Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CJ0284

    Samenvatting van het arrest

    Court reports – general

    Zaak C‑284/12

    Deutsche Lufthansa AG

    tegen

    Flughafen Frankfurt-Hahn GmbH

    (verzoek van het Oberlandesgericht Koblenz om een prejudiciële beslissing)

    „Staatssteun — Artikelen 107 VWEU en 108 VWEU — Voordelen aan budgetluchtvaartmaatschappij toegekend door openbaar bedrijf dat luchthaven exploiteert — Besluit tot inleiding van formele onderzoeksprocedure ten aanzien van die maatregel — Verplichting voor rechterlijke instanties van lidstaten zich te voegen naar door Commissie in dat besluit verrichte beoordeling inzake bestaan van staatssteun”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 21 november 2013

    1. Prejudiciële vragen – Ontvankelijkheid – Voorwaarden – Vragen gesteld in context waarin bruikbaar antwoord kan worden gegeven

      (Art. 267 VWEU)

    2. Steunmaatregelen van de staten – Respectieve bevoegdheden van Commissie en nationale rechterlijke instanties – Rol van nationale rechterlijke instanties – Bescherming van rechten van justitiabelen in geval van niet-nakoming van verplichting tot voorafgaande aanmelding – Verplichting van nationale rechterlijke instanties om overeenkomstig hun nationale recht alle consequenties uit die niet-nakoming te trekken

      (Art. 108, leden 2 en 3, VWEU)

    3. Steunmaatregelen van de staten – Respectieve bevoegdheden van Commissie en nationale rechterlijke instanties – Rol van nationale rechterlijke instanties – Besluit van Commissie tot inleiding van formele procedure van onderzoek van steunmaatregel – Verplichting van nationale rechterlijke instanties om alle consequenties te trekken uit niet-nakoming van verplichting om onderzochte maatregelen op te schorten – Opschorting van uitvoering van betrokken maatregel en terugvordering van reeds verrichte betalingen – Gelasten van voorlopige maatregelen – Verzoek om verduidelijkingen door nationale rechterlijke instantie gericht aan Commissie – Prejudiciële vraag aan Hof

      (Art. 4, lid 3, VEU; art. 108, leden 2 en 3, VWEU en art. 267, tweede en derde alinea, VWEU)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 22)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 27‑30)

    3.  Het feit dat de Commissie de formele onderzoeksprocedure van artikel 108, lid 2, VWEU heeft geopend, kan de nationale rechterlijke instanties niet ontheffen van hun verplichting om de rechten der justitiabelen te beschermen ten aanzien van een eventuele schending van artikel 108, lid 3, VWEU. Daarbij zij aangetekend dat de omvang van deze interventie van de nationale rechterlijke instanties kan verschillen naargelang de Commissie al dan niet de formele onderzoeksprocedure heeft ingeleid tegen de maatregel die het voorwerp van het bij de nationale rechterlijke instantie aanhangig gemaakte geding vormt.

      Wanneer de Commissie de formele onderzoeksprocedure nog niet heeft ingeleid, kunnen de nationale rechterlijke instanties die zich hebben uit te spreken over een verzoek om de consequenties uit een eventuele schending van artikel 108, lid 3, VWEU te trekken, zich genoopt zien het begrip steun uit te leggen en toe te passen teneinde uit te maken of deze maatregelen bij de Commissie hadden moeten worden aangemeld.

      Wanneer de Commissie de in artikel 108, lid 2, VWEU vastgestelde formele onderzoeksprocedure heeft geopend ten aanzien van een niet-aangemelde steunmaatregel die reeds ten uitvoer wordt gebracht, vereisen het nuttig effect van artikel 108, lid 3, VWEU en de verplichting tot loyale samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties enerzijds en de Commissie en de rechterlijke instanties van de Unie anderzijds dat een nationale rechterlijke instantie waarbij een procedure tot staking van de uitvoering van deze maatregel en tot terugvordering van de reeds gedane betalingen is ingeleid, alle noodzakelijke maatregelen neemt teneinde de consequenties te verbinden aan een eventuele niet-nakoming van de verplichting tot opschorting van de uitvoering van die maatregel. Daartoe kan de nationale rechterlijke instantie besluiten om de uitvoering van de betrokken maatregel op te schorten en terugvordering van de reeds verrichte betalingen te gelasten. Zij kan ook voorlopige maatregelen gelasten teneinde enerzijds de belangen van de betrokken partijen te beschermen en anderzijds het nuttige effect van het besluit van de Commissie tot opening van de formele onderzoeksprocedure te verzekeren.

      Wanneer de nationale rechterlijke instantie twijfels heeft over de vraag of de betrokken maatregel staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU vormt, dan wel over de geldigheid of de uitlegging van het besluit tot opening van de formele onderzoeksprocedure, kan zij de Commissie enerzijds om verduidelijkingen verzoeken en kan of moet zij anderzijds overeenkomstig artikel 267, tweede en derde alinea, VWEU een prejudiciële vraag aan het Hof stellen.

