EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0804

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij [tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad, Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad en Verordening nr. XXX/2011 van de Raad inzake het geïntegreerd maritiem beleid]

/* COM/2011/0804 definitief - 2011/0380 (COD) */

52011PC0804

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij [tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad, Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad en Verordening nr. XXX/2011 van de Raad inzake het geïntegreerd maritiem beleid] /* COM/2011/0804 definitief - 2011/0380 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In haar op 29 juni aangenomen voorstel inzake het meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode 2014-2020 zet de Commissie het begrotingskader en de voornaamste leidraden voor de financiering van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en het geïntegreerd maritiem beleid (GMB) uiteen.

Daarnaast heeft de Commissie op 13 juli 2011 een pakket met het nieuwe wetskader voor het GVB vastgesteld. In de periode 2008 – 2010 is het GMB gefinancierd via een reeks proefprogramma's en voorbereidende acties. Voor de periode 2012 – 2013 heeft de Commissie een nieuw financieel instrument voorgesteld. Vanwege de invoering van het nieuwe MFK moet een langetermijninstrument voor de financiële steunverlening in het kader van het GMB worden vastgesteld.

Op 6 oktober 2011 heeft de Commissie, voornamelijk met het oog op de vereenvoudiging van de beleidsvorming, een voorstel voor een verordening inzake "gemeenschappelijke bepalingen" aangenomen met daarin gemeenschappelijke voorschriften voor de gedeeld beheerde fondsen. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (GSK‑fondsen – GSK = gemeenschappelijk strategisch kader) zijn gericht op elkaar aanvullende doelstellingen en worden volgens dezelfde methode beheerd. De verordening inzake gemeenschappelijke bepalingen omvat een aantal gemeenschappelijke voorschriften voor deze fondsen. Deze bepalingen betreffen de algemene beginselen van steunverlening zoals partnerschap, meerlagig bestuur, gelijkheid van vrouwen en mannen, duurzaamheid en naleving van het toepasselijke EU- en nationale recht. Het voorstel omvat tevens de gemeenschappelijke elementen voor de strategische planning en programmering, met inbegrip van een lijst thematische doelstellingen die voortvloeien uit de Europa 2020-strategie, bepalingen betreffende het gemeenschappelijk strategisch kader op Unieniveau en bepalingen inzake de met elke lidstaat te sluiten partnerschapscontracten. Bij deze verordening zouden macro-economische voorwaarden en een gemeenschappelijke aanpak van de prestatiegerichtheid van de GSK‑fondsen worden ingevoerd. Hiertoe zijn in het voorstel voorafgaande voorwaarden, een evaluatie van de prestaties en regelingen voor monitoring, verslaglegging en evaluatie vastgesteld. Het voorstel bevat ook gemeenschappelijke bepalingen wat subsidiabiliteitsregels betreft, en bijzondere regelingen voor financiële instrumenten en door de gemeenschap aangestuurde plaatselijke ontwikkeling. Ook sommige beheers- en controleregelingen zijn voor alle GSK-fondsen gemeenschappelijk.

Het huidige voorstel inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) is gericht op de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde GVB en van het GMB. Het voorstel is gebaseerd op de volgende doelstellingen, die tevens richtgevend zijn voor de financiering:

(1) bevordering van een duurzame en concurrerende visserij‑ en aquacultuursector;

(2) bevordering van de ontwikkeling en de uitvoering van het geïntegreerd maritiem beleid van de EU op een manier die complementair is aan het cohesiebeleid en het GVB;

(3) bevordering van een evenwichtige en inclusieve territoriale ontwikkeling van de visserijgebieden (met inbegrip van de aquacultuur en de visserij in de binnenwateren);

(4) bevordering van de uitvoering van het GVB.

In de Wereldhandelsorganisatie wordt momenteel onderhandeld over nieuwe vormen van subsidiëring van de visserij. Gezien de prille fase waarin de onderhandelingen zich bevinden, is het onmogelijk te voorspellen wat uiteindelijk uit de bus zal komen. Mochten de onderhandelingen echter nieuwe verplichtingen voor de EU met zich meebrengen, dan moet het EFMZV‑voorstel daarmee in overeenstemming zijn. Hiertoe kan het noodzakelijk zijn een analyse van de compatibiliteit van de betrokken EFMZV‑maatregelen te verrichten.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Op basis van de evaluatie achteraf van het FIOV, de tussentijdse evaluatie van het EVF en de effectbeoordeling van de GVB‑hervorming worden in het kader van de effectbeoordeling van het EFMZV drie alternatieve scenario's onderzocht: i) het "EVF+"‑scenario (voortzetting van het bestaande EVF zonder de meeste rechtstreekse vlootsubsidies en met steunverlening die gericht is op de doelstellingen van de GVB‑hervorming, ii) het "EVF+integratie"‑scenario (de andere instrumenten voor de financiering van het EVF worden geïntegreerd in een post‑EVF‑fonds, maar de momenteel bestaande beheersmethode wordt gehandhaafd), en iii) het "EVF+convergentie"‑scenario (ook de steun voor het GMB wordt in het ene fonds geïntegreerd en alle instrumenten worden zo veel mogelijk gedeeld beheerd).

Deze drie beleidsscenario's zijn in overeenstemming gebracht met het aanbevolen scenario voor de GVB‑hervorming en aan hetzelfde basissituatiescenario getoetst. Bovendien is hierbij rekening gehouden met de resultaten van het overleg dat van start is gegaan met de vaststelling van het groenboek in april 2009. Uit dit overleg zijn de volgende bevindingen naar voren gekomen:

– in veel bijdragen wordt verzocht om voortzetting van de openbare financiering van de visserij, hoewel enkele lidstaten en de meeste NGO's aanvoeren dat hierdoor onrendabele structuren in stand worden gehouden, de overcapaciteit wordt gestimuleerd en de sector aangewezen blijft op subsidies;

– de partijen zijn het erover eens dat steunverlening moet worden gekoppeld aan uitvoering van de GVB‑hervorming en de aanpassingskosten van de sector moet verlichten;

– de EU‑steun moet vooral worden geoormerkt voor onderzoek en innovatie, betere bescherming van het mariene milieu, ondersteuning van vissersorganisaties en plaatselijke ontwikkeling;

– de band met het GMB wordt als belangrijk ingeschat in de zin dat maritieme beleidslijnen niet meer los van elkaar mogen worden uitgevoerd en dat de coherentie tussen het GVB en het GMB moet worden versterkt;

– EU‑financiering moet in grotere mate afhankelijk worden gemaakt van de verwezenlijking van de GVB‑doelstellingen; naleving van de voorschriften/streefdoelen moet gevolgen hebben voor de beschikbaarstelling van financiële middelen;

– een meer sectorale benadering van de toewijzing van financiële middelen (gekoppeld aan de omvang van de betrokken visserijsector in plaats van aan het niveau van economische ontwikkeling - zoals nu het geval is) kan op forse steun van een groep lidstaten rekenen, terwijl het EP daartegen gekant is;

– er bestaat algemene overeenstemming over het belang van de kleinschalige kustvloten, die in de kustgemeenschappen nog steeds een groot aantal mensen een baan bezorgen. Sommige lidstaten staan achter het idee deze vloot een geprivilegieerde toegang tot de financiering te geven, terwijl andere zich verzetten tegen een specifieke behandeling van deze vloten;

– een overweldigende meerderheid, zowel van partijen uit de sector als van de lidstaten, vindt dat de EU voor gemeenschappelijke diensten (zoals controle en gegevensverzameling) steun moeten blijven verlenen.

Naast het openbare overleg zijn ca. 200 bijeenkomsten met de belanghebbende partijen georganiseerd. Voorts hebben in 2010 en 2011 besprekingen over de GVB‑hervorming en de financiering van het GVB plaatsgehad. Met name: i) een specifiek seminar over het toekomstige EVF met belanghebbende partijen uit de sector, de vakbonden, het EP en de lidstaten (Brussel, 13 april 2010), ii) twee ontmoetingen met de lidstaten in Gent (12 - 14 september 2010) en Noordwijk (9 - 11 maart 2011) en iii) een conferentie over de toekomst van plaatselijke ontwikkeling in visserijgebieden (Brussel, 12 ‑ 13 april 2011). Tot slot hebben de Commissie, de Raad en het EP bevestigd dat maritieme zaken inderdaad op een geïntegreerde manier moeten worden benaderd en dat behoefte bestaat aan financiering in het kader van het GMB.

In de effectbeoordeling werd geconcludeerd dat het "EVF+convergentie"‑scenario de beste score oplevert voor de impactindicatoren die voor analyse zijn geselecteerd, nl. het verlagen van de impact van de visserij op het milieu, het dichten van de innovatiekloof in de visserij en de aquacultuur en het creëren van banen in gemeenschappen die op de visserij zijn aangewezen.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Samengevat wordt voorgesteld de meeste bestaande financiële instrumenten van het GVB en het GMB (met uitzondering van de duurzamevisserijovereenkomsten en de verplichte bijdrage aan de ROVB's) in één fonds te integreren. Het EFMZV wordt gestructureerd rond 4 pijlers:

· slimme, groene visserij (gedeeld beheer) om de overgang te bevorderen naar een duurzame visserij die selectiever is, geen teruggooi met zich brengt, minder schade berokkent aan mariene ecosystemen en op die manier bijdraagt tot een duurzaam beheer van de mariene ecosystemen; steunverlening gericht op innovatie en toegevoegde waarde, waardoor de visserijsector rendabel wordt en weerbaar tegen externe schokken en concurrentie van derde landen;

· slimme, groene aquacultuur (gedeeld beheer) voor een rendabele, concurrerende en groene acquacultuur die in staat is om de mondiale concurrentie het hoofd te bieden en de EU-consumenten gezonde producten met hoge voedingswaarde te verschaffen;

· duurzame en geïntegreerde territoriale ontwikkeling (gedeeld beheer) om de neergang van talrijke kust- en landinwaarts gelegen gemeenschappen die van de visserij afhankelijk zijn, om te buigen, door meer waarde toe te voegen aan de visserij en de visserijgerelateerde activiteiten en door te diversifiëren naar andere sectoren van de maritieme economie;

· geïntegreerd maritiem beleid (direct gecentraliseerd beheer) ter ondersteuning van de verwezenlijking van horizontale prioriteiten die reële besparingen en groei genereren, maar waaraan de lidstaten niet zelf uitvoering zullen geven, zoals mariene kennis, maritieme ruimtelijke ordening, geïntegreerd beheer van kustgebieden, geïntegreerde maritieme bewaking, bescherming van het mariene milieu, met name de biodiversiteit ervan, en aanpassing aan de negatieve gevolgen van de klimaatverandering voor kustgebieden.

Naast deze vier pijlers zal het EFMZV een aantal begeleidende maatregelen omvatten: gegevensverzameling en wetenschappelijk advies, controle, beheer, visserijmarkten (inclusief in de ultraperifere gebieden), vrijwillige betalingen aan de ROVB's en technische bijstand.

Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. De belangrijkste taak van het EFMZV bestaat erin de doelstellingen van het GVB (waarvoor de EU exclusief bevoegd is) te ondersteunen en het geïntegreerd maritiem beleid van de EU verder te ontwikkelen. De EU is beter toegerust dan de afzonderlijke lidstaten om deze doelstellingen te halen, en wel via op relevante prioriteiten gerichte meerjarige financiering.

4. Welke lessen zijn uit de opgedane ervaring getrokken en welke elementen van het EFMZV zijn nieuw?

Bijdrage tot Europa 2020

Het EFMZV zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020‑strategie, en wel in het kader van drie vlaggenschipinitiatieven: i) een efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa, ii) innovatie in de Unie en iii) de agenda voor nieuwe vaardigheden en banen.

Het EFMZV zal een belangrijke bijdrage tot het vlaggenschipinitiatief inzake "een efficiënt gebruik van hulpbronnen" in Europa leveren door steun ter beschikking te stellen voor de overgang naar een duurzame visserij die is gebaseerd op de maximale duurzame opbrengst, de afschaffing van de teruggooi, de verlaging van het effect van de visserij op het mariene milieu, de bevordering van een aquacultuur met een hoog niveau van milieubescherming, en een betere, op een duurzaam gebruik van de hulpbronnen gerichte coördinatie van maritieme beleidslijnen.

Met het oog op de "agenda voor nieuwe vaardigheden en banen" moet het EFMZV er een prioriteit van maken de werkgelegenheid, de territoriale cohesie en de sociale inclusie in op de visserij aangewezen gemeenschappen te verbeteren. Het diversifiëren van de lokale economische activiteiten naar met name andere sectoren van de maritieme economie moet uitmonden in nieuwe banen en groeikansen in de kustgebieden.

Het EFMZV zal bijdragen tot het vlaggenschipinitiatief inzake "innovatie in de Unie" door steun ter beschikking te stellen voor product‑ en procesinnovatie in alle stadia van de productie‑, afzet‑ en distributieketen van de visserij‑ en de aquacultuursector, voor het toevoegen van waarde aan de visserij‑ en de aquacultuurproducten, voor eco‑innovatie en voor de ontwikkeling van nieuwe, innovatieve, horizontale beleidsinstrumenten op het gebied van met name mariene kennis, maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerde maritieme bewaking.

Versterkte sociale dimensie

Middels het EFMZV moeten de sociale cohesie en de werkgelegenheid in op de visserij aangewezen gemeenschappen worden bevorderd door meer waarde toe te voegen aan de visserijproducten en door te diversifiëren naar andere activiteiten in de maritieme sector. Er wordt naar gestreefd de duurzame ontwikkeling van visserijgebieden in nog sterkere mate door de betrokken gemeenschap te laten aansturen. In het kader van het EFMZV wordt bovendien voor het eerst gewezen op de - veelal niet wettelijk erkende - rol van de echtgenoten (meestal vrouwen) in de familiale visserijbedrijven. Zij komen onder meer in aanmerking voor EFMZV‑steun voor opleiding, met name voor de verwerving van vaardigheden op het gebied van ondernemerschap en bedrijfsbeheer.

Voorts zal het EFMZV het menselijk kapitaal en de diversifiëring bevorderen door lokale gemeenschappen in staat te stellen de vaardigheden te verwerven die vereist zijn voor nieuwe activiteiten in andere maritieme sectoren. Belangrijke troeven voor de plaatselijke ontwikkeling, zoals het natuurlijke en het culturele erfgoed, zullen in dit verband eveneens worden ingezet.

Gezien het belang van de kleinschalige kustvloot voor de kustgemeenschappen wordt voorgesteld om in het kader van het EFMZV een hogere steunintensiteit op deze vloten toe te passen en een aantal bijzondere maatregelen in te voeren die uitsluitend gelden voor deze vloten. Deze maatregelen omvatten professionele adviesverlening over bedrijfs‑ en afzetstrategieën, het opstarten van ondernemingen buiten de visserijsector en bijzondere steun voor innovatie. Dit laatste type steun is bijzonder belangrijk aangezien deze visserijbedrijven voor het grootste deel micro‑ondernemingen zijn met een beperkte toegang tot financiering.

Collectieve maatregelen, onder meer van producentenorganisaties, die gebaseerd zijn op sociaal kapitaal en de nodige kritieke massa voor investeringen kunnen verzamelen, krijgen voorrang. Deze collectieve maatregelen komen bovendien in aanmerking voor een hogere steunintensiteit.

Milieuduurzaamheid

De bestaande maatregelen zijn gestroomlijnd en herzien om een duidelijke koppeling met milieuduurzaamheid tot stand te brengen. De overcapaciteit blijft het meest nijpende probleem van het GVB en is één van de voornaamste oorzaken van de overbevissing. Regelingen voor de verlening van overheidssteun voor het afbouwen van de overcapaciteit, zoals de sloopregeling, zijn niet doeltreffend gebleken. Hoewel sinds 1994 1,7 miljard euro aan dergelijke maatregelen is besteed, is de visserijcapaciteit van de meeste EU‑vloten niet gedaald. In het kader van het EFMZV zal daarom geen sloopsteun meer worden verleend en zullen de aldus bespaarde financiële middelen worden gebruikt voor efficiëntere vormen van steunverlening voor duurzame visserij.

Het EFMZV zal de overgang naar de toepassing van het beginsel van de maximale duurzame opbrengst (MSY – maximum sustainable yield) ondersteunen en de geleidelijke invoering van een teruggooiverbod via de integrale benadering vergemakkelijken dankzij maatregelen zoals steunverlening voor selectievere vistuigen en visserijtechnieken, investeringen in boordapparatuur en havenvoorzieningen die nodig zijn voor de behandeling van ongewenste vangsten en maatregelen op het gebied van afzet en verwerking. Om dezelfde reden is de financiële toewijzing voor gegevensverzameling en verstrekking van wetenschappelijk advies (met als doel het aantal bestanden waarvoor wetenschappelijk advies voorhanden is, te verhogen) en voor controle (met als doel de naleving te verbeteren) aanzienlijk verhoogd.

Voorts zal nadruk worden gelegd op de ontwikkeling van een aquacultuur met een hoog niveau van milieubescherming en op steunverlening voor een aquacultuur die een positief effect op de ecosystemen heeft.

Wereldwijd neemt de visserij ongeveer 1,2 % van het mondiale brandstofverbruik voor haar rekening. Om de verwezenlijking van het in de Europa 2020‑strategie opgenomen kerndoel inzake de klimaatverandering dichterbij te brengen, moeten de hulpbronnen efficiënter worden gebruikt en moeten de emissies in de vangstsector en, in mindere mate, in de aquacultuursector worden verminderd. Met het oog hierop zal uit het EFMZV steun worden verleend voor bepaalde maatregelen die de klimaatverandering moeten matigen.

Nadruk op een innovatieve, rendabele en concurrerende visserij‑ en aquacultuursector.

Zowel de visserij‑ als de aquacultuursector heeft moeite om te innoveren. Aanbod en afzet zijn tegenwoordig zo georganiseerd dat de visserij‑ en de aquacultuurbedrijven zelden betrokken zijn bij de verkoop en de afzet van hun eigen producten.

1.           In het EFMZV zijn nieuwe, sterk innovatiegerichte maatregelen opgenomen met als doel de ontwikkeling van nieuwe of betere producten, processen en beheers‑ en organisatiesystemen in de hele waardeketen te stimuleren om zo de visserij‑ en de aquacultuursector te helpen waarde aan hun producten toe te voegen, de milieu‑impact van hun activiteiten te verminderen en de productiekosten te drukken. Voorts zal de innovatie worden bevorderd dankzij maatregelen om de samenwerking tussen wetenschappers en vissers te stimuleren. Dankzij steunverlening voor door de gemeenschap aangestuurde plaatselijke ontwikkeling zal de innovatie (of die nu technologisch of niet‑technologisch van aard is en is gebaseerd op nieuwe of op traditionele praktijken) op lokaal niveau worden verspreid aangezien de innovatiebehoeften vaak door het lokale kader worden bepaald.

2.           Een ander doel van het EFMZV bestaat erin om voor het eerst nieuwe vormen van aquacultuur met een groot groeipotentieel, zoals offshore aquacultuur en non‑food aquacultuur te stimuleren en het opstarten van ondernemingen te bevorderen. Een ander nieuw element in het EFMZV is de steunverlening voor multifunctionele aquacultuur - een bedrijfsmodel dat het mogelijk maakt het inkomen van de aquacultuurbedrijven te diversifiëren naar activiteiten zoals hengeltoerisme, rechtstreekse verkoop, ecotoerisme en educatieve activiteiten in verband met aquacultuur. Daarnaast omvat het voorstel steunverlening voor het gebruik van adviesdiensten door aquacultuurbedrijven en maatregelen om het potentieel van de aquacultuurlocaties te vergroten (onder meer via financiering voor maritieme ruimtelijke ordening en verbetering van de infrastructuur).

Complementariteit en synergie met onderzoeks‑ en innovatieprogramma's uit het nieuwe kaderprogramma voor onderzoek dat momenteel wordt voorbereid (Horizon 2020), zullen worden aangemoedigd.

Een nieuw elan voor de ontwikkeling van het geïntegreerd maritiem beleid (GMB)

Het GMB is in 2007 op de rails gezet om de grens‑ en sectoroverschrijdende maritieme coördinatie te bevorderen (met sectoren wordt bedoeld: maritiem vervoer, maritieme industrie, kustgebieden, offshore energie, visserij en marien milieu). Het coördineren van beleidsgebieden die vroeger strikt van elkaar gescheiden waren, leidt tot kostenverlaging en meer efficiëntie.

De financiële EFMZV‑middelen voor het GMB zullen vooral worden gebruikt voor de ontwikkeling van horizontale beleidsinstrumenten, d.w.z. initiatieven die verschillende sectoren ten goede komen, maar niet renderen indien ze binnen de grenzen van één bepaald beleidsgebied ten uitvoer worden gelegd. Regels in verband met maritieme ruimtelijke ordening vormen een stabiel rechtskader voor het duurzame beheer van mariene gebieden, hulpbronnen en ecosysteemdiensten. Dergelijke regels blijken meer maritieme investeringen aan te trekken en de juridische en administratieve kosten voor de bedrijven te verlagen. Dankzij geïntegreerde maritieme bewaking kunnen de openbare actoren gegevens delen om efficiënt te kunnen ingrijpen zodra op zee iets gebeurt. Op die manier wordt overlapping van geldverslindende acties op het gebied van maritieme bewaking voorkomen. Geïntegreerde bewaking brengt kostenefficiënte synergieën met zich mee die op hun beurt leiden tot een beter gebruik van overheidsgeld. In het teken van mariene kennis 2020 moet de gefragmenteerde mariene kennis die Europa in huis heeft, worden gebald tot een kennisbasis die gratis en publiek toegankelijk is. In de kaderrichtlijn mariene strategie (oftewel de milieupijler van het GMB) zullen de grenzen van de duurzaamheid van menselijke activiteiten met een impact op het mariene milieu nader worden omschreven.

Een geïntegreerd beheer van maritieme zaken resulteert in een beter gebruik van overheidsmiddelen en in een optimaal effect van de verschillende beleidslijnen met betrekking tot de zee. In het verlengde hiervan zal ook financiering worden uitgetrokken voor de ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem bestuur op zeegebiedniveau. Via coördinatie op zeegebiedniveau wordt gegarandeerd dat de financiële middelen worden uitgegeven binnen een coherent beleidskader waarin verschillende financieringsbronnen worden gecombineerd. De opname van het GMB in het EFMZV is bovendien bevorderlijk voor de integratie van maritieme doelstellingen in andere fondsen, wat er op haar beurt voor zorgt dat de maritieme beleidslijnen een grotere bijdrage leveren tot de Europa 2020‑strategie.

Vereenvoudiging en beperking van de administratieve lasten

De integratie van de vijf financiële instrumenten van het GVB en het GMB in één fonds en de stroomlijning van de regels en procedures komen neer op een aanzienlijke vereenvoudiging. Gegevensverzameling, controle‑ en marktmaatregelen, inclusief de compensatie voor de ultraperifere gebieden, zullen bovendien samen met de vroegere EVF‑maatregelen gedeeld worden beheerd. Dit betekent dat vier reeksen financiële besluiten, verslagleggings‑, monitoring‑ en evaluatieprocedures zullen worden vervangen door één.

Uit de tussentijdse evaluatie van het EVF is gebleken dat het opzetten van het beheers‑ en controlesysteem de grootste administratieve belasting met zich heeft gebracht. Het voorstel inzake gemeenschappelijke bepalingen heeft betrekking op een beheers- en controlesysteem dat vergelijkbaar is voor GSK‑fondsen en op gemeenschappelijke beginselen is gebaseerd. Er wordt een systeem van nationale accreditatie ingevoerd zodat de nadruk op het engagement van de lidstaten voor een gezond financieel beheer komt te liggen. De regelingen die de Commissie ervan moeten verzekeren dat de uitgaven volgens de regels plaatsvinden, zijn geharmoniseerd en er zijn nieuwe gemeenschappelijke elementen geïntroduceerd zoals de beheersverklaring en de jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen. Hierdoor zal het opzetten van beheers‑ en controlesystemen aanzienlijk minder tijd in beslag nemen en zal de uitvoering worden versneld. Dankzij de afstemming van het uitvoeringsmechanisme op dat van het plattelandsontwikkelingsfonds zullen de lidstaten met name het beheer van de operationele programma's in het kader van het ELFPO en het EFMZV aan dezelfde instanties kunnen toevertrouwen. Dit maakt een uniforme aanpak op het gebied van beheer en controle (inclusief verslaglegging, evaluatie en monitoring) mogelijk, met een verlaging van de administratieve kosten tot gevolg.

Dankzij de invoering van gemeenschappelijke regels over het gebruik van de financiële instrumenten wordt het kader helder en wordt verduidelijkt dat de financiële instrumenten voor alle soorten investeringen en begunstigden kunnen worden gebruikt. De EFMZV‑bijdrage kan dan met andere woorden naar financiële instellingen vloeien die al samenwerkingsovereenkomsten voor andere EU‑fondsen hebben ontwikkeld. Op die manier wordt zowel administratieve rompslomp als overlappend werk voorkomen en wordt financiële instrumentering een aantrekkelijker alternatief voor cofinanciering via subsidies.

Dankzij de geïntegreerde aanpak van door de gemeenschap aangestuurde plaatselijke ontwikkeling (de huidige as 4) kunnen de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën gezamenlijk worden beoordeeld en goedgekeurd, kunnen de beheerskosten uit één bron worden gefinancierd en wordt verslaglegging over de kosten aan verschillende instanties voorkomen. Dit alles vergemakkelijkt het opzetten van uit GSK‑fondsen gefinancierde joint ventures.

Het gebruik van gemeenschappelijke indicatoren zal de verslaglegging door de lidstaten vergemakkelijken. In de verslaglegging komt de nadruk te liggen op gekwantificeerde gegevens over de geboekte vooruitgang en wordt het aantal beschrijvende elementen beperkt.

De voorschriften over de naleving van het GVB worden in het kader van het EFMZV verduidelijkt, met name op het gebied van het gegevensverzamelingsraamwerk, de controleverordening en de IOO‑verordening. Hierdoor krijgen de lidstaten en de begunstigden meer rechtszekerheid.

Om de tenuitvoerlegging van het EFMZV te vereenvoudigen, worden de subsidiabiliteitsvoorschriften gelijkgetrokken met die van andere EU‑fondsen. Dit maakt de projecten hanteerbaarder voor de begunstigden en de nationale autoriteiten en vergemakkelijkt de tenuitvoerlegging van geïntegreerde projecten. Voor de onderdelen van het EFMZV die gedeeld worden beheerd (standaardkosten, forfaitaire betalingen en forfaitaire financiering voor subsidies) wordt een breder gebruik van vereenvoudigde kostenopties toegestaan. Dit moet resulteren in lagere controlekosten en een lager foutenpercentage.

