This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32016R0458
Council Regulation (EU) 2016/458 of 30 March 2016 amending Regulation (EU) 2016/72 as regards certain fishing opportunities
Verordening (EU) 2016/458 van de Raad van 30 maart 2016 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/72 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft
Verordening (EU) 2016/458 van de Raad van 30 maart 2016 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/72 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft
PB L 80 van 31/03/2016, p. 1–13
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
31.3.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/1 |
VERORDENING (EU) 2016/458 VAN DE RAAD
van 30 maart 2016
tot wijziging van Verordening (EU) 2016/72 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) 2016/72 van de Raad (1) zijn voor 2016 voor sommige visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld welke in de Uniewateren en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. |
(2) |
In Verordening (EU) 2016/72 is de totale toegestane vangst (TAC) voor zandspiering op nul vastgesteld. Zandspiering is een kortlevende soort waarvoor het wetenschappelijk advies pas op 22 februari beschikbaar is gekomen, terwijl de visserij in april van start gaat. De vangstbeperkingen voor deze soort moeten nu worden gewijzigd overeenkomstig het wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES). Monitoring in realtime is volgens de ICES wetenschappelijk geschikt voor het bepalen van de omvang van het zandspieringbestand in beheersgebied 1, en de resultaten ervan kunnen worden gebruikt om dat wetenschappelijk advies opnieuw te evalueren en in de loop van het jaar een TAC vast te stellen. Hiervoor zijn echter voldoende gegevens (vangsten en biologische monsters) nodig. De vangstbeperking voor zandspiering in beheersgebied 1 dient derhalve te worden vastgesteld op een zodanig niveau dat voldoende gegevens over de omvang van het bestand kunnen worden verzameld. |
(3) |
Volgens het wetenschappelijk advies van ICES dienen de vangsten van kleinoogroggen in de ICES-sectoren VIId en VIIe-k en van blonde rog in ICES-deelgebied IV te worden verminderd. Derhalve dienen er lokale beheersmaatregelen te worden opgesteld die de vangst beperken en beter wetenschappelijk advies opleveren. De ICES adviseerde om de vangsten van kleinoogroggen in de sectoren VIIf en VIIg te beperken tot maximaal 188 ton. Om die reden is het dienstig de overeenkomstige vangstmogelijkhedentabellen te wijzigen om die vangsten en aanlandingen mogelijk te maken, en de rapportagebepalingen in die zin aan te passen. |
(4) |
Overeenkomstig het wetenschappelijk advies van ICES dienen de totale vangstcijfers voor horsmakreel en bijvangsten in de Uniewateren van ICES-sectoren IIa en IVa, deelgebied VI, sectoren VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe, de Uniewateren en de internationale wateren van Vb, en de internationale wateren van de deelgebieden XII en XIV te worden vastgesteld op 108 868 ton. Daarom dient de oorspronkelijke TAC in de vangstmogelijkhedentabel te worden gecorrigeerd zodat het niveau van de vangsten van deze soort kan stijgen conform het wetenschappelijk advies van ICES. |
(5) |
In bijlage IB bij Verordening (EU) 2016/72 moet de vangstmogelijkhedentabel voor bijvangsten in de Groenlandse wateren worden gecorrigeerd, zodat die bijvangsten correct kunnen worden gemeld. |
(6) |
Gezien het overleg met Noorwegen is het aangewezen 25 000 ton blauwe wijting aan Noorwegen toe te wijzen in ruil voor Arctische kabeljauw en schelvis, leng en enkele andere soorten. |
(7) |
