EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CJ0036

Samenvatting van het arrest

Zaak C-36/11

Pioneer Hi Bred Italia Srl

tegen

Ministero delle Politiche agricole alimentari e forestali

(verzoek van de Consiglio di Stato om een prejudiciële beslissing)

„Landbouw — Genetisch gemodificeerde organismen — Richtlijn 2002/53/EG — Gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen — Genetisch gemodificeerde organismen opgenomen in gemeenschappelijke rassenlijst — Verordening (EG) nr. 1829/2003 — Artikel 20 — Bestaande producten — Richtlijn 2001/18/EG — Artikel 26 bis — Maatregelen om onbedoelde aanwezigheid van genetisch gemodificeerde organismen te voorkomen — Nationale maatregelen waarbij teelt van genetisch gemodificeerde organismen die in gemeenschappelijke lijst zijn opgenomen en als bestaande producten zijn toegelaten, in afwachting van maatregelen op grond van artikel 26 bis van richtlijn 2001/18/EG wordt verboden”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 6 september 2012

  1. Harmonisatie van wetgevingen – Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders – Producten die op grond van verordening nr. 1829/2003 zijn toegelaten en zijn opgenomen in gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen die is vastgesteld bij richtlijn 2002/53 – Mogelijkheid voor lidstaten om teelt van producten afhankelijk te stellen van nationale toelatingsprocedure – Daarvan uitgesloten

    (Verordening nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad, punten 9, 33 en 34 van de considerans, art. 20; richtlijn 2002/53 van de Raad, art. 4, leden 4 en 5, en 7, lid 4)

  2. Milieu – Doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen – Richtlijn 2001/18 – Maatregelen om onbedoelde aanwezigheid van die organismen te voorkomen – Mogelijkheid voor lidstaten om op algemene wijze te bepalen dat genoemde organismen niet mogen worden geteeld zolang geen co-existentiemaatregelen zijn getroffen – Daarvan uitgesloten

    (Verordening nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad; richtlijn 2001/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 26 bis; richtlijn 2002/53 van de Raad)

  1.  De teelt van genetisch gemodificeerde organismen zoals MON 810-maïsrassen kan niet afhankelijk worden gesteld van een nationale toelatingsprocedure, wanneer het gebruik van en de handel in deze rassen op grond van artikel 20 van verordening nr. 1829/2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders zijn toegestaan en deze rassen zijn opgenomen in de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen die is vastgesteld bij richtlijn 2002/53 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1829/2003.

    Zowel verordening nr. 1829/2003 als richtlijn 2002/53 strekt namelijk ertoe het vrije gebruik van en de vrije handel in genetisch gemodificeerde organismen op het gehele grondgebied van de Unie mogelijk te maken wanneer zij overeenkomstig de verordening zijn toegelaten en krachtens de richtlijn in de gemeenschappelijke lijst zijn opgenomen. Bovendien blijkt uit de punten 9, 33 en 34 van de considerans van verordening nr. 1829/2003 en uit de artikelen 4, leden 4 en 5, en 7, lid 4, van richtlijn 2002/53 dat de hierin gestelde voorwaarden om respectievelijk een vergunning te verkrijgen of in de gemeenschappelijke lijst te worden opgenomen, tegemoetkomen aan de vereisten inzake bescherming van de gezondheid en het milieu.

    (cf. punten 65, 66, 76 en dictum)

  2.  Een lidstaat kan niet op grond van artikel 26 bis van richtlijn 2001/18 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van richtlijn 90/220, zoals gewijzigd bij richtlijn 2008/27, op algemene wijze bepalen dat geen genetisch gemodificeerde organismen op zijn grondgebied mogen worden geteeld zolang geen co-existentiemaatregelen zijn getroffen om de onbedoelde aanwezigheid van genetisch gemodificeerde organismen in andere gewassen te voorkomen.

    Een uitlegging van artikel 26 bis van richtlijn 2001/18 op grond waarvan de lidstaten een dergelijk verbod zouden kunnen uitvaardigen, zou immers in strijd zijn met de bij verordening nr. 1829/2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders en richtlijn 2002/53 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1829/2003, ingestelde regeling die verzekert dat producten die op het niveau van de Gemeenschap zijn toegelaten en in de gemeenschappelijke lijst zijn opgenomen, onmiddellijk in het vrije verkeer kunnen worden gebracht nadat zij in het kader van de toelatings- en de opnameprocedure aan de vereisten inzake bescherming van de gezondheid en het milieu zijn getoetst. Kortom, beperkingen, of zelfs geografisch beperkte verboden, op grond van artikel 26 bis van richtlijn 2001/18 zijn slechts mogelijk wanneer zij voortvloeien uit co-existentiemaatregelen die daadwerkelijk met inachtneming van het doel van deze beperkingen of verboden zijn vastgesteld.