Strategische benadering

Bij het GSK en de partnerschapscontracten zijn in het kader van de verordening inzake gemeenschappelijke bepalingen vijf gedeeld beheerde fondsen betrokken. Dit kader maakt een betere strategische afstemming tussen deze fondsen op EU‑niveau mogelijk. Het GSK zal ten uitvoer worden gelegd via een partnerschapscontract op grond waarvan de GSK‑fondsen op nationaal niveau worden gecoördineerd.

De coördinatie tussen het EVF en andere bronnen van EU‑financiering verloopt momenteel via het beginsel van afbakeningsgrenzen tussen de fondsen. Dit geeft aanleiding tot zowel overlappingen als leemten in de dekkingsgraad van het beleid. Daarom moet er een beter coördinatiemechanisme komen. Het nieuwe uitvoeringsmechanisme, en de daarmee samenhangende versterking van de strategische benadering, moet de hierboven uiteengezette problemen oplossen. Het GSK en de partnerschapscontracten zullen in de plaats komen van de strategische benadering (nationale strategische plannen) die in het kader van het huidige EVF is ingevoerd. Niet alleen zitten aan deze benadering ernstige beperkingen vast, zij vergt ook onevenredig zware inspanningen van lidstaten die slechts een klein bedrag aan EVF‑financiering ontvangen.

Strategische programmering

Het EFMZV is gericht op GVB‑ en GMB‑gerelateerde strategische langetermijndoelstellingen, zoals de verwezenlijking van een duurzame en concurrerende visserij‑ en aquacultuursector, een coherent beleidskader voor de verdere ontwikkeling van het GMB en een evenwichtige en inclusieve territoriale ontwikkeling van de visserijgebieden. Overeenkomstig de Europa 2020‑strategie worden deze globale doelstellingen voor de periode 2014 – 2020 vertaald in de volgende zes EU‑prioriteiten voor het EFMZV:

– verhoging van de werkgelegenheid en de territoriale cohesie;

– bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde visserij;

– bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde aquacultuur;

– bevordering van een duurzame en hulpbronefficiënte visserij;

– bevordering van een duurzame en hulpbronefficiënte aquacultuur;

– bevordering van de tenuitvoerlegging van het GVB.

Deze prioriteiten – en de respectieve streefindicatoren – zullen aan de basis liggen van de financiële programmering.

Voorwaarden

Bij de verordening inzake gemeenschappelijke bepalingen worden nieuwe voorwaarden vastgesteld die ervoor moeten zorgen dat de EU‑financiering een forse impuls voor de lidstaten vormt om de doelstellingen en streefdoelen van de Europa 2020‑strategie te halen. Het conditionaliteitskader omvat zowel voorafgaande voorwaarden, waaraan moet zijn voldaan voordat financiële middelen worden overgemaakt, als voorwaarden achteraf, op grond waarvan de vrijmaking van 5 % van de EFMZV‑toewijzing wordt gekoppeld aan de geleverde prestatie. De voorwaarden achteraf houden in dat bepaalde mijlpalen moeten zijn bereikt die worden afgetoetst aan streefdoelen voor de output en de resultaten. Deze streefdoelen zijn gekoppeld aan de Europa 2020‑doelstellingen voor programma's die in de partnerschapscontracten zijn neergelegd.

In het kader van het EFMZV mag slechts financiële EU‑steun worden verleend indien de lidstaten en de marktdeelnemers voldoen aan de doelstellingen en voorschriften van het GVB, met name de verplichtingen op het gebied van controle, de IOO‑verordening en gegevensverzameling. De voorafgaande voorwaarden zullen ook gelden voor de aquacultuur. Op grond van die voorwaarden moeten de lidstaten op basis van de strategische richtsnoeren van de Unie meerjarige nationale strategische plannen voorbereiden. Overeenkomstig de GVB‑verordening bestaat de doelstelling van deze op de strategische richtsnoeren van de Unie gebaseerde plannen erin de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur te faciliteren wat betreft zekerheid van het bedrijfsklimaat, toegang tot wateren en ruimte en administratieve vereenvoudiging van de vergunningsregeling. Toepassing van deze voorwaarden zal de naleving van de GVB‑voorschriften stimuleren en de coherentie van het beleid in zijn geheel vergroten.

Monitoring en evaluatie

Naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie van het GVB is geconcludeerd dat de bestaande indicatoren niet alleen te outputgericht, maar ook te talrijk in aantal zijn. Bovendien ontbreekt in dit verband zowel een gemeenschappelijke benadering als een gemeenschappelijke omschrijving van de te meten eenheden.

Daarom wordt in het kader van het EFMZV een gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiekader voorgesteld waarbinnen in samenwerking met de lidstaten middels een uitvoeringshandeling een reeks gemeenschappelijke output‑, resultaat‑ en impactindicatoren zal worden vastgesteld. Deze indicatoren zullen aan de prioriteiten van het EFMZV worden gekoppeld en zullen het gemakkelijker maken gegevens op EU‑niveau te aggregeren en de voortgang, efficiëntie en doeltreffendheid van de beleidsuitvoering die onder meer met het oog op de toewijzing van de prestatiereserve vereist is, te beoordelen. De evaluatie vooraf zal worden gebruikt om indicatoren voor de basissituatie, de mijlpalen en de streefdoelen vast te stellen die worden overgenomen in de partnerschapscontracten en de operationele programma's. In 2017 en 2019 zal in twee bijzondere jaarverslagen worden nagegaan welke resultaten zijn geboekt en wat in de volgende programmeringsperiode beter kan.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Krachtens het MFK‑voorstel dient een aanzienlijk deel van de EU‑begroting geoormerkt te blijven voor visserij en maritiem beleid. De begroting voor de periode 2014 – 2020, uitgedrukt in huidige prijzen, is vastgesteld op 7,535 miljard euro, inclusief duurzamevisserijovereenkomsten en de verplichte bijdragen voor de ROVB's, die afzonderlijk zullen worden gefinancierd. De EFMZV‑begroting bedraagt, in huidige prijzen, 6567 miljoen euro. Meer gegevens over de financiële gevolgen van het EFMZV‑voorstel staan in het financieel memorandum dat bij het voorstel is gevoegd.

2011/0380 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij [tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad, Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad en Verordening nr. XXX/2011 van de Raad inzake het geïntegreerd maritiem beleid]

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42, artikel 43, lid 2, artikel 91, lid 1, artikel 100, lid 2, artikel 173, lid 3, artikel 175, artikel 188, artikel 192, lid 1, artikel 194, lid 2, en artikel 195, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[1],

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s[2],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In haar mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's inzake de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (hierna de "GVB‑mededeling" genoemd) zet de Commissie de uitdagingen en doelstellingen voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (hierna "GVB" genoemd) in de periode na 2013 uiteen en geeft zij aan welke richting het GVB in die periode zal uitgaan. Tegen de achtergrond van het debat over die mededeling moet het GVB met ingang van 1 januari 2014 worden hervormd. Deze hervorming moet betrekking hebben op alle belangrijke elementen van het GVB, inclusief de financiële aspecten ervan. Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de hervorming moet worden overgegaan tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds[3], Verordening (EG) nr. 861/2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht[4], de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 betreffende het Garantiefonds voor visserij‑ en aquacultuurproducten[5] en Verordening (EG) nr. 791/2007 tot instelling van een regeling ter compensatie van de extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten van de ultraperifere gebieden van de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden, Frans Guyana en Réunion[6], en dienen deze verordeningen te worden vervangen door een nieuwe verordening inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). Aangezien alles wat met de Europese zeeën en oceanen te maken heeft, met elkaar verbonden is, moet op grond van de nieuwe verordening steun worden verleend voor de verdere ontwikkeling van het geïntegreerd maritiem beleid (GMB), zoals bedoeld in de [verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid].

(2) Het EFMZV moet van toepassing zijn op de GVB‑steun voor de instandhouding, het beheer en de exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen, de biologische zoetwaterhulpbronnen en de ‑aquacultuur, en voor de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten voor zover deze activiteiten worden uitgeoefend op het grondgebied van de lidstaten of in EU-wateren, inclusief door vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd zijn in derde landen, door EU‑vissersvaartuigen of door onderdanen van de lidstaten, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat en indachtig de bepalingen van artikel 117 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee.

(3) Het GVB kan slechts slagen indien een doeltreffend controle‑, inspectie‑ en handhavingssysteem wordt toegepast en indien zowel voor wetenschappelijk advies als voor uitvoerings‑ en controledoeleinden betrouwbare en volledige gegevens beschikbaar zijn; daarom moet voor deze beleidslijnen EFMZV‑steun worden verleend.

(4) Het EFMZV moet van toepassing zijn op de aan het GMB toegewezen steun voor de ontwikkeling en uitvoering van gecoördineerde concrete acties en besluiten inzake zeeën, oceanen, kustgebieden en maritieme sectoren, voor zover deze concrete acties en besluiten een aanvulling vormen op de verschillende EU‑beleidsgebieden die zijdelings gevolgen hebben voor zeeën, oceanen, kustgebieden en maritieme sectoren, zoals het gemeenschappelijk visserijbeleid en het EU‑beleid inzake vervoer, industrie, territoriale cohesie, milieu, energie en toerisme. Coherentie en integratie moeten verzekerd zijn bij het beheer van de verschillende sectorale beleidslijnen in zeegebieden zoals de Oostzee, de Noordzee, de Keltische zeeën, de Golf van Biskaje en de Iberische kust, de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

(5) Overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010, waarbij de Europa 2020‑strategie is vastgesteld, moeten de Unie en de lidstaten werken aan slimme, duurzame en inclusieve groei en tegelijkertijd de harmonieuze ontwikkeling van de Unie bevorderen. Met name moeten de middelen gericht worden ingezet voor de verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020 en moeten de streefdoelen en de doeltreffendheid worden verbeterd door resultaatgerichter te werk te gaan. De opname van het GMB in het nieuwe EFMZV draagt eveneens bij tot de voornaamste beleidsdoelstellingen in de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 "Europa 2020 Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei"[7] (hierna de "Europa 2020‑strategie" genoemd) en is in overeenstemming met de algemene doelstellingen die in het Verdrag zijn verankerd, namelijk vergroting van de economische, sociale en territoriale cohesie.

(6) Om te garanderen dat het EFMZV bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB, het GMB en de Europa 2020‑strategie, moet worden ingezet op een beperkt aantal prioriteiten, zoals bevordering van de innovatie en de kennisbasis in de visserij en de aquacultuur, bevordering van een duurzame en hulpbronefficiënte visserij en aquacultuur en verbetering van de werkgelegenheid en de territoriale cohesie door het groei‑ en werkgelegenheidspotentieel van aan de kust en landinwaarts gelegen visserijgemeenschappen te ontsluiten en de diversifiëring van de visserijactiviteiten naar andere sectoren van de maritieme economie te stimuleren.

(7) De Unie moet in alle fasen van de uitvoering van het fonds ernaar streven de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen, alsmede discriminatie op basis van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te voorkomen.

(8) De overkoepelende doelstelling van het GVB bestaat erin ervoor zorgen dat de visserij‑ en de aquacultuuractiviteiten bijdragen tot milieuomstandigheden die duurzaam zijn op lange termijn en een noodzakelijke premisse vormen voor de economische en sociale ontwikkeling. Het GVB moet bovendien bijdragen tot de productiviteit en een billijke levensstandaard in de visserijsector en tot stabiele markten, en moet ervoor zorgen dat de hulpbronnen beschikbaar zijn en dat de consument tegen een redelijke prijs toegang heeft tot de voorraden.

(9) Het is van het grootste belang dat milieuoverwegingen beter in aanmerking worden genomen in het GVB, dat moet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen en streefdoelen van het milieubeleid en de Europa 2020‑strategie van de Unie. Het GVB heeft tot doel om uiterlijk in 2015 de levende mariene biologische hulpbronnen zo te exploiteren dat de visbestanden op niveaus worden gebracht of gehouden die de maximale duurzame opbrengst kunnen opleveren. In het kader van het GVB zal het visserijbeheer ten uitvoer worden gelegd aan de hand van de voorzorgsbenadering en de ecosysteemgerichte benadering. Bijgevolg moet het EFMZV bijdragen tot de bescherming van het mariene milieu zoals bedoeld in Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie)[8].

(10) Aangezien de doelstellingen van deze verordening wegens de omvang en de gevolgen van de krachtens de operationele programma's te financieren concrete acties, wegens de structurele problemen met de ontwikkeling van de visserijsector en de maritieme sectoren en wegens de beperkte financiële middelen van de lidstaten niet voldoende door de lidstaten, maar beter op EU‑niveau kunnen worden verwezenlijkt via meerjarige, op relevante prioriteiten toegespitste steunverlening, dient te worden bepaald dat de EU overeenkomstig het in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde subsidiariteitsbeginsel maatregelen kan vaststellen. Overeenkomstig het in artikel 5, lid 4, van dat Verdrag neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(11) Met de financiering van de GVB‑ en de GMB‑uitgaven uit één fonds (het EFMZV) wordt tegemoetgekomen aan de noodzaak een en ander te vereenvoudigen en de integratie van deze twee beleidsgebieden te intensiveren. De uitbreiding van het systeem van gedeeld beheer naar de gemeenschappelijke marktordeningen - inclusief de compensatie voor de ultraperifere gebieden en activiteiten op het gebied van controle en gegevensverzameling - moet bijdragen tot de vereenvoudiging, moet de administratieve belasting voor de Commissie en de lidstaten verminderen en moet de steunverlening coherenter en doeltreffender maken.

(12) De GVB‑ en de GMB‑uitgaven moeten met EU‑begrotingsmiddelen worden gefinancierd uit één fonds (het EMVF) dat hetzij direct hetzij gedeeld met de lidstaten wordt beheerd. Met de lidstaten gedeeld beheer moet slechts worden toegepast op maatregelen ter ondersteuning van de visserij, de aquacultuur en door de gemeenschap aangestuurde plaatselijke ontwikkeling, en op de gemeenschappelijke marktordeningen, de compensatie voor de ultraperifere gebieden en activiteiten op het gebied van controle en gegevensverzameling. Het directe beheer moet worden toegepast op wetenschappelijk advies, vrijwillige bijdragen aan de regionale organisaties voor visserijbeheer, adviesraden en concrete acties voor de uitvoering van het GMB. Er moet worden gespecificeerd welke maatregelen uit het EFMZV kunnen worden gefinancierd.

(13) Wat de controle‑ en handhavingsmaatregelen betreft, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de categorie maatregelen die wordt gecofinancierd onder gedeeld beheer en de categorie maatregelen die wordt gecofinancierd onder direct beheer. Het is van cruciaal belang dat de financiële middelen voor controle onder gedeeld beheer strikt worden afgebakend.

(14) Overeenkomstig de artikelen 50 en 51 van de [verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid] (hierna de "GVB‑verordening" genoemd) mag de Unie slechts financiële steun in het kader van het EFMZV verlenen indien zowel de lidstaten als de marktdeelnemers de GVB‑voorschriften nakomen. Met deze voorwaarde wordt aangegeven dat de Unie overeenkomstig artikel 3 VWEU de taak heeft om in het algemeen belang te zorgen voor de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

(15) De verwezenlijking van de GVB­‑doelstellingen zou op de helling komen te staan indien uit het EFMZV EU‑steun wordt betaald aan marktdeelnemers die vooraf niet voldoen aan vereisten betreffende het algemeen belang van de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen. Daarom mag slechts steun worden verleend aan marktdeelnemers die gedurende een bepaalde periode vóór de indiening van hun aanvraag niet betrokken zijn bij de exploitatie, het beheer of de eigendom van vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de EU‑lijst van IOO‑vaartuigen zoals bedoeld in artikel 40, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999[9], die geen ernstige inbreuk hebben gepleegd zoals bedoeld in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 en artikel 90, lid 1, van Verordening EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006[10], en die, geen andere inbreuken op de GVB‑voorschriften hebben gepleegd die met name de duurzaamheid van de betrokken bestanden in gevaar brengen en een ernstige bedreiging vormen voor de duurzame exploitatie van de levende mariene biologische hulpbronnen op een niveau dat het mogelijk maakt de populaties van de gevangen soorten boven een peil te brengen en te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren (hierna "MSY" - maximal sustainable yield - genoemd).

(16) Bovendien moeten de begunstigden aan de vereisten inzake het algemeen belang van de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen blijven voldoen na indiening van de steunaanvraag, gedurende de volledige periode van uitvoering van de concrete actie en, voor bepaalde soorten concrete acties, ook gedurende een bepaalde periode nadat de laatste betaling is verricht. Steun die wordt betaald aan of wordt behouden door begunstigden die de voorschriften inzake het algemeen belang van de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen niet in acht nemen, kan eventueel in verband worden gebracht met overtredingen en op die manier de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB in gevaar brengen.

(17) Indien begunstigden inbreuken plegen tegen de GVB‑voorschriften, moeten de gevolgen die krachtens de regelgeving verbonden zijn aan niet‑naleving van de subsidiabiliteitsvoorwaarden, van toepassing worden. Bij het bepalen van het bedrag van de niet‑subsidiabele uitgaven moet rekening worden gehouden met de ernst van de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften door de begunstigde, met het economische voordeel dat voortvloeit uit de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften of met het belang van de EFMZV‑bijdrage voor de economische activiteit van de begunstigde.

(18) De verwezenlijking van de GVB‑doelstellingen zou tevens worden ondermijnd indien in het kader van het EFMZV financiële EU‑steun wordt betaald aan lidstaten die niet voldoen aan hun uit de GVB‑voorschriften voortvloeiende verplichtingen met betrekking tot het algemeen belang van de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen, zoals gegevensverzameling en uitvoering van de controlevereisten. Niet‑naleving van deze verplichtingen door de lidstaten brengt bovendien het gevaar met zich mee dat niet in aanmerking komende begunstigden of niet‑subsidiabele concrete acties niet door de lidstaten worden gedetecteerd.

(19) Om te voorkomen dat niet‑conforme betalingen worden verricht en om lidstaten ertoe te stimuleren de GVB‑voorschriften na te leven of de naleving ervan door de begunstigden te eisen, moet het mogelijk zijn om telkens voor een beperkte periode betalingen uit te stellen of te schorsen. Met het oog op de inachtneming van het evenredigheidsbeginsel moeten financiële correcties met specifieke en onherroepelijke consequenties slechts worden toegepast op uitgaven die rechtstreeks verbonden zijn met concrete acties in het kader waarvan de GVB‑voorschriften niet zijn nageleefd.

(20) Om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging van de fondsen voor steunverlening in het kader van het cohesiebeleid, namelijk het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds (CF), beter wordt gecoördineerd en geharmoniseerd met het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV), zijn gemeenschappelijke bepalingen voor al deze onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallende fondsen (de "GSK-fondsen") vastgesteld bij [Verordening (EU) nr. […] tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen][11]. Naast de in die verordening vastgestelde bepalingen zijn, vanwege de bijzondere kenmerken van het GVB en het GMB, specifieke bepalingen van toepassing op het EFMZV.

(21) Rekening houdend met de omvang van het toekomstige EFMZV en met het evenredigheidsbeginsel, dient met betrekking tot de bepalingen inzake de strategische planning een afwijking van de verordening [inzake gemeenschappelijke bepalingen] te worden vastgesteld, met als gevolg dat de belanghebbende partijen ten minste twee keer per programmeringsperiode moeten worden geraadpleegd, met dien verstande dat deze raadpleging niet noodzakelijk eens per jaar hoeft te worden gehouden aangezien een dergelijke frequentie zowel de Commissie als de lidstaten met een te grote administratieve en financiële belasting zou opzadelen.

(22) Het optreden van de Unie moet complementair zijn aan dat van de lidstaten, of de bedoeling hebben daartoe bij te dragen. Om een significante toegevoegde waarde te garanderen, moet het partnerschap tussen de Commissie en de lidstaten worden versterkt middels regelingen op grond waarvan verschillende soorten partners met volledige inachtneming van de institutionele bevoegdheden van de lidstaten kunnen deelnemen. Er dient specifiek op te worden toegezien dat vrouwen en minderheidsgroepen adequaat worden vertegenwoordigd. Dit partnerschap omvat regionale, plaatselijke en andere openbare autoriteiten, andere ter zake relevante organisaties, met inbegrip van die welke verantwoordelijk zijn voor het milieu en voor het bevorderen van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, de economische en sociale partners en andere bevoegde instanties. De partners moeten worden betrokken bij de voorbereiding van de partnerschapscontracten en bij de voorbereiding, de uitvoering, de monitoring en de evaluatie van de programmering.

(23) Volgens het evenredigheidsbeginsel kunnen de door de Commissie en de lidstaten ingezette middelen variëren naargelang van het totaalbedrag van de aan het operationele programma toegewezen overheidsuitgaven. Wat met name kan variëren, zijn de middelen die worden gebruikt om de uitvoering van de operationele programma's te evalueren en te controleren en om over deze uitvoering te rapporteren.

(24) De Commissie moet op basis van objectieve en transparante criteria de beschikbare vastleggingskredieten jaarlijks verdelen; onder de hier bedoelde criteria moeten onder meer worden verstaan: de historische toewijzingen in het kader van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad en de historische besteding in het kader van Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad.

(25) In het kader van het GVB is het van het grootste belang dat vooraf aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, met name wat betreft de indiening van een meerjarig nationaal strategisch aquacultuurplan en het bewijs dat de nodige capaciteit voorhanden is om enerzijds te voldoen aan de vereisten inzake de verstrekking van gegevens voor het visserijbeheer en om anderzijds de regelgeving te handhaven via de tenuitvoerlegging van een controle‑, inspectie‑ en handhavingssysteem van de Unie.

(26) Overeenkomstig de nagestreefde vereenvoudiging moeten alle EFMZV‑activiteiten die onder het gedeelde beheer vallen, met inbegrip van controles en gegevensverzameling, in één operationeel programma per lidstaat worden opgenomen overeenkomstig de structuur van die lidstaat. De programmeringsperiode bestrijkt de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020. Elke lidstaat moet één operationeel programma voorbereiden. In elk programma moet een strategie worden vastgesteld aan de hand waarvan de streefdoelen ten aanzien van de EU‑prioriteiten voor het EFMZV moeten worden bereikt, alsmede een selectie maatregelen. De programmering moet in overeenstemming zijn met de EU‑prioriteiten en moet tegelijkertijd afgestemd zijn op de nationale context en een aanvulling vormen op andere EU‑beleidsgebieden, met name plattelandsontwikkeling en cohesie.

(27) Om bij de tenuitvoerlegging van het EFMZV bij te dragen tot de nagestreefde vereenvoudiging en om de controlekosten en het foutenpercentage te reduceren, moeten de lidstaten optimaal gebruik maken van de in de [verordening inzake gemeenschappelijk bepalingen] vastgestelde mogelijkheid om gebruik te maken van forfaitaire bedragen en andere vereenvoudigde vormen van subsidies.

(28) Met het oog op de handhaving van de controleverplichtingen in het kader van het GVB moeten de lidstaten het gedeelte van het operationele programma dat betrekking heeft op controle, opstellen overeenkomstig de EU‑prioriteiten die de Commissie voor dit beleidsgebied heeft vastgesteld. Om het operationele programma te kunnen aanpassen aan de evoluerende behoeften op het gebied van controle en handhaving, kan het controlegerelateerde gedeelte van het operationele programma regelmatig worden herzien in het licht van veranderingen in de prioriteiten van de Unie op het gebied van het controle‑ en handhavingsbeleid in het kader van het GVB. Deze wijzigingen moeten door de Commissie worden goedgekeurd.

(29) Om de programmering van activiteiten op het gebied van controle flexibel te houden, moet het controlegerelateerde gedeelte van het operationele programma kunnen worden herzien aan de hand van een vereenvoudigde procedure.

(30) De lidstaten moeten het gedeelte van het operationele programma dat betrekking heeft op gegevensverzameling, opstellen in overeenstemming met het meerjarenprogramma van de Unie. Gezien de evoluerende behoeften op het gebied van gegevensverzameling moeten de lidstaten een jaarlijks werkprogramma opstellen dat onder toezicht van de Commissie jaarlijks moet worden aangepast en dat door de Commissie moet worden goedgekeurd.

(31) Om het concurrentievermogen en de economische prestatie van de visserij te verbeteren, is het van essentieel belang innovatie en ondernemerschap te bevorderen. Hiertoe moet uit het EFMZV steun worden verleend voor innovatieve concrete acties en bedrijfsontwikkeling.

(32) Investeringen in menselijk kapitaal zijn eveneens onmisbaar, wil men het concurrentievermogen en de economische prestatie van de visserij‑ en de maritieme activiteiten verbeteren. Hiertoe moet uit het EFMZV steun worden verleend voor een leven lang leren, voor samenwerking tussen wetenschappers en vissers ter bevordering van de kennisverspreiding, en voor adviesdiensten om de prestatie en het concurrentievermogen van de marktdeelnemers globaal te verbeteren.

(33) Gezien de belangrijke rol van de echtgenotes van zelfstandige vissers in de kleinschalige kustvisserij, moet uit het EFMZV steun worden verleend voor opleidings‑ en netwerkactiviteiten die deze vrouwen helpen zich op professioneel gebied te ontwikkelen en hun de instrumenten aanreiken om de ondersteunende taken die zij traditioneel op zich nemen, beter uit te voeren.

(34) Aangezien de kleinschalige kustvissers slechts zwak vertegenwoordigd zijn in de sociale dialoog, moet uit het EFMZV steun worden verleend aan organisaties die deze dialoog in de relevante fora bevorderen.

(35) Gezien de cruciale rol van kleinschalige kustvissers in de kustgemeenschappen en gezien de mogelijkheden die diversifiëring voor deze vissers meebrengt, moet het EFMZV de diversifiëring bevorderen door steun te verlenen voor opleidingen ter verwerving van beroepsvaardigheden die nodig zijn voor andere dan visserijactiviteiten, en door daarnaast steun te verlenen voor het opstarten van ondernemingen en voor investeringen in het ombouwen van de vaartuigen van deze vissers.

(36) Met het oog op de behoeften op het gebied van gezondheid en veiligheid aan boord moet uit het EFMZV‑steun worden verleend voor investeringen in dat verband.

