EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CO0557

Samenvatting van de beschikking

Zaak C-557/07

LSG-Gesellschaft zur Wahrnehmung von Leistungsschutzrechten GmbH

tegen

Tele2 Telecommunication GmbH

(verzoek van het Oberste Gerichtshof om een prejudiciële beslissing)

„Artikel 104, lid 3, van Reglement voor procesvoering — Informatiemaatschappij — Auteursrecht en naburige rechten — Bewaring en doorgifte van bepaalde verkeersgegevens — Bescherming van vertrouwelijkheid van elektronische communicatie — Begrip ‚tussenpersoon’ in zin van artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29/EG”

Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 19 februari 2009   I ‐ 1230

Samenvatting van de beschikking

  1. Harmonisatie van wetgevingen – Harmonisatie van bepaalde aspecten van auteursrecht en naburige rechten in informatiemaatschappij – Richtlijn 2001/29 – Elektronische handel – Richtlijn 2000/31 – Verwerking van persoonsgegevens en bescherming van persoonlijke levenssfeer in sector elektronische communicatie – Richtlijn 2002/58 – Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten – Richtlijn 2004/48

    (Richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad 2000/31, 2001/29, 2002/58, art. 15, lid 1, en 2004/48, art. 8, lid 3)

  2. Harmonisatie van wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29 – Harmonisatie van bepaalde aspecten van auteursrecht en naburige rechten in informatiemaatschappij – Tussenpersoon in zin van artikel 8, lid 3, van richtlijn – Begrip

    (Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad, art. 8, lid 3)

  1.  Het gemeenschapsrecht, met name artikel 8, lid 3, van richtlijn 2004/48 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, gelezen in samenhang met artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), verzet zich er niet tegen dat de lidstaten de verplichting opleggen, persoonsgebonden verkeersgegevens aan particuliere derden door te geven met het oog op de civielrechtelijke vervolging van inbreuken op het auteursrecht.

    Het gemeenschapsrecht vereist echter dat de lidstaten er bij de omzetting in het nationale recht van richtlijn 2000/31 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”), richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, en de richtlijnen, 2002/58 en 2004/48 acht op slaan dat zij zich baseren op een uitlegging daarvan die het mogelijk maakt een juist evenwicht tussen de verschillende aan de orde zijnde grondrechten te verzekeren. Bij de tenuitvoerlegging van de maatregelen ter omzetting van deze richtlijnen in het nationale recht moeten de autoriteiten en de rechterlijke instanties van de lidstaten bovendien niet alleen hun nationale recht conform deze richtlijnen uitleggen, maar er ook acht op slaan dat zij zich niet baseren op een uitlegging van deze richtlijnen die in conflict zou komen met de grondrechten of de andere algemene beginselen van gemeenschapsrecht, zoals het evenredigheidsbeginsel.

    (cf. punt 29, dictum 1)

  2.  Een accessprovider, die de gebruiker enkel internettoegang verschaft en geen andere diensten, zoals e-mail, FTP of een filesharing-dienst, aanbiedt noch een juridisch of feitelijk toezicht uitoefent op de gebruikte dienst, is een „tussenpersoon” in de zin van artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij.

    Volgens dit artikel dienen de lidstaten er immers voor te zorgen dat de rechthebbenden kunnen verzoeken om een verbod ten aanzien van tussenpersonen wier diensten door een derde worden gebruikt om inbreuk te maken op een auteursrecht of een naburig recht. Een accessprovider, die de klant enkel internettoegang verschaft en geen andere diensten aanbiedt noch een juridisch of feitelijk toezicht uitoefent op de gebruikte dienst, levert een dienst die door een derde kan worden gebruikt om inbreuk te maken op een auteursrecht of een naburig recht, aangezien aan de gebruiker de verbinding wordt verschaft die deze in staat zal stellen inbreuk te maken op dergelijke rechten.

    Overigens moeten de rechthebbenden volgens punt 59 van de considerans van richtlijn 2001/29 over de mogelijkheid beschikken om te verzoeken om een verbod ten aanzien van een tussenpersoon die een door een derde gepleegde inbreuk met betrekking tot een beschermd werk of ander materiaal in een netwerk invoert. Vaststaat dat de accessprovider, door internettoegang te verschaffen, de doorgifte van een dergelijke inbreuk tussen een abonnee en een derde mogelijk maakt.

    Deze uitlegging wordt ook bevestigd door het doel van richtlijn 2001/29, namelijk, zoals met name uit artikel 1, lid 1, van deze richtlijn blijkt, de effectieve rechtsbescherming van het auteursrecht en de naburige rechten in het kader van de interne markt te waarborgen. Wanneer een accessprovider, die als enige in het bezit is van de gegevens aan de hand waarvan de gebruikers die inbreuk hebben gemaakt op die rechten, kunnen worden geïdentificeerd, zou worden uitgesloten van het begrip „tussenpersoon” in de zin van artikel 8, lid 3, van bedoelde richtlijn, zou de door deze richtlijn beoogde bescherming aanzienlijk worden verminderd.

    (cf. punten 42-46, dictum 2)

Top