This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62013CJ0401
Balazs
Balazs
Gevoegde zaken C‑401/13 en C‑432/13
Vasiliki Balazs
tegen
Casa Județeană de Pensii Cluj
en
Casa Județeană de Pensii Cluj
tegen
Attila Balazs
(verzoeken van de Curtea de Apel Cluj om een prejudiciële beslissing)
„Prejudiciële verwijzing — Sociale zekerheid van migrerende werknemers — Verordening (EEG) nr. 1408/71 — Artikel 7, lid 2, onder c) — Toepasselijkheid van overeenkomsten inzake sociale zekerheid tussen lidstaten — Gerepatrieerde vluchteling die afkomstig is uit een lidstaat — Tijdvakken van arbeid vervuld op het grondgebied van een andere lidstaat — Aanvraag voor toekenning van een ouderdomspensioen — Weigering”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 22 januari 2015
Handelingen van de instellingen – Toepassing ratione temporis – Onmiddellijke toepassing van de nieuwe regel op de toekomstige gevolgen van een situatie die onder vigeur van de oude regel is ontstaan
(Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 94, lid 2)
Sociale zekerheid – Migrerende werknemers – Regeling van de Unie – Achterstelling van de verdragen inzake sociale zekerheid tussen lidstaten – Dwingend karakter – Bilaterale overeenkomst betreffende de socialezekerheidsuitkeringen van de staatsburgers van een van de ondertekenende staten die de status van politiek vluchteling op het grondgebied van de andere verdragsluitende staat hebben gehad – Overeenkomst die niet in bijlage III bij verordening nr. 1408/71 is vermeld – Verplaatsing voordat de overeenkomst is gesloten – Niet-toepasselijkheid van de overeenkomst
[Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 6 en 7, lid 2, c), en bijlage III]
Prejudiciële vragen – Uitlegging – Werking in de tijd van de uitleggingsarresten – Terugwerkende kracht – Beperking door het Hof – Voorwaarden
(Art. 267 VWEU)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 30, 31)
Artikel 7, lid 2, onder c), van verordening nr. 1408/71, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening nr. 118/97, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1992/2006, moet aldus worden uitgelegd dat een bilaterale overeenkomst betreffende de socialezekerheidsuitkeringen van de staatsburgers van een van de ondertekenende staten die de status van politiek vluchteling op het grondgebied van de andere verdragsluitende staat hebben gehad, welke overeenkomst is gesloten op een tijdstip waarop een van de ondertekenende staten nog niet tot de Unie was toegetreden en die niet in bijlage III bij deze verordening is opgenomen, niet van toepassing blijft wanneer de politieke vluchtelingen naar hun staat van herkomst zijn gerepatrieerd vóórdat de bilaterale overeenkomst is gesloten en die verordening in werking is getreden.
In dit verband berusten de beginselen die voortvloeien uit het arrest van 7 februari 1991, Rönfeldt, C‑227/89, op de gedachte dat de belanghebbende er rechtmatig op kon vertrouwen dat hij aanspraak kon maken op toepassing van de bepalingen van een bilaterale overeenkomst die op het tijdstip waarop hij heeft besloten om zich naar een andere lidstaat te begeven, de enige op hem toepasselijke regeling was.
In omstandigheden waarin de belanghebbenden zes jaar voordat de bilaterale overeenkomst is gesloten, een lidstaat hebben verlaten om naar hun staat van herkomst terug te keren, konden deze belanghebbenden er niet rechtmatig op vertrouwen dat zij in aanmerking kwamen voor toepassing van de bepalingen van de bilaterale overeenkomst, aangezien deze op het tijdstip van hun repatriëring naar hun staat van herkomst nog niet was gesloten.
(cf. punten 41, 42, 45 en dictum)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 50, 51)
Gevoegde zaken C‑401/13 en C‑432/13
Vasiliki Balazs
tegen
Casa Județeană de Pensii Cluj
en
Casa Județeană de Pensii Cluj
tegen
Attila Balazs
(verzoeken van de Curtea de Apel Cluj om een prejudiciële beslissing)
„Prejudiciële verwijzing — Sociale zekerheid van migrerende werknemers — Verordening (EEG) nr. 1408/71 — Artikel 7, lid 2, onder c) — Toepasselijkheid van overeenkomsten inzake sociale zekerheid tussen lidstaten — Gerepatrieerde vluchteling die afkomstig is uit een lidstaat — Tijdvakken van arbeid vervuld op het grondgebied van een andere lidstaat — Aanvraag voor toekenning van een ouderdomspensioen — Weigering”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 22 januari 2015
Handelingen van de instellingen – Toepassing ratione temporis – Onmiddellijke toepassing van de nieuwe regel op de toekomstige gevolgen van een situatie die onder vigeur van de oude regel is ontstaan
(Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 94, lid 2)
Sociale zekerheid – Migrerende werknemers – Regeling van de Unie – Achterstelling van de verdragen inzake sociale zekerheid tussen lidstaten – Dwingend karakter – Bilaterale overeenkomst betreffende de socialezekerheidsuitkeringen van de staatsburgers van een van de ondertekenende staten die de status van politiek vluchteling op het grondgebied van de andere verdragsluitende staat hebben gehad – Overeenkomst die niet in bijlage III bij verordening nr. 1408/71 is vermeld – Verplaatsing voordat de overeenkomst is gesloten – Niet-toepasselijkheid van de overeenkomst
[Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 6 en 7, lid 2, c), en bijlage III]
Prejudiciële vragen – Uitlegging – Werking in de tijd van de uitleggingsarresten – Terugwerkende kracht – Beperking door het Hof – Voorwaarden
(Art. 267 VWEU)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 30, 31)
Artikel 7, lid 2, onder c), van verordening nr. 1408/71, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening nr. 118/97, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1992/2006, moet aldus worden uitgelegd dat een bilaterale overeenkomst betreffende de socialezekerheidsuitkeringen van de staatsburgers van een van de ondertekenende staten die de status van politiek vluchteling op het grondgebied van de andere verdragsluitende staat hebben gehad, welke overeenkomst is gesloten op een tijdstip waarop een van de ondertekenende staten nog niet tot de Unie was toegetreden en die niet in bijlage III bij deze verordening is opgenomen, niet van toepassing blijft wanneer de politieke vluchtelingen naar hun staat van herkomst zijn gerepatrieerd vóórdat de bilaterale overeenkomst is gesloten en die verordening in werking is getreden.
In dit verband berusten de beginselen die voortvloeien uit het arrest van 7 februari 1991, Rönfeldt, C‑227/89, op de gedachte dat de belanghebbende er rechtmatig op kon vertrouwen dat hij aanspraak kon maken op toepassing van de bepalingen van een bilaterale overeenkomst die op het tijdstip waarop hij heeft besloten om zich naar een andere lidstaat te begeven, de enige op hem toepasselijke regeling was.
In omstandigheden waarin de belanghebbenden zes jaar voordat de bilaterale overeenkomst is gesloten, een lidstaat hebben verlaten om naar hun staat van herkomst terug te keren, konden deze belanghebbenden er niet rechtmatig op vertrouwen dat zij in aanmerking kwamen voor toepassing van de bepalingen van de bilaterale overeenkomst, aangezien deze op het tijdstip van hun repatriëring naar hun staat van herkomst nog niet was gesloten.
(cf. punten 41, 42, 45 en dictum)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 50, 51)