Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CJ0059

    Samenvatting van het arrest

    Court reports – general

    Zaak C‑59/12

    BKK Mobil Oil Körperschaft des öffentlichen Rechts

    tegen

    Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs eV

    (verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing)

    „Richtlijn 2005/29/EG — Oneerlijke handelspraktijken — Werkingssfeer — Misleidende informatie verspreid door ziekenfonds van wettelijk socialezekerheidsstelsel — Fonds in vorm van publiekrechtelijke instelling”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 3 oktober 2013

    Harmonisatie van wetgevingen – Oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten – Richtlijn 2005/29 – Werkingssfeer – Begrip handelaar – Ziekenfonds van wettelijk socialezekerheidsstelsel in de vorm van publiekrechtelijke instelling – Daaronder begrepen

    (Richtlijn 2005/29 van het Europees Parlement en de Raad, punt 23 van de considerans en art. 1, 2, sub a en b, en 6, lid 1)

    Richtlijn 2005/29 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450, richtlijnen 97/7, 98/27 en 2002/65 en van verordening nr. 2006/2004 moet aldus worden uitgelegd dat een publiekrechtelijke instelling die is belast met een taak van algemeen belang, zoals het beheer van een verplichte ziekteverzekering, binnen de personele werkingssfeer ervan valt.

    Uit de formulering van artikel 2, sub b, van richtlijn 2005/29 blijkt immers meteen dat de Uniewetgever een bijzonder ruime opvatting van het begrip handelaar huldigt, namelijk elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een activiteit tegen betaling uitoefent, waarbij instellingen met een taak van algemeen belang of met een publiekrechtelijk statuut niet worden uitgesloten. Bovendien moeten, gelet op de bewoordingen van de in artikel 2, sub a en b, van die richtlijn neergelegde definities, de betekenis en de draagwijdte van het daarin bedoelde begrip handelaar worden bepaald ten opzichte van het correlatieve, maar tegengestelde begrip consument. Zoals met name blijkt uit artikel 1 en punt 23 van de considerans van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, strekt deze ertoe een hoog gemeenschappelijk niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen door de regels inzake oneerlijke handelspraktijken – oneerlijke reclame van handelaars jegens consumenten daaronder begrepen – volledig te harmoniseren. Voor de uitlegging van deze richtlijn speelt het begrip consument een doorslaggevende rol en de bepalingen ervan zijn voornamelijk opgesteld met het oog op de consument als adressaat en slachtoffer van oneerlijke handelspraktijken.

    In dat verband is het, in een geval waarin de leden van een ziekenfonds in de vorm van een publiekrechtelijke instelling het risico lopen te worden misleid door de misleidende informatie die deze instelling heeft verspreid en die hen belet een geïnformeerde keuze te maken, zodat zij ertoe worden gebracht een besluit te nemen dat zij zonder die informatie niet hadden genomen, zoals is bepaald in artikel 6, lid 1, van richtlijn 2005/29, irrelevant of het nu gaat om een publiekrechtelijke dan wel om een particuliere instelling en welke specifieke taak deze ook verricht.

    (cf. punten 32‑34, 36, 37, 41 en dictum)

    Top

    Zaak C‑59/12

    BKK Mobil Oil Körperschaft des öffentlichen Rechts

    tegen

    Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs eV

    (verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing)

    „Richtlijn 2005/29/EG — Oneerlijke handelspraktijken — Werkingssfeer — Misleidende informatie verspreid door ziekenfonds van wettelijk socialezekerheidsstelsel — Fonds in vorm van publiekrechtelijke instelling”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 3 oktober 2013

    Harmonisatie van wetgevingen — Oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten — Richtlijn 2005/29 — Werkingssfeer — Begrip handelaar — Ziekenfonds van wettelijk socialezekerheidsstelsel in de vorm van publiekrechtelijke instelling — Daaronder begrepen

    (Richtlijn 2005/29 van het Europees Parlement en de Raad, punt 23 van de considerans en art. 1, 2, sub a en b, en 6, lid 1)

    Richtlijn 2005/29 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450, richtlijnen 97/7, 98/27 en 2002/65 en van verordening nr. 2006/2004 moet aldus worden uitgelegd dat een publiekrechtelijke instelling die is belast met een taak van algemeen belang, zoals het beheer van een verplichte ziekteverzekering, binnen de personele werkingssfeer ervan valt.

    Uit de formulering van artikel 2, sub b, van richtlijn 2005/29 blijkt immers meteen dat de Uniewetgever een bijzonder ruime opvatting van het begrip handelaar huldigt, namelijk elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een activiteit tegen betaling uitoefent, waarbij instellingen met een taak van algemeen belang of met een publiekrechtelijk statuut niet worden uitgesloten. Bovendien moeten, gelet op de bewoordingen van de in artikel 2, sub a en b, van die richtlijn neergelegde definities, de betekenis en de draagwijdte van het daarin bedoelde begrip handelaar worden bepaald ten opzichte van het correlatieve, maar tegengestelde begrip consument. Zoals met name blijkt uit artikel 1 en punt 23 van de considerans van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, strekt deze ertoe een hoog gemeenschappelijk niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen door de regels inzake oneerlijke handelspraktijken – oneerlijke reclame van handelaars jegens consumenten daaronder begrepen – volledig te harmoniseren. Voor de uitlegging van deze richtlijn speelt het begrip consument een doorslaggevende rol en de bepalingen ervan zijn voornamelijk opgesteld met het oog op de consument als adressaat en slachtoffer van oneerlijke handelspraktijken.

    In dat verband is het, in een geval waarin de leden van een ziekenfonds in de vorm van een publiekrechtelijke instelling het risico lopen te worden misleid door de misleidende informatie die deze instelling heeft verspreid en die hen belet een geïnformeerde keuze te maken, zodat zij ertoe worden gebracht een besluit te nemen dat zij zonder die informatie niet hadden genomen, zoals is bepaald in artikel 6, lid 1, van richtlijn 2005/29, irrelevant of het nu gaat om een publiekrechtelijke dan wel om een particuliere instelling en welke specifieke taak deze ook verricht.

    (cf. punten 32‑34, 36, 37, 41 en dictum)

    Top