(37) Naar aanleiding van de vaststelling van systemen voor overdraagbare visserijconcessies zoals bedoeld in artikel 27 van [GVB‑verordening] en met het oog op ondersteuning van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van deze nieuwe systemen moet uit het EFMZV steun worden verleend voor capaciteitsopbouw en uitwisseling van beste praktijken.

(38) De invoering van de systemen voor overdraagbare visserijconcessies moet het concurrentievermogen van de sector verbeteren. Als gevolg daarvan is het mogelijk dat buiten de visserijsector nieuwe beroepskansen moeten worden gecreëerd. Daarom moet het EFMZV in visserijgemeenschappen de economische bedrijvigheid diversifiëren en banen creëren, met name door steun te verlenen om ondernemingen op te starten en om vaartuigen die actief zijn in de kleinschalige kustvisserijn, aan te passen aan andere maritieme activiteiten dan de visserij zelf. Toepassing van deze laatste maatregel is op haar plaats aangezien vaartuigen die actief zijn in de kleinschalige kustvisserij, niet onder de systemen voor overdraagbare visserijconcessies vallen.

(39) Het GVB heeft tot doel de duurzame exploitatie van de visbestanden te verzekeren. De overcapaciteit is als een belangrijke oorzaak van de overbevissing aangemerkt. Daarom is het van essentieel belang de EU‑vissersvloot op de beschikbare hulpbronnen af te stemmen. Regelingen voor de verlening van overheidssteun voor bijvoorbeeld de definitieve of tijdelijke beëindiging van visserijactiviteiten of het slopen van vaartuigen zijn geen doeltreffende instrumenten voor het wegwerken van de overcapaciteit gebleken. Daarom zal in het kader van het EFMZV steun worden verleend voor de invoering en het beheer van systemen voor overdraagbare visserijconcessies die de overcapaciteit moeten verminderen en de economische prestatie en rendabiliteit van de betrokken marktdeelnemers moeten versterken.

(40) Aangezien de overcapaciteit een van de voornaamste oorzaken van de overbevissing is, moeten maatregelen worden genomen om de EU‑vissersvloot aan te passen aan de beschikbare hulpbronnen. In dit verband moet uit het EFMZV steun worden verleend om de systemen voor overdraagbare visserijconcessies die in het kader van het GVB zijn ingevoerd als beheersinstrument ter verlaging van de overcapaciteit, vast te stellen, te wijzigen en te beheren.

(41) Het is van het grootste belang milieuoverwegingen in het EFMZV te integreren en de uitvoering van instandhoudingsmaatregelen in het kader van het GVB te steunen, met dien verstande dat hierbij rekening wordt gehouden met de uiteenlopende kenmerken van de EU‑wateren. Hiertoe dient absoluut een geregionaliseerde benadering van instandhoudingsmaatregelen te worden ontwikkeld.

(42) Uit het EFMZV moet steun worden verleend om de impact van de visserij op het mariene milieu te reduceren, met name door eco‑innovatie en selectiever vistuig en selectievere apparatuur te bevorderen en door maatregelen te nemen om de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen, samen met de diensten die deze leveren, te beschermen en in stand te houden overeenkomstig de biodiversiteitsstrategie van de Unie tot 2020.

(43) Overeenkomstig het teruggooiverbod dat in het kader van het GVB is ingevoerd, moet uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen aan boord die tot doel hebben de ongewenst gevangen vis optimaal te gebruiken en de onvoldoende gebruikte delen van de gevangen vis te valoriseren. Aangezien de hulpbronnen schaars zijn en de waarde van de gevangen vis moet worden gemaximaliseerd, moet uit het EFMZV ook steun worden verleend voor investeringen aan boord die tot doel hebben commerciële waarde toe te voegen aan de gevangen vis.

(44) Gezien het belang van vissershavens, aanlandingsplaatsen en beschuttingsplaatsen moet uit het EFMZV steun worden verleend voor ter zake relevante investeringen, met name ter verbetering van de energie‑efficiency, de milieubescherming, de kwaliteit van de aangelande producten, de veiligheid en de arbeidsomstandigheden.

(45) Het is van essentieel belang voor de Unie dat een duurzaam evenwicht tussen de beschikbare zoetwaterhulpbronnen en de exploitatie daarvan wordt bereikt. Daarom moeten, met inachtneming van de milieu-impact en de noodzaak de economische rendabiliteit van deze sector op peil te houden, adequate bepalingen ter ondersteuning van de binnenvisserij worden vastgesteld.

(46) In overeenstemming met de strategie van de Commissie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur[12], de GVB‑doelstellingen en de Europa 2020‑strategie moet uit het EFMZV steun worden verleend voor de ecologisch, economisch en sociaal duurzame ontwikkeling van de aquacultuursector.

(47) De aquacultuur draagt bij tot de groei en de werkgelegenheid in kust- en plattelandsgebieden. Daarom is het van essentieel belang dat het EFMZV toegankelijk is voor aquacultuurondernemingen, met name kmo's, en nieuwe aquacultuurexploitanten aantrekt. Om het concurrentievermogen en de economische prestatie van de aquacultuur te verbeteren, is het van essentieel belang innovatie en ondernemerschap te bevorderen. Daarom moet uit het EFMZV steun worden verleend voor innovatieve concrete acties en bedrijfsontwikkeling, met name in de non‑food en de offshore aquacultuur.

(48) Er is reeds gebleken dat marktdeelnemers die aquacultuuractiviteiten verrichten, waarde aan hun bedrijfsontwikkeling kunnen toevoegen door nieuwe bronnen van inkomsten aan te boren. Daarom moet uit het EFMZV steun worden verleend voor dergelijke aanvullende activiteiten die niet in de aquacultuursfeer liggen, zoals hengeltoerisme, educatieve activiteiten of milieugerelateerde activiteiten.

(49) Een andere belangrijke manier om de inkomsten uit aquacultuur te verhogen, bestaat erin waarde aan de betrokken producten toe te voegen door de eigen productie te verwerken en af te zetten en door nieuwe soorten met goede marktvooruitzichten te introduceren en zo de productie te diversifiëren.

(50) Gezien de noodzaak om met inachtneming van de toegang tot wateren en ruimte de gebieden die het geschiktst zijn voor aquacultuurontwikkeling aan te wijzen, moeten de nationale autoriteiten steun uit het EFMZV ontvangen om op nationaal niveau hun strategische keuze te maken.

(51) Investeringen in menselijk kapitaal zijn eveneens onmisbaar, wil men het concurrentievermogen en de economische prestatie van de aquacultuuractiviteiten verbeteren. Hiertoe moet uit het EFMZV steun worden verleend voor een leven lang leren, voor netwerkvorming ter bevordering van kennisverspreiding en voor adviesdiensten om de prestatie en het concurrentievermogen van de marktdeelnemers globaal te verbeteren.

(52) Om ecologisch duurzame aquacultuur te bevorderen, moet uit het EFMZV steun worden verleend voor zeer milieuvriendelijke aquacultuuractiviteiten, voor de invoering van ecobeheer in aquacultuurbedrijven, voor het gebruik van auditregelingen en voor de omschakeling naar biologische aquacultuur. In dezelfde geest moet uit het EFMZV steun worden verleend voor aquacultuur die bijzondere milieudiensten levert.

(53) Gezien het belang van de consumentenbescherming moet ervoor worden gezorgd dat de aquacultuurexploitanten voldoende steun uit het EFMZV krijgen om met de aquacultuurteelt samenhangende risico's voor de gezondheid van mens en dier te voorkomen of te reduceren.

(54) Gezien het risico dat aan investeringen in aquacultuuractiviteiten verbonden is, moet het EFMZV de positie van de bedrijven helpen te versterken door hun toegang te bieden tot een bestandsverzekering en zo het inkomen van de producenten te beschermen tegen abnormale productieverliezen die met name terug te voeren zijn op natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden, plotse veranderingen in de waterkwaliteit, ziekten, plagen of de vernieling van productievoorzieningen.

(55) Aangezien de door de gemeenschap aangestuurde benadering van plaatselijke ontwikkeling al een aantal jaar nuttig is gebleken om, met inachtneming van de multisectorale behoeften voor endogene ontwikkeling, de ontwikkeling van visserijgebieden en plattelandsgebieden te bevorderen, moet de ter zake relevante steunverlening worden voortgezet en geïntensiveerd.

(56) In visserijgebieden moeten in het kader van de door de gemeenschap aangestuurde plaatselijke ontwikkeling innovatieve benaderingen voor het creëren van groei en banen worden gestimuleerd, met name door waarde aan visserijproducten toe te voegen en de plaatselijke economie te diversifiëren naar nieuwe economische activiteiten, met inbegrip van de bedrijvigheid die samenhangt met "blauwe groei" en met maritieme sectoren die zich niet met de visserij zelf bezighouden.

(57) De duurzame ontwikkeling van de visserijgebieden moet bijdragen tot de EU 2020‑doelstellingen inzake sociale inclusie en armoedebestrijding, tot innovatie op plaatselijk niveau en tot territoriale cohesie – een belangrijke prioriteit in het Verdrag van Lissabon.

(58) De door de gemeenschap aangestuurde ontwikkeling moet ten uitvoer worden gelegd middels een van onderop gestuurde benadering, meer bepaald in de vorm van plaatselijke partnerschappen die zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van het brede publiek, de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld, en die de lokale samenleving correct weerspiegelen. Deze lokale actoren zijn het best geplaatst om geïntegreerde en multisectorale plaatselijke ontwikkelingsstrategieën die tegemoet komen aan de behoeften van de plaatselijke visserijgebieden, op te stellen en ten uitvoer te leggen. Met het oog op de representativiteit van de plaatselijke groepen moet erop worden toegezien dat geen enkele belangengroep meer dan 49 % van de stemrechten in de besluitvormingsorganen in handen heeft.

(59) Netwerkvorming tussen de plaatselijke partnerschappen is een wezenlijk kenmerk van deze benadering. Samenwerking tussen deze plaatselijke partnerschappen is een belangrijk ontwikkelingsinstrument dat in het kader van het EFMZV beschikbaar moet worden gesteld.

(60) De steunverlening aan visserijgebieden in het kader van het EFMZV moet worden gecoördineerd met de steun voor plaatselijke ontwikkeling in het kader van andere EU‑fondsen, en moet betrekking hebben op alle aspecten van de voorbereiding en uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën en concrete acties van plaatselijke groepen, en op de kosten die gepaard gaan met de dynamisering van de plaatselijke gebieden en met de werking van de plaatselijke partnerschappen.

(61) Om de rendabiliteit van de visserij en de aquacultuur in een zeer concurrerende markt te garanderen, moeten bepalingen worden vastgesteld voor de verlening van steun voor de tenuitvoerlegging van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten][13] en voor de afzet‑ en verwerkingsactiviteiten die de marktdeelnemers verrichten om de waarde van de visserijproducten en de aquacultuurproducten te maximaliseren. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar de bevordering van concrete acties voor de integratie van productie‑, verwerkings‑ en afzetactiviteiten in de bevoorradingsketen. Met het oog op de aanpassing aan het teruggooiverbod moet uit het EFMZV ook steun worden verleend voor de verwerking van ongewenste vangsten.

(62) Producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties moeten prioritair steun ontvangen. Zowel de opslagsteun als de steun voor productie‑ en afzetprogramma's moet geleidelijk worden uitgefaseerd aangezien deze specifieke soorten steun aan belang hebben ingeboet naarmate de structuur van de EU‑markt voor dergelijke producten is geëvolueerd en het belang van sterke producentenorganisaties is toegenomen.

(63) Aangezien kleinschalige kustvissers steeds meer concurrentie ondervinden, moet uit het EFMZV steun worden verleend voor ondernemingsinitiatieven die dergelijke vissers ontplooien om waarde aan de door hen gevangen vis toe te voegen, met name door deze zelf te verwerken of rechtstreeks af te zetten.

(64) Vanwege de in artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde specifieke handicaps staan de visserijactiviteiten in de ultraperifere gebieden van de Europese Unie onder druk, met name als gevolg van de extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten.

(65) Met het oog op handhaving van de concurrentiepositie van bepaalde visserijproducten uit de ultraperifere gebieden van het EU ten opzichte van die van soortgelijke producten uit andere gebieden van de Europese Unie heeft de Europese Unie in1992 maatregelen ingevoerd om de extra kosten die de visserijsector in dit verband maakt, te vergoeden. De maatregelen voor de periode 2007 ‑ 2013 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 791/2007 van de Raad[14]. Ter compensatie van de extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten dient deze steunverlening met ingang van 1 januari 2014 te worden voortgezet.

(66) Gezien de uiteenlopende afzetomstandigheden in de betrokken ultraperifere gebieden en de schommelingen in de vangsten en de visbestanden en in de vraag op de markten, dient het aan de betrokken lidstaten te worden overgelaten om, binnen de grenzen van de totale toewijzing per lidstaat, de voor compensatie in aanmerking komende visserijproducten, de respectieve maximumhoeveelheden en de compensatiebedragen vast te stellen.

(67) Het dient de lidstaten te worden toegestaan om, binnen de grenzen van de totale toewijzing per lidstaat, de lijst en de hoeveelheden van de betrokken visserijproducten en het compensatiebedrag te differentiëren. Ook dient de lidstaten te worden toegestaan hun compensatieplannen aan te passen als veranderende omstandigheden dat rechtvaardigen.

(68) De lidstaten moeten het compensatiebedrag vaststellen op een niveau dat een passende compensatie mogelijk maakt van de extra kosten die het gevolg zijn van de bijzondere handicaps van de ultraperifere gebieden, en met name de kosten voor het vervoer van de producten naar het Europese continent. Om overcompensatie te voorkomen, dient het bedrag in verhouding te staan tot de extra kosten die middels steun worden gecompenseerd, en mag dit bedrag in geen geval hoger zijn dan 100 % van de kosten voor het vervoer naar het Europese continent en andere, bijbehorende kosten. Daartoe moet ook rekening worden gehouden met andere soorten van overheidsmaatregelen die van invloed zijn op de hoogte van de extra kosten.

(69) Het is van het grootste belang dat de lidstaten en de marktdeelnemers zo zijn uitgerust dat een hoog controleniveau kan worden gegarandeerd en de controles bijgevolg niet alleen garant staan voor de naleving van het GVB, maar ook zorgen voor de duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen. Hiertoe moet uit het EFMZV overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad steun aan de lidstaten en de marktdeelnemers worden verleend. Deze steun moet een nalevingscultuur creëren en bijdragen tot duurzame groei.

(70) De steun die op basis van Verordening (EG) nr. 861/2006 aan de lidstaten wordt verleend voor uitgaven die gepaard gaan met de tenuitvoerlegging van het controlesysteem van de EU, moet worden voortgezet in het kader van het EFMZV overeenkomstig de keuze voor de toepassing van het beleid via één fonds.

(71) Overeenkomstig de doelstellingen van het controle‑ en handhavingsbeleid van de EU is het passend om vast te stellen hoeveel tijd patrouillevaartuigen, ‑vliegtuigen en ‑helicopters minimaal aan visserijcontrole moeten besteden en dit minimum als grondslag voor de steunverlening in het kader van het EFMZV te gebruiken.

(72) Gezien het belang van samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van controle moet hiervoor steun uit het EFMZV worden verleend.

(73) Er moeten bepalingen worden vastgesteld inzake steunverlening voor de verzameling, het beheer en het gebruik van visserijgegevens conform het meerjarenprogramma van de Unie, met name ter ondersteuning van nationale programma's en het beheer en gebruik van gegevens voor wetenschappelijke analyse en de tenuitvoerlegging van het GVB. De steun die op basis van Verordening (EG) nr. 861/2006 aan de lidstaten wordt verleend voor uitgaven die gepaard gaan met de verzameling, het beheer en het gebruik van visserijgegevens, moet worden voortgezet in het kader van het EFMZV overeenkomstig de keuze voor de toepassing van het beleid via één fonds.

(74) Het is tevens noodzakelijk steun te verlenen voor samenwerking tussen de lidstaten en, in voorkomend geval, met derde landen wanneer gegevens worden verzameld over hetzelfde zeegebied, en voor samenwerking met de relevante internationale wetenschappelijke organisaties.

(75) Het GMB heeft tot doel om, overeenkomstig de mededeling van de Commissie "Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie"[15], het duurzame gebruik van zeeën en oceanen te ondersteunen en te komen tot een gecoördineerde, coherente en transparante besluitvorming over de beleidsgebieden die gevolgen hebben voor zeeën, oceanen, eilanden, kustgebieden, ultraperifere gebieden en maritieme sectoren.

(76) De Raad, het Europees Parlement en het Comité van de Regio's hebben verklaard dat aanhoudende financiële ondersteuning nodig is om het geïntegreerd maritiem beleid van de Europese Unie uit te voeren en verder te ontwikkelen[16].

(77) Uit het EFMZV moet steun worden verleend voor de bevordering van geïntegreerd maritiem bestuur op alle niveaus, met name via de uitwisseling van beste praktijken en de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van zeegebiedstrategieën. Beoogd wordt om met deze strategieën een geïntegreerd kader op te zetten om problemen die de Europese zeegebieden gemeenschappelijk hebben, aan te pakken en de samenwerking tussen belanghebbende partijen te versterken met als doel het gebruik van de financiële instrumenten en fondsen van de Unie te optimaliseren en bij te dragen tot de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie.

(78) Uit het EFMZV moet ook steun worden verleend voor de verdere ontwikkeling van instrumenten om synergieën te creëren tussen initiatieven die in verschillende sectoren worden genomen en betrekking hebben op zeeën, oceanen en kusten. Dit geldt voor de geïntegreerde maritieme bewaking, die erop gericht is het maritieme situationele bewustzijn te verbeteren dankzij een intensievere en beveiligde uitwisseling van gegevens tussen de sectoren. Concrete acties op het gebied van maritieme bewaking die onder titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, mogen echter niet uit het EFMZV worden gefinancierd.

(79) Om de informatiesystemen die door deze sectoren worden gebruikt, met elkaar te verbinden, zal waarschijnlijk gebruik moeten worden gemaakt van de financieringsmechanismen van deze sectoren, en dit op een manier die coherent is en in overeenstemming met het Verdrag. Maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd beheer van kustgebieden zijn onmisbare instrumenten om de mariene gebieden en de kustgebieden duurzaam te ontwikkelen en dragen beide bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van ecosysteemgericht beheer en tot de ontwikkeling van verbindingen tussen land en zee. Deze instrumenten zijn tevens belangrijk om de verschillende manieren waarop onze kusten, zeeën en oceanen worden gebruikt, zo te beheren dat duurzame economische ontwikkeling mogelijk wordt en grensoverschrijdende investeringen worden gestimuleerd; in het kader van de tenuitvoerlegging van de Kaderrichtlijn mariene strategie zullen de grenzen van de duurzaamheid van menselijke activiteiten die een impact hebben op het mariene milieu nader worden omschreven. Voorts moet de kennis over de mariene wereld worden verbeterd en moet innovatie worden gestimuleerd door het verzamelen, het gratis delen, het hergebruiken en het verspreiden van gegevens over de toestand van zeeën en oceanen te vergemakkelijken.

(80) Uit het EFMZV moet ook steun worden verleend om de economische groei, de werkgelegenheid, de innovatie en het concurrentievermogen in de maritieme sectoren en kustgebieden te bevorderen. Het is van bijzonder belang dat wordt nagegaan welke regelgevingsvoorschriften en lacunes op het gebied van vaardigheden de groei in opkomende en toekomstgerichte maritieme sectoren belemmeren en welke concrete acties ter bevordering van investeringen in technologische innovatie nodig zijn om het economische potentieel van mariene en maritieme applicaties te versterken.

(81) Het EFMZV moet complementair zijn aan en coherent zijn met de bestaande en toekomstige financiële instrumenten die door de Unie en, op nationaal en subnationaal niveau, door de lidstaten ter beschikking worden gesteld om, met inachtneming van de prioritering en de voortgang van nationale en plaatselijke projecten, de bescherming en het duurzame gebruik van zeeën, oceanen en kusten te bevorderen en bij te dragen tot een doeltreffender samenwerking tussen de lidstaten en hun kust‑, eiland‑ en ultraperifere gebieden. Het EFMZV en andere EU‑beleidsgebieden met een maritieme dimensie, met name het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds en het Europees Sociaal Fonds, alsmede het Horizon 2020‑programma voor onderzoeks‑ en energiebeleid, moeten in elkaar grijpen.

(82) Om de doelstellingen van het GVB op mondiaal niveau te bereiken, speelt de Unie een actieve rol in de werkzaamheden van internationale organisaties. Het is daarom van wezenlijk belang dat de Unie bijdraagt tot de activiteiten van dergelijke organisaties, die helpen ervoor te zorgen dat de visserijhulpbronnen zowel op volle zee als in wateren van derde landen in stand worden gehouden en duurzaam worden geëxploiteerd. De steun die op grond van Verordening (EG) nr. 861/2006 aan internationale organisaties wordt verleend, moet worden voortgezet in het kader van het EFMZV overeenkomstig de keuze voor de toepassing van het beleid via één fonds.

(83) Om het bestuur in het kader van het GVB te verbeteren en te zorgen voor een doeltreffende werking van de adviesraden (AR's), is het van essentieel belang dat de AR's voldoende en aanhoudende financiering krijgen om hun adviesrol in het kader van het GVB efficiënt te kunnen vervullen. Overeenkomstig de keuze voor de toepassing van het beleid via één fonds moet de steun die in het kader van het EFMZV aan de AR's wordt verleend, in de plaats komen van de steun aan de regionale adviesraden (RAR's) op grond van Verordening (EG) nr. 861/2006.

(84) Wat technische bijstand betreft, moet uit het EFMZV voorbereidende, administratieve en technische steun worden verleend, alsook steun voor voorlichtingsmaatregelen, netwerkvorming, evaluaties, audits, studies en ervaringsuitwisseling, met als doel de uitvoering van de operationele programma's te vergemakkelijken en innovatieve benaderingen en methoden voor een eenvoudige en doorzichtige uitvoering te bevorderen. Er moet ook technische bijstand worden verleend voor het opzetten van een Europees netwerk van plaatselijke visserijgroepen die gericht zijn op capaciteitsopbouw, informatieverspreiding, ervaringsuitwisseling en ondersteuning van de samenwerking tussen de plaatselijke partnerschappen.

(85) Ten aanzien van alle concrete acties die krachtens deze verordening onder zowel gedeeld als direct beheer worden gefinancierd, moeten de financiële belangen van de Unie door een deugdelijke toepassing van de desbetreffende regelgeving worden beschermd en moeten de lidstaten en de Commissie passende controles verrichten.

(86) [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] alsmede de op grond daarvan vastgestelde bepalingen dienen van toepassing te zijn op de in de onderhavige verordening vastgestelde bepalingen die onder gedeeld beheer vallen. Met name in [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen][17] zijn bepalingen vastgesteld betreffende het met de lidstaten gedeelde beheer van de EU‑fondsen op basis van de beginselen van gezond financieel beheer, transparantie en non-discriminatie, alsmede bepalingen inzake de functie van erkende instanties, de begrotingsbeginselen, bepalingen die in het kader van de onderhavige verordening moeten worden nageleefd.

(87) Om echter rekening te houden met het specifieke karakter van het EFMZV, met name op het gebied van omvang, soorten concrete actie die worden gefinancierd, de sterke band met het GVB en andere ter zake relevante factoren, moet met betrekking tot sommige gemeenschappelijke bepalingen betreffende gedeeld beheer, in deze verordening worden voorzien in een aanpassing, afwijking of aanvulling. Waar dat vereist is op grond van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen], moeten deze gemeenschappelijke bepalingen in het kader van het EFMZV worden vervolledigd en aangevuld.

(88) Aangezien het belangrijk is de mariene biologische hulpbronnen in stand te houden en de visbestanden met name tegen illegale visserij te beschermen, en aangezien rekening moet worden gehouden met de geest van de conclusies in het groenboek over de hervorming van het GVB[18], mag geen EFMZV‑steun worden verleend aan marktdeelnemers die de GVB‑voorschriften hebben overtreden op een wijze die met name de duurzaamheid van de betrokken bestanden in gevaar brengt en daarom een ernstige bedreiging vormen voor de duurzame exploitatie van de levende mariene biologische hulpbronnen op een niveau dat het mogelijk maakt de populaties van de gevangen soorten boven een peil te brengen en te houden dat de MSY kan opleveren, noch aan marktdeelnemers die betrokken zijn bij de IOO‑visserij. In geen enkel stadium, gaande van de selectie tot de uitvoering van een concrete actie, mag de EU‑financiering worden gebruikt om het algemeen belang van de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen zoals tot uitdrukking gebracht in de doelstellingen van de GVB‑verordening, te ondermijnen.

(89) De lidstaten moeten passende maatregelen vaststellen om te garanderen dat de beheers- en controlesystemen goed functioneren. Daartoe moeten voor elk operationeel programma een beheersautoriteit, een betaalorgaan en een certificerende instantie worden aangewezen en moeten de bevoegdheden van deze instanties worden gespecificeerd. Deze bevoegdheden behelzen in hoofdzaak het waarborgen van een goede financiële uitvoering, het organiseren van de evaluatie, het certificeren van de uitgaven, de audit en het nakomen van het EU‑recht. Bepaald moet worden dat de Commissie en de betrokken nationale autoriteiten regelmatig bijeenkomen om de steunverlening te monitoren. Met name moet met het oog op het beheer en de controle worden bepaald op welke wijze de lidstaten moeten garanderen dat de systemen aanwezig zijn en naar behoren functioneren.

(90) De financiële belangen van de Europese Unie moeten worden beschermd door het nemen van evenredige maatregelen in de hele uitgavencyclus, onder meer op het gebied van preventie, opsporing en onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of fout bestede financiële middelen, en waar nodig de toepassing van sancties.

(91) Bedragen die naar aanleiding van onregelmatigheden aan de lidstaten zijn terugbetaald, moeten beschikbaar blijven voor de operationele programma's van de betrokken lidstaat. Er moet een systeem van financiële aansprakelijkheid van de lidstaten worden ingesteld voor gevallen waarin niet het totale bedrag van de onregelmatig verkregen middelen is terugbetaald, en de Commissie moet de mogelijkheid krijgen de belangen van de EU-begroting te beschermen door te besluiten dat de betrokken lidstaat de bedragen die wegens onregelmatigheden niet verschuldigd waren en niet binnen een redelijke termijn zijn terugbetaald, voor zijn rekening moet nemen.