De in bijlage IB bij Verordening (EU) 2016/72 vastgestelde quotatoewijzing voor kabeljauw in ICES-deelgebied I en ICES-sector IIb moet worden gecorrigeerd om de quotatoewijzing in Besluit 87/277/EEG van de Raad (2) in acht te nemen. |
(8) |
In bijlage IF bij Verordening (EU) 2016/72 moet een rapporteringscode voor bijvangsten van Atlantische slijmkop in SEAFO-deelsector B1 worden opgenomen. |
(9) |
De South Pacific Regional Fisheries Management Organisation (Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan — SPRFMO) heeft in 2016 op haar vierde jaarvergadering een TAC voor Chileense horsmakreel vastgesteld. Die maatregel moet in Unierecht worden omgezet. |
(10) |
In Aanhangsel I bij bijlage IIA bij Verordening (EU) 2016/72 moet een fout worden gecorrigeerd wat betreft de maximale toegestane visserijinspanning in kilowattdagen voor Nederland in de Noordzee voor het gereglementeerd vistuig BT1. |
(11) |
Het aantal vismachtigingen voor Venezolaanse vaartuigen die in de wateren van Frans-Guyana op snappers vissen, alsmede het maximumaantal vaartuigen dat op enig moment in het gebied aanwezig mag zijn, moeten in bijlage VIII bij Verordening (EU) 2016/72 worden vastgesteld. |
(12) |
De vangstbeperkingen die zijn opgenomen in Verordening (EU) 2016/72 zijn met ingang van 1 januari 2016 van toepassing. De bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op vangstbeperkingen moeten derhalve ook van toepassing zijn met ingang van deze datum. Deze toepassing met terugwerkende kracht is niet in strijd met de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van gewettigd vertrouwen, aangezien de betrokken vangstmogelijkheden nog niet zijn uitgeput. |
(13) |
Verordening (EU) 2016/72 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In Verordening (EU) 2016/72 worden de bijlagen IA, IB, IF, IJ en VIII gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 maart 2016.
Voor de Raad
De voorzitter
A.G. KOENDERS
(1) Verordening (EU) 2016/72 van de Raad van 22 januari 2016 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104 (PB L 22 van 28.1.2016, blz. 1).
(2) Besluit 87/277/EEG van de Raad van 18 mei 1987 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden voor kabeljauw in het gebied van Spitsbergen en Bereneiland en in sector 3M zoals omschreven in het NAFO-Verdrag (PB L 135 van 23.5.1987, blz. 29).
BIJLAGE
1. |
Bijlage IA bij Verordening (EU) 2016/72 wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
Bijlage IB bij Verordening (EU) 2016/72 wordt als volgt gewijzigd:
|
3. |
In bijlage IF bij Verordening (EU) 2016/72 wordt de vangstmogelijkhedentabel voor Atlantische slijmkop in SEAFO-deelsector B1 vervangen door de volgende tabel:
|
4. |
In bijlage IJ bij Verordening (EU) 2016/72 wordt de vangstmogelijkhedentabel voor Chileense horsmakreel in het SPRFMO-verdragsgebied vervangen door de volgende tabel:
|
5. |
In punt b) van Aanhangsel 1 bij bijlage IIA bij Verordening (EU) 2016/72 wordt de maximale toegestane visserijinspanning in kilowattdagen voor Nederland voor gereglementeerd vistuig BT1 vervangen door „999 808”. |
6. |
Bijlage VIII bij Verordening (EU) 2016/72 wordt vervangen door: „BIJLAGE VIII KWANTITATIEVE BEPERKINGEN INZAKE VISMACHTIGINGEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN DIE IN DE UNIEWATEREN VISSEN
|
(1) Exclusief wateren binnen 6 mijl van de basislijnen van het Verenigd Koninkrijk bij Shetland, Fair Isle en Foula.
(2) Onverminderd de aanlandingsverplichting, mogen vangsten van schar, wijting en makreel voor ten hoogste 2 % in mindering worden gebracht op de quota (OT1/*2A3A4), op voorwaarde dat deze vangsten en bijvangsten van die soorten, zoals geregeld uit hoofde van artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, niet meer dan 9 % van dit quotum voor zandspiering uitmaken.
Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande beheersgebieden voor zandspiering als bepaald in bijlage IID, niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
Gebied: Uniewateren van de beheersgebieden voor zandspiering |
|||||||
|
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
|
(SAN/234_1) |
(SAN/234_2) |
(SAN/234_3) |
(SAN/234_4) |
(SAN/234_5) |
(SAN/234_6) |
(SAN/234_7) |
Denemarken |
12 263 |
4 717 |
59 428 |
5 659 |
0 |
206 |
0 |
Verenigd Koninkrijk |
268 |
103 |
1 299 |
124 |
0 |
5 |
0 |
Duitsland |
19 |
7 |
91 |
9 |
0 |
0 |
0 |
Zweden |
450 |
173 |
2 182 |
208 |
0 |
8 |
0 |
Unie |
13 000 |
5 000 |
63 000 |
6 000 |
0 |
219 |
0 |
Totaal |
13 000 |
5 000 |
63 000 |
6 000 |
0 |
219 |
0” |
(3) Bijzondere voorwaarde: van de Uniequota in de Uniewateren en de internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV (WHB/*NZJM1) en in VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 (WHB/*NZJM2), mag de volgende hoeveelheid worden gevangen in de Noorse exclusieve economische zone of in de visserijzone rond Jan Mayen: 149 506
(4) Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1. Deze overdrachten worden evenwel vooraf aan de Commissie gemeld.
(5) Bijzondere voorwaarde: met inachtneming van een totale toegangshoeveelheid van 21 500 ton voor de Unie, mogen lidstaten ten hoogste het volgende percentage van hun quota in de wateren van de Faeröer vangen (WHB/*05-F.): 9,2 %”
(6) Door Noorwegen aan Zweden toegekend quotum op traditioneel niveau voor „andere soorten”.
(7) Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen. Uitzonderingen kunnen in voorkomend geval worden opgenomen na overleg.”
(8) Vangsten van blonde rog (Raja brachyura) in de Uniewateren van IV (RJH/04-C.), grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/2AC4-C), stekelrog (Raja clavata) (RJC/2AC4-C) en gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/2AC4-C) worden afzonderlijk gemeld.
(9) Bijvangstquotum. Deze soorten mogen per visreis niet meer dan 25 % levend gewicht van de totale aan boord gehouden vangsten uitmaken. Deze voorwaarde geldt enkel voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter. Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
(10) Is niet van toepassing op blonde rog (Raja brachyura) in de Uniewateren van IIa en kleinoogrog (Raja microocellata) in de Uniewateren van IIa en IV. Als vissen van deze soorten incidenteel worden gevangen, worden zij ongedeerd gelaten. Zij worden onmiddellijk teruggezet. De vissers worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren.”
(11) Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/67AKXD), stekelrog (Raja clavata) (RJC/67AKXD), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/67AKXD), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/67AKXD), zandrog (Raja circularis) (RJI/67AKXD) en kaardrog (Raja fullonica) (RJF/67AKXD) worden afzonderlijk gemeld.
(12) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIId (SRX/*07D.), onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 13 en 46 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden. Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/07D.), stekelrog (Raja clavata) (RJC/07D.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/07D), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/07D.), zandrog (Raja circularis) (RJI/*07D.) en kaardrog (Raja fullonica) (RJF/*07D.) worden afzonderlijk gemeld. Deze bijzondere voorwaarde geldt niet voor kleinoogrog (Raja microocellata) en golfrog (Raja undulata).
