen. Daarnaast levert een vermindering van de uitgaven voor overheidssteun ook gunstigere effecten op in het kader van markten die steeds opener, transparanter en concurrerender worden. Het is moeilijk om alle mogelijke wetgevende, regulerende en beleidsvariabelen waarover de overheid beschikt, bevattelijk te presenteren. Tabel 3 geeft het niveau van Overheidssteun en twee indicatoren voor de openheid van de markt die respectievelijk verband houden met handel en met buitenlandse direkte investeringen. Deze zijn niet louter het rechtstreekse resultaat van de werking van het overheidsbeleid. Toch kan een verdere openstelling voor buitenlandse concurrentie een zeer gunstige bijdrage leveren tot het versterken van de concurrentie. De tabel toont een positieve algemene evolutie van de concurrentievoorwaarden. In de meeste landen gaan de dalingen van overheidssteun gepaard met een grotere openheid van de markt. Tabel 3: Overheidssteun (Landbouw, Visserij en Spoorwegen niet meegerekend), Openheid van de handel en Buitenlandse directe investeringen uitgedrukt als percentage van het BBP. >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Het cijfer tussen haakjes geeft de relatieve positie aan van iedere lidstaat binnen de groep van de EU-15. Het + (-) teken geeft aan dat de indicator positief (negatief) evolueert. Dit betekent dus dat een + teken in overheidssteun (%BBP) een daling aangeeft. Daarentegen geeft het + teken bij de openheid van de handel en bij de buitenlandse directe investeringen een stijging aan. Technische bijlage Alle cijfers in verband met overheidssteun hebben betrekking op gegevens over de tenuitvoerlegging van beschikkingen van de Commissie - niet op zaken waarvan het onderzoek nog loopt en die, zodra er daarin een besluit komt, deze historische gegevens kunnen beïnvloeden. Uitgaven voor overheidssteun worden toegerekend aan het jaar waarin ze plaatsvonden. In gevallen waarbij de uitgaven over een aantal jaren gebeuren, wordt het totale bedrag toegewezen aan ieder jaar waarin uitgaven plaatsvonden. Figuur 1 Bron: // Database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten. Bruto Binnenlands Product tegen marktprijzen, afkomstig uit de Newcronos-database van Eurostat Opmerkingen: // Alle gegevens zijn uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van 1998. Gegevens: >RUIMTE VOOR DE TABEL> >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Figuur 2 Bron: // Database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten. Bruto Binnenlands Product tegen marktprijzen, afkomstig uit de Newcronos-database van Eurostat Opmerkingen: // Alle gegevens zijn uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van 1998. Gegevens: Totale overheidssteun >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> BBP-gegevens >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Figuur 3 Bron: // Gegevens over overheidssteun afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Opmerkingen: // Alle gegevens zijn uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van 1998. Gegevens: // Zie tabel figuur 1 Figuur 4 Bron: // Gegevens over overheidssteun afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Opmerkingen: // Alle gegevens zijn uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van 1998. Gegevens: >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Figuur 5 Bron: // Gegevens over overheidssteun afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Opmerkingen: // Alle gegevens zijn uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van 1998. Gegevens: >RUIMTE VOOR DE TABEL> Voor figuren 6 tot 11 gebruikte methode: De gebruikte methode is als volgt: zaken en beschikkingen in alle sectoren zijn onderzocht, met uitzondering van de sectoren landbouw, visserij, transport en steenkool. Alle eindbeschikkingen, in de zin van de procedureverordening van de Raad 659/99 (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1), werden meegerekend, met uitzondering van: "dienstige maatregelen", "beroep bij het Hof van Justitie of de Raad", "taalkundige herziening" en "rectificatie van een vorige beschikking". Bij de lidstaten werd gekozen voor een driejaarsperiode voor de lidstaten zodat in het geval van beperkte aantallen bepaalde uitschieters zijn afgevlakt bij de berekening van percentages. Bron: Mededingingsverslag - edities 1997, 1998 en 1999. Verhouding niet-aangemelde zaken / aangemelde zaken: Formule: (Niet-aangemelde zaken / alle geregistreerde zaken) x 100 = X%. Verhouding inleiding formele onderzoekprocedure / goedkeuring zonder inleiding formele onderzoekprocedure: Enkel eindbeschikkingen tot afsluiting van zaken binnen de verslagperiode werden in aanmerking genomen voor de