(92) Voor een doelmatige werking van het partnerschap en om de steunverlening door de Unie te bevorderen, is het noodzakelijk dat hieraan via voorlichting en publiciteit een zo ruim mogelijke bekendheid wordt gegeven. De voor het beheer van de steun bevoegde autoriteiten zijn hiervoor verantwoordelijk, en zij moeten de Commissie op de hoogte brengen van de ter zake genomen maatregelen.

(93) De voorschriften en procedures inzake vastleggingen en betalingen moeten worden vereenvoudigd zodat een regelmatige cashflow is gewaarborgd. Een voorfinanciering van de bijdrage uit het EFMZV ten belope van 4 % moet de uitvoering van het operationele programma helpen bespoedigen.

(94) Voor een goed beheer van de EU‑middelen moeten de raming en de uitvoering van de uitgaven worden verbeterd. Daartoe moeten de lidstaten hun ramingen inzake het gebruik van de EU‑middelen regelmatig aan de Commissie toezenden en moet vertraging bij de financiële uitvoering aanleiding geven tot terugbetaling van de voorfinanciering en ambtshalve doorhaling.

(95) Om tegemoet te komen aan de in de artikelen 50 en 51 van de [GVB‑verordening] bedoelde specifieke behoeften en om de naleving van de GVB‑voorschriften te bevorderen, moeten de regels inzake uitstel van betaling zoals bedoeld in [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] worden aangevuld. Wanneer een lidstaat of een marktdeelnemer zijn uit het GVB voortvloeiende verplichtingen niet is nagekomen of wanneer de Commissie beschikt over bewijs van een dergelijke niet‑naleving, moet de Commissie de gelegenheid krijgen om bij wijze van voorzorgsmaatregel de betrokken betalingen uit te stellen.

(96) Naast de mogelijkheid betalingen uit te stellen moet de Commissie de mogelijkheid krijgen om betalingen die in verband staan met een geval van niet‑naleving van de in de artikelen 50 en 51 van de [GVB‑verordening] bedoelde GVB‑voorschriften, te schorsen teneinde te voorkomen dat betalingen worden verricht voor niet‑subsidiabele uitgaven.

(97) Ter wille van heldere financiële betrekkingen tussen de erkende betaalorganen en de EU‑begroting dient de Commissie de rekeningen van die betaalorganen jaarlijks goed te keuren. In het betrokken besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden aangetoond dat de ingediende rekeningen volledig, nauwkeurig en waarheidsgetrouw zijn, en niet dat de uitgaven in overeenstemming zijn met de EU-wetgeving.

(98) De operationele programma's moeten gemonitord en geëvalueerd worden met als doel de kwaliteit ervan te verbeteren en de resultaten ervan aan te tonen. De Commissie moet een kader voor gemeenschappelijke monitoring en evaluatie opzetten dat er onder meer voor moeten zorgen dat de relevante gegevens tijdig beschikbaar zijn. In dit verband moet een lijst indicatoren worden opgesteld en moet de impact van het EFMZV‑beleid door de Commissie worden beoordeeld aan de hand van specifieke doelstellingen.

(99) De verantwoordelijkheid voor het monitoren van de programma's moet worden gedeeld tussen de beheersautoriteit en een daartoe ingesteld monitoringcomité. Hiertoe moeten de respectieve bevoegdheden worden gespecificeerd. Voor het monitoren van de programma's moet onder meer een jaarlijks uitvoeringsverslag worden opgesteld en aan de Commissie worden toegezonden.

(100) Om de toegankelijkheid en transparantie van de informatie over financieringsmogelijkheden en begunstigden van projecten te vergroten, moet elke lidstaat beschikken over een speciale website of een speciaal webportaal met informatie over operationele programma's, waaronder lijsten van in het kader van elk operationeel programma ondersteunde concrete acties. Deze informatie moet het publiek in het algemeen en de belastingsbetaler in de Unie in het bijzonder een redelijk goed, tastbaar en concreet idee geven van de manier waarop de EU‑financiering in het kader van het EFMZV wordt besteed. Een ander doel van de bekendmaking van ter zake relevante gegevens bestaat erin meer ruchtbaarheid te geven aan het feit dat EU‑financiering kan worden aangevraagd. Met inachtneming van het fundamentele recht op bescherming van gegevens en het arrest van het Hof in de gevoegde zaken Schecke[19] mag echter niet worden geëist dat de naam van natuurlijke personen worden bekendgemaakt.

(101) Met het oog op de aanvulling en wijziging van bepaalde niet‑essentiële onderdelen van deze verordening, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag besluiten vast te stellen met betrekking tot een gedragscode waarin wordt omschreven in welke gevallen van niet‑naleving van de GBV‑voorschriften aanvragen als niet‑ontvankelijk worden aangemerkt, met betrekking tot de aanvraagtermijnen, met betrekking tot een evenredige handhaving van de toepassing van de voorafgaande voorwaarden, met betrekking tot de vaststelling van subsidiabele investeringen aan boord teneinde te voorkomen dat investeringen worden gedaan die leiden tot een verhoging van de vangstcapaciteit van het vaartuig, met betrekking tot de methode voor de berekening van de netto‑inkomsten in het geval van eco‑innovatie, met betrekking tot de vaststelling van subsidiabele concrete acties en kosten in verband met de bescherming en het herstel van beschermde mariene gebieden, met betrekking tot de vaststelling van subsidiabele kosten van investeringen in de offshore en de non‑food aquacultuur, met betrekking tot de vaststelling van de inhoud van het actieplan van de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën, met betrekking tot het bepalen van de subsidiabele kosten van de voorbereidende steun voor plaatselijke ontwikkelingsstrategieën, met betrekking tot het bepalen van de subsidiabele werkingskosten en dynamiseringskosten in verband met de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën, met betrekking tot de taken van de betaalorganen en de certificerende instanties, met betrekking tot de verduidelijking van de taken van de lidstaten bij het terugvorderen van onverschuldigd gedane betalingen, met betrekking tot de vaststelling van gevallen van niet‑naleving van de GVB‑voorschriften die tot schorsing van betalingen kunnen leiden, met betrekking tot de vaststelling van criteria en methoden die moeten worden toegepast in het geval van forfaitaire of geëxtrapoleerde financiële correcties, met betrekking tot de lijst van gevallen van niet‑naleving van de GVB‑voorschriften die aanleiding kunnen geven tot toepassing van financiële correcties en met betrekking tot de inhoud en de vorm van het monitoring‑ en evaluatiesysteem.

(102) Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend.

(103) De Commissie moet ertoe worden gemachtigd om middels uitvoeringshandelingen besluiten aan te nemen met betrekking tot de jaarlijkse verdeling van de toewijzingen, met betrekking tot de goedkeuring van de operationele programma's en de wijzigingen daarvan, met betrekking tot de EU‑prioriteit in het kader van het controle‑ en handhavingsbeleid, met betrekking tot de goedkeuring van de jaarlijkse werkprogramma's voor gegevensverzameling, met betrekking tot de vaststelling van de bewijsgronden voor gevallen van niet‑naleving van de GVB‑voorschriften die aanleiding kunnen geven tot uitstel van betaling, met betrekking tot gevallen van niet‑naleving van de GVB‑voorschriften die aanleiding kunnen geven tot schorsing van betaling, met betrekking tot gevallen van schorsing van betaling en opheffing van schorsing van betaling, met betrekking tot financiële correcties en met betrekking tot de goedkeuring van rekeningen.

(104) Om ervoor te zorgen dat deze verordening onder uniforme voorwaarden ten uitvoer wordt gelegd, dient de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te krijgen met betrekking tot het format van de operationele programma's, met betrekking tot de procedures voor de vaststelling van de operationele programma's, met betrekking tot de procedures voor de vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma voor gegevensverzameling, met betrekking tot de concrete toepassing van de in bijlage I opgenomen steunintensiteitspercentages, met betrekking tot de termijn voor indiening van de tussentijdse uitgavendeclaratie, met betrekking tot de voorschriften inzake de beheers‑ en controletaken van de betaalorganen, met betrekking tot de specifieke taken van de certificerende instanties, met betrekking tot de voorschriften voor een doeltreffend beheer en doeltreffende controles, met betrekking tot de vaststelling van de te schorsen betalingen, met betrekking tot de procedures voor het uitstellen of het schorsen van betalingen, met betrekking tot de procedure voor door de Commissie uit te voeren extra controles ter plaatse, met betrekking tot het format van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen, met betrekking tot de omschrijving van de elementen die moeten worden opgenomen in de evaluaties vooraf en achteraf en met betrekking tot technische elementen voor publiciteitsmaatregelen. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[20].

(105) Gezien het procedurele karakter van de bepalingen die de Commissie middels in de artikelen 24, 98, 120 en 143 bedoelde uitvoeringshandelingen zal aannemen, dienen de betrokken uitvoeringshandelingen volgens de raadplegingsprocedure te worden vastgesteld.

(106) Met het oog op een vlotte overgang van het bij Verordening (EG) nr. 1198/2006 ingestelde systeem naar het bij de onderhavige verordening ingestelde systeem, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen tot vaststelling van overgangsbepalingen.

(107) De nieuwe, bij de onderhavige verordening ingestelde steunregeling komt in de plaats van de steunregeling die is ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 1198/2006, Verordening (EG) nr. 861/2006, de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid, Verordening (EG) nr. 1290/2005 Garantiefonds, Verordening (EG) nr. 791/2007 en artikel 103 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Deze verordeningen en deze bepaling dienen derhalve op 1 januari 2014 te worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I DOELSTELLINGEN

HOOFDSTUK I Toepassingsgebied en definities

Artikel 1 Onderwerp

Deze verordening betreft financiële maatregelen van de Unie voor de tenuitvoerlegging van:

a)           het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB),

b)           ter zake relevante maatregelen betreffende het zeerecht,

c)           de duurzame ontwikkeling van de visserijgebieden en de binnenvisserij,

d)           het geïntegreerd maritiem beleid (GMB).

Artikel 2 Toepassingsgebied in geografische zin

Deze verordening is van toepassing op concrete acties die worden uitgevoerd op het grondgebied van de Unie, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders wordt bepaald.

Artikel 3 Definities

1.           Voor de toepassing van de onderhavige verordening en onverminderd lid 2 gelden de definities van artikel 5 van de [GVB‑verordening][21], artikel 5 van de [verordening inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten], artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en artikel 2 van de [verordening inzake gemeenschappelijke bepalingen][22].

2.           Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1) "gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur" (CISE ‑ Common Information Sharing Environment): een gedecentraliseerd opgezet netwerk van systemen voor de uitwisseling van informatie tussen gebruikers uit verschillende sectoren met als doel het situationele bewustzijn inzake activiteiten op zee te verbeteren;

(2) "sectoroverschrijdende concrete acties": initiatieven die verschillende sectoren en/of sectorale beleidsgebieden zoals bedoeld in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ten goede komen en die niet hun volledige rendement halen indien ze ten uitvoer worden gelegd aan de hand van maatregelen binnen de grenzen van één bepaald beleidsgebied;

(3) "elektronisch registratie- en meldsysteem" (ERS ‑ electronic recording and reporting system): een systeem voor de elektronische registratie en melding van gegevens zoals bedoeld in de artikelen 15, 24 en 63 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad;

(4) "Europees marien observatie- en datanetwerk": een netwerk waarin nationale programma's voor mariene observatie en data worden geïntegreerd tot een gemeenschappelijk en toegankelijk Europees instrument;

(5) "visserijgebied": een door de lidstaat als zodanig aangemerkt gebied aan de kust van een zee of een meer of met vijvers of een riviermonding, en met een belangrijke werkgelegenheid in de visserijsector of de aquacultuursector;

(6) "visser": een door de lidstaat als zodanig erkend persoon die de beroepsvisserij uitoefent aan boord van een in bedrijf zijnd vissersvaartuig of een door de lidstaat als zodanig erkend persoon die beroepsmatig mariene organismen oogst zonder vaartuig;

(7) "geïntegreerd maritiem beleid" (GMB): een EU‑beleid dat erop gericht is een gecoördineerde en coherente besluitvorming tot stand te brengen teneinde middels coherente beleidslijnen op het gebied van maritieme zaken en middels ter zake relevante internationale samenwerking te komen tot een optimale duurzame ontwikkeling, economische groei en sociale cohesie in de lidstaten, met name in de kust‑, eiland‑ en ultraperifere gebieden van de Unie en in de maritieme sectoren;

(8) "geïntegreerde maritieme bewaking": een EU‑initiatief om de bewaking van de Europese zeeën efficiënter en doeltreffender te maken middels sector‑ en grensoverschrijdende informatie‑uitwisseling en samenwerking;

(9) "onregelmatigheid": een onregelmatigheid zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2988/95 van de Raad;

(10) "binnenvisserij": visserij voor commerciële doeleinden die wordt verricht hetzij door vaartuigen die uitsluitend actief zijn in de binnenwateren hetzij met andere voorzieningen die voor het vissen op het ijs worden gebruikt;

(11) "geïntegreerd beheer van kustgebieden": strategieën en maatregelen zoals omschreven in Aanbeveling 2002/413/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2002 betreffende de uitvoering van een geïntegreerd beheer van kustgebieden in Europa[23];

(12) "geïntegreerd maritiem bestuur": het gecoördineerde beheer van alle sectorale beleidsgebieden van de EU die gevolgen hebben voor de zeeën, oceanen en kustgebieden;

(13) "mariene regio’s": geografische gebieden zoals omschreven in bijlage I bij Besluit 2004/585/EG van de Raad en de door de regionale organisaties voor visserijbeheer ingestelde gebieden;

(14) "maritieme ruimtelijke ordening": een proces in het kader waarvan de openbare autoriteiten de verdeling van menselijke activiteiten in mariene gebieden in ruimte en tijd analyseren en organiseren om zo ecologische, economische en sociale doelstellingen te verwezenlijken;

(15) "maatregel": een samenstel van concrete acties;

(16) "overheidsuitgaven": een bijdrage tot de financiering van een concrete actie uit de begroting van de lidstaten, van de regionale of plaatselijke overheden of van de Europese Unie, alsmede vergelijkbare uitgaven; elke bijdrage aan de financiering van concrete acties die afkomstig is uit de begroting van publiekrechtelijke instellingen of verenigingen van een of meer regionale of plaatselijke overheden of publiekrechtelijke instellingen die handelen overeenkomstig Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten[24] wordt beschouwd als een overheidsbijdrage;

(17) "zeegebiedstrategie": een gestructureerd samenwerkingskader voor een bepaald geografisch gebied, dat wordt ontwikkeld door de Europese instellingen, de lidstaten, de regio's van de lidstaten en, in voorkomend geval, derde landen, met name wanneer het gaat om een met derde landen gedeeld zeegebied; in de strategie wordt rekening gehouden met de specifieke geografische, klimatologische, economische en politieke kenmerken van het betrokken zeegebied;

(18) "kleinschalige kustvisserij": de visserij door vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 meter die geen gebruik maken van gesleept vistuig zoals bedoeld in tabel 3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot[25];

(19) "vaartuigen die uitsluitend in de binnenwateren actief zijn": vaartuigen voor de commerciële visserij in binnenwateren die niet in het EU‑gegevensbestand over de vissersvloot zijn opgenomen.

TITEL II ALGEMEEN KADER

HOOFDSTUK I Instelling en doelstellingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

Artikel 4 Instelling

Hierbij wordt het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) ingesteld.

Artikel 5 Doelstellingen

Het EFMZV draagt bij tot de volgende doelstellingen:

(a) bevordering van een duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur;

(b) bevordering van de ontwikkeling en de uitvoering van het geïntegreerd maritiem beleid van de EU op een manier die complementair is aan het cohesiebeleid en aan het gemeenschappelijk visserijbeleid;

(c) bevordering van een evenwichtige en inclusieve territoriale ontwikkeling van de visserijgebieden;

(d) bevordering van de tenuitvoerlegging van het GVB.

Artikel 6 EU‑prioriteiten

De verwezenlijking van de EFMZV‑doelstellingen draagt bij tot de Europa 2020‑strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Hiertoe wordt uitvoering gegeven aan de zes onderstaande EU‑prioriteiten die aansluiten op de thematische doelstellingen van het gemeenschappelijk strategisch kader (hierna "GSK"genoemd):

(1)          Bevordering van de werkgelegenheid en de territoriale cohesie aan de hand van de volgende doelstellingen:

(a) stimulering van de economische groei, de sociale inclusie, de werkgelegenheidscreatie en de arbeidsmobiliteit in kustgemeenschappen en landinwaarts gelegen gemeenschappen die aangewezen zijn op de visserij en de aquacultuur;

(b) diversifiëring van de visserijactiviteiten naar andere sectoren van de maritieme economie, en uitbreiding van de maritieme economie, onder meer in het kader van de matiging van de klimaatverandering.

(2)          Bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde visserij door de nadruk te leggen op:

(a) steun voor de intensivering van technologische ontwikkeling, innovatie en kennisoverdracht;

(b) versterking van het concurrentievermogen en de rendabiliteit van de visserij, met name van de kleinschalige kustvisserij, en verbetering van de veiligheid en de arbeidsomstandigheden;

(c) ontwikkeling van nieuwe beroepsvaardigheden en een leven lang leren;

(d) verbetering van de ordening van de markt voor visserijproducten.

(3)          Bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde aquacultuur door de nadruk te leggen op:

(a) steun voor de intensivering van technologische ontwikkeling, innovatie en kennisoverdracht;

(b) versterking van het concurrentievermogen en de rendabiliteit van aquacultuurondernemingen, en in het bijzonder van kmo's;

(c) ontwikkeling van nieuwe beroepsvaardigheden en een leven lang leren;

(d) verbetering van de ordening van de markt voor aquacultuurproducten.

(4)          Bevordering van een duurzame en hulpbronefficiënte visserij door de nadruk te leggen op:

(a) reductie van de impact van de visserij op het mariene milieu;

(b) bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen, met inbegrip van de diensten die deze leveren.

(5)          Bevordering van een duurzame en hulpbronefficiënte aquacultuur door de nadruk te leggen op:

(a) versterking van de ecosystemen die verbonden zijn met de aquacultuur en bevordering van een hulpbronefficiënte aquacultuur;

(b) bevordering van een aquacultuur die wordt gekenmerkt door een hoog niveau van milieubescherming. diergezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid en veiligheid.

(6)          Bevordering van de tenuitvoerlegging van het GVB aan de hand van:

(a) het beschikbaar stellen van wetenschappelijke kennis en gegevensverzameling;

(b) het ondersteunen van controle en handhaving, het versterken van de institutionele capaciteit en efficiënte overheidsdiensten.

HOOFDSTUK II Gedeeld en direct beheer

Artikel 7 Gedeeld en direct beheer

1.           Maatregelen en technische bijstand zoals bedoeld in respectievelijk titel V en artikel 92, worden uit het EFMZV gefinancierd overeenkomstig het beginsel van tussen de lidstaten en de Unie gedeeld beheer en overeenkomstig de gemeenschappelijke voorschriften die zijn vastgesteld bij [Verordening (EU) nr. inzake gemeenschappelijke bepalingen][26].

2.           Maatregelen zoals bedoeld in titel VI, met uitzondering van de in artikel 92 bedoelde technische bijstand, worden uit het EFMZV gefinancierd overeenkomstig het beginsel van direct beheer.

HOOFDSTUK III Algemene beginselen van de steunverlening in het kader van gedeeld beheer

Artikel 8 Staatssteun

1.           Onverminderd lid 2 van het onderhavige artikel zijn de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag van toepassing op steun die de lidstaten verlenen aan ondernemingen in de visserij‑ en de aquacultuursector.

2.           De artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag zijn evenwel niet van toepassing op betalingen die de lidstaten doen op grond van en in overeenstemming met deze verordening en binnen de werkingssfeer van artikel 42 van het Verdrag.

3.           Nationale bepalingen voor overheidsfinanciering die verder gaan dan de bepalingen van deze verordening betreffende de in lid 2 bedoelde financiële bijdragen, worden op basis van lid 1 als één geheel beoordeeld.

Artikel 9 Partnerschap

In afwijking van artikel 5, lid 4, van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] worden de organisaties die de partners op EU‑niveau vertegenwoordigen, tijdens de programmeringsperiode ten minste twee keer door de Commissie geraadpleegd over de tenuitvoerlegging van de EFMZV‑steun.

Artikel 10 Coördinatie

Naast de in artikel 4 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde beginselen geldt dat de Commissie en de lidstaten erop toezien dat de EFMZV‑steun wordt gecoördineerd met en complementair is aan de steun die wordt verleend op grond van andere beleidsgebieden en financiële instrumenten van de EU, zoals Verordening (EU) nr. [tot vaststelling van het kaderactieprogramma voor milieu en klimaatverandering (LIFE‑kaderprogramma)][27], en op grond van het externe optreden van de Unie. Zowel de steun uit het EFMZV als die uit het LIFE‑kaderprogramma wordt met name gecoördineerd door de financiering van activiteiten die een aanvulling vormen op krachtens het LIFE‑kaderprogramma gefinancierde geïntegreerde projecten, te bevorderen en door het gebruik van oplossingen, methoden en benaderingen die krachtens het LIFE‑kaderprogramma zijn gevalideerd, te stimuleren.

Artikel 11 Voorafgaande voorwaarden

De in bijlage III bij deze verordening opgenomen voorafgaande voorwaarden zijn van toepassing op het EFMZV.

HOOFDSTUK IV Ontvankelijkheid van aanvragen en niet voor steun in aanmerking komende concrete acties

Artikel 12 Ontvankelijkheid van aanvragen

1.           Aanvragen die worden ingediend door de volgende marktdeelnemers, komen gedurende een vastgestelde periode niet in aanmerking voor EFMZV‑steun:

(a) marktdeelnemers die een ernstige inbreuk hebben gepleegd zoals bedoeld in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 of in artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009:

(b) marktdeelnemers die zijn betrokken bij de exploitatie, het beheer of de eigendom van vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de EU‑lijst van IOO‑vaartuigen zoals bedoeld in artikel 40, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1005/2008;

(c) marktdeelnemers die andere inbreuken op de GVB‑voorschriften hebben begaan die de duurzaamheid van de betrokken bestanden ernstig in gevaar brengen.

2.           Aanvragen die worden ingediend door marktdeelnemers die in het kader van het EVF of het EFMZV een onregelmatigheid hebben begaan, komen gedurende een vastgestelde periode niet in aanmerking voor steun.

3.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot:

(a) de vaststelling van de in de leden 1 en 2 bedoelde periode die evenredig moet zijn aan de ernst van de inbreuk of de niet‑naleving of aan het aantal keren dat deze is begaan;

(b) de vaststelling van de begin‑ of einddatum van de in lid 1 bedoelde periode;

(c) de vaststelling van in lid 1, onder c), bedoelde andere gevallen van niet‑naleving die de duurzaamheid van de betrokken bestanden ernstig in gevaar brengen.

4.           De lidstaten verplichten de marktdeelnemers die een aanvraag in het kader van het EFMZV indienen, ertoe ten aanzien van de beheersautoriteit schriftelijk te verklaren dat zij voldoen aan de in lid 1 vastgestelde criteria en dat zij geen in lid 2 bedoelde onregelmatigheid hebben begaan in het kader van het EVF of het EFMZV. Alvorens de concrete actie goed te keuren, gaan de lidstaten na of deze schriftelijke verklaring waarheidsgetrouw is.

5.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van een systeem voor de uitwisseling van informatie over onregelmatigheden tussen de lidstaten.

Artikel 13 Niet‑subsidiabele concrete acties

De volgende concrete acties komen niet in aanmerking voor steun in het kader van het EFMZV:

(a) concrete acties die de vangstcapaciteit van het vaartuig vergroten;

(b) de bouw van nieuwe vissersvaartuigen en de buitenbedrijfstelling of de invoer van vissersvaartuigen;

(c) de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten;

(d) de experimentele visserij;

(e) de overdracht van de eigendom van een bedrijf;

(f) het rechtstreeks uitzetten van vis, behalve als instandhoudingsmaatregel waarin uitdrukkelijk bij een rechtshandeling van de Unie is voorzien of wanneer sprake is van het experimenteel uitzetten van vis.

TITEL III FINANCIEEL KADER

Artikel 14 Begrotingsuitvoering

1.           De EU‑begroting die op grond van titel V aan het EFMZV wordt toegewezen, wordt uitgevoerd in het kader van gedeeld beheer overeenkomstig artikel 4 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen].

2.           De EU‑begroting die op grond van titel VI aan het EFMZV wordt toegewezen, wordt rechtstreeks door de Commissie uitgevoerd overeenkomstig artikel 55, lid 1, onder a), van het [nieuw financieel reglement].

3.           De Commissie annuleert alle onder gedeeld beheer vallende vaststellingen, of een deel daarvan, overeenkomstig het [nieuw financieel reglement] en overeenkomstig artikel 147 van de onderhavige verordening

4.           Het beginsel van goed financieel beheer wordt toegepast overeenkomstig de artikelen 27 en 50 van het [nieuw financieel reglement].

Artikel 15 Gedeeld beheerde begrotingsmiddelen

1.           De gedeeld beheerde middelen die in het kader van het EFMZV beschikbaar zijn voor vastleggingen voor de periode 2014 – 2020, bedragen overeenkomstig de in bijlage II vastgestelde jaarlijkse verdeling 5 520 000 000 euro, uitgedrukt in huidige prijzen.

2.           Van het in lid 1 genoemde bedrag wordt 4 535 000 000 euro toegewezen voor de duurzame ontwikkeling van de visserij, de aquacultuur en de aquacultuurgebieden, zoals bedoeld in respectievelijk hoofdstuk I, hoofdstuk II en hoofdstuk III van titel V.

3.           Van het in lid 1 genoemde bedrag wordt 477 000 000 euro toegewezen voor in artikel 78 bedoelde controle‑ en handhavingsmaatregelen.

4.           Van het in lid 1 genoemde bedrag wordt 358 000 000 euro toegewezen voor in artikel 79 bedoelde maatregelen inzake gegevensverzameling.

5.           De financiële middelen die worden toegewezen voor in titel V, hoofdstuk V, bedoelde compensatie ten bate van de ultraperifere gebieden, mogen jaarlijks niet meer bedragen dan:

– 4 300 000 euro voor de Azoren en Madeira;

– 5 800 000 euro voor de Canarische Eilanden;

– 4 900 000 euro voor Frans Guyana en Réunion.

6.           Van het in lid 1 genoemde bedrag wordt 45 000 000 euro toegewezen voor in artikel 72 bedoelde opslagsteun die wordt verleend vanaf begin 2014 tot eind 2018.