      (cf. punten 32‑34, 38, 41‑44 en dictum)

    Top

    Zaak C‑284/12

    Deutsche Lufthansa AG

    tegen

    Flughafen Frankfurt-Hahn GmbH

    (verzoek van het Oberlandesgericht Koblenz om een prejudiciële beslissing)

    „Staatssteun — Artikelen 107 VWEU en 108 VWEU — Voordelen aan budgetluchtvaartmaatschappij toegekend door openbaar bedrijf dat luchthaven exploiteert — Besluit tot inleiding van formele onderzoeksprocedure ten aanzien van die maatregel — Verplichting voor rechterlijke instanties van lidstaten zich te voegen naar door Commissie in dat besluit verrichte beoordeling inzake bestaan van staatssteun”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 21 november 2013

    1. Prejudiciële vragen — Ontvankelijkheid — Voorwaarden — Vragen gesteld in context waarin bruikbaar antwoord kan worden gegeven

      (Art. 267 VWEU)

    2. Steunmaatregelen van de staten — Respectieve bevoegdheden van Commissie en nationale rechterlijke instanties — Rol van nationale rechterlijke instanties — Bescherming van rechten van justitiabelen in geval van niet-nakoming van verplichting tot voorafgaande aanmelding — Verplichting van nationale rechterlijke instanties om overeenkomstig hun nationale recht alle consequenties uit die niet-nakoming te trekken

      (Art. 108, leden 2 en 3, VWEU)

    3. Steunmaatregelen van de staten — Respectieve bevoegdheden van Commissie en nationale rechterlijke instanties — Rol van nationale rechterlijke instanties — Besluit van Commissie tot inleiding van formele procedure van onderzoek van steunmaatregel — Verplichting van nationale rechterlijke instanties om alle consequenties te trekken uit niet-nakoming van verplichting om onderzochte maatregelen op te schorten — Opschorting van uitvoering van betrokken maatregel en terugvordering van reeds verrichte betalingen — Gelasten van voorlopige maatregelen — Verzoek om verduidelijkingen door nationale rechterlijke instantie gericht aan Commissie — Prejudiciële vraag aan Hof

      (Art. 4, lid 3, VEU; art. 108, leden 2 en 3, VWEU en art. 267, tweede en derde alinea, VWEU)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 22)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 27‑30)

    3.  Het feit dat de Commissie de formele onderzoeksprocedure van artikel 108, lid 2, VWEU heeft geopend, kan de nationale rechterlijke instanties niet ontheffen van hun verplichting om de rechten der justitiabelen te beschermen ten aanzien van een eventuele schending van artikel 108, lid 3, VWEU. Daarbij zij aangetekend dat de omvang van deze interventie van de nationale rechterlijke instanties kan verschillen naargelang de Commissie al dan niet de formele onderzoeksprocedure heeft ingeleid tegen de maatregel die het voorwerp van het bij de nationale rechterlijke instantie aanhangig gemaakte geding vormt.

      Wanneer de Commissie de formele onderzoeksprocedure nog niet heeft ingeleid, kunnen de nationale rechterlijke instanties die zich hebben uit te spreken over een verzoek om de consequenties uit een eventuele schending van artikel 108, lid 3, VWEU te trekken, zich genoopt zien het begrip steun uit te leggen en toe te passen teneinde uit te maken of deze maatregelen bij de Commissie hadden moeten worden aangemeld.

      Wanneer de Commissie de in artikel 108, lid 2, VWEU vastgestelde formele onderzoeksprocedure heeft geopend ten aanzien van een niet-aangemelde steunmaatregel die reeds ten uitvoer wordt gebracht, vereisen het nuttig effect van artikel 108, lid 3, VWEU en de verplichting tot loyale samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties enerzijds en de Commissie en de rechterlijke instanties van de Unie anderzijds dat een nationale rechterlijke instantie waarbij een procedure tot staking van de uitvoering van deze maatregel en tot terugvordering van de reeds gedane betalingen is ingeleid, alle noodzakelijke maatregelen neemt teneinde de consequenties te verbinden aan een eventuele niet-nakoming van de verplichting tot opschorting van de uitvoering van die maatregel. Daartoe kan de nationale rechterlijke instantie besluiten om de uitvoering van de betrokken maatregel op te schorten en terugvordering van de reeds verrichte betalingen te gelasten. Zij kan ook voorlopige maatregelen gelasten teneinde enerzijds de belangen van de betrokken partijen te beschermen en anderzijds het nuttige effect van het besluit van de Commissie tot opening van de formele onderzoeksprocedure te verzekeren.

      Wanneer de nationale rechterlijke instantie twijfels heeft over de vraag of de betrokken maatregel staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU vormt, dan wel over de geldigheid of de uitlegging van het besluit tot opening van de formele onderzoeksprocedure, kan zij de Commissie enerzijds om verduidelijkingen verzoeken en kan of moet zij anderzijds overeenkomstig artikel 267, tweede en derde alinea, VWEU een prejudiciële vraag aan het Hof stellen.

      (cf. punten 32‑34, 38, 41‑44 en dictum)

    Top