    (cf. punten 74-76 en dictum)

Top

Zaak C-36/11

Pioneer Hi Bred Italia Srl

tegen

Ministero delle Politiche agricole alimentari e forestali

(verzoek van de Consiglio di Stato om een prejudiciële beslissing)

„Landbouw — Genetisch gemodificeerde organismen — Richtlijn 2002/53/EG — Gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen — Genetisch gemodificeerde organismen opgenomen in gemeenschappelijke rassenlijst — Verordening (EG) nr. 1829/2003 — Artikel 20 — Bestaande producten — Richtlijn 2001/18/EG — Artikel 26 bis — Maatregelen om onbedoelde aanwezigheid van genetisch gemodificeerde organismen te voorkomen — Nationale maatregelen waarbij teelt van genetisch gemodificeerde organismen die in gemeenschappelijke lijst zijn opgenomen en als bestaande producten zijn toegelaten, in afwachting van maatregelen op grond van artikel 26 bis van richtlijn 2001/18/EG wordt verboden”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 6 september 2012

  1. Harmonisatie van wetgevingen — Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders — Producten die op grond van verordening nr. 1829/2003 zijn toegelaten en zijn opgenomen in gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen die is vastgesteld bij richtlijn 2002/53 — Mogelijkheid voor lidstaten om teelt van producten afhankelijk te stellen van nationale toelatingsprocedure — Daarvan uitgesloten

    (Verordening nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad, punten 9, 33 en 34 van de considerans, art. 20; richtlijn 2002/53 van de Raad, art. 4, leden 4 en 5, en 7, lid 4)

  2. Milieu — Doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen — Richtlijn 2001/18 — Maatregelen om onbedoelde aanwezigheid van die organismen te voorkomen — Mogelijkheid voor lidstaten om op algemene wijze te bepalen dat genoemde organismen niet mogen worden geteeld zolang geen co-existentiemaatregelen zijn getroffen — Daarvan uitgesloten

    (Verordening nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad; richtlijn 2001/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 26 bis; richtlijn 2002/53 van de Raad)

  1.  De teelt van genetisch gemodificeerde organismen zoals MON 810-maïsrassen kan niet afhankelijk worden gesteld van een nationale toelatingsprocedure, wanneer het gebruik van en de handel in deze rassen op grond van artikel 20 van verordening nr. 1829/2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders zijn toegestaan en deze rassen zijn opgenomen in de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen die is vastgesteld bij richtlijn 2002/53 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1829/2003.

    Zowel verordening nr. 1829/2003 als richtlijn 2002/53 strekt namelijk ertoe het vrije gebruik van en de vrije handel in genetisch gemodificeerde organismen op het gehele grondgebied van de Unie mogelijk te maken wanneer zij overeenkomstig de verordening zijn toegelaten en krachtens de richtlijn in de gemeenschappelijke lijst zijn opgenomen. Bovendien blijkt uit de punten 9, 33 en 34 van de considerans van verordening nr. 1829/2003 en uit de artikelen 4, leden 4 en 5, en 7, lid 4, van richtlijn 2002/53 dat de hierin gestelde voorwaarden om respectievelijk een vergunning te verkrijgen of in de gemeenschappelijke lijst te worden opgenomen, tegemoetkomen aan de vereisten inzake bescherming van de gezondheid en het milieu.

    (cf. punten 65, 66, 76 en dictum)

  2.  Een lidstaat kan niet op grond van artikel 26 bis van richtlijn 2001/18 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van richtlijn 90/220, zoals gewijzigd bij richtlijn 2008/27, op algemene wijze bepalen dat geen genetisch gemodificeerde organismen op zijn grondgebied mogen worden geteeld zolang geen co-existentiemaatregelen zijn getroffen om de onbedoelde aanwezigheid van genetisch gemodificeerde organismen in andere gewassen te voorkomen.

    Een uitlegging van artikel 26 bis van richtlijn 2001/18 op grond waarvan de lidstaten een dergelijk verbod zouden kunnen uitvaardigen, zou immers in strijd zijn met de bij verordening nr. 1829/2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders en richtlijn 2002/53 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1829/2003, ingestelde regeling die verzekert dat producten die op het niveau van de Gemeenschap zijn toegelaten en in de gemeenschappelijke lijst zijn opgenomen, onmiddellijk in het vrije verkeer kunnen worden gebracht nadat zij in het kader van de toelatings- en de opnameprocedure aan de vereisten inzake bescherming van de gezondheid en het milieu zijn getoetst. Kortom, beperkingen, of zelfs geografisch beperkte verboden, op grond van artikel 26 bis van richtlijn 2001/18 zijn slechts mogelijk wanneer zij voortvloeien uit co-existentiemaatregelen die daadwerkelijk met inachtneming van het doel van deze beperkingen of verboden zijn vastgesteld.

    (cf. punten 74-76 en dictum)

Top