Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62003CJ0165

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Prejudiciële vragen – Voorlegging aan Hof – Nationale rechterlijke instantie in zin van artikel 234 EG – Begrip – Duitse rechterlijke instantie die uitspraak moet doen in procedure die door als ambtenaar werkzame notaris is ingeleid op bevel van zijn hiërarchieke meerdere – Daaronder begrepen

    (Art. 234 EG)

    2. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van Hof – Grenzen – Algemene of hypothetische vragen – Toetsing door Hof van eigen bevoegdheid – Hypothetisch rechtskader – Wetswijziging die wordt overwogen, doch nog niet is goedgekeurd

    (Art. 234 EG)

    3. Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Indirecte belastingen op bijeenbrengen van kapitaal – Belasting in zin van richtlijn 69/335 – Begrip – Rechten die als ambtenaar werkzame notaris int naar aanleiding van onder richtlijn vallende verrichting en die dienen ter financiering van begroting van overheid – Daaronder begrepen – Notarissen, waaronder niet alleen notarissen die als ambtenaar werkzaam zijn, die zelf schuldeiser zijn – Niet-relevante omstandigheden

    (Richtlijn 69/335 van de Raad)

    Samenvatting

    1. Uit artikel 234 EG volgt dat de nationale rechter alleen bevoegd is tot verwijzing naar het Hof, indien bij hem een geding aanhangig is gemaakt en hij uitspraak moet doen in het kader van een procedure die uitmondt in een beslissing die de kenmerken vertoont van een rechterlijke uitspraak.

    Dat is het geval indien een nationale rechter uitspraak moet doen in een procedure die door een als ambtenaar werkzame notaris op bevel van zijn hiërarchieke meerdere is ingeleid op grond van de federale wet betreffende de kosten in procedures van vrijwillige rechtspraak en die betrekking heeft op het bedrag van de rechten die worden geïnd voor het opstellen van een notariële akte, aangezien in het kader van deze procedure alle betrokken partijen worden gehoord, de te wijzen beslissing de beslechting van een geschil tot doel heeft en deze beslissing bovendien zowel aan de schuldeiser als aan de schuldenaar van de in de kostenstaat opgenomen rechten kan worden tegengeworpen en ten aanzien van alle betrokken partijen kracht van gewijsde krijgt wanneer geen van hen hogere voorziening instelt.

    (cf. punten 25‑26)

    2. Een krachtens artikel 234 EG ingestelde procedure is een instrument voor de samenwerking tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties, dat het Hof in staat stelt de nationale rechter de elementen voor uitlegging van het gemeenschapsrecht te verschaffen die laatstbedoelde nodig heeft om uitspraak te kunnen doen in het bij hem aanhangige geding. In het kader van deze samenwerking is het uitsluitend een zaak van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing, om, gelet op de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis te beoordelen, als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt. Wanneer de vragen betrekking hebben op de uitlegging van het gemeenschapsrecht, is het Hof derhalve in beginsel verplicht daarop te antwoorden.

    In uitzonderlijke omstandigheden staat het echter aan het Hof om, ter toetsing van zijn eigen bevoegdheid, een onderzoek in te stellen naar de omstandigheden waaronder de nationale rechter hem om een prejudiciële beslissing heeft verzocht. Het Hof kan slechts weigeren uitspraak te doen op een prejudiciële vraag van een nationale rechter, wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het gemeenschapsrecht geen enkel verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is, of wanneer het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die voor hem noodzakelijk zijn om een nuttig antwoord te geven op de gestelde vragen. De geest van samenwerking die het verloop van de prejudiciële procedure moet beheersen, impliceert immers dat de verwijzende rechter oog heeft voor de aan het Hof opgedragen taak om bij te dragen aan een goede rechtsbedeling in de lidstaten, doch niet om adviezen over algemene of hypothetische vraagstukken te formuleren.

    Hypothetisch in deze zin is een prejudiciële vraag waarmee wordt beoogd, vast te stellen of een nationale regeling waarvan een wijziging wordt overwogen die evenwel nog niet is goedgekeurd, verenigbaar is met een bepaling van gemeenschapsrecht.

    (cf. punten 30‑34)

    3. Richtlijn 69/335 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal moet aldus worden uitgelegd dat rechten die een als ambtenaar werkzame notaris int voor het verlijden van een akte tot vaststelling van een onder deze richtlijn vallende verrichting, een belasting in de zin van deze richtlijn vormen wanneer overeenkomstig de toepasselijke nationale regeling de als ambtenaar werkzame notarissen, een gedeelte van betrokken rechten moeten doorstorten aan de overheid, die deze inkomsten gebruikt ter financiering van haar taken, ook al zijn niet alle bevoegde notarissen ambtenaar en zijn zij zelf schuldeiser van de betrokken rechten.

    (cf. punt 45 en dictum)

    Top