onderzoekindicator. Het is mogelijk dat de registratie van de zaak of het besluit om de procedure in te leiden ten aanzien van een geregistreerde zaak, vóór de aangegeven periode hebben plaatsgevonden. Voor Luxemburg dient op te worden gemerkt dat de Commissie slechts drie eindbeschikkingen gaf ter afsluiting van een formule procedure. Formule: (positieve afsluiting procedure + negatieve afsluiting procedure + voorwaardelijke afsluiting procedure) / (alle afgesloten procedures + goedkeuring zonder inleiding procedure) x 100 = X% Voor deze indicator is geen rekening gehouden met besluiten de formele procedure te beïndigen nadat de zaak door de lidstaten was ingetrokken. Verhouding negatieve / positieve eindbeschikkingen: In het geval van Luxemburg gaf de Commissie slechts drie eindbeschikkingen ten aanzien van steunmaatregelen. Formule: (negatieve afsluiting procedure) / (alle afgesloten procedures + goedkeuring zonder inleiding procedure) x 100 = X% Voor deze indicator is geen rekening gehouden met besluiten de formele procedure te beëindigen nadat de zaak door de lidstaten was ingetrokken. Figuur 6 Bron: // XXVIIe Verslag over het mededingingsbeleid (1997) // XXVIIIe Verslag over het mededingingsbeleid (1998) // XXIXe Verslag over het mededingingsbeleid (1999) Opmerkingen: // De gegevens over 1999 verschillen van die gepubliceerd in het Mededingingsverslag - editie 1999, omdat 5 in 1999 aangemelde zaken nadien opgesplitst werden in 9 nieuwe zaken. Ook werd in 1999 één als niet-aangemelde steun (NN) geregistreerde zaak nadien opgesplitst, waardoor er 1 nieuwe NN-zaak bijkwam. // Gegevens over bestaande zaken worden enkel ter informatie vermeld. Ze zijn niet in deze figuur vermeld. Gegevens: >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Figuur 7 Bron: // XXVIIe Verslag over het mededingingsbeleid (1997) // XXVIIIe Verslag over het mededingingsbeleid (1998) // XXIXe Verslag over het mededingingsbeleid (1999) // De uitsplitsing per lidstaat is afkomstig uit het door de Commissie bijgehouden register van aanmeldingen. Opmerkingen: // De gegevens over 1999 verschillen van die gepubliceerd in het Mededingingsverslag - editie 1999, omdat 5 in 1999 aangemelde zaken nadien opgesplitst werden in 9 nieuwe zaken. Ook werd in 1999 één als niet- aangemelde steun (NN) geregistreerde zaak nadien opgesplitst, waardoor er 1 nieuwe NN-zaak bijkwam. // Gegevens over bestaande steun worden enkel ter informatie vermeld. Ze zijn niet in deze figuur vermeld. Gegevens: >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Figuur 8 Bronnen: // XXVIIe Verslag over het mededingingsbeleid (1997) // XXVIIIe Verslag over het mededingingsbeleid (1998) // XXIXe Verslag over het mededingingsbeleid (1999) Opmerkingen: // Voor deze tabel werd geen rekening gehouden met volgende soorten beschikkingen, als omschreven in de procedureverordening 659/99 (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1): - Beschikkingen met het bevel tot het verstrekken van informatie - Besluiten tot inleiding van de procedure - Besluiten de procedure te beëindigen na intrekking van de aanmelding - Dienstige maatregelen ter aanpassing van bestaande steunmaatregelen - Zaken die zijn doorverwezen naar het Hof van Justitie of de Raad. Gegevens: >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Figuur 9 Bron: // XXVIIe Verslag over het mededingingsbeleid (1997) XXVIIIe Verslag over het mededingingsbeleid (1998) XXIXe Verslag over het mededingingsbeleid (1999) De uitsplitsing per lidstaat is afkomstig uit het door de Commissie bijgehouden register van aanmeldingen. Opmerkingen: // Voor deze tabel werd geen rekening gehouden met volgende soorten beschikkingen, als omschreven in de procedureverordening 659/99 (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1): - Beschikkingen met het bevel tot het verstrekken van informatie - Besluiten tot inleiding van de procedure - Besluiten de procedure te beëindigen na intrekking van de aanmelding - Dienstige maatregelen ter aanpassing van bestaande steunmaatregelen - Zaken die zijn doorverwezen naar het Hof van Justitie of de Raad. Gegevens: >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Figuur 10 Bron: // XXVIIe Verslag over het mededingingsbeleid (1997) XXVIIIe Verslag over het mededingingsbeleid (1998) XXIXe Verslag over het mededingingsbeleid (1999) Opmerkingen: // Voor deze tabel werd geen rekening gehouden met volgende soorten beschikkingen, als omschreven in de procedureverordening: - Besluiten tot inleiding van de procedure - Besluiten de procedure ter beëindiging na intrekking van de aanmelding - Dienstige maatregelen ter aanpassing van bestaande steunmaatregelen - Zaken die zijn doorverwezen naar het Hof van