(13) Is niet van toepassing op kleinoogrog (Raja microocellata), behalve in de Uniewateren van VIIf en VIIg. Als vissen van deze soort incidenteel worden gevangen, worden zij ongedeerd gelaten. Zij worden onmiddellijk teruggezet. De vissers worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren. Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de Uniewateren van VIIf en VIIg (RJE/7FG.) niet meer kleinoogrog worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
Soort: |
Kleinoogrog Raja microocellata |
Gebied: |
Uniewateren van VIIf en VIIg (RJE/7FG.) |
|
België |
17 |
|
|
|
Estland |
0 |
|
|
|
Frankrijk |
76 |
|
|
|
Duitsland |
0 |
|
|
|
Ierland |
25 |
|
|
|
Litouwen |
0 |
|
|
|
Nederland |
0 |
|
|
|
Portugal |
0 |
|
|
|
Spanje |
21 |
|
|
|
Verenigd Koninkrijk |
49 |
|
|
|
Unie |
188 |
|
|
|
TAC |
188 |
|
Voorzorgs-TAC
|
|
Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIId; deze hoeveelheid wordt apart gemeld onder de volgende code: (RJE/*07D.). Deze bijzondere voorwaarde geldt onverminderd de in de artikelen 13 en 46 van deze verordening vastgestelde verbodsbepalingen voor de daarin vermelde gebieden. |
(14) Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata). Op deze soort wordt niet gericht gevist in de gebieden waarop deze TAC van toepassing is. In gevallen waarvoor de aanlandingsplicht niet geldt, mag bijvangst van golfrog in sector VIIe alleen worden aangeland in gehele staat of van de ingewanden ontdaan en mits deze niet meer bedraagt dan 40 kg levend gewicht per visreis. De vangsten overschrijden de quota in de onderstaande tabel niet. De vorige bepalingen gelden onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 13 en 41 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden. Bijvangsten van golfrog worden apart gemeld onder de volgende code: (RJU/67AKXD). Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de volgende gebieden niet meer golfrog worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
Soort: |
Golfrog Raja undulata |
Gebied: |
Uniewateren van VIIe (RJU/67AKXD) |
|
België |
9 |
|
|
|
Estland |
0 |
|
|
|
Frankrijk |
41 |
|
|
|
Duitsland |
0 |
|
|
|
Ierland |
13 |
|
|
|
Litouwen |
0 |
|
|
|
Nederland |
0 |
|
|
|
Portugal |
0 |
|
|
|
Spanje |
11 |
|
|
|
Verenigd Koninkrijk |
26 |
|
|
|
Unie |
100 |
|
|
|
TAC |
100 |
|
Voorzorgs-TAC
|
|
Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIId; deze hoeveelheid wordt apart gemeld onder de volgende code: (RJU/*07D.). Deze bijzondere voorwaarde geldt onverminderd de in de artikelen 13 en 46 van deze verordening vastgestelde verbodsbepalingen voor de daarin vermelde gebieden.” |
(15) Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/07D.), stekelrog (Raja clavata) (RJC/07D.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/07D.), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/07D.) en kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/07D worden afzonderlijk gemeld.
(16) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k (SRX/*67AKD). Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/*67AKD), stekelrog (Raja clavata) (RJC/*67AKD), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/*67AKD) en gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/*67AKD) worden afzonderlijk gemeld. Deze bijzondere voorwaarde geldt niet voor kleinoogrog (Raja microocellata) en golfrog (Raja undulata).
(17) Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata). Op deze soort wordt niet gericht gevist in de gebieden waarop deze TAC van toepassing is. In gevallen waarvoor de aanlandingsplicht niet geldt, mag bijvangst van golfrog in het gebied waarvoor deze TAC geldt alleen worden aangeland in gehele staat of van de ingewanden ontdaan en mits deze niet meer bedraagt dan 40 kg levend gewicht per visreis. De vangsten overschrijden de quota in de onderstaande tabel niet. De vorige bepalingen gelden onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 13 en 41 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden. Bijvangsten van golfrog worden apart gemeld onder de volgende code: (RJU/07D.). Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de volgende gebieden niet meer golfrog worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
Soort: |
Golfrog Raja undulata |
Gebied: |
Uniewateren van VIId (RJU/07D.) |
|
België |
1 |
|
|
|
Frankrijk |
9 |
|
|
|
Nederland |
0 |
|
|
|
Verenigd Koninkrijk |
2 |
|
|
|
Unie |
12 |
|
|
|
TAC |
12 |
|
Voorzorgs-TAC
|
|
Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIIe; deze hoeveelheid wordt apart gemeld onder de volgende code: (RJU/*67AKD). Deze bijzondere voorwaarde geldt onverminderd de in de artikelen 13 en 46 van deze verordening vastgestelde verbodsbepalingen voor de daarin vermelde gebieden.” |
(18) Bijzondere voorwaarde: tot 5 % van wat voor dit quotum vóór 30 juni 2016 in de Uniewateren van IIa of IVa wordt gevangen, mag worden verrekend met het quotum voor de Uniewateren van IVb, IVc en VIId (JAX/*4BC7D).
