This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62008CJ0063
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
Zaak C-63/08
Virginie Pontin
tegen
T-Comalux SA
(verzoek van het Tribunal du travail te Esch-sur-Alzette om een prejudiciële beslissing)
„Sociale politiek — Bescherming van werkneemsters tijdens zwangerschap, na bevalling en tijdens lactatie op werk — Richtlijn 92/85/EEG — Artikelen 10 en 12 — Ontslagverbod van begin zwangerschap tot einde zwangerschapsverlof — Rechterlijke bescherming van door justitiabelen aan gemeenschapsrecht ontleende rechten — Gelijke behandeling van mannen en vrouwen — Richtlijn 76/207/EEG — Artikel 2, lid 7, derde alinea — Ongunstiger behandeling van vrouw in samenhang met zwangerschap of zwangerschapsverlof — Beperking van rechtsmiddelen die openstaan voor tijdens zwangerschap ontslagen vrouwen”
Conclusie van advocaat-generaal V. Trstenjak van 31 maart 2009 I ‐ 10470
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 29 oktober 2009 I ‐ 10505
Samenvatting van het arrest
Sociale politiek – Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers – Werkneemsters tijdens zwangerschap, na bevalling en tijdens lactatie – Richtlijn 92/85 – Ontslagverbod
(Richtlijn 92/85 van de Raad, art. 10 en 12)
Sociale politiek – Mannelijke en vrouwelijke werknemers – Toegang tot arbeidsproces en arbeidsvoorwaarden – Gelijke behandeling – Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers – Werkneemsters tijdens zwangerschap, na bevalling en tijdens lactatie – Richtlijnen 76/207 en 92/85
(Richtlijnen van de Raad 76/207, zoals gewijzigd bij richtlijn 2002/73, art. 2 en 3, en 92/85, art. 10)
De artikelen 10 en 12 van richtlijn 92/85 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen de wettelijke regeling van een lidstaat die voorziet in een specifieke beroepsprocedure inzake het ontslagverbod van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie zoals vermeld in genoemd artikel 10, die wordt gevoerd volgens procedurevoorschriften die alleen voor dit beroep gelden, mits deze niet minder gunstig zijn dat degene die gelden in vergelijkbare beroepsprocedures naar intern recht (gelijkwaardigheidsbeginsel) en niet zodanig zijn ingericht dat zij het nagenoeg onmogelijk maken om de aan het gemeenschapsrecht ontleende rechten uit te oefenen (doeltreffendheidsbeginsel). Dienaangaande lijkt een vervaltermijn van twee weken voor het instellen van een vordering tot nietigverklaring en herintegratie niet aan deze voorwaarde te voldoen, hetgeen echter door de verwijzende rechter moet worden nagegaan.
(cf. punten 62, 69, dictum 1)
Artikel 2 van richtlijn 76/207 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, zoals gewijzigd bij richtlijn 2002/73, gelezen in samenhang met artikel 3 van deze richtlijn 76/207, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de wettelijke regeling van een lidstaat die specifiek is voor de in artikel 10 van richtlijn 92/85 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie, neergelegde bescherming bij ontslag van deze werkneemsters, die de zwangere werkneemster die is ontslagen tijdens haar zwangerschap een rechtsvordering tot schadevergoeding ontneemt, terwijl deze wel openstaat voor iedere andere ontslagen werknemer, indien een dergelijke beperking van de beroepsmogelijkheden een minder gunstige behandeling vormt van een vrouw in samenhang met haar zwangerschap. Dit is in het bijzonder het geval indien de procedurevoorschriften inzake de enige vordering die voor dergelijke werkneemsters openstaat, niet voldoen aan het beginsel van daadwerkelijke rechterlijke bescherming van de rechten die de justitiabelen aan het gemeenschapsrecht ontlenen, hetgeen door de verwijzende rechter moet worden nagegaan.
(cf. punt 76, dictum 2)