Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0355

    Arrest van het Hof (Negende kamer) van 2 juni 2016.
    „Polihim-SS” EOOD tegen Mitnitsa – Svishtov.
    Prejudiciële verwijzing – Indirecte belastingen – Accijns – Richtlijn 2008/118/EG – Verschuldigdheid van de accijns – Artikel 7, lid 2 – Begrip ,het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken van accijnsgoederen’ – Heffing van belasting over energieproducten en elektriciteit – Richtlijn 2003/96/EG – Artikel 14, lid 1, onder a) – Gebruik van energieproducten voor de productie van elektriciteit – Koop en wederverkoop door een tussenkoper van energieproducten die zich in een belasting-entrepot bevinden – Rechtstreekse levering van de energieproducten aan een marktdeelnemer met het oog op de productie van elektriciteit – Vermelding van de tussenkoper als ,geadresseerde’ van de producten in de fiscale documenten – Schending van de naar nationaal recht geldende eisen voor vrijstelling van accijns – Weigering van vrijstelling – Bewijs van het gebruik van de producten onder de voorwaarden voor vrijstelling van accijns – Evenredigheid.
    Zaak C-355/14.

    Court reports – general

    Zaak C‑355/14

    „Polihim-SS” EOOD

    tegen

    Nachalnik na Mitnitsa Svishtov

    (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Аdministrativen sad Pleven)

    „Prejudiciële verwijzing — Indirecte belastingen — Accijns — Richtlijn 2008/118/EG — Verschuldigdheid van de accijns — Artikel 7, lid 2 — Begrip ,het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken van accijnsgoederen’ — Heffing van belasting over energieproducten en elektriciteit — Richtlijn 2003/96/EG — Artikel 14, lid 1, onder a) — Gebruik van energieproducten voor de productie van elektriciteit — Koop en wederverkoop door een tussenkoper van energieproducten die zich in een belasting-entrepot bevinden — Rechtstreekse levering van de energieproducten aan een marktdeelnemer met het oog op de productie van elektriciteit — Vermelding van de tussenkoper als ,geadresseerde’ van de producten in de fiscale documenten — Schending van de naar nationaal recht geldende eisen voor vrijstelling van accijns — Weigering van vrijstelling — Bewijs van het gebruik van de producten onder de voorwaarden voor vrijstelling van accijns — Evenredigheid”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Negende kamer) van 2 juni 2016

    1. Recht van de Europese Unie – Uitlegging – Methoden – Letterlijke, systematische en teleologische uitlegging

    2. Fiscale bepalingen – Harmonisatie van de wetgevingen – Accijns – Richtlijn 2008/118 – Verschuldigdheid van de accijns – Uitslag tot verbruik – Begrip – Goed dat een erkende entrepothouder in een belasting-entrepot voorhanden heeft –Verschuldigd worden van de accijns op het tijdstip waarop het goed fysiek aan het belasting-entrepot wordt onttrokken

      (Richtlijnen van de Raad 92/12 en 2008/118, art. 7, leden 1 en 2)

    3. Fiscale bepalingen – Harmonisatie van de wetgevingen – Heffing van belasting over energieproducten en elektriciteit – Richtlijnen 2003/96 en 2008/118 – Vrijstelling van energieproducten die worden gebruikt voor de productie van elektriciteit of voor de instandhouding van het vermogen om elektriciteit te produceren – Voorwaarden – Eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel

      [Richtlijnen van de Raad 2003/96, art. 14, lid 1, a), en 2008/118, art. 7]

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 45)

    2.  Artikel 7, lid 2, van richtlijn 2008/118 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van richtlijn 92/12 moet aldus worden uitgelegd dat de verkoop van een accijnsgoed dat een erkende entrepothouder in een belasting-entrepot voorhanden heeft, slechts de uitslag tot verbruik van dat goed meebrengt op het tijdstip waarop dat goed dit belasting-entrepot fysiek verlaat. Aangezien de accijns een belasting op het verbruik en niet op de verkoop is, zoals in overweging 9 van richtlijn 2008/118 in herinnering wordt gebracht, dient het tijdstip waarop de accijns verschuldigd wordt, zo dicht mogelijk bij de verbruiker te liggen.

      In dit verband bepaalt lid 1 van dit artikel dat de accijns verschuldigd wordt op het tijdstip van de uitslag tot verbruik van het accijnsgoed. Verder blijkt uit artikel 7, lid 2, onder a), van die richtlijn dat onder „uitslag tot verbruik” met name dient te worden verstaan „het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken, daaronder begrepen het onregelmatig onttrekken, van accijnsgoederen”. Het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken van accijnsgoederen ziet dus op het fysieke onttrekken van deze goederen aan het belasting-entrepot en niet op de verkoop van die goederen.

      Een dergelijke uitlegging komt overeen met de doelstellingen van deze richtlijn. Aangezien de accijns een belasting op het verbruik en niet op de verkoop is, dient het tijdstip waarop de accijns verschuldigd wordt, zo dicht mogelijk bij de verbruiker te liggen. Zolang de betrokken goederen in het belasting-entrepot van een erkende entrepothouder blijven, kan er dus geen verbruik hebben plaatsgevonden, ook al zijn die goederen door deze erkende entrepothouder verkocht.

      Verder kan de vermelding van, met name, het geval waarin een accijnsgoed onregelmatig aan een accijnsschorsingsregeling wordt onttrokken, niet anders kunnen worden opgevat dan als het fysiek onttrekken van een goed aan een dergelijke regeling.

      Tot slot is, voor zover een erkende entrepothouder de accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling in een belasting-entrepot voorhanden heeft, de accijns niet verschuldigd zolang die erkende entrepothouder de betrokken goederen in een dergelijk entrepot voorhanden heeft.

      (cf. punten 46‑55, dictum 1)

    3.  Artikel 14, lid 1, onder a), van richtlijn 2003/96 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit, gelezen in samenhang met artikel 7 van richtlijn 2008/118 houdende een algemene regeling inzake accijns, moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een weigering door de nationale autoriteiten om vrijstelling van accijns te verlenen voor energieproducten die, nadat zij door een erkende entrepothouder aan een tussenkoper zijn verkocht, door deze laatste worden doorverkocht aan een eindverbruiker die voldoet aan alle eisen die in het nationale recht worden gesteld om voor vrijstelling van accijns in aanmerking te komen, en aan wie die goederen door die erkende entrepothouder rechtstreeks uit zijn belasting-entrepot zijn geleverd, op de enkele grond dat de tussenkoper, die door de erkende entrepothouder als geadresseerde van die producten was opgegeven, niet de hoedanigheid heeft van eindverbruiker die naar nationaal recht is gemachtigd om van accijns vrijgestelde energieproducten te ontvangen.

      Ook al moet worden geoordeeld dat het doel, het toezicht op de toepassing van de vrijstellingen van accijns te vergemakkelijken en het risico te verminderen dat goederen worden gebruikt die niet voor vrijstelling in aanmerking komen, kan worden verwezenlijkt door de vrijstelling van accijns afhankelijk te stellen van de aanwijzing in de fiscale documenten van een geadresseerde die voldoet aan de in het nationale recht gestelde voorwaarden om vrijgestelde energieproducten te ontvangen, toch gaat een dergelijke weigering zonder dat wordt nagegaan of op het tijdstip waarop de goederen aan het belasting-entrepot werden onttrokken, was voldaan aan de materiële eisen voor het gebruik van deze goederen voor een doel waarvoor vrijstelling wordt verleend, verder dan noodzakelijk is om een juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling te verzekeren en fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen.

      (cf. punten 58, 62, 63, dictum 2)

    Top