Artikel 16 Direct beheerde begrotingsmiddelen

Uit het EFMZV wordt 1 047 000 000 euro toegewezen voor direct beheerde maatregelen zoals bedoeld in de hoofdstukken I en II van titel VI. Hierin is tevens de in artikel 91 bedoelde technische bijstand begrepen.

Artikel 17 Financiële verdeling onder gedeeld beheer

1.           De in artikel 15, leden 2 tot en met 6, genoemde en in de tabel in bijlage II opgenomen bedragen die beschikbaar zijn voor vastleggingen door de lidstaten voor de periode 2014 – 2020, worden vastgesteld aan de hand van de volgende objectieve criteria:

(a) wat titel V betreft:

i)        het werkgelegenheidsniveau in de visserij en de aquacultuur,

ii)       het productieniveau in de visserij en de aquacultuur, en

iii)      het aandeel van de kleinschalige kustvisserijvloot in de vissersvloot;

(b) wat de artikelen 78 en 79 betreft:

i)        de reikwijdte van de controletaken van de betrokken lidstaat, geraamd op basis van de omvang van de nationale vissersvloot, de aangelande hoeveelheid en de waarde van de invoer uit derde landen;

ii)       de in verhouding tot de reikwijdte van de controletaken van de betrokken lidstaat beschikbare controlemiddelen, geraamd op basis van het aantal controles op zee en het aantal inspecties van aanlandingen;

iii)      de reikwijdte van de gegevensverzamelingstaken van de betrokken lidstaat, geraamd op basis van de omvang van de nationale vissersvloot, de aangelande hoeveelheid, het aantal wetenschappelijke monitoringtaken op zee en het aantal onderzoeken waaraan de lidstaat deelneemt, en

iv)      de voor de gegevensverzameling beschikbare middelen, afgezet tegen de reikwijdte van de gegevensverzamelingstaken van de lidstaat, het aantal waarnemers op zee en de personele en technische middelen die nodig zijn voor de uitvoering van het nationale steekproefprogramma voor gegevensverzameling;

(c) voor alle maatregelen: de historische toewijzingen in het kader van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad en de historische benutting in het kader van Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad.

2.           De Commissie stelt middels een uitvoeringshandeling een besluit vast inzake de jaarlijkse verdeling van de totale middelen over de lidstaten.

TITEL IV PROGRAMMERING

HOOFDSTUK I Programmering van onder gedeeld beheer gefinancierde maatregelen

Artikel 18 Opstellen van operationele programma’s

1.           Elke lidstaat stelt één operationeel programma op waarmee uitvoering wordt gegeven aan de EU‑prioriteiten die uit het EFMZV worden gecofinancierd.

2.           De lidstaat stelt het operationele programma op na nauwe samenwerking met de partners zoals bedoeld in artikel 5 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen]. De raadpleging van de partners over de voorbereidende documenten wordt zo georganiseerd dat de partners de gelegenheid hebben deze te bestuderen.

3.           Wat het in artikel 20, lid 1, onder n), bedoelde gedeelte van het operationele programma betreft, stelt de Commissie uiterlijk op 31 mei 2013 middels een uitvoeringshandeling de EU‑prioriteiten voor het handhavings‑ en controlebeleid vast.

4.           Het in artikel 20, lid 1, onder o), bedoelde gedeelte van het operationele programma dat betrekking heeft op het voor 2014 geldende gedeelte van het in artikel 37, lid 5, van de [GVB‑verordening] bedoelde meerjarenprogramma, wordt uiterlijk op 31 oktober 2013 ingediend.

Artikel 19 Leidende beginselen voor het operationele programma

Bij het opstellen van hun operationele programma houden de lidstaten rekening met de volgende leidende beginselen:

(a) voor elke EU‑prioriteit worden relevante combinaties van maatregelen opgenomen die logisch voortvloeien uit de voorafgaande evaluatie en de SWOT‑analyse (Strengths, Weaknesses, Opportunities and Threats ‑ sterke en zwakke punten, kansen en gevaren);

(b) in het programma wordt een steekhoudende benadering ten aanzien van innovatie en van matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering geïntegreerd;

(c) er worden adequate maatregelen gepland om de uitvoering van het programma te vereenvoudigen en te vergemakkelijken;

(d) in voorkomend geval wordt gezorgd voor samenhang tussen de in artikel 6, leden 3 en 5, van de onderhavige verordening vastgestelde EU‑prioriteiten voor het EFMZV en het nationaal strategisch meerjarenplan voor de aquacultuur zoals bedoeld in artikel 43 van de [GVB‑verordening].

Artikel 20 Inhoud van het operationele programma

1.           Naast de in artikel 24 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde elementen bevat het operationele programma:

(a) de in artikel 48 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde voorafgaande evaluatie;

(b) een SWOT-analyse van de situatie en een omschrijving van de behoeften van het geografische gebied waaraan het programma tegemoet moet komen;

De analyse wordt opgebouwd rond de EU‑prioriteiten. Op het gebied van de matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering en op het gebied van de bevordering van innovatie wordt voor elke EU‑prioriteit beoordeeld hoe het best aan de specifieke behoeften kan worden voldaan; een synthese van de sterke en zwakke punten van de situatie van de voor ondersteuning in aanmerking komende beleidsterreinen;

(c) het bewijs dat een steekhoudende benadering ten opzichte van innovatie, het milieu, met inbegrip van de specifieke behoeften van de NATURA 2000-gebieden, en de matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering in het programma is geïntegreerd;

(d) de beoordeling van de voorafgaande voorwaarden en, in voorkomend geval, de in artikel 17, lid 4, van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde maatregelen, en de voor de toepassing van artikel 19 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] vastgestelde mijlpalen;

(e) een lijst van naar EU‑prioriteit uitgesplitste maatregelen;

(f) een beschrijving van de criteria voor de selectie van projecten;

(g) een beschrijving van de criteria voor de selectie van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën in het kader van titel V, hoofdstuk III;

(h) een duidelijke verwijzing naar de onder titel V, hoofdstuk III, vallende concrete acties die collectief mogen worden uitgevoerd en daarom overeenkomstig artikel 95, lid 3, in aanmerking komen voor een hogere steunintensiteit;

(i) een analyse van de behoeften in verband met de monitoring- en evaluatievoorschriften en het in artikel 49 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde evaluatieplan. De lidstaten voorzien in voldoende middelen en in voldoende activiteiten voor de opbouw van de betrokken capaciteit om aan de vastgestelde behoeften tegemoet te komen;

(j) een financieringsplan dat met inachtneming van de artikelen 18 en 20 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] en het in artikel 17, lid 3, van de onderhavige verordening bedoelde besluit van de Commissie is opgesteld en de volgende elementen bevat:

i)        een tabel met de voor elk jaar geplande totale EFMZV‑bijdrage;

ii)       een tabel met de financiële EFMZV‑middelen die beschikbaar zijn voor en het EFMZV‑cofinancieringspercentage dat van toepassing is op enerzijds de in artikel 6 vastgestelde prioriteiten en anderzijds de technische bijstand. In voorkomend geval wordt in de tabel afzonderlijk melding gemaakt van de financiële EFMZV‑middelen en de cofinancieringspercentages die in afwijking van de in artikel 94, lid 1, vastgestelde algemene regel van toepassing zijn op steun zoals bedoeld in artikel 72, artikel 73, artikel 78, lid 2, onder a) tot en met d), en onder f) tot en met j), artikel 78, lid 2, onder e), en artikel 79;

(k) informatie over de complementariteit met maatregelen die worden gefinancierd in het kader van andere GSK‑fondsen of het LIFE‑kaderprogramma;

(l) de regelingen voor de uitvoering van het programma, die omvatten:

i)        de aanwijzing door de lidstaat van alle in artikel 107 bedoelde autoriteiten en, ter informatie, een beknopte beschrijving van de beheers- en controlestructuur;

ii)       een beschrijving van de monitoring- en evaluatieprocedures en de samenstelling van het monitoringcomité;

iii)      de bepalingen die zijn vastgesteld om ervoor te zorgen dat overeenkomstig artikel 143 bekendheid aan het programma wordt gegeven;

(m) de aanwijzing van de in artikel 5 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde partners en de resultaten van het overleg met de partners;

(n) voor de in artikel 6, lid 6, bedoelde doelstelling inzake bevordering van de naleving via controle, en overeenkomstig artikel 18, lid 3:

i)        een lijst van organisaties die het controle‑, inspectie‑ en handhavingssysteem ten uitvoer leggen, en een beknopt overzicht van zowel de personele en financiële middelen als de voorzieningen, met name het aantal vaartuigen, vliegtuigen en helikopters, die deze organisaties ter beschikking staan voor controle‑, inspectie‑ en handhavingstaken op visserijgebied;

ii)       de overkoepelende doelstellingen van de controlemaatregelen die moeten worden uitgevoerd aan de hand van overeenkomstig artikel 133 vast te stellen gemeenschappelijke indicatoren;

iii)      de specifieke doelstellingen die in overeenstemming met de in artikel 6 vastgestelde EU‑prioriteiten moeten worden gehaald en een gedetailleerd, naar uitgavencategorie uitgesplitst overzicht van het aantal individuele aankopen in de loop van de hele programmeringsperiode;

(o) voor de in artikel 6, lid 6, en artikel 18, lid 4, bedoelde doelstelling inzake gegevensverzameling voor duurzaam visserijbeheer, en overeenkomstig het in artikel 37, lid 5, van de [GVB‑verordening] bedoelde EU‑meerjarenprogramma:

i)        een beschrijving van de activiteiten op het gebied van gegevensverzameling die moeten worden uitgevoerd om te komen tot:

– een evaluatie van de visserijsector (biologische, economische en horizontale variabelen, alsmede onderzoek op zee);

– een evaluatie van de economische situatie van de aquacultuur‑ en de verwerkingssector;

– een evaluatie van de impact van de visserijsector op het ecosysteem;

ii)       een beschrijving van de methoden voor de opslag, het beheer en het gebruik van gegevens;

iii)      een bewijs van de capaciteit voor een gezond financieel en administratief beheer van de verzamelde gegevens.

Dit gedeelte van het operationele programma wordt aangevuld met het bepaalde in artikel 23.

2.           Het operationele programma omvat de methoden voor de berekening van vereenvoudigde kosten, extra kosten of gederfde inkomsten overeenkomstig artikel 103, of de methode voor de berekening van de compensatie overeenkomstig ter zake relevante criteria voor elk van de in artikel 38, lid 1, bedoelde activiteiten.

3.           Daarnaast omvat het operationele programma een beschrijving van de specifieke acties ter bevordering van gelijke kansen en ter voorkoming van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, met inbegrip van de regelingen om de integratie van het genderperspectief in de operationele programma's en op operationeel niveau te garanderen.

4.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften vast voor de wijze waarop de in de leden 1, 2 en 3 beschreven elementen moeten worden weergegeven. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 151, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 21 Goedkeuring van de operationele programma's

1.           Naast de in artikel 25 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde bepalingen en met inachtneming van de voorafgaande evaluatie beoordeelt de Commissie of de operationele programma's coherent zijn met de onderhavige verordening en een doeltreffende bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de in artikel 6 vastgestelde EU‑prioriteiten voor het EFMZV.

2.           De Commissie keurt de operationele programma's goed middels een uitvoeringshandeling.

Artikel 22 Wijziging van de operationele programma's

1.           De Commissie keurt de wijziging van operationele programma's goed middels een uitvoeringshandeling.

2.           Met het oog op de aanpassing aan de technische behoeften in verband met de controleactiviteiten kan het in artikel 20, lid 1, onder n), bedoelde gedeelte van het operationele programma om de twee jaar, en voor het eerst met ingang van 1 januari 2015, worden gewijzigd.

Hiertoe stelt de Commissie middels een uitvoeringshandeling een besluit vast met daarin enerzijds de veranderingen aan de EU‑prioriteiten op het gebied van het handhavings‑ en controlebeleid zoals bedoeld in artikel 18, lid 3, en anderzijds de overeenkomstige subsidiabele concrete acties die prioriteit moeten krijgen.

De lidstaten dienen in het licht van de nieuwe prioriteiten die in het in de tweede alinea van dit lid bedoelde besluit zijn vastgesteld, uiterlijk op 31 oktober van het jaar vóór het betrokken uitvoeringsjaar bij de Commissie de wijziging van het operationele programma in.

3.           Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel worden de in lid 2 bedoelde programmawijzigingen behandeld in het kader van een krachtens artikel 24 vastgestelde vereenvoudigde procedure.

Artikel 23 Jaarlijks werkprogramma voor gegevensverzameling

1.           Met het oog op de toepassing van artikel 20, lid 1, onder o), dienen de lidstaten uiterlijk op 31 oktober van elk jaar een jaarlijks werkprogramma in bij de Commissie. Het jaarlijkse werkprogramma bevat een beschrijving van de procedures en methoden die moeten worden gebruikt voor het verzamelen en analyseren van gegevens en voor het inschatten van de accuraatheid en nauwkeurigheid van deze gegevens.

2.           De lidstaten dienen het jaarlijkse werkprogramma via elektronische weg in.

3.           De goedkeuring van de jaarlijkse werkprogramma's door de Commissie vindt uiterlijk op 31 december van elk jaar plaats.

4.           Het eerste jaarlijkse werkprogramma heeft betrekking op de activiteiten voor 2014 en wordt uiterlijk op 31 oktober 2013 bij de Commissie ingediend.

Artikel 24 Voorschriften inzake procedures en tijdschema's

1.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen voorschriften inzake de procedures, het format en de tijdschema's vaststellen met betrekking tot:

– de goedkeuring van de operationele programma’s;

– de indiening en de goedkeuring van voorstellen tot wijziging van operationele programma's, onder meer inzake de inwerkingtreding en de frequentie van indiening ervan tijdens de programmeringsperiode;

– de indiening en de goedkeuring van voorstellen tot wijziging zoals bedoeld in artikel 22, lid 2;

– de indiening van jaarlijkse werkprogramma's voor gegevensverzameling.

De procedures en tijdschema's worden vereenvoudigd wanneer sprake is van wijzigingen van operationele programma's die betrekking hebben op:

(a) een overdracht van financiële middelen tussen EU‑prioriteiten;

(b) de invoering of de intrekking van maatregelen of soorten concrete acties;

(c) veranderingen in de beschrijving van maatregelen, met inbegrip van verandering van de subsidiabiliteitsvoorwaarden;

(d) in artikel 22, lid 2, bedoelde wijzigingen en aanvullende wijzigingen van het in artikel 20, lid 1, onder n), bedoelde programmagedeelte.

Wijzigingen zoals bedoeld onder a) en b), komen slechts in aanmerking voor behandeling in het kader van deze vereenvoudigde procedure indien zij betrekking hebben op maximaal 5 % van het aan de EU‑prioriteit toegewezen bedrag en op maximaal 10 % van het voor elke maatregel toegewezen bedrag.

2.           Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 151, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK II Programmering van onder direct beheer gefinancierde maatregelen

Artikel 25 Jaarlijks werkprogramma

1.           Met het oog op de uitvoering van titel VI, hoofdstukken I en II, en artikel 92 stelt de Commissie middels uitvoeringshandelingen een jaarlijks werkprogramma vast dat overeenstemt met de in die hoofdstukken uiteengezette doelstellingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 151, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.           Het jaarlijkse werkprogramma bevat de doelstellingen, de verwachte resultaten, de uitvoeringsmethode en het voor het jaarlijkse programma geoormerkte totale bedrag. Het bevat tevens een beschrijving van de te financieren activiteiten, een indicatie van het voor elke activiteit toegewezen bedrag, een indicatief tijdschema voor de uitvoering en informatie over de tenuitvoerlegging van de activiteiten. Met betrekking tot de subsidies worden in het jaarlijkse werkprogramma de prioriteiten, de essentiële evaluatiecriteria en het maximale cofinancieringspercentage opgenomen.

TITEL V ONDER GEDEELD BEHEER GEFINANCIERDE MAATREGELEN

HOOFDSTUK I Duurzame ontwikkeling van de visserij

Artikel 26 Specifieke doelstellingen

De in dit hoofdstuk bedoelde steun draagt bij tot de verwezenlijking van de in artikel 6, leden 2 en 4, bedoelde EU‑prioriteiten.

Artikel 27 Algemene voorwaarden

1.           De eigenaar van een vissersvaartuig die op grond van artikel 32, lid 1, onder b), artikel 36, artikel 39, lid 1, onder a), of artikel 40, lid 2, steun heeft ontvangen, mag het betrokken vaartuig gedurende ten minste 5 jaar na de datum waarop de steun daadwerkelijk aan de begunstigde is betaald, niet overdragen naar een buiten de Unie gelegen derde land.

2.           Werkingskosten zijn niet subsidiabel tenzij in dit hoofdstuk uitdrukkelijk anders wordt bepaald.

Artikel 28 Innovatie

1.           Om innovatie in de visserij te stimuleren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor projecten die gericht zijn op de ontwikkeling of de invoering van ten opzichte van de stand van de techniek nieuwe of substantieel verbeterde producten en nieuwe of verbeterde processen en beheers‑ en organisatiesystemen.

2.           Op grond van dit artikel gefinancierde concrete acties worden uitgevoerd in samenwerking met een door de betrokken lidstaat erkende wetenschappelijke of technische organisatie die de resultaten van dergelijke concrete acties evalueert.

3.           De lidstaten geven overeenkomstig artikel 143 voldoende ruchtbaarheid aan de resultaten van op grond van dit artikel gefinancierde concrete acties.

Artikel 29 Adviesdiensten

1.           Om de globale prestatie en het concurrentievermogen van de marktdeelnemers te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) haalbaarheidsstudies waarin de rendabiliteit van projecten die in aanmerking kunnen komen voor steun op grond van dit hoofdstuk, wordt beoordeeld;

(b) de verstrekking van professioneel advies over bedrijfs‑ en afzetstrategieën.

2.           De haalbaarheidsstudies en het advies zoals bedoeld in lid 1, onder a) respectievelijk b), worden verstrekt door erkende wetenschappelijke of technische organisaties met de vereiste adviesbevoegdheden zoals erkend in het nationale recht van elke lidstaat.

3.           De in lid 1 bedoelde steun wordt verleend aan door de lidstaat erkende marktdeelnemers of vissersorganisaties die de in lid 1 bedoelde haalbaarheidsstudie laten uitvoeren.

4.           De lidstaten zorgen ervoor dat op grond van dit artikel te financieren concrete acties worden geselecteerd aan de hand van een versnelde procedure.

5.           De in lid 1 bedoelde steun neemt de vorm aan van een forfaitair bedrag van maximaal 3000 euro. Deze bovengrens is niet van toepassing wanneer de begunstigden vissersorganisaties zijn.

Artikel 30 Partnerschappen tussen wetenschappers en vissers

1.           Om de overdracht van kennis tussen wetenschappers en vissers te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) het opzetten van een netwerk bestaande uit enerzijds één of meer wetenschappelijke organisaties en anderzijds een aantal vissers of één of meer vissersorganisaties;

(b) de activiteiten van een onder a) bedoeld netwerk.

2.           Onder de in lid 1, onder b), bedoelde activiteiten wordt verstaan: gegevensverzameling, studie en verspreiding van kennis en beste praktijken.

3.           De in lid 1 bedoelde steun kan worden verleend aan publiekrechtelijke instanties, vissers, organisaties van vissers en door de lidstaat erkende niet‑gouvernementele organisaties of aan in artikel 62 omschreven plaatselijke visserijgroepen of "FLAG's" (Fisheries Local Action Groups).

Artikel 31 Verbetering van het menselijk kapitaal en de sociale dialoog

1.           Om het menselijk kapitaal en de sociale dialoog te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) een leven lang leren, verspreiding van wetenschappelijke kennis en innoverende praktijken, en de verwerving van nieuwe beroepsvaardigheden, met name in verband met duurzaam beheer van mariene ecosystemen, activiteiten in de maritieme sector, innovatie en ondernemerschap;

(b) netwerkvorming, uitwisseling van ervaringen en beste praktijken tussen belanghebbende partijen, onder meer organisaties ter bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen;

(c) bevordering van de sociale dialoog op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau tussen vissers en andere relevante belanghebbende partijen.

2.           De in lid 1 bedoelde steun wordt ook verleend aan de echtgenoten of, mits en voor zover erkend in het nationale recht, levenspartners van zelfstandige vissers, die, anders dan als werknemer of als vennoot, gewoonlijk en onder de in het nationale recht bepaalde voorwaarden deelnemen aan de uitoefening van de activiteit van de zelfstandige vissers of ondersteunende taken verrichten.

Artikel 32 Bevordering van de diversifiëring en de werkgelegenheidscreatie

1.           Om de diversifiëring en de werkgelegenheidcreatie buiten de visserijsector te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) het opstarten van ondernemingen buiten de visserijsector;

(b) het aanpassen van kleinschalige kustvisserijvaartuigen om deze inzetklaar te maken voor activiteiten buiten de visserijsector.

2.           De in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt verleend aan vissers die:

(a) een bedrijfsplan voor de ontwikkeling van hun nieuwe activiteiten indienen;

(b) beschikken over voldoende beroepsvaardigheden die zij kunnen verwerven in het kader van concrete acties die op grond van artikel 31, lid 1, onder a), worden gefinancierd.

3.           De in lid 1, onder b), bedoelde steun wordt verleend aan kleinschalige kustvissers die eigenaar zijn van een EU‑vissersvaartuig dat als actief is geregistreerd en die in de twee jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag gedurende ten minste 60 dagen visserijactiviteiten op zee hebben verricht. De aan het vissersvaartuig gekoppelde visvergunning wordt definitief ingetrokken.

4.           Begunstigden van de in lid 1 bedoelde steun mogen gedurende vijf jaar na de ontvangst van de laatste steunbetaling beroepsmatig geen visserijactiviteiten uitoefenen.

5.           De in het kader van lid 1, onder b), subsidiabele kosten mogen niet meer bedragen dan de kosten van de aanpassing die het vaartuig heeft ondergaan om voor een ander doel dan visserij te worden ingezet.

6.           De in lid 1, onder a), bedoelde steun bedraagt niet meer dan 50 % van de begroting die in het bedrijfsplan voor elke concrete actie is geoormerkt, met dien verstande dat dit bedrag per concrete actie niet hoger mag zijn dan 50 0000 euro.

Artikel 33 Gezondheid en veiligheid aan boord

1.           Om de arbeidsomstandigheden van de vissers aan boord te verbeteren, mag uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen aan boord of in afzonderlijke voorzieningen, op voorwaarde dat deze investeringen verder gaan dan wat op grond van het nationale of het EU‑recht vereist is.

2.           De steun wordt verleend aan vissers of aan eigenaren van vissersvaartuigen.

3.           Wanneer de concrete actie een investering aan boord behelst, wordt maximaal één keer per programmeringsperiode steun voor het betrokken vaartuig verleend. Wanneer de concrete actie een investering in afzonderlijkevoorzieningen behelst, wordt maximaal één keer per programmeringsperiode steun aan de betrokken begunstigde verleend.

4.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de omschrijving van de soorten concrete acties die subsidiabel zijn krachtens lid 1.

Artikel 34 Steun voor systemen van overdraagbare visserijconcessies in het kader van het GVB

1.           Teneinde in het kader van artikel 27 van [GVB‑verordening] systemen van overdraagbare visserijconcessies vast te stellen of te wijzigen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) het ontwerpen en ontwikkelen van de technische en administratieve instrumenten die nodig zijn voor het opzetten of voor de werking van een systeem van overdraagbare visserijconcessies;

(b) de participatie van de belanghebbende partijen bij het ontwerpen en ontwikkelen van systemen van overdraagbare visserijconcessies;

(c) de monitoring en de evaluatie van systemen van overdraagbare visserijconcessies;

(d) het beheer van systemen van overdraagbare visserijconcessies.

2.           De in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde steun wordt slechts verleend aan overheidsinstanties. De in lid 1, onder d), van het onderhavige artikel bedoelde steun wordt verleend aan overheidsinstanties, natuurlijke of rechtspersonen en erkende producentenorganisaties die betrokken zijn bij het collectieve beheer van samengevoegde overdraagbare visserijconcessies zoals bedoeld in artikel 28, lid 4, van [GVB‑verordening].

Artikel 35 Steun voor de tenuitvoerlegging van instandhoudingsmaatregelen in het kader van het GVB

1.           Met het oog op de doeltreffende tenuitvoerlegging van in de artikelen 17 en 21 van [GVB verordening] bedoelde instandhoudingsmaatregelen kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) het ontwerpen en ontwikkelen van de technische en administratieve instrumenten die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van in de artikelen 17 en 21 van [GVB verordening] bedoelde instandhoudingsmaatregelen;

(b) de participatie van de belanghebbende partijen bij het ontwerpen en ontwikkelen van in de artikelen 17 en 21 van [GVB verordening] bedoelde instandhoudingsmaatregelen.

2.           De in lid 1 bedoelde steun wordt slechts verleend aan overheidsinstanties.

Artikel 36 Beperking van de impact van de visserij op het mariene milieu

1.           Om de impact van de visserij op het mariene milieu te beperken, de afschaffing van de teruggooi te bevorderen en de overgang te vergemakkelijken naar een exploitatie van de levende mariene biologische hulpbronnen op een niveau dat het mogelijk maakt de populaties van de gevangen soorten boven een peil te brengen en te houden dat de MSY kan opleveren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen in voorzieningen die:

(a) de selectiviteit van het vistuig op grootte en soort verfijnen;

(b) ongewenste vangsten van commerciële bestanden of andere bijvangsten reduceren;

(c) de fysieke en biologische impact van de visserij op het ecosysteem of de zeebodem beperken.

2.           Gedurende de programmeringsperiode mag slechts één keer steun worden verleend voor een bepaald EU‑vissersvaartuig of voor een specifiek type vistuig.

3.           Er mag slechts steun worden verleend voor vistuigen of in lid 1 bedoelde voorzieningen die aantoonbaar beter selecteren op grootte of een geringere impact op de niet‑doelsoorten hebben dan de standaard vistuigen of andere voorzieningen die zijn toegestaan op grond van het EU‑recht of het nationale recht van de lidstaten dat is vastgesteld in het kader van de regionalisering zoals bedoeld in [GVB‑verordening].

4.           De steun wordt verleend aan:

(a) eigenaren van een EU‑vissersvaartuig dat als actief is geregistreerd en dat in de twee jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag gedurende ten minste 60 dagen visserijactiviteiten op zee heeft verricht;

(b) vissers die eigenaar zijn van het te vervangen vistuig en die in de twee jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag gedurende ten minste 60 dagen aan boord van een EU‑vissersvaartuig hebben gewerkt;

(c) door de lidstaten erkende vissersorganisaties.

