Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CJ0506

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Europese Unie – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Bescherming van besluitvormingsproces

    (Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 3, tweede alinea)

    2. Europese Unie – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Bescherming van besluitvormingsproces

    (Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 3, tweede alinea)

    3. Europese Unie – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Bescherming van besluitvormingsproces

    (Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 3, tweede alinea)

    4. Europese Unie – Instellingen – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Bescherming van juridische adviezen

    (Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 2, tweede streepje)

    Samenvatting

    1. Voor de uitzondering ter bescherming van het besluitvormingsproces als bedoeld in artikel 4, lid 3, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie wordt in die bepaling een duidelijk onderscheid gemaakt naargelang de procedure al dan niet is afgesloten. Slechts voor bepaalde documenten voor intern gebruik, te weten documenten met standpunten voor intern gebruik in het kader van beraadslagingen en voorafgaand overleg binnen de betrokken instelling, kan de toegang op grond van de tweede alinea van lid 3 ook worden geweigerd nadat het besluit is genomen, indien de openbaarmaking ervan het besluitvormingsproces van die instelling ernstig zou ondermijnen. De wetgever van de Unie heeft dus geoordeeld dat de vereisten inzake de bescherming van het besluitvormingsproces na de vaststelling van het besluit minder scherp zijn, zodat de openbaarmaking van andere dan de in artikel 4, lid 3, tweede alinea, van verordening nr. 1049/2001 bedoelde documenten dat proces nooit kan ondermijnen en de openbaarmaking van een dergelijk document niet mag worden geweigerd, ook al zou die openbaarmaking dat proces ernstig hebben ondermijnd indien zij zou hebben plaatsgevonden vóór de vaststelling van het betrokken besluit.

    Het feit dat het besluit is vastgesteld, doet geenszins af aan de mogelijkheid zelf om zich op de betrokken uitzondering te beroepen om de toegang te weigeren tot documenten met standpunten voor intern gebruik in het kader van beraadslagingen en voorafgaand overleg binnen de betrokken instelling. Dat neemt evenwel niet weg dat bij de beoordeling die de betrokken instelling dient te verrichten om te bepalen of de openbaarmaking van een van die documenten haar besluitvormingsproces ernstig kan ondermijnen, rekening moet worden gehouden met het feit dat de administratieve procedure waarop die documenten betrekking hebben, is afgesloten. De door een instelling aangevoerde redenen die de weigering van toegang tot een dergelijk document waarvan vóór de afsluiting van de administratieve procedure om openbaarmaking is verzocht, kunnen rechtvaardigen, zouden immers na de vaststelling van het besluit niet kunnen volstaan om op grond daarvan de openbaarmaking van dat document te weigeren, tenzij die instelling specifiek uitlegt waarom de afsluiting van de procedure volgens haar niet wegneemt dat die weigering van toegang nog steeds gerechtvaardigd is vanwege het gevaar van ernstige ondermijning van haar besluitvormingsproces.

    (cf. punten 77‑82)

    2. Indien een instelling weigert toegang te verlenen tot een document waarvan haar om openbaarmaking is verzocht, dient zij in beginsel aan te geven op welke wijze de toegang tot dat document een concrete en daadwerkelijke ondermijning zou vormen van het belang dat wordt beschermd door een van de in artikel 4 van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie neergelegde uitzonderingen, waarop die instelling zich beroept. Bovendien moet het risico van een dergelijke ondermijning redelijkerwijs voorzienbaar en niet louter hypothetisch zijn.

    De Commissie mag dus de toegang tot een volledig rapport betreffende de controle op concentraties niet weigeren zonder haar argumenten op enigerlei wijze te onderbouwen met uitvoerige informatie over de concrete inhoud van het rapport, aan de hand waarvan kan worden achterhaald waarom de openbaarmaking ervan het besluitvormingsproces van de Commissie ernstig zou kunnen hebben ondermijnd, ook al was de procedure waarop dat document betrekking heeft, reeds afgesloten. Anders gezegd, de Commissie moet specifiek aangeven waarom volgens haar de afsluiting van de administratieve procedure niet wegneemt dat de weigering van toegang tot het rapport nog steeds gerechtvaardigd is vanwege het gevaar van ernstige ondermijning van dat besluitvormingsproces.

    (cf. punten 76, 89‑90)

    3. De mogelijke bekendmaking van een document sluit op zichzelf niet uit dat dit document kan vallen onder de uitzondering bedoeld in artikel 4, lid 3, tweede alinea, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Uit de bewoordingen van dat artikel blijkt immers dat het van toepassing is op elk document met standpunten voor intern gebruik in het kader van beraadslagingen en voorafgaand overleg binnen de instelling.

    (cf. punt 93)

    4. Wanneer de Commissie een verzoek om toegang tot een door de juridische dienst opgesteld advies betreffende de controle op concentraties op grond van artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie afwijst, dient zij in beginsel aan te geven op welke wijze de toegang tot dat document een concrete en daadwerkelijke ondermijning zou vormen van het belang dat wordt beschermd door de in dat artikel neergelegde uitzondering.

    Wat de vrees betreft dat de openbaarmaking van het advies van de juridische dienst inzake een ontwerpbeschikking aanleiding zou kunnen geven tot twijfel aan de rechtmatigheid van de uiteindelijke beschikking, is het juist de transparantie op dit punt die, doordat zij een open discussie over meerdere uiteenlopende gezichtspunten mogelijk maakt, ertoe bijdraagt om aan de instellingen een grotere legitimiteit te verlenen in de ogen van de burgers van de Unie en het vertrouwen van deze burgers te vergroten. In feite is het veeleer de afwezigheid van informatie en discussie die bij de burgers twijfel doet ontstaan, niet alleen omtrent de rechtmatigheid van een individuele handeling maar ook omtrent de legitimiteit van het gehele besluitvormingsproces. Bovendien zou het risico dat bij de burgers van de Unie twijfel rijst over de rechtmatigheid van een handeling van een instelling, doordat haar juridische dienst inzake die handeling een negatief advies heeft gegeven, in de meeste gevallen niet intreden indien de motivering van die handeling in die zin werd verbeterd dat daarin duidelijk de redenen worden uiteengezet waarom dit negatieve advies niet is gevolgd.

    Met betrekking tot het argument dat de juridische dienst zich gedwongen kan zien voor de rechter van de Unie de rechtmatigheid te verdedigen van een beschikking waarover hij een negatief advies heeft uitgebracht, is het zo dat een zo algemeen argument geen uitzondering op de in verordening nr. 1049/2001 voorgeschreven transparantie kan rechtvaardigen. Overigens kan de juridische dienst zich niet in een dergelijke situatie bevinden wanneer bij de rechter van de Unie geen beroep betreffende de rechtmatigheid van die beschikking meer kan worden ingesteld.

    (cf. punten 110, 113‑114, 116‑117)

    Top