EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CJ0555

Samenvatting van het arrest

Zaak C-555/07

Seda Kücükdeveci

tegen

Swedex GmbH & Co. KG

(verzoek van het Landesarbeitsgericht Düsseldorf om een prejudiciële beslissing)

„Beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd — Richtlijn 2000/78/EG — Nationale wettelijke ontslagregeling die tijdvakken van arbeid die werknemer vóór bereiken van leeftijd van 25 jaar heeft vervuld, niet in aanmerking neemt bij berekening van opzegtermijn — Rechtvaardiging van maatregel — Nationale regeling strijdig met richtlijn — Rol van nationale rechter”

Conclusie van advocaat-generaal Y. Bot van 7 juli 2009   I ‐ 367

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 januari 2010   I ‐ 393

Samenvatting van het arrest

  1. Sociale politiek – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Richtlijn 2000/78 – Verbod van discriminatie op grond van leeftijd

    (Richtlijn 2000/78 van de Raad)

  2. Gemeenschapsrecht – Beginselen – Gelijke behandeling – Discriminatie op grond van leeftijd – Verbod – Verplichting van nationale rechterlijke instanties

  1.  Het recht van de Europese Unie, en in het bijzonder het beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd, zoals geconcretiseerd door richtlijn 2000/78 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die bepaalt dat tijdvakken van arbeid die een werknemer vóór het bereiken van de leeftijd van 25 jaar heeft vervuld, niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van de duur van de opzegtermijn

    (cf. punt 43, dictum 1)

  2.  De nationale rechter aan wie een geschil tussen particulieren is voorgelegd, moet de naleving verzekeren van het beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd, zoals geconcretiseerd door richtlijn 2000/78 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, en daarbij indien nodig elke strijdige bepaling van de nationale regeling buiten toepassing laten, ongeacht de mogelijkheid waarover hij beschikt om in de in artikel 267, tweede alinea, VWEU bedoelde gevallen het Hof van Justitie van de Europese Unie om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van dit beginsel te verzoeken. Het facultatieve karakter van deze procedure staat namelijk los van de naar nationaal recht voor de nationale rechter geldende proceduremodaliteiten om een door hem ongrondwettig geachte nationale bepaling buiten toepassing te laten.

    (cf. punten 55-56, dictum 2)

Top