Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CJ0111

    Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 8 juni 2017.
    OL tegen PQ.
    Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid – Internationale ontvoering van kinderen – Verdrag van ’s‑Gravenhage van 25 oktober 1980 – Verordening (EG) nr. 2201/2003 – Artikel 11 – Verzoek tot terugkeer – Begrip ‚gewone verblijfplaats’ van een zuigeling – Kind dat overeenkomstig de wens van zijn ouders ter wereld is gekomen in een andere lidstaat dan die waarin dezen hun gewone verblijfplaats hadden – Ononderbroken verblijf van het kind in de lidstaat van zijn geboorte gedurende de eerste maanden van zijn leven – Beslissing van de moeder om niet terug te keren naar de lidstaat waarin het paar zijn gewone verblijfplaats had.
    Zaak C-111/17 PPU.

    Court reports – general

    Zaak C‑111/17 PPU

    OL

    tegen

    PQ

    (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Monomeles Protodikeio Athinon)

    „Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid – Internationale ontvoering van kinderen – Verdrag van ’s‑Gravenhage van 25 oktober 1980 – Verordening (EG) nr. 2201/2003 – Artikel 11 – Verzoek tot terugkeer – Begrip ‚gewone verblijfplaats’ van een zuigeling – Kind dat overeenkomstig de wens van zijn ouders ter wereld is gekomen in een andere lidstaat dan die waarin dezen hun gewone verblijfplaats hadden – Ononderbroken verblijf van het kind in de lidstaat van zijn geboorte gedurende de eerste maanden van zijn leven – Beslissing van de moeder om niet terug te keren naar de lidstaat waarin het paar zijn gewone verblijfplaats had”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 8 juni 2017

    1. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken–Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid–Verordening nr. 2201/2003–Begrip „gewone verblijfplaats” van het kind–Beoordelingscriteria

      (Verordening nr. 2201/2003 van de Raad, overweging 12 en art. 8, 10 en 11, lid 1)

    2. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken–Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid–Verordening nr. 2201/2003–Verzoek tot terugkeer van een kind–Terugkeerprocedure–Voortvarendheid–Verzoek dat moet worden gebaseerd op gegevens die snel en eenvoudig te verifiëren en, zo mogelijk, eenduidig zijn

      (Verordening nr. 2201/2003 van de Raad, overweging 17 en art. 11)

    3. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken–Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid–Verordening nr. 2201/2003–Verzoek tot terugkeer van een kind–Terugkeerprocedure–Doelstellingen

      (Verordening nr. 2201/2003 van de Raad, art. 11)

    4. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken–Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid–Verordening nr. 2201/2003–Verzoek tot terugkeer van een kind–Begrip „gewone verblijfplaats” van het kind–Kind dat overeenkomstig de gemeenschappelijke wens van zijn ouders ter wereld is gekomen en meerdere maanden ononderbroken met zijn moeder heeft verbleven in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin zijn ouders vóór zijn geboorte hun gewone verblijfplaats hadden–Aanvankelijke bedoeling van de ouders dat de moeder met het kind naar laatstgenoemde lidstaat zou terugkeren–Geen aanwijzing voor de bepaling van de gewone verblijfplaats van een dergelijke kind–Begrip ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren van het kind–Weigering van de moeder om met het kind naar die lidstaat terug te keren–Daarvan uitgesloten

      (Verordening nr. 2201/2003 van de Raad, art. 11, lid 1)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 39‑50)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 57, 58)

    3.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 61, 63)

    4.  Artikel 11, lid 1, van verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000, moet aldus worden uitgelegd dat in een situatie als die in het hoofdgeding, waarin een kind overeenkomstig de gemeenschappelijke wens van zijn ouders ter wereld is gekomen en meerdere maanden ononderbroken met zijn moeder heeft verbleven in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin de ouders vóór de geboorte hun gewone verblijfplaats hadden, de aanvankelijke bedoeling van de ouders dat de moeder met het kind naar laatstgenoemde lidstaat zou terugkeren, geen grondslag kan vormen voor het oordeel dat het kind daar zijn „gewone verblijfplaats” in de zin van die verordening heeft.

      In een dergelijke situatie kan de weigering van de moeder om met het kind naar die lidstaat terug te keren, bijgevolg niet worden beschouwd als een „ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren” van het kind in de zin van genoemd artikel 11, lid 1.

      (zie punt 70 en dictum)

    Top