Artikel 37 Innovatie in verband met de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen

1.           Om de afschaffing van de teruggooi te bevorderen en de overgang te vergemakkelijken naar een exploitatie van de levende mariene biologische hulpbronnen op een niveau dat het mogelijk maakt de populaties van de gevangen soorten boven een peil te brengen en te houden dat de MSY kan opleveren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor projecten ten bate van de ontwikkeling of de invoering van nieuwe technische of organisatorische kennis die leidt tot een beperking van de impact van de visserijactiviteiten op het milieu of tot een duurzamer gebruik van de mariene biologische hulpbronnen.

2.           Op grond van dit artikel gefinancierde concrete acties worden uitgevoerd in samenwerking met een op grond van het nationale recht van de lidstaten erkende wetenschappelijke of technische organisatie die de resultaten van deze concrete acties evalueert.

3.           De lidstaten geven overeenkomstig artikel 143 voldoende ruchtbaarheid aan de resultaten van op grond van dit artikel gefinancierde concrete acties.

4.           Het aandeel van de vissersvaartuigen dat betrokken is bij op grond van dit artikel gefinancierde projecten mag niet groter zijn dan 5 % van de vissersvaartuigen van de nationale vloot of niet meer dan 5 % van de brutotonnage van de nationale vissersvloot, berekend bij de indiening van de aanvraag.

5.           Concrete acties die het testen van nieuwe vistuigen of vistechnieken behelzen, worden uitgevoerd binnen de grenzen van de aan de betrokken lidstaat toegewezen vangstmogelijkheden.

6.           De netto‑inkomsten die voortvloeien uit de deelname van het vissersvaartuig aan de concrete actie, worden in mindering gebracht op de subsidiabele uitgaven van de concrete actie.

7.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van de wijze waarop de in lid 6 bedoelde netto‑inkomsten voor een relevante periode worden berekend.

Artikel 38 Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen in het kader van duurzame visserijactiviteiten

1.           Om de betrokkenheid van de vissers bij de bescherming en het herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen, met inbegrip van de diensten die zij in het kader van duurzame visserijactiviteiten leveren, te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de volgende concrete acties:

(a) het verzamelen van afval op zee, zoals verloren vistuig en zwerfvuil;

(b) het bouwen of installeren van vaste of verplaatsbare voorzieningen om de mariene flora en fauna te beschermen en te ontwikkelen;

(c) het bijdragen tot een beter beheer of een betere instandhouding van de hulpbronnen;

(d) het beheren, herstellen en monitoren van NATURA 2000‑sites overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna[28], overeenkomstig Richtlijn 2009/147/EG van Europees Parlement en de Raad inzake het behoud van de vogelstand[29], en overeenkomstig de prioritaire actiekaders die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn 92/43/EEG;

(e) het beheren, herstellen en monitoren van beschermde mariene gebieden met het oog op de tenuitvoerlegging van de in artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad bedoelde ruimtelijke beschermingsmaatregelen;

(f) het deelnemen aan andere acties ten bate van de instandhouding en de ontwikkeling van de biodiversiteit en ecosysteemdiensten, zoals het herstel van specifieke mariene en kusthabitats ter ondersteuning van de duurzaamheid van de visbestanden.

2.           In dit artikel bedoelde concrete acties worden uitgevoerd door publiekrechtelijke instanties met medewerking van vissers, door de lidstaten erkende vissersorganisaties of niet-gouvernementele organisaties, in partnerschap met vissersorganisaties of plaatselijke visserijgroepen zoals bedoeld in artikel 62.

3.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van:

(a) de soorten concrete acties die subsidiabel zijn krachtens lid 1 van het onderhavige artikel;

(b) de kosten die subsidiabel zijn krachtens lid 1 van het onderhavige artikel

Artikel 39 Matiging van de klimaatverandering

1.           Om de gevolgen van de klimaatverandering te matigen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) investeringen aan boord om de uitstoot van verontreinigende stoffen of broeikasgassen te reduceren en de energie‑efficiency van de vissersvaartuigen te verhogen;

(b) audits en regelingen op het gebied van energie‑efficiency.

2.           De steunverlening mag niet bijdragen tot de vervanging of de modernisering van hoofd‑ of hulpmotoren. De steun wordt slechts verleend aan eigenaren van vissersvaartuigen en gedurende de programmeringsperiode mag slechts een keer steun worden verleend voor een bepaald vissersvaartuig.

3.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de omschrijving van de investeringen die subsidiabel zijn krachtens lid 1, onder a).

Artikel 40 Productkwaliteit en gebruik van ongewenste vangsten

1.           Om de kwaliteit van de gevangen vis te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor daarop gerichte investeringen aan boord.

2.           Om het gebruik van ongewenste vangsten te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen aan boord die tot doel hebben ongewenste vangsten van commerciële bestanden optimaal te gebruiken en de onvoldoende gebruikte delen van de gevangen vis te valoriseren overeenkomstig artikel 15 van [GVB‑verordening] en artikel 8, onder b), van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten].

3.           Gedurende de programmeringsperiode mag op grond van dit artikel slechts één keer steun worden verleend voor een bepaald vissersvaartuig of een bepaalde begunstigde.

4.           De in lid 1 bedoelde steun wordt slechts verleend aan eigenaren van een EU‑vissersvaartuig dat in de twee jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag gedurende ten minste 60 dagen visserijactiviteiten op zee heeft verricht.

Artikel 41 Vissershavens, aanlandings- en beschuttingsplaatsen

1.           Om de kwaliteit van het aangelande product, de energie‑efficiency, de milieubescherming en de veiligheids‑ en arbeidsomstandigheden te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen ter verbetering van de infrastructuur van vissershavens en aanlandingsplaatsen, met inbegrip van investeringen in voorzieningen voor de verzameling van afval en zwerfvuil op zee.

2.           Om het gebruik van ongewenste vangsten te faciliteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen in vissershavens en aanlandingsplaatsen die gericht zijn op het optimale gebruik van ongewenste vangsten van commerciële bestanden en de valorisering van onvoldoend gebruikte delen van de gevangen vis overeenkomstig artikel 15 van [GVB‑verordening] en artikel 8, onder b), van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten].

3.           Ter verhoging van de veiligheid van de vissers kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen voor de bouw of de modernisering van beschuttingsplaatsen.

4.           Er mag geen steun worden verleend voor de aanleg van nieuwe havens, nieuwe aanlandingsplaatsen of nieuwe afslagen.

Artikel 42 Binnenvisserij

1.           Om de impact van de binnenvisserij op het milieu te verminderen en de energie‑efficiency, de kwaliteit van de aangelande vis en de veiligheids‑ en arbeidsomstandigheden te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) in artikel 33 bedoelde investeringen in voorzieningen aan boord of afzonderlijke voorzieningen, overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde voorwaarden;

(b) in artikel 36 bedoelde investeringen in voorzieningen, overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde voorwaarden;

(c) in artikel 39 bedoelde investeringen aan boord en audits en regelingen op het gebied van energie‑efficiency, overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde voorwaarden;

(d) in artikel 41 bedoelde investeringen in bestaande havens en aanlandingsplaatsen, overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde voorwaarden.

2.           Voor de toepassing van lid 1:

(a) gelden verwijzingen die in de artikelen 33, 36 en 39 naar vissersvaartuigen worden gemaakt, als verwijzingen naar vaartuigen die uitsluitend in binnenwateren actief zijn;

(b) gelden verwijzigen die in artikel 36 worden gemaakt, als verwijzingen naar het milieu waarin het binnenvisserijvaartuig actief is;

3.           Om de diversifiëring door binnenvissers te ondersteunen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de aanpassing van vaartuigen die in de binnenvisserij actief zijn naar andere activiteiten buiten de visserij, overeenkomstig de in artikel 32 vastgestelde voorwaarden.

4.           Voor de toepassing van lid 3 gelden verwijzingen die in de artikel 32 naar vissersvaartuigen worden gemaakt, als verwijzingen naar vaartuigen die uitsluitend in binnenwateren actief zijn.

5.           Om de aquatische flora en fauna te beschermen en te ontwikkelen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de participatie van binnenvissers bij het beheren, herstellen en monitoren van de NATURA 2000‑sites die rechtstreeks in verband staan met visserijactiviteiten, en bij het rehabiliteren van binnenwateren, met inbegrip van paaigronden en migratieroutes voor migrerende soorten, onverminderd artikel 38, lid 1, onder d).

6.           De lidstaten zorgen ervoor dat vaartuigen die krachtens dit artikel steun ontvangen, hun activiteiten uitsluitend in binnenwateren blijven ontplooien.

HOOFDSTUK II Duurzame ontwikkeling van de aquacultuur

Artikel 43 Specifieke doelstellingen

De in dit hoofdstuk bedoelde steun draagt bij tot de verwezenlijking van de in artikel 6, leden 2 en 4, bedoelde EU‑prioriteiten.

Artikel 44 Algemene voorwaarden

1.           De in dit hoofdstuk bedoelde steun wordt slechts verleend aan aquacultuurbedrijven, tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald.

2.           Indien de concrete acties betrekking hebben op investeringen in voorzieningen of infrastructuur die borg moeten staan voor de inachtneming van de in het EU‑recht vastgestelde voorschriften op het gebied van milieu, gezondheid van mens en dier, hygiëne en dierenwelzijn en die na 2014 van kracht worden, mag de hier bedoelde steun worden verleend tot de datum waarop de normen bindend worden voor de bedrijven.

Artikel 45 Innovatie

1.           Om innovatie in de aquacultuur te stimuleren, kan uit het EFMZV steun worden verleend ten bate van concrete acties:

(a) voor de invoering van nieuwe technische of organisatorische kennis in aquacultuurbedrijven die tot doel heeft de impact van deze bedrijven op het milieu te reduceren of een duurzamer gebruik van de hulpbronnen in de aquacultuur te bevorderen;

(b) voor de ontwikkeling of de invoering van ten opzichte van de stand van de techniek nieuwe of substantieel verbeterde producten en nieuwe of verbeterde processen en beheers‑ en organisatiesystemen.

2.           In dit artikel bedoelde concrete acties worden uitgevoerd in samenwerking met een op grond van het nationale recht van de lidstaten erkende wetenschappelijke of technische organisatie die de resultaten van deze concrete acties evalueert.

3.           De lidstaten geven overeenkomstig artikel 143 voldoende ruchtbaarheid aan de resultaten van op grond van het onderhavige artikel gefinancierde concrete acties.

Artikel 46 Investeringen in de offshore aquacultuur en de non-food aquacultuur

1.           Om aquacultuurmethoden met een groot groeipotentieel te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen in de ontwikkeling van offshore aquacultuur en non-food aquacultuur.

2.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de omschrijving van de soorten concrete acties en de subsidiabele kosten in dit verband.

Artikel 47 Nieuwe bronnen van inkomsten en toegevoegde waarde

1.           Om het ondernemerschap in de aquacultuur te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen die bevorderlijk zijn voor:

(a) het toevoegen van waarde aan aquacultuurproducten, met name door de aquacultuurbedrijven toe te staan hun eigen aquacultuurproductie te verwerken, af te zetten en rechtstreeks te verkopen;

(b) het diversifiëren van het inkomen van de aquacultuurbedrijven via de ontwikkeling van nieuwe aquacultuursoorten met goede marktvooruitzichten;

(c) het diversifiëren van het inkomen van de aquacultuurbedrijven via de ontwikkeling van aanvullende activiteiten buiten de aquacultuur.

2.           De in artikel 1, onder c), bedoelde steun wordt slechts verleend aan aquacultuurbedrijven indien de aanvullende activiteiten die zij buiten de aquacultuur ontplooien, in verband staan met de kernactiviteit van het bedrijf (d.w.z. aquacultuur), zoals hengeltoerisme, aquacultuurgebonden milieudiensten of educatieve activiteiten in verband met aquacultuur.

Artikel 48 Beheers‑, verzorgings‑ en adviesdiensten voor aquacultuurbedrijven

1.           Om de globale prestatie en het concurrentievermogen van de aquacultuurbedrijven te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) het opzetten van beheers‑, verzorgings‑ en adviesdiensten voor aquacultuurbedrijven;

(b) het verstrekken van adviesdiensten op het gebied van technische, wetenschappelijke, juridische of economische aangelegenheden aan aquacultuurbedrijven.

2.           De in lid 1, onder b), bedoelde adviesdiensten hebben betrekking op:

(a) de behoeften van de aquacultuurbedrijven op het gebied van het beheer dat vereist is om aan de nationale en de EU‑wetgeving inzake milieubescherming en aan de voorschriften inzake maritieme ruimtelijke ordening te voldoen;

(b) de milieueffectbeoordeling;

(c) de behoeften van de aquacultuurbedrijven op het gebied van het beheer dat vereist is om te voldoen aan de EU‑wetgeving inzake de gezondheid en het welzijn van waterdieren en de volksgezondheid;

(d) gezondheids‑ en veiligheidsnormen die gebaseerd zijn op nationale en EU‑wetgeving;

(e) afzet‑ en bedrijfsstrategieën.

3.           De in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt slechts verleend aan publiekrechtelijke instanties die geselecteerd zijn om bedrijfsadviesdiensten op te zetten. De in lid 1, onder b), bedoelde steun wordt slechts verleend aan aquacultuur‑kmo's of aquacultuurproducentenorganisaties.

4.           Voor elk van de in lid 2, onder a) tot en met e) bedoelde adviesdiensten wordt gedurende de programmeringsperiode slechts één keer steun aan de betrokken aquacultuurbedrijven verleend.

Artikel 49 Bevordering van menselijk kapitaal en netwerkvorming

1.           Om het menselijk kapitaal en de netwerkvorming in de aquacultuur te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) een leven lang leren, de verspreiding van wetenschappelijke kennis en innovatieve praktijken en de verwerving van nieuwe beroepsvaardigheden in de aquacultuur;

(b) netwerkvorming en uitwisseling van ervaringen en beste praktijken tussen aquacultuurbedrijven of beroepsorganisaties en andere belanghebbende partijen, waaronder wetenschappelijke organisaties of organisaties die gelijke kansen van mannen en vrouwen bevorderen.

2.           De in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt niet verleend aan grote aquacultuurbedrijven.

Artikel 50 Vergroting van het potentieel van aquacultuurlocaties

1.           Om bij te dragen tot de ontwikkeling van de aquacultuurlocaties en de aquacultuurinfrastructuur, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) het afbakenen en in kaart brengen van gebieden die het best geschikt zijn voor de ontwikkeling van aquacultuur, in voorkomend geval met inachtneming van processen voor maritieme ruimtelijke ordening;

(b) het verbeteren van de infrastructuur van de aquacultuurgebieden, onder meer middels landinrichting, energiebevoorrading of waterbeheer;

(c) maatregelen die de bevoegde autoriteiten in het kader van artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2009/147/EG of artikel 16, lid 1, van Richtlijn 92/43/EG vaststellen en uitvoeren om ernstige schade aan de aquacultuur te voorkomen.

2.           De hier bedoelde steun mag slechts worden verleend aan publiekrechtelijke instanties.

Artikel 51 Aantrekken van nieuwe aquacultuurexploitanten

1.           Om het ondernemerschap in de aquacultuur te stimuleren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor het opzetten van aquacultuurbedrijven door beginnende exploitanten.

2.           De in lid 1 bedoelde steun wordt aan beginnende aquacultuurexploitanten verleend op voorwaarde dat deze:

(a) over voldoende beroepsvaardigheden en deskundigheid beschikken;

(b) voor het eerst een micro‑ of kleine aquacultuuronderneming opzetten als hoofd van een dergelijke onderneming;

(c) een bedrijfsplan voor de ontwikkeling van hun aquacultuuractiviteiten indienen.

3.           Beginnende aquacultuurexploitanten komen voor de verwerving van de nodige beroepsvaardigheden in aanmerking voor in artikel 49, lid 1, onder a), bedoelde steun.

Artikel 52 Bevordering van een aquacultuur die wordt gekenmerkt door een hoog niveau van milieubescherming

Om de impact van de aquacultuur op het milieu substantieel te reduceren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen:

(a) die leiden tot een substantiële reductie van de impact van de aquacultuurbedrijven op het water, met name door de gebruikte hoeveelheid water te verminderen of de kwaliteit van de reststromen te verbeteren, onder meer dankzij de invoering van multitrofe aquacultuursystemen;

(b) die leiden tot een beperking van de negatieve impact van de aquacultuurbedrijven op de natuur of de biodiversiteit;

(c) in de aankoop van voorzieningen die de aquacultuurbedrijven beschermen tegen wilde roofdieren die worden beschermd op grond van Richtlijn 2009/147/EEG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 92/43/EG van de Raad;

(d) die leiden tot meer energie‑efficiency en tot de omschakeling van aquacultuurbedrijven op hernieuwbare energiebronnen;

(e) in het herstel van bestaande aquacultuurvijvers via de verwijdering van slib, of in maatregelen voor de preventie van slibafzetting.

Artikel 53 Omschakeling naar milieubeheer‑ en milieu‑auditregelingen en naar biologische aquacultuur

1.           Om de ontwikkeling van een biologische of energie-efficiënte aquacultuur te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) de omschakeling van conventionele productiemethoden naar de biologische aquacultuur in de zin van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91[30], en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 710/2009 van de Commissie van 5 augustus 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 889/2008 tot vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad, betreffende de vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor de biologische dierlijke aquacultuurproductie en de biologische productie van zeewier[31];

(b) deelname aan de milieubeheer- en milieuauditsystemen van de EU die zijn ingesteld bij Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS)[32].

2.           De hier bedoelde steun wordt slechts verleend aan begunstigden die zichzelf ertoe verbinden ten minste 3 jaar aan het EMAS deel te nemen of ten minste 5 jaar aan de voorschriften inzake biologische productie te voldoen.

3.           De hier bedoelde steun wordt verleend in de vorm van een compensatie die maximaal twee jaar wordt uitbetaald gedurende de periode van omschakeling naar de biologische productie of gedurende de voorbereiding van de deelname aan het EMAS‑systeem.

4.           De lidstaten berekenen de compensatie op basis van:

(a) de gederfde inkomsten of de extra kosten gedurende de periode van omschakeling van de conventionele naar de biologische productie, wat concrete acties op grond van lid 1, onder a), betreft;

(b) de extra kosten die voortvloeien uit het aanvragen en het voorbereiden van de deelname aan het EMAS‑systeem, wat concrete acties op grond van lid 1, onder b), betreft;

Artikel 54 Aquacultuur die milieudiensten levert

1.           Om de ontwikkeling van een aquacultuur die milieudiensten levert, te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) aquacultuurmethoden die compatibel zijn met specifieke milieubehoeften en die onderworpen zijn aan specifieke beheersvoorschriften die voortvloeien uit de aanwijzing van NATURA 2000‑gebieden in overeenstemming met Richtlijn 92/43/EEG van de Raad en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad;

(b) deelname aan maatregelen voor de ex situ instandhouding en de ex situ reproductie van waterdieren in het kader van door overheidsinstanties of onder toezicht van overheidsinstanties ontwikkelde instandhoudingsprogramma's en programma's voor het herstel van de biodiversiteit;

(c) vormen van extensieve aquacultuur, onder meer op het gebied van milieu‑instandhouding en –verbetering, biodiversiteit en beheer van het landschap en de traditionele kenmerken van aquacultuurgebieden.

2.           De in lid 1, onder a), bedoelde steun kan worden verleend in de vorm van een jaarlijkse compensatie voor de extra kosten of de gederfde inkomsten die terug te voeren zijn op de in de betrokken gebieden geldende beheersvoorschriften in verband met de tenuitvoerlegging van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad of Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad.

3.           De in lid 1, onder c), bedoelde steun wordt slechts verleend op voorwaarde dat de begunstigden zichzelf ertoe verbinden ten minste vijf jaar aquamilieuvoorschriften in acht te nemen die verder gaan dan op grond van het EU‑ en het nationale recht vereist is. De milieubaten van de concrete actie worden aangetoond aan de hand van een voorafgaande beoordeling door een bevoegde instantie die door de lidstaat wordt aangewezen, tenzij de milieubaten van een bepaalde concrete actie al zijn aangetoond.

4.           De in lid 1, onder c), bedoelde steun wordt verleend in de vorm van een jaarlijkse compensatie voor de extra kosten die zijn gemaakt.

5.           De lidstaten geven overeenkomstig artikel 143 voldoende ruchtbaarheid aan de resultaten van op grond van het onderhavige artikel gefinancierde concrete acties.

Artikel 55 Maatregelen op het gebied van volksgezondheid

1.           Weekdierkwekers die de oogst van kweekweekdieren uitsluitend omwille van de volksgezondheid tijdelijk moeten stilleggen, krijgen hiervoor steun uit het EFMZV.

2.           De hier bedoelde steun mag slechts worden verleend indien de oogst tijdelijk wordt stilgelegd omdat de weekdieren verontreinigd zijn als gevolg van de groei van toxineproducerend plankton of als gevolg van de aanwezigheid van biotoxinehoudend plankton, en indien:

a)      de verontreiniging langer duurt dan vier opeenvolgende maanden; of

b)      het verlies als gevolg van de stillegging van de oogst meer bedraagt dan 35 % van de jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf, berekend op basis van de gemiddelde omzet van dat bedrijf in de voorgaande drie jaar.

3.           De hier bedoelde compensatie kan in de programmeringsperiode gedurende maximaal 12 maanden worden verleend.

Artikel 56 Maatregelen op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn

1.           Om de dierengezondheid en het dierenwelzijn in aquacultuurbedrijven te bevorderen, met name op het gebied van preventie en bioveiligheid, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) de bestrijding en de uitroeiing van ziekten in de aquacultuur overeenkomstig Richtlijn 2009/470/EG betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied;

(b) de ontwikkeling van algemene en soortenspecifieke beste praktijken of gedragscodes inzake de behoeften van de aquacultuursector op het gebied van bioveiligheid of dierenwelzijn;

(c) het bevorderen van een grotere beschikbaarheid van diergeneesmiddelen voor gebruik in de aquacultuur, en het bevorderen van het adequate gebruik van deze geneesmiddelen door farmaceutische studies te laten verrichten en informatie te verspreiden en uit te wisselen.

2.           De in lid 1, onder c), bedoelde steun mag niet worden verleend voor de aankoop van diergeneesmiddelen.

3.           De lidstaten geven overeenkomstig artikel 143 voldoende ruchtbaarheid aan de resultaten van op grond van lid 1, onder c), gefinancierde studies en zien toe op adequate rapportage over deze resultaten.

4.           De hier bedoelde steun mag tevens worden verleend aan publiekrechtelijke instanties.

Artikel 57 Aquacultuurbestandsverzekering

1.           Om het inkomen van de aquacultuurexploitanten te vrijwaren, kan uit het EFMZV steun worden verleend in de vorm van een bijdrage in een aquacultuurbestandsverzekering tegen verliezen die het gevolg zijn van:

(a) natuurrampen:

(b) ongunstige weersomstandigheden;

(c) plotse veranderingen van de waterkwaliteit;

(d) ziekten in de aquacultuur of vernieling van productievoorzieningen.

2.           Ongunstige weersomstandigheden of de uitbraak van een ziekte in de aquacultuur moeten officieel als zodanig worden erkend door de betrokken lidstaat.

De lidstaten stellen in voorkomend geval vooraf criteria vast op grond waarvan deze officiële erkenning wordt verleend.

3.           De hier bedoelde steun wordt slechts verleend voor contracten ter verzekering van aquacultuurbestanden die in lid 1 bedoelde verliezen dekken die overeenstemmen met meer dan 30 % van de gemiddelde jaarproductie van de betrokken aquacultuurexploitant.

HOOFDSTUK III Duurzame ontwikkeling van visserijgebieden

Deel 1 Toepassingsgebied en doelstellingen

Artikel 58 Toepassingsgebied

Uit het EFMZV wordt steun verleend om de visserijgebieden duurzaam te ontwikkelen aan de hand van een door de gemeenschap aangestuurde plaatselijke ontwikkelingsbenadering zoals bedoeld in artikel 28 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen].

Artikel 59 Specifieke doelstellingen

De in dit hoofdstuk bedoelde steun draagt bij tot de verwezenlijking van de in artikel 6, lid 1, bedoelde EU‑prioriteiten.

Deel 2 Visserijgebieden, plaatselijke partnerschappen en plaatselijke ontwikkelingsstrategieën

Artikel 60 Visserijgebieden

1.           Om voor steun in aanmerking te komen, moet een visserijgebied:

(a) beperkt zijn in omvang en in de regel kleiner zijn dan NUTS‑niveau 3 van de gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek in de zin van Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS)[33]; en

(b) met name wat de visserij‑ en de aquacultuursector betreft, geografisch, economisch en sociaal coherent zijn en op het vlak van personele, financiële en economische middelen voldoende kritische massa bezitten om als draagvlak voor een uitvoerbare plaatselijke ontwikkelingsstrategie te fungeren.

2.           De lidstaten stellen in het operationele programma de procedure voor de selectie van de gebieden vast, met inbegrip van de toepasselijke criteria.

Artikel 61 Geïntegreerde plaatselijke ontwikkelingsstrategieën

1.           Met het oog op de toepassing van het EFMZV worden de in artikel 28, lid 1, onder c), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde geïntegreerde plaatselijke ontwikkelingsstrategieën gebaseerd op de interactie tussen de actoren en projecten van de verschillende plaatselijke economische sectoren in het algemeen en van de visserij‑ en de aquacultuursector in het bijzonder.

2.           Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in artikel 59 bedoelde doelstellingen, moeten de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën ervoor zorgen dat:

(a) de visserij‑ en de aquacultuursector optimaal betrokken worden bij de duurzame ontwikkeling van de kustvisserijgebieden en de binnenvisserijgebieden;

(b) de plaatselijke gemeenschappen optimaal gebruik maken van en baat hebben bij de kansen die gepaard gaan met maritieme ontwikkeling en kustontwikkeling.

3.           De strategieën zijn afgestemd op de kansen en behoeften die in het gebied zijn geïdentificeerd, alsmede op het EU‑prioriteiten voor het EFMZV. De strategieën zijn toegespitst op uiteenlopende gebieden, gaande van de visserij op zich tot bredere onderwerpen, zoals diversifiëring van visserijgebieden. De strategie behelst meer dan een verzameling van concrete acties of de juxtapositie van sectorale maatregelen.