(19) Bijzondere voorwaarde: tot 5 % van dit quotum mag worden gevangen in VIId (JAX/*07D.). Onder deze bijzondere voorwaarde en overeenkomstig voetnoot (3) worden bijvangsten van evervis en wijting apart gemeld onder de volgende code: (OTH/*07D.).
(20) Onverminderd de aanlandingsverplichting mogen vangsten van evervis, wijting en makreel voor ten hoogste 5 % in mindering worden gebracht op het quotum (OTH/*2A-14), op voorwaarde dat deze vangsten en bijvangsten van die soorten, zoals geregeld uit hoofde van artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, niet meer dan 9 % van dit quotum voor horsmakreel uitmaken.
(21) Beperkt tot IVa, VIa (uitsluitend ten noorden van 56° 30′ NB), VIIe, f, h.
(22) Bijzondere voorwaarde: tot 50 % van dit quotum mag worden gevist in VIIIc (JAX/*08C2). Onder deze bijzondere voorwaarde en overeenkomstig voetnoot (3) worden bijvangsten van evervis en wijting apart gemeld onder de volgende code: (OTH/*08C2).”
(23) Met uitzondering van Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.
(24) De toewijzing van het aandeel van het voor de Unie beschikbare kabeljauwbestand in de zone Spitsbergen en Bereneiland en de bijvangsten van schelvis laten de uit het Verdrag van Parijs van 1920 voortvloeiende rechten en verplichtingen geheel onverlet.
(25) Bijvangsten van schelvis mogen per trek tot 14 % uitmaken. De totale hoeveelheid schelvis in bijvangst komt bovenop het quotum voor kabeljauw.”
(26) Bijvangsten van grenadiervis (Macrourus spp.) worden gemeld overeenkomstig de volgende vangstmogelijkhedentabellen: grenadiervis in de Groenlandse wateren van V en XIV (GRV/514GRN) en grenadiervis in de Groenlandse wateren van NAFO 1 (GRV/N1GRN.).”
(27) In het kader van deze bijlage mag de visserij worden bedreven in het gebied dat wordt begrensd:
— |
ten westen door de lengtegraad 0° OL, |
— |
ten noorden door de breedtegraad 20° ZB, |
— |
ten zuiden door de breedtegraad 28° ZB, en |
— |
ten oosten door de buitengrenzen van de exclusieve economische zone van Namibië. |
(28) Met uitzondering van een toegestane bijvangst van 4 ton (ORY/*F47NA).”
(29) Voordat deze vismachtigingen worden afgegeven, moet worden aangetoond dat er een geldig contract bestaat tussen de scheepseigenaar die de machtiging aanvraagt en een in het departement Frans-Guyana gevestigd verwerkingsbedrijf, en dat in dat contract staat dat ten minste 75 % van de door het betrokken vaartuig gevangen snappers in dat departement moet worden aangeland voor verwerking in dat bedrijf. Dit contract moet worden geviseerd door de Franse autoriteiten, die zich ervan moeten vergewissen dat het in overeenstemming is met zowel de capaciteit van het verwerkende bedrijf waarmee het is gesloten als met de doelstellingen voor de ontwikkeling van de economie in Frans-Guyana. Een afschrift van het naar behoren geviseerde contract moet bij de vismachtigingsaanvraag worden gevoegd. Wanneer bovenbedoelde bekrachtiging wordt geweigerd, maken de Franse autoriteiten deze weigering bekend en vermelden zij de redenen ervoor aan de betrokken partij en aan de Commissie.”.