Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006CJ0521

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C-521/06 P

    Athinaïki Techniki AE

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen

    „Hogere voorziening — Staatssteun — Steun door Helleense Republiek aan consortium Hyatt Regency toegekend — Klacht — Besluit om klacht niet verder te behandelen — Verordening (EG) nr. 659/1999 — Artikelen 4, 13 en 20 — Begrip ‚handeling waartegen kan worden opgekomen’ in zin van artikel 230 EG”

    Conclusie van advocaat-generaal Y. Bot van 3 april 2008   I - 5832

    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 17 juli 2008   I - 5862

    Samenvatting van het arrest

    Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Handelingen waartegen kan worden opgekomen door indiener van klacht betreffende staatssteun – Besluit van Commissie om klacht niet verder te behandelen en aldus inleidende procedure te beëindigen – Daaronder begrepen

    (Art. 87 EG, 88, lid 2, EG en 230, vierde alinea, EG; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 4)

    Om te bepalen of een handeling inzake staatssteun een beschikking vormt in de zin van artikel 4 van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 88 EG, moet worden nagegaan of de Commissie, gelet op de inhoud van de handeling en de bedoeling van deze instelling, met de onderzochte handeling, na afloop van de inleidende fase van het onderzoek, een definitief standpunt heeft ingenomen ten aanzien van de gewraakte maatregel, en, bijgevolg, of zij tot een slotsom is gekomen dat deze al dan niet staatssteun vormt, en al dan niet twijfel doet rijzen over de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt.

    Een brief waarbij de Commissie de indiener van een klacht die strekt tot vaststelling van schending van de artikelen 87 EG en 88 EG, meedeelt dat „[a]angezien er geen aanvullende informatie is die de voortzetting van het onderzoek rechtvaardigt, […] de Commissie […] [heeft] besloten de zaak administratief niet verder te behandelen”, duidt erop dat de Commissie op die datum daadwerkelijk een besluit om de zaak administratief niet verder te behandelen, heeft vastgesteld.

    Uit de inhoud van deze handeling en de bedoeling van de Commissie volgt dat deze aldus heeft besloten om de door de indiener van de klacht op gang gebrachte inleidende onderzoeksprocedure te beëindigen. Met die handeling heeft de Commissie vastgesteld dat op basis van het ingestelde onderzoek niet tot het bestaan van steun in de zin van artikel 87 EG kon worden geconcludeerd, en heeft zij impliciet geweigerd de formele onderzoeksprocedure van artikel 88, lid 2, EG te openen. In een dergelijke situatie kunnen degenen die door de in deze bepaling geboden procedurele waarborgen worden beschermd, de eerbiediging daarvan slechts afdwingen indien zij de mogelijkheid hebben die beschikking voor de gemeenschapsrechter te betwisten overeenkomstig artikel 230, vierde alinea, EG. Dat beginsel geldt zowel wanneer de Commissie de beschikking geeft omdat zij van mening is dat de steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, als wanneer zij meent dat van steun in het geheel geen sprake is.

    In dit verband kan een dergelijke handeling niet als een voorafgaande of voorbereidende handeling worden aangemerkt, aangezien zij in het kader van de ingeleide administratieve procedure niet wordt gevolgd door enige andere handeling waartegen beroep tot nietigverklaring kan worden ingesteld. Hierbij is niet van belang dat de belanghebbende de Commissie nog aanvullende informatie kan verstrekken, waardoor deze genoopt kan zijn haar standpunt over de betrokken overheidsmaatregel te herzien, aangezien de rechtmatigheid van een na afloop van de inleidende fase van het onderzoek gegeven beschikking moet worden beoordeeld aan de hand van de gegevens waarover de Commissie kon beschikken op het ogenblik waarop zij haar beschikking gaf, dat wil zeggen, in casu, op het moment waarop werd besloten de zaak administratief niet verder te behandelen. Indien een belanghebbende aanvullende informatie verstrekt nadat is besloten de zaak niet verder te behandelen, kan de Commissie gehouden zijn om, in voorkomend geval, een nieuwe administratieve procedure in te leiden. Deze informatie staat evenwel los van het feit dat de eerste inleidende onderzoeksprocedure reeds is afgesloten. Hieruit volgt dat de Commissie in die handeling een definitief standpunt heeft ingenomen ten aanzien van het verzoek van de indiener van de klacht.

    Aangezien een dergelijke handeling de indiener van de klacht belet om opmerkingen in te dienen in het kader van een in artikel 88, lid 2, EG bedoelde formele onderzoeksprocedure, sorteert zij rechtsgevolgen die zijn belangen aantasten en vormt zij derhalve een handeling waartegen kan worden opgekomen in de zin van artikel 230 EG.

    (cf. punten 46, 49, 51-58, 61-62)

    Top