4.           Om voor EFMZV‑financiering in aanmerking te komen, bevatten de in artikel 29 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde geïntegreerde plaatselijke ontwikkelingsstrategieën ten minste ook de volgende elementen:

(a) een beschrijving en motivering van het lidmaatschap van de plaatselijke visserijgroep;

(b) een motivering van de voorgestelde EFMZV‑begroting en de verdeling van de financiële middelen over de vastgestelde plaatselijke prioriteiten.

5.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de inhoud van het actieplan zoals bedoeld in artikel 29, lid 1, onder e), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen].

6.           De lidstaten stellen in het operationele programma criteria voor de selectie van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën vast die een weerspiegeling zijn van de toegevoegde waarde van de door de gemeenschap aangestuurde benadering.

Artikel 62 Plaatselijke visserijgroepen

1.           Met het oog op de toepassing van het EFMZV worden de in artikel 28, lid 1, onder b) van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde plaatselijke groepen aangewezen als plaatselijke visserijgroepen.

2.           De plaatselijke visserijgroepen stellen op basis van ten minste de in artikel 61 genoemde elementen een geïntegreerde plaatselijke ontwikkelingsstrategie voor, en zijn verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan.

3.           De plaatselijke visserijgroepen:

(a) geven het voornaamste aandachtspunt van hun strategie en de sociaaleconomische samenstelling van het betrokken gebied weer door te zorgen door een evenwichtige vertegenwoordiging van de voornaamste belanghebbende partijen, onder meer uit de particuliere en de openbare sector en uit het maatschappelijk middenveld;

(b) zien toe op een significante vertegenwoordiging van de visserij‑ en de aquacultuursector.

4.           Indien voor de plaatselijke ontwikkelingsstrategie naast EFMZV‑steun nog steun uit andere fondsen wordt verleend, wordt voor de uit het EFMZV gefinancierde projecten een specifieke selectie‑orgaan opgericht overeenkomstig de in lid 3 opgenomen criteria.

5.           De plaatselijke visserijgroepen voeren ten minste de in artikel 30, lid 3, van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] vastgestelde taken uit.

6.           De plaatselijke visserijgroepen kunnen extra taken uitvoeren die aan hen worden gedelegeerd door de beheersautoriteit en/of het betaalorgaan.

7.           In het operationele programma wordt een beschrijving gegeven van de taken van respectievelijk de plaatselijke visserijgroepen, de beheersautoriteit/het betaalorgaan bij de tenuitvoerlegging van de strategie.

Deel 3 Subsidiabele concrete acties

Artikel 63 Steun uit de EFMZV voor geïntegreerde plaatselijke ontwikkeling

1.           De concrete acties die op grond van dit deel voor steun in aanmerking komen, zijn vastgesteld in artikel 31 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] vastgestelde taken.

2.           Plaatselijke groepen kunnen de bevoegde betaalorganen verzoeken om betaling van een voorschot wanneer het operationele programma in deze mogelijkheid voorziet. Het bedrag van de voorschotten mag niet meer bedragen dan 50 % van de overheidssteun voor de werkingskosten.

Artikel 64 Voorbereidende steun

1.           Voorbereidende steun wordt verleend voor capaciteitsopbouw, opleiding en netwerkvorming met het oog op de voorbereiding en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie.

2.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de omschrijving van de subsidiabele kosten van de in lid 1 vermelde activiteiten.

Artikel 65 Uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën

1.           Er kan steun voor de uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën worden verleend die gericht is op:

(a) het toevoegen van waarde, het creëren van werkgelegenheid en het bevorderen van innovatie in alle stadia van de leveringsketen van de visserij‑ en de aquacultuursector;

(b) het ondersteunen van de diversifiëring van de economische bedrijvigheid in visserijgebieden, met name naar andere maritieme sectoren, en het ondersteunen van de werkgelegenheidscreatie in visserijgebieden, met name in andere maritieme sectoren;

(c) het versterken en optimaal benutten van de milieubaten van de visserijgebieden, onder meer via concrete acties ter matiging van de klimaatverandering;

(d) het bevorderen van het maatschappelijk welzijn en het culturele erfgoed, inclusief het maritieme culturele erfgoed, in visserijgebieden;

(e) het versterken van de rol van visserijgemeenschappen in de plaatselijke ontwikkeling en in het bestuur op het gebied van plaatselijke visserijhulpbronnen en maritieme activiteiten.

2.           De hier bedoelde steun kan tevens worden verleend voor maatregelen zoals bedoeld in de hoofdstukken I en II van deze titel, op voorwaarde dat er een duidelijke reden bestaat om deze maatregelen plaatselijk te beheren. Wanneer steun wordt verleend voor concrete acties die met deze maatregelen stroken, gelden de desbetreffende voorwaarden en de percentages van de bijdragen per concrete actie zoals bedoeld in de hoofdstukken I en II van deze titel.

Artikel 66 Samenwerkingsactiviteiten

1.           De in artikel 31, onder c), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde steun kan worden verleend voor:

(a) interterritoriale of transnationale samenwerkingsprojecten;

(b) voorbereidende technische ondersteuning voor interterritoriale en transnationale samenwerkingsprojecten, op voorwaarde dat de plaatselijke groepen kunnen aantonen bezig te zijn met de uitvoering van een project.

Onder "interterritoriale samenwerking" wordt verstaan samenwerking binnen een lidstaat. Onder „transnationale samenwerking” wordt verstaan samenwerking tussen gebieden in verscheidene lidstaten en met gebieden in derde landen.

2.           Plaatselijke visserijgroepen kunnen in het kader van het EFMZV naast andere plaatselijke visserijgroepen ook plaatselijke publiekprivate partnerschappen als partner hebben die de plaatselijke ontwikkelingsstrategie binnen of buiten de Unie uitvoeren.

3.           Wanneer de samenwerkingsprojecten niet door de plaatselijke visserijgroepen worden geselecteerd, stellen de lidstaten een regeling inzake doorlopende aanvragen voor samenwerkingsprojecten vast. Zij maken uiterlijk twee jaar na de datum van de goedkeuring van hun operationele programma de nationale of regionale administratieve procedures voor de selectie van transnationale samenwerkingsprojecten bekend, alsmede een lijst van subsidiabele kosten.

4.           De goedkeuring van de samenwerkingsprojecten vindt uiterlijk vier maanden na de datum van indiening van de projecten plaats.

5.           De lidstaten delen de goedgekeurde transnationale samenwerkingsprojecten mee aan de Commissie.

Artikel 67 Werkingskosten en dynamiseringskosten

1.           De in artikel 31, onder d), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde werkingskosten zijn kosten die verband houden met het beheer van de uitvoering van de plaatselijke ontwikkelingsstrategie door de plaatselijke visserijgroepen.

2.           De in artikel 31, onder d), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde kosten van de dynamisering van het visserijgebied zijn kosten die verband houden met concrete acties betreffende voorlichting over de plaatselijke ontwikkelingsstrategie en met projectontwikkelingstaken.

3.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de omschrijving van de subsidiabele kosten van de concrete acties zoals bedoeld in de leden 1 en 2.

HOOFDSTUK IV Maatregelen in verband met afzet en verwerking

Artikel 68 Specifieke doelstellingen

De in dit hoofdstuk bedoelde steun draagt bij tot de verwezenlijking van de in de hoofdstukken I en II van deze titel vastgestelde specifieke doelstellingen.

Artikel 69 Productie- en afzetprogramma's

1.           Uit het EFMZV kan steun worden verleend door de voorbereiding en de uitvoering van productie‑ en afzetprogramma's zoals bedoeld in artikel 32 van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten].

2.           Uitgaven die verband houden met productie‑ en afzetprogramma's komen slechts in aanmerking voor een EFMZV‑bijdrage nadat het in artikel 32, lid 4, van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten] bedoelde jaarverslag is goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

3.           De op grond van dit artikel aan een producentenorganisatie verleende steun bedraagt jaarlijks niet meer dan 3 % van de gemiddelde jaarwaarde van de productie die die producentenorganisatie bij eerste verkoop heeft afgezet in de periode 2009 ‑ 2011. De op grond van dit artikel aan een pas erkende producentenorganisatie verleende steun bedraagt jaarlijks niet meer dan 3 % van de gemiddelde jaarwaarde van de productie die de leden van die producentenorganisatie bij eerste verkoop hebben afgezet in de periode 2009 – 2011.

4.           De lidstaten kunnen 50 % van de steun voorschieten nadat het productie‑ en afzetprogramma is goedgekeurd overeenkomstig artikel 32, lid 2, van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten].

5.           De in lid 1 bedoelde steun wordt verleend aan producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties.

Artikel 70 Opslagsteun

1.           Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor erkende producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties die in bijlage II bij Verordening (EU) nr. [inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten] vermelde producten opslaan, op voorwaarde dat die producten worden opgeslagen overeenkomstig de artikelen 35 en 36 van die verordening:

(a) de opslagsteun mag niet meer bedragen dan de technische en financiële kosten van de maatregelen die vereist zijn voor de stabilisatie en de opslag van de betrokken producten;

(b) de hoeveelheden waarvoor opslagsteun kan worden verleend, mogen niet meer bedragen dan 15 % van de hoeveelheden van het betrokken product die jaarlijks door de producentenorganisatie te koop worden aangeboden;

(c) de jaarlijks verleende steun mag niet meer bedragen dan het onderstaande procentuele aandeel van de gemiddelde jaarwaarde van de productie die de leden van de producentenorganisatie bij eerste verkoop hebben afgezet in de periode 2009 – 2011. Wanneer de leden van de producentenorganisatie in de periode 2009 – 2011 geen productie hebben afgezet, wordt de gemiddelde jaarwaarde van de productie die de leden in de eerste drie productiejaren hebben afgezet, in aanmerking genomen:

– 1 % in 2014

– 0,8 % in 2015

– 0,6 % in 2016

– 0,4 % in 2017

– 0,2 % in 2018

2.           De in lid 1 bedoelde steun wordt tegen 2019 geleidelijk uitgefaseerd.

3.           De steun mag slechts worden verleend nadat de betrokken producten voor menselijke consumptie op de markt zijn gebracht.

4.           De lidstaten bepalen het bedrag van de binnen hun grondgebied toepasselijke technische en financiële kosten als volgt:

(a) de technische kosten worden jaarlijks berekend op basis van de rechtstreekse kosten in verband met de voor stabilisatie en opslag vereiste maatregelen;

(b) de financiële kosten worden jaarlijks berekend aan de hand van de rentevoet die jaarlijks in elke lidstaat wordt vastgesteld;

(c) de technische en financiële kosten worden bekendgemaakt.

5.           De lidstaten voeren controles uit om na te gaan of de producten waarvoor opslagsteun wordt verleend, voldoen aan de in dit artikel vastgestelde voorwaarden. Met het oog op deze inspecties houden de begunstigden van de opslagsteun een register bij van elke categorie producten die worden ingeslagen en later weer voor menselijke consumptie op de markt worden gebracht.

Artikel 71 Afzetmaatregelen

1.           Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor afzetmaatregelen ten bate van visserij‑ en aquacultuurproducten die gericht zijn op:

(a) het verbeteren van de voorwaarden voor het op de markt brengen van:

i)        soorten waarvan er een overschot is of die onderbevist zijn;

ii)       ongewenste vangsten die worden aangeland overeenkomstig artikel 15 van [GVB‑verordening] en artikel 8, onder b), tweede streepje, van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten];

iii)      producten die worden verkregen aan de hand van methoden met een lage milieu‑impact, of biologische aquacultuurproducten zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie;

(b) het verbeteren van de kwaliteit, door het stimuleren van:

i)        de indiening van aanvragen tot registratie van producten op grond van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen[34];

ii)       de certificering en afzetbevordering voor onder meer duurzame visserij‑ en aquacultuurproducten en milieuvriendelijke verwerkingsmethoden;

iii)      de rechtstreekse afzet van visserijproducten door kleinschalige kustvissers;

(c) het bevorderen van de transparantie van de productie en de markten, en het verrichten van marktonderzoek;

(d) het opstellen van standaardcontracten die verenigbaar zijn met het EU‑recht;

(e) het opzetten van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en brancheorganisaties zoals erkend in het kader van hoofdstuk II, afdeling III, van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten];

(f) het houden van regionale, nationale of transnationale afzetbevorderingscampagnes voor visserijproducten en aquacultuurproducten.

2.           In lid 1, onder b), bedoelde concrete acties kunnen onder meer betrekking hebben op de integratie van productie‑, verwerkings‑ en afzetactiviteiten die in de leveringsketen plaatsvinden.

Artikel 72 Verwerking van visserijproducten en aquacultuurproducten

1.           Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de volgende investeringen in de verwerking van visserijproducten en aquacultuurproducten:

(a) investeringen die energie helpen besparen of de milieu‑impact helpen reduceren, met inbegrip van afvalbehandeling;

(b) investeringen voor de verwerking van soorten met weinig of geen commercieel belang;

(c) investeringen voor de verwerking van bijproducten van de voornaamste verwerkingsactiviteiten;

(d) investeringen voor de verwerking van biologische aquacultuurproducten zoals bedoeld in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad.

2.           De in lid 1 bedoelde steun wordt slechts verleend via de financiële instrumenten zoals bedoeld in titel IV van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen].

HOOFDSTUK V Compensatie van in de ultraperifere gebieden gemaakte extra kosten in verband met visserijproducten en aquacultuurproducten

Artikel 73 Compensatieregeling

1.           Uit het EFMZV kan steun worden verleend ten bate van de compensatieregeling die is ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 791/2007 van de Raad tot instelling van een regeling ter compensatie van de extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten van de ultraperifere gebieden van de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden, Frans Guyana en Réunion.

2.           Elke betrokken lidstaat bepaalt voor zijn in artikel 1 bedoelde gebieden de lijst van de voor compensatie in aanmerking komende visserijproducten en aquacultuurproducten en de hoeveelheid van die producten.

3.           Bij het opstellen van de in lid 2 bedoelde lijst en hoeveelheid nemen de lidstaten alle ter zake relevante factoren in aanmerking, met name de noodzaak ervoor te zorgen dat de compensatie volledig verenigbaar is met de GVB‑voorschriften.

4.           De compensatie wordt niet verleend voor visserijproducten en aquacultuurproducten die:

(a) zijn gevangen door vaartuigen van derde landen, met uitzondering van vissersvaartuigen die de vlag van Venezuela voeren en in EU‑wateren actief zijn;

(b) zijn gevangen door EU‑vissersvaartuigen die niet in een haven van een van de in lid 1 bedoelde gebieden zijn geregistreerd;

(c) zijn ingevoerd uit derde landen.

5.           Lid 4, onder b), is niet van toepassing indien de bestaande capaciteit van de verwerkingssector in het betrokken ultraperifere gebied de hoeveelheid grondstoffen die overeenkomstig de in dit artikel vastgestelde bepalingen wordt geleverd, overschrijdt.

Artikel 74 Berekening van de compensatie

De compensatie wordt betaald aan marktdeelnemers die in de betrokken regio's actief zijn, en wordt berekend met inachtneming van:

(a) voor elk visserijproduct of voor elk aquacultuurproduct: de extra kosten die gepaard gaan met de specifieke handicaps van het betrokken gebied, en

(b) andere soorten overheidsmaatregelen die van invloed zijn op het niveau van de extra kosten.

Artikel 75 Compensatieplan

1.           De betrokken lidstaten dienen bij de Commissie voor elk betrokken gebied een compensatieplan in met daarin de in artikel 73 bedoelde lijst en hoeveelheid, het in artikel 74 bedoelde compensatieniveau en de in artikel 108 bedoelde bevoegde autoriteit.

2.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van de inhoud van het compensatieplan, met inbegrip van de criteria voor de berekening van de extra kosten die gepaard gaan met de specifieke handicaps van de betrokken gebieden.

HOOFDSTUK VI Begeleidende maatregelen voor het gemeenschappelijk visserijbeleid onder gedeeld beheer

Artikel 76 Toepassingsgebied in geografische zin

In afwijking van artikel 2 is dit hoofdstuk tevens van toepassing op concrete acties die buiten het grondgebied van de Europese Unie worden uitgevoerd.

Artikel 77 Specifieke doelstellingen

De in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen ondersteunen de uitvoering van de artikelen 37 en 46 van [GVB‑verordening].

Artikel 78 Controle en handhaving

1.           Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de tenuitvoerlegging van een EU‑systeem voor controle, inspectie en handhaving zoals bedoeld in artikel 46 van [GVB‑verordening] en in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen[35].

2.           Met name de volgende soorten concrete acties komen in aanmerking voor steun:

(a) de aankoop en/of de ontwikkeling van technologieën, met inbegrip van hardware en software, vaartuigdetectiesystemen (VDS), CCTV‑systemen en IT‑netwerken voor het verzamelen, beheren, valideren, analyseren en uitwisselen van gegevens met betrekking tot de visserij, voor het ontwikkelen van steekproefmethoden voor deze gegevens, en voor het totstandbrengen van een verbinding met sectoroverschrijdende gegevensuitwisselingssystemen;

(b) de aankoop en de installatie van de componenten die nodig zijn voor de transmissie van gegevens door bij de visserij en de afzet van visserijproducten betrokken actoren aan de betrokken autoriteiten van de lidstaat en de EU, met inbegrip van de voor controledoeleinden vereiste componenten voor elektronische registratie- en rapportagesystemen (ERS), volgsystemen voor vaartuigen (VMS) en automatische identificatiesystemen (AIS);

(c) de aankoop en de installatie van de componenten die nodig zijn ter waarborging van de traceerbaarheid van visserijproducten en aquacultuurproducten zoals bedoeld in artikel 58 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad;

(d) de uitvoering van programma’s voor het uitwisselen van gegevens tussen de lidstaten en de gezamenlijke analyse daarvan;

(e) de modernisering en de aankoop van patrouillevaartuigen, ‑vliegtuigen en ‑helikopters, op voorwaarde dat deze ten minste 60 % van de tijd voor visserijcontroledoeleinden worden gebruikt;

(f) de aankoop van andere controle‑instrumenten, waaronder apparatuur om het motorvermogen te meten en weegapparatuur;

(g) de uitvoering van proefprojecten inzake visserijcontrole, met inbegrip van de analyse van vis‑DNA en de ontwikkeling van websites inzake controle;

(h) programma's voor de opleiding en uitwisseling van personeelsleden die zijn belast met monitoring-, controle- en bewakingstaken op visserijgebied, ook op het niveau van meerdere lidstaten;

(i) de kosten-batenanalyse en de beoordeling van de audits die de bevoegde autoriteiten hebben uitgevoerd en van de uitgaven die zij hebben gedaan in het kader van hun monitoring‑, controle‑ en bewakingsopdracht;

(j) initiatieven, met inbegrip van seminars en het gebruik van media-instrumenten, om enerzijds de vissers en andere actoren zoals inspecteurs, openbare aanklagers en rechters, en anderzijds het grote publiek bewuster te maken van de noodzaak om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te bestrijden en om de GVB-voorschriften toe te passen.

3.           De in lid 2, onder h), i) en j), opgenomen maatregelen komen slechts voor steun in aanmerking indien zij betrekking hebben op door een overheidsinstantie verrichte controleactiviteiten.

4.           Met betrekking tot in lid 2, onder d) en h),opgenomen maatregelen wordt slechts een van de betrokken lidstaten als betaalorgaan aangewezen.

Artikel 79 Verzameling van gegevens

1.           Uit het EFMZV wordt steun verleend voor de verzameling, het beheer en het gebruik van primaire biologische, technische, ecologische en sociaaleconomische gegevens zoals in het kader van het in artikel 37, lid 5, van [GVB‑verordening] bedoelde meerjarenprogramma van de Unie.

2.           Met name de volgende soorten concrete acties komen in aanmerking voor steun:

(a) het beheer en het gebruik van gegevens voor wetenschappelijke analyse en voor de uitvoering van het GVB;

(b) nationale meerjarige steekproefprogramma’s;

(c) mariene monitoring van de commerciële en de recreatievisserij;

(d) onderzoeken op zee;

(e) deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten aan regionale coördinatievergaderingen zoals bedoeld in artikel 37, lid 4, [GVB‑verordening], aan vergaderingen van regionale organisaties voor visserijbeheer waarbij de EU overeenkomstsluitende partij of waarnemer is, of aan vergaderingen van internationale organisaties die belast zijn met het verstrekken van wetenschappelijk advies.

TITEL VI ONDER DIRECT BEHEER GEFINANCIERDE MAATREGELEN

HOOFDSTUK I Geïntegreerd maritiem beleid

Artikel 80 Toepassingsgebied in geografische zin

In afwijking van artikel 2 is dit hoofdstuk tevens van toepassing op concrete acties die buiten het grondgebied van de Europese Unie worden uitgevoerd.

Artikel 81 Toepassingsgebied en doelstellingen

De in dit hoofdstuk bedoelde steun draagt bij tot de ontwikkeling en de uitvoering van het geïntegreerd maritiem beleid van de Unie. De steun heeft tot doel:

(a) de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van een geïntegreerd bestuur inzake maritieme en kustgerelateerde zaken op plaatselijk, regionaal, nationaal, internationaal en EU‑niveau en op het niveau van het betrokken zeegebied te bevorderen, met name door:

i)       maatregelen te stimuleren om de lidstaten en de EU‑regio's aan te moedigen tot de ontwikkeling, invoering of uitvoering van een geïntegreerd maritiem bestuur;

ii)       de dialoog en de samenwerking met en tussen de lidstaten en de belanghebbende partijen op het gebied van mariene en maritieme zaken te bevorderen, onder meer via de ontwikkeling van zeegebiedstrategieën;

iii)      sectoroverschrijdende samenwerkingsplatforms en ‑netwerken te stimuleren, waaraan wordt deelgenomen door onder meer vertegenwoordigers van overheidsinstanties, regionale en plaatselijke overheden, de industriesector, de toeristische sector, bij onderzoek betrokken partijen, burgers, organisaties van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners;

iv)      de uitwisseling van beste praktijken en de dialoog op internationaal niveau, onder meer in de vorm van een bilaterale dialoog met derde landen, te stimuleren, onverminderd andere overeenkomsten of regelingen tussen de EU en de betrokken derde landen;

v)      de zichtbaarheid van de geïntegreerde benadering van maritieme zaken te vergroten en zowel de overheid en de particuliere sector als het grote publiek bewuster te maken van deze aanpak;

(b) bij te dragen tot de ontwikkeling van sectoroverschrijdende initiatieven ten bate van de maritieme sectoren en/of het sectorale beleid die rekening houden met en voortbouwen op bestaande instrumenten en initiatieven, met name op het gebied van:

i)       geïntegreerde maritieme bewaking, met als doel de efficiëntie en de doeltreffendheid via de sector‑ en grensoverschrijdende uitwisseling van informatie te verbeteren met inachtneming van bestaande en toekomstige systemen;

ii)       maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd beheer van kustgebieden;

iii)      de geleidelijke ontwikkeling van een omvattende, openbaar toegankelijke en degelijke mariene‑kennisbasis om het delen, hergebruiken en verspreiden van deze gegevens en deze kennis tussen verschillende gebruikersgroepen te vergemakkelijken;

(c) duurzame economische groei, werkgelegenheid, innovatie en nieuwe technologieën in opkomende en toekomstgerichte maritieme sectoren in kustgebieden te ondersteunen op een manier die complementair is aan de bestaande sectorale en nationale activiteiten;

(d) de bescherming van het mariene milieu, met name de biodiversiteit ervan alsmede beschermde mariene gebieden zoals de NATURA 2000‑gebieden, te bevorderen, het duurzame gebruik van de mariene en kusthulpbronnen te stimuleren en de grenzen van de duurzaamheid van menselijke activiteiten met een impact op het mariene milieu nader te omschrijven, met name in de context van de kaderrichtlijn mariene strategie

Artikel 82 Subsidiabele concrete acties

1.           Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor concrete acties die overeenstemmen met de in artikel 81 vastgestelde doelstellingen, zoals:

(a) studies;

(b) projecten, waaronder testprojecten en samenwerkingsprojecten;

(c) publieksvoorlichting, uitwisseling van beste praktijken, bewustmakingscampagnes en de bijbehorende communicatie‑ en verspreidingsactiviteiten zoals publiciteitscampagnes, evenementen, ontwikkeling en onderhoud van websites en platforms van belanghebbende partijen, met inbegrip van communicatie betreffende politieke prioriteiten van de Europese Unie die betrekking hebben op de algemene doelstellingen van deze verordening;

(d) conferenties, seminars en workshops;

(e) uitwisseling van beste praktijken, coördinatieactiviteiten, met inbegrip van informatie‑uitwisselingsnetwerken en stuurmechanismen voor zeegebiedstrategieën;

(f) de ontwikkeling, de exploitatie en het onderhoud van IT‑systemen en ‑netwerken voor het verzamelen, beheren, valideren, analyseren en uitwisselen van gegevens met betrekking tot de visserij, voor het ontwikkelen van steekproefmethoden voor deze gegevens, en voor het totstandbrengen van een verbinding met sectoroverschrijdende gegevensuitwisselingssystemen.

2.           Ter verwezenlijking van de in artikel 81, onder b), vastgestelde specifieke doelstellingen, namelijk de ontwikkeling van sectoroverschrijdende concrete acties, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van technische instrumenten voor geïntegreerde maritieme bewaking die met name tot doel hebben een gedecentraliseerde structuur voor gegevensuitwisseling op maritiem gebied (CISE: common information sharing environment) te ontwikkelen, te exploiteren en te onderhouden, met name door bestaande en toekomstige systemen met elkaar te verbinden;

(b) activiteiten op het gebied van coördinatie en samenwerking tussen de lidstaten met als doel een maritieme ruimtelijk ordening en een geïntegreerd beheer van kustgebieden te ontwikkelen, met inbegrip van systemen en praktijken voor de uitwisseling en monitoring van gegevens, evaluatieactiviteiten, het opzetten en exploiteren van deskundigennetwerken en het opzetten van een programma om de capaciteit op te bouwen die de lidstaten met het oog op maritieme ruimtelijke ordening nodig hebben;

(c) de technische instrumenten voor het opzetten en exploiteren van een operationeel Europees marien observatie- en datanetwerk dat het via samenwerking tussen de instellingen van de lidstaten die bij het netwerk betrokken zijn, gemakkelijker maakt mariene gegevens te verzamelen, samen te voegen, op kwaliteit te controleren, te hergebruiken en te verspreiden.

HOOFDSTUK II Begeleidende maatregelen voor het gemeenschappelijk visserijbeleid en het geïntegreerd maritiem beleid onder direct beheer

Artikel 83 Toepassingsgebied in geografische zin

In afwijking van artikel 2 is dit hoofdstuk tevens van toepassing op concrete acties die buiten het grondgebied van de Europese Unie worden uitgevoerd.