Justitie of de Raad. Gegevens: // Zie gegevens figuur 8 Figuur 11 Bron: // XXVIIe Verslag over het mededingingsbeleid (1997) // XXVIIIe Verslag over het mededingingsbeleid (1998) // XXIXe Verslag over het mededingingsbeleid (1999) // De uitsplitsing per lidstaat is afkomstig uit het door de Commissie bijgehouden register van aanmeldingen. Nadere opmerkingen: // Voor deze tabel werd geen rekening gehouden met volgende soorten beschikkingen, als omschreven in de procedureverordening: - Beschikkingen met het bevel tot het verstrekken van informatie - Besluiten tot inleiding van de procedure - Besluiten de procedure te beëindigen na intrekking van de aanmelding - Dienstige maatregelen ter aanpassing van bestaande steunmaatregelen - Zaken die zijn doorverwezen naar het Hof van Justitie of de Raad. Gegevens: // Zie gegevens figuur 9 Tabel1 Bron: // DG Concurrentie en DG Transport en Energie Gegevens: >RUIMTE VOOR DE TABEL> Tabel 2 Bron: // DG Concurrentie en DG Transport en Energie Gegevens: >RUIMTE VOOR DE TABEL> Figuur 12 Bron: // Database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Opmerkingen: // Alle gegevens zijn uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van 1998. Gegevens: >RUIMTE VOOR DE TABEL> Figuur 13 Bron: // Gegevens over overheidssteun afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten // Gegevens over het regionale BBP zijn afkomstig uit de Newcronos-database van Eurostat Opmerkingen: // Alle gegevens zijn uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van 1998. // Gegevens over regionaal BBP gekozen op NUTS 3-niveau. Voor Italië zijn BBP-gegevens enkel beschikbaar op NUTS 2-niveau. Gegevens: Regionale overheidssteun >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> BBP-gegevens >RUIMTE VOOR DE TABEL> Figuur 14 Bron: Database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Opmerkingen: Alle gegevens zijn uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van 1998. Gegevens: >RUIMTE VOOR DE TABEL> Figuur 15 Bron: Database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten Opmerkingen: Alle gegevens zijn uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van 1998. Gegevens: >RUIMTE VOOR DE TABEL> Figuur 16 Bron: // Gegevens over overheidssteun (zonder landbouw, visserij en spoorvervoer), afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten // Bruto Binnenlands Product tegen marktprijzen, afkomstig uit de Newcronos-database van Eurostat Opmerkingen: // Alle gegevens zijn uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van 1998. Gegevens: Totale overheidssteun - landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend. >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> BBP-gegevens: zie tabel figuur 2 Figuur 17 Bron: // Gegevens over overheidssteun afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun in de lidstaten // Uitgaven totale overheid, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1500/2000 van de Commissie met betrekking tot de overheidsuitgaven en -inkomsten (PB L 172 van 10.7.2000) - gegevens afkomstig uit de AMECO-database van het DG Economische en Financiële Zaken. Opmerkingen: // Alle gegevens zijn uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van 1998. Gegevens: // Totale overheidssteun - landbouw, visserij en spoorvervoer niet meegerekend; zie gegevens figuur 16. Uitgaven totale overheid >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Figuur 18 Bron: // De gegevens over algemeen totaal en totale overheidssteun voor be- en verwerkende industrie zijn afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun. Voor Oostenrijk, Finland en Zweden worden in figuur 19 enkel de gegevens uit de periode 1995-1999 vergeleken. // De bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen - totale industrie (zonder bouwsector) - als percentage BBP is afkomstig uit de Newcronos-database van Eurostat. In Newcronos niet voorkomende gegevens zijn aangevuld met indicatoren die worden gebruikt in de database van het DG Concurrentie over uitgaven voor overheidssteun. Voor Oostenrijk, Finland en Zweden worden in figuur 20 enkel de gegevens uit de periode 1995-1999 vergeleken. Opmerkingen: // Alle gegevens zijn uitgedrukt in miljoen EUR, tegen constante waarde van 1998. Gegevens: >RUIMTE VOOR DE TABEL> >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Tabel 3 Bron: Gegevens over de overheidssteun afkomstig uit de database van het DG Concurrentie over de uitgaven van de lidstaten. Gegevens over buitenlandse directe investeringen en openheid van de markt afkomstig van DG MARKT. BBP gegevens afkomstig uit de Newcronos database van Eurostat. Opmerkingen: BBP-gegevens: zie figuur 2. Overheidssteun gegevens zie figuur 16.