This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62013CO0505
Yumer
Yumer
Prejudiciële vragen – Ontvankelijkheid – Verzoek waarin de redenen voor verwijzing naar het Hof niet worden aangegeven – Niet-ontvankelijkheid (Art. 267 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 23; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 94, sub c) (cf. punten 23, 24)
2. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Verzoek tot uitlegging van het Handvest van de grondrechten van de Unie – Voorwerp van het nationale geding dat geen enkel aanknopingspunt met het Unierecht heeft – Onbevoegdheid van het Hof (Art. 6, lid 1 VEU; art. 267 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 20, 21 en 51, leden 1 en 2) (cf. punten 25, 26)
3. Prejudiciële vragen – Voorlegging aan het Hof – Bepaling de van voor te leggen vragen – Exclusieve bevoegdheid van nationale rechter (Art. 267 VWEU) (cf. punten 34, 35)
Dictum
1) Het Hof van Justitie van de Europese Unie is kennelijk onbevoegd om te antwoorden op de prejudiciële vragen die de Administrativen sad Varna (Bulgarije) heeft gesteld bij beslissing van 5 september 2013.
2) De eerste en de tweede vraag zijn kennelijk niet-ontvankelijk voor zover zij betrekking hebben op de uitlegging van artikel 2 VEU.
Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 17 juli 2014 – Yumer
(Zaak C‑505/13) ( 1 )
„Inkomstenbelasting — Artikel 2 VEU — Artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Rechtszekerheidsbeginsel, effectiviteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel — Recht van de landbouwers op vermindering van inkomstenbelasting — Uitsluiting van natuurlijke personen die de landbouw beoefenen — Uitvoering van het Unierecht — Geen — Kennelijke onbevoegdheid van het Hof”
1. |
Prejudiciële vragen — Ontvankelijkheid — Verzoek waarin de redenen voor verwijzing naar het Hof niet worden aangegeven — Niet-ontvankelijkheid (Art. 267 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 23; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 94, sub c) (cf. punten 23, 24) |
2. |
Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van het Hof — Grenzen — Verzoek tot uitlegging van het Handvest van de grondrechten van de Unie — Voorwerp van het nationale geding dat geen enkel aanknopingspunt met het Unierecht heeft — Onbevoegdheid van het Hof (Art. 6, lid 1 VEU; art. 267 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 20, 21 en 51, leden 1 en 2) (cf. punten 25, 26) |
3. |
Prejudiciële vragen — Voorlegging aan het Hof — Bepaling de van voor te leggen vragen — Exclusieve bevoegdheid van nationale rechter (Art. 267 VWEU) (cf. punten 34, 35) |
Dictum
1) |
Het Hof van Justitie van de Europese Unie is kennelijk onbevoegd om te antwoorden op de prejudiciële vragen die de Administrativen sad Varna (Bulgarije) heeft gesteld bij beslissing van 5 september 2013. |
2) |
De eerste en de tweede vraag zijn kennelijk niet-ontvankelijk voor zover zij betrekking hebben op de uitlegging van artikel 2 VEU. |
( 1 ) PB C 344 van 23.11.2013.