Artikel 84 Specifieke doelstellingen

De in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen dragen bij tot de tenuitvoerlegging van het GVB en het GMB, met name op het gebied van:

(a) wetenschappelijk advies in het kader van het GVB;

(b) specifieke controle‑ en handhavingsmaatregelen in het kader van het GVB;

(c) vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties;

(d) adviesraden;

(e) marktonderzoek;

(f) communicatieactiviteiten betreffende het gemeenschappelijk visserijbeleid en het geïntegreerd maritiem beleid.

Artikel 85 Wetenschappelijk advies en wetenschappelijke kennis

1.           Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de aanlevering van de wetenschappelijke informatie die nodig is voor een goede en doeltreffende besluitvorming op het gebied van het beheer van het GVB, met name via projecten op het gebied van toegepast onderzoek die rechtstreeks verband houden met de verstrekking van wetenschappelijke standpunten en wetenschappelijk advies.

2.           Met name de volgende soorten concrete acties komen in aanmerking voor steun:

(a) studies en proefprojecten die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging en de ontwikkeling van het GVB, onder meer op het gebied van alternatieve technieken voor een duurzaam visserijbeheer;

(b) de voorbereiding en verstrekking van wetenschappelijke standpunten en wetenschappelijk advies door wetenschappelijke instellingen, waaronder internationale adviesorganisaties die belast zijn met de beoordeling van de bestanden, door onafhankelijke deskundigen en door onderzoeksinstellingen;

(c) deelname van deskundigen aan vergaderingen over wetenschappelijke en technische visserijaangelegenheden, aan deskundigengroepen, aan internationale adviesorganisaties en aan vergaderingen waar een bijdrage van visserijdeskundigen vereist is;

(d) uitgaven die de Commissie doet voor diensten in verband met het verzamelen, beheren en gebruiken van gegevens, in verband met de organisatie en het beheer van deskundigenvergaderingen over visserij en het beheer van jaarlijkse werkprogramma's betreffende visserijgerelateerde wetenschappelijke en technische expertise, in verband met de verwerking van dataoproepen en datareeksen, en in verband met de voorbereidingsfase die voorafgaat aan het verstrekken van wetenschappelijke standpunten en wetenschappelijk advies;

(e) samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling, inclusief het opzetten en exploiteren van geregionaliseerde databanken voor de opslag, het beheer en het gebruik van gegevens die bevorderlijk zijn voor de regionale samenwerking, de gegevensverzameling en het gegevensbeheer en de wetenschappelijke expertise ter ondersteuning van het visserijbeheer.

Artikel 86 Controle en handhaving

1.           Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de tenuitvoerlegging van een EU‑systeem voor controle, inspectie en handhaving zoals bedoeld in artikel 46 [GVB‑verordening] en in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen.

2.           Met name de volgende soorten concrete acties komen in aanmerking voor steun:

(a) gezamenlijke aankopen van patrouillevaartuigen, ‑vliegtuigen en ‑helikopters door verschillende lidstaten uit hetzelfde geografische gebied, op voorwaarde dat deze ten minste 60 % van de tijd voor visserijcontroledoeleinden worden gebruikt;

(b) uitgaven in verband met de beoordeling en de ontwikkeling van nieuwe controletechnologieën;

(c) alle operationele uitgaven in verband met de inspecties die de inspecteurs van de Commissie verrichten op de uitvoering van het GVB door de lidstaten, en in het bijzonder de uitgaven voor inspectiebezoeken, veiligheidsvoorzieningen, de opleiding van de inspecteurs, vergaderingen en de huur of aanschaf door de Commissie van inspectiemiddelen zoals bedoeld in titel X van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009.

3.           Met betrekking tot de in lid 2, onder a), opgenomen maatregel wordt slechts één van de betrokken lidstaten als begunstigde aangewezen

Artikel 87 Vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties

Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de volgende soorten concrete acties op het gebied van internationale betrekkingen:

(a) vrijwillige financiële bijdragen aan de organisaties van de Verenigde Naties en andere organisaties die actief zijn op het gebied van het zeerecht;

(b) vrijwillige financiële bijdragen voor de voorbereiding van nieuwe internationale organisaties of internationale verdragen die van belang zijn voor de Europese Unie;

(c) vrijwillige financiële bijdragen voor door internationale organisaties uitgevoerde werkzaamheden of programma's die van bijzonder belang zijn voor de Europese Unie;

(d) financiële bijdragen voor activiteiten (werk-, informele of buitengewone vergaderingen van de overeenkomstsluitende partijen) die de belangen van de Europese Unie in internationale organisaties dienen en de samenwerking met haar partners in die organisaties versterken. Wanneer het in dit verband in het belang van de Europese Unie is dat vertegenwoordigers van derde landen aanwezig zijn tijdens onderhandelingen en vergaderingen in internationale fora en organisaties, worden de kosten van de deelname van deze vertegenwoordigers uit het EFMZV betaald.

Artikel 88 Adviesraden

1.           Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de werkingskosten van de adviesraden die krachtens artikel 52 van [GVB‑verordening] zijn opgericht.

2.           Een adviesraad met rechtspersoonlijkheid kan in zijn hoedanigheid van organisatie die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft, EU‑steun aanvragen.

Artikel 89 Marktonderzoek

Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor activiteiten die de Commissie overeenkomstig artikel 49 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aqaucultuurproducten] verricht op het gebied van de ontwikkeling en de verspreiding van marktonderzoeksresultaten met betrekking tot visserijproducten en aquacultuurproducten.

Artikel 90 Communicatieactiviteiten in verband met het gemeenschappelijk visserijbeleid en het geïntegreerd maritiem beleid

Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor:

(a) de kosten van voorlichtings‑ en communicatieactiviteiten in verband met het gemeenschappelijk visserijbeleid en het geïntegreerd maritiem beleid, met inbegrip van:

(b) de kosten in verband met het maken, vertalen en verspreiden van schriftelijk, audiovisueel en elektronisch materiaal dat is toegesneden op de specifieke behoeften van de verschillende doelgroepen;

(c) de kosten in verband met de voorbereiding en de organisatie van evenementen en vergaderingen waar informatie wordt verstrekt en de standpunten van de verschillende partijen die betrokken zijn bij het gemeenschappelijke visserijbeleid en het geïntegreerd maritiem beleid, worden ingewonnen;

(d) de reis‑ en verblijfskosten van deskundigen en vertegenwoordigers van belanghebbende partijen die door de Commissie voor haar vergaderingen worden uitgenodigd.

(e) de kosten in verband met de communicatie betreffende politieke prioriteiten van de Europese Unie die betrekking hebben op de algemene doelstellingen van deze verordening.

HOOFDSTUK III Technische bijstand

Artikel 91 Technische bijstand op initiatief van de Commissie

Uit het EFMZV kan op initiatief van de Commissie ten bedrage van maximaal 1,1 % van dit fonds steun worden verleend voor:

(a) de voor de uitvoering van de onderhavige verordening vereiste maatregelen inzake technische bijstand zoals bedoeld in artikel 51, lid 1, van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen];

(b) de tenuitvoerlegging van duurzamevisserijovereenkomsten en de deelname van de EU aan regionale organisaties voor visserijbeheer;

(c) het opzetten van een Europees netwerk van plaatselijke visserijgroepen met het oog op capaciteitsopbouw, informatieverspreiding, uitwisseling van ervaring en van beste praktijken, en samenwerking tussen plaatselijke partnerschappen. Dit netwerk werkt samen met in het kader van het EFRO, het ESF en het ELFPO opgezette organisaties voor plaatselijke ontwikkeling die actief zijn op het gebied van netwerkvorming en technische ondersteuning, met name op het gebied van de activiteiten van deze organisaties met betrekking tot plaatselijke ontwikkeling en transnationale samenwerking.

Artikel 92 Technische bijstand op initiatief van de lidstaten

1.           Uit het EFMZV kan op initiatief van de Commissie ten bedrage van maximaal 5 % van het totale bedrag voor het operationele programma steun worden verleend voor:

a)      de maatregelen inzake technische bijstand zoals bedoeld in artikel 52, lid 1, van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen];

b)      het opzetten van nationale netwerken voor de verspreiding van informatie, de opbouw van capaciteit, de uitwisseling van beste praktijken en de ondersteuning van de samenwerking tussen de plaatselijke visserijgroepen in het door hen bestreken grondgebied.

2.           In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan het in lid opgenomen maximum worden overschreden.

3.           Kosten in verband met de certificerende instantie komen niet in aanmerking voor steun op grond van lid 1.

4.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de omschrijving van de activiteiten van de in lid 1 bedoelde nationale netwerken.

TITEL VII TENUITVOERLEGGING ONDER GEDEELD BEHEER

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 93 Toepassingsgebied

Deze titel is van toepassing op onder gedeeld beheer gefinancierde maatregelen zoals bedoeld in titel V.

HOOFDSTUK II Uitvoeringsmechanisme

Deel 1 Steun uit het EFMZV

Artikel 94 Bepaling van de cofinancieringspercentages

1.           In het besluit van de Commissie tot goedkeuring van een operationeel programma wordt de maximale EFMZV‑bijdrage tot dat programma vastgesteld.

2.           De EFMZV‑bijdrage wordt berekend op basis van het bedrag aan subsidiabele overheidsuitgaven.

In het operationele programma wordt vastgesteld welke procentuele bijdrage uit het EFMZV van toepassing is op elke doelstelling die is vastgesteld in het kader van de EU‑prioriteiten voor het EFMZV zoals bedoeld in artikel 6. De maximale procentuele bijdrage uit het EFMZV bedraagt 75 % van de subsidiabele overheidsuitgaven.

De minimale procentuele bijdrage uit het EFMZV bedraagt 20%.

3.           In afwijking van lid 2 bedraagt de bijdrage uit het EFMZV:

(a) 100 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het opslagsteun betreft zoals bedoeld in artikel 70;

(b) 100 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het het compensatiesysteem betreft zoals bedoeld in artikel 73;

(c) 50 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het steun betreft zoals bedoeld in artikel 78, lid 2 onder e);

(d) 80 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het steun betreft zoals bedoeld in artikel 78, lid 2, onder a) tot en met d), en onder f) tot en met j);

(e) 65 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het steun betreft zoals bedoeld in artikel 79.

Artikel 95 Intensiteit van de overheidssteun

1.           De lidstaten passen op de totale subsidiabele uitgaven voor de concrete actie een maximale overheidssteunintensiteit van 50 % toe.

2.           In afwijking van lid 1 passen de lidstaten een overheidssteunintensiteit van 100 % van de subsidiabele overheidsuitgaven voor de concrete actie toe wanneer:

(a) de begunstigde een publiekrechtelijke instantie is;

(b) de concrete actie betrekking heeft op opslagsteun zoals bedoeld in artikel 70;

(c) de concrete actie betrekking heeft op het compensatiesysteem zoals bedoeld in artikel 73;

(d) de concrete actie betrekking heeft op gegevensverzameling zoals bedoeld in artikel 79.

3.           In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten een overheidssteunintensiteit van 50 % tot en met 100 % van de totale subsidiabele uitgaven toepassen wanneer de concrete actie wordt uitgevoerd in het kader van titel V, hoofdstuk III, en deze concrete actie voldoet aan één van de volgende criteria:

(a) collectief belang;

(b) collectieve begunstigde;

(c) openbare toegang tot de resultaten van de concrete actie;

(d) innovatieve kenmerken van het project op plaatselijke niveau.

4.           In afwijking van lid 1 zijn de in bijlage I opgenomen aanvullende percentages voor de overheidssteunintensiteit van toepassing.

5.           De minimale overheidssteunintensiteit bedraagt 20 % van de totale subsidiabele uitgaven voor de concrete actie.

6.           De Commissie bepaalt middels uitvoeringshandelingen die volgens de in artikel 151, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure worden vastgesteld, hoe de verschillende percentages voor overheidssteunintensiteit worden toegepast wanneer aan verschillende, in bijlage I vastgestelde voorwaarden is voldaan.

Deel 2 Financieel beheer en gebruik van de euro

Artikel 96 Regelingen voor voorfinanciering

1.           Met inachtneming van de algemene voorschriften van artikel 72 van [Verordening(EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] en met inachtneming van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het operationele programma betaalt de Commissie een initieel voorfinancieringsbedrag voor de hele programmeringsperiode. Dit bedrag komt overeen met 4 % van de bijdrage die uit de EU‑begroting voor het betrokken operationele programma wordt betaald. Het bedrag kan, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, in twee tranches worden opgesplitst.

2.           De renteopbrengsten van de voorfinanciering worden voor het betrokken operationele programma bestemd en in mindering gebracht op het in de einddeclaratie van de uitgaven vermelde bedrag aan overheidsuitgaven.

Artikel 97 Boekjaar

Het boekjaar heeft betrekking op de gedane uitgaven en de geïnde ontvangsten die het betaalorgaan voor begrotingsjaar "N", dat begint op 16 oktober van jaar "N-1" en eindigt op 15 oktober van jaar "N", heeft opgenomen in de rekeningen van de EFMZV‑begroting.

Artikel 98 Tussentijdse betalingen

1.           Voor elk operationeel programma worden tussentijdse betalingen verricht. Zij worden berekend door het cofinancieringspercentage voor elke EU‑prioriteit toe te passen op de voor die prioriteit gecertificeerde overheidsuitgaven.

2.           Onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen verricht de Commissie tussentijdse betalingen om de uitgaven te vergoeden die de erkende betaalorganen hebben gedaan voor de tenuitvoerlegging van de programma's.

3.           Elke tussentijdse betaling wordt verricht mits is voldaan aan de volgende eisen:

a)      de indiening bij de Commissie, overeenkomstig artikel 124, lid 1, onder c), van een door het erkende betaalorgaan ondertekende uitgavendeclaratie;

b)      geen overschrijding van de totale EFMZV‑bijdrage die voor elke EU‑prioriteit voor de hele looptijd van het betrokken programma is toegekend;

c)      de indiening bij de Commissie van het meest recente jaarverslag over de uitvoering van het operationele programma.

4.                Indien een van de in lid 3 vastgestelde eisen niet in acht is genomen, meldt de Commissie dit onmiddellijk aan het erkende betaalorgaan. Indien een van de in lid 3, onder a) en c), vastgestelde eisen niet in acht is genomen, is de uitgavendeclaratie niet ontvankelijk.

5.           De Commissie verricht de betrokken tussentijdse betalingen binnen 45 dagen te rekenen vanaf de registratie van een uitgavendeclaratie die voldoet aan de in lid 3 vastgestelde voorschriften, onverminderd de artikelen 123 en 127.

6.                De erkende betaalorganen stellen de tussentijdse uitgavendeclaraties voor de operationele programma's op en sturen deze toe aan de Commissie binnen de termijnen die de Commissie vaststelt middels uitvoeringshandelingen die zij aanneemt volgens de in artikel 151, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

De tussentijdse uitgavendeclaraties voor de op of na 16 oktober gedane uitgaven worden ten laste van de begroting van het volgende jaar gebracht.

Artikel 99 Betaling van het saldo en afsluiting van het programma

1.                Na ontvangst van het laatste jaarverslag over de voortgang van de uitvoering van een operationeel programma betaalt de Commissie, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, het saldo op basis van het vigerende financieringsplan, de jaarrekeningen voor het laatste jaar van uitvoering van het betrokken operationele programma en het betrokken goedkeuringsbesluit. Deze rekeningen worden uiterlijk 6 maanden na de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven ingediend bij de Commissie en hebben betrekking op de uitgaven die het betaalorgaan tot en met de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven heeft gedaan.

2.           Het saldo wordt betaald uiterlijk zes maanden nadat de in lid 1 bedoelde informatie en documenten door de Commissie ontvankelijk zijn bevonden en de laatste jaarrekening is goedgekeurd. Onverminderd artikel 100 worden de na de saldobetaling resterende vastleggingen binnen zes maanden door de Commissie doorgehaald.

3.           Indien het laatste jaarlijkse voortgangsverslag en de documenten die nodig zijn voor de goedkeuring van de rekeningen over het laatste jaar van uitvoering van het programma, niet binnen de in lid 1 vastgestelde termijn aan de Commissie zijn toegezonden, wordt het saldo overeenkomstig artikel 100 ambtshalve doorgehaald.

Artikel 100 Doorhaling

Het gedeelte van een vastlegging voor een operationeel programma dat uiterlijk op 31 december van het tweede jaar na het jaar van de vastlegging niet is gebruikt voor de voorfinanciering of voor tussentijdse betalingen of waarvoor uiterlijk op deze datum geen uitgavendeclaratie bij haar is ingediend die voldoet aan de in artikel 98, lid 3, genoemde eisen, wordt door de Commissie doorgehaald.

Artikel 101 Gebruik van de euro

1.           De in het voorgelegde operationele programma van de lidstaat vastgestelde bedragen, de bedragen van gecertificeerde uitgavenstaten, betalingsaanvragen en uitgaven zoals vermeld in de jaarverslagen en het eindverslag over de uitvoering worden in euro uitgedrukt.

2.           De lidstaten die op de datum van de betalingsaanvraag de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, rekenen de bedragen van de in de nationale munteenheid gedane uitgaven om in euro.

Deze omrekening in euro gebeurt aan de hand van de maandelijkse boekhoudkundige koers voor de euro van de Commissie in de maand waarin de uitgave in de rekeningen van het betaalorgaan van het betrokken operationele programma is opgenomen. Deze boekhoudkundige wisselkoers wordt maandelijks elektronisch bekendgemaakt door de Commissie.

3.           Bedragen die in de nationale munteenheid worden teruggevorderd door lidstaten die op de datum van de terugvordering de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, worden in euro omgerekend aan de hand van de in lid 2 bedoelde koers.

4.           Wanneer de euro de munteenheid van een lidstaat wordt, blijft de in lid 3 beschreven omrekeningsprocedure van toepassing op alle uitgaven die in de rekeningen van het betaalorgaan zijn opgenomen vóór de datum van inwerkingtreding van de vaste omrekeningskoers tussen de nationale munteenheid en de euro.

Deel 3 Subsidiabiliteit van de uitgaven en duurzaamheid

Artikel 102 Subsidiabele uitgaven

1.           Met inachtneming van artikel 55, lid 1, van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] worden de door de begunstigden verrichte betalingen gestaafd aan de hand van facturen en betalingsbewijzen.

2.           Alleen indirecte kosten die onder titel V, hoofdstuk III, vallen, komen in aanmerking voor een EFMZV‑bijdrage.

3.           In afwijking van artikel 55, lid 7, van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] komen uitgaven die naar aanleiding van een wijziging van het programma overeenkomstig artikel 22, lid 2, subsidiabel zijn geworden, pas voor steun in aanmerking met ingang van 1 januari van het jaar na indiening van de betrokken wijziging.

Artikel 103 Berekening van vereenvoudigde kosten, extra kosten en gederfde inkomsten

Wanneer steun wordt verleend op basis van vereenvoudigde kosten, extra kosten of gederfde inkomsten, zorgen de lidstaten ervoor dat de betrokken berekeningen deugdelijk en nauwkeurig zijn en op voorhand zijn vastgesteld op basis van een eerlijke, evenwichtige en verifieerbare berekening.

Artikel 104 Voorschotten

1.           Voorschotten worden pas betaald wanneer een bankgarantie of een gelijkwaardige garantie ten belope van 100 % van het voor te schieten bedrag is gesteld.

2.           Van de publiekrechtelijke begunstigden mogen gemeenten, regionale instanties en verenigingen daarvan en publiekrechtelijke instanties voorschotten ontvangen.

3.           Een door een overheidsinstantie ter beschikking gestelde garantiefaciliteit wordt beschouwd als gelijkwaardig aan de in lid 1 bedoelde garantie op voorwaarde dat de instantie zich ertoe verbindt het door die garantie gedekte bedrag te betalen wanneer geen recht op betaling van het voorschot wordt vastgesteld.

4.           De garantie kan worden vrijgegeven zodra het bevoegde betaalorgaan vaststelt dat de werkelijke uitgaven in verband met de overheidsbijdrage voor de concrete actie hoger zijn dan het voorschot.

Artikel 105 Geldigheidsduur van de criteria voor ontvankelijkheid van de concrete acties

1.           De begunstigde blijft, na de indiening van zijn aanvraag, gedurende de hele periode van uitvoering van de concrete actie en, voor bepaalde soorten concrete acties, ook nog gedurende een nader bepaalde periode na de laatste betaling aan de in artikel 12, lid 1, bedoelde ontvankelijkheidsvoorwaarden voldoen.

2.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van:

(a) de soorten concrete acties waarvoor ook nog na de laatste betaling aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden moet worden voldaan, en

(b) de in lid 1 bedoelde periode.

De Commissie oefent deze machtiging uit met volledige inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en in het volledige besef van het risico dat niet‑naleving van de respectieve GVB‑voorschriften een ernstige bedreiging vormt zowel voor de duurzame exploitatie van de levende mariene biologische hulpbronnen op een niveau dat het mogelijk maakt de populaties van de gevangen soorten boven een peil te brengen en te houden dat de MSY kan opleveren, als voor de duurzaamheid van de betrokken bestanden of voor de instandhouding van het mariene milieu.

HOOFDSTUK III Beheers- en controlesystemen

Artikel 106 Verantwoordelijkheden van de lidstaten

De lidstaten zorgen voor het opzetten van een beheers‑ en controlesysteem voor het operationele programma dat borg staat een duidelijke verdeling van afzonderlijke taken over de beheersautoriteit, het betaalorgaan en de certificerende instantie. De lidstaten zorgen ervoor dat hun systeem gedurende de gehele programmeringsperiode doeltreffend functioneert.

Artikel 107 Bevoegde autoriteiten

1.           De lidstaten wijzen voor elk operationeel programma de volgende autoriteiten aan:

(a) de met het beheer van het betrokken programma belaste beheersautoriteit, die hetzij een op nationaal of regionaal niveau werkende publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organisatie kan zijn, hetzij de lidstaat zelf wanneer die taak door hem wordt verricht;

(b) het erkende betaalorgaan in de zin van artikel 109;

(c) de certificerende instantie in de zin van artikel 112.

2.           De lidstaten omschrijven duidelijk de taken van de beheersautoriteit, het betaalorgaan en, in het kader van duurzame plaatselijke ontwikkeling, de in artikel 62 bedoelde plaatselijke groepen, wat betreft de toepassing van de subsidiabiliteits- en selectiecriteria en de selectieprocedure voor projecten.

Artikel 108 Beheersautoriteit

1.           De beheersautoriteit is ervoor verantwoordelijk dat het programma op efficiënte, doeltreffende en correcte wijze wordt beheerd en uitgevoerd, en zorgt er met name voor dat:

(a) er een geschikt beveiligd elektronisch systeem is voor het registreren, bijhouden, beheren en rapporteren van statistische informatie over het programma en de uitvoering ervan met het oog op monitoring en evaluatie, en met name informatie die nodig is om de voortgang naar de vastgestelde doelstellingen en EU‑prioriteiten te monitoren;

(b) de Commissie op kwartaalbasis relevante gegevens ontvangt over de voor financiering geselecteerde concrete acties, met inbegrip van de belangrijke kenmerken van de begunstigde en de concrete actie;

(c) de begunstigden en de andere bij de uitvoering van de concrete acties betrokken instanties:

i)        worden geïnformeerd over hun verplichtingen die uit de toegekende steun voortvloeien, en voor alle verrichtingen betreffende de concrete actie hetzij een afzonderlijk boekhoudsysteem, hetzij een passende boekhoudkundige code gebruiken;

ii)       op de hoogte zijn van de eisen inzake de verstrekking van gegevens aan de beheersautoriteit en inzake de registratie van de outputs en resultaten;

(d) de in artikel 48 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde voorafgaande evaluatie in overeenstemming is met het in artikel 131 van de onderhavige verordening bedoelde evaluatie‑ en monitoringsysteem, en dat deze evaluatie wordt goedgekeurd en bij de Commissie wordt ingediend;

(e) er een in artikel 49 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoeld evaluatieplan voorhanden is, dat de in artikel 140 van de onderhavige verordening bedoelde evaluatie achteraf binnen de aldaar vastgestelde termijn wordt verricht, dat deze evaluatie in overeenstemming is met het in artikel 131 van de onderhavige verordening bedoelde monitoring‑ en evaluatiesysteem en dat deze evaluatie wordt ingediend bij het in artikel 136 van de onderhavige verordening bedoelde monitoringcomité en bij de Commissie;

(f) het in artikel 136 bedoelde monitoringcomité de nodige informatie en documenten ontvangt om toezicht op de uitvoering van het programma te kunnen uitoefenen in het licht van de specifieke doelstellingen en prioriteiten ervan;

(g) het in artikel 138 bedoelde jaarlijkse uitvoeringsverslag wordt opgesteld, met inbegrip van geaggregeerde monitoringtabellen, en dat dit verslag, na goedkeuring ervan door het in artikel 136 bedoelde monitoringcomité, wordt ingediend bij de Commissie;

(h) dat het betaalorgaan, voordat de betalingen worden geautoriseerd, alle nodige gegevens inzake de voor financiering geselecteerde concrete acties ontvangt, met name inzake de toegepaste procedures en de verrichte controles;

(i) bekendheid wordt gegeven aan het programma door potentiële begunstigden, beroepsorganisaties, de economische en sociale partners, organisaties voor de bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen en de betrokken niet‑gouvernementele organisaties, met inbegrip van milieuorganisaties, te informeren over de door het programma geboden mogelijkheden en over de wijze waarop gebruik kan worden gemaakt van de financiering in het kader van het programma, alsook door de begunstigden van de bijdrage van de Unie en het brede publiek te informeren over de rol van de Unie in het programma.

2.           De lidstaat of de beheersautoriteit kan een of meer intermediaire instanties, waaronder regionale of plaatselijke autoriteiten of niet-gouvernementele organisaties, aanwijzen die worden belast met het beheer of de uitvoering van concrete acties in het kader van het operationele programma.

3.           Indien een deel van de taken van de beheersautoriteit wordt gedelegeerd aan een andere organisatie, blijft de beheersautoriteit er volledig verantwoordelijk voor dat deze taken efficiënt en correct worden beheerd en uitgevoerd. De beheersautoriteit zorgt ervoor dat er passende bepalingen zijn om de andere organisatie in staat te stellen alle voor de uitvoering van deze taken vereiste gegevens en informatie te verkrijgen.

Artikel 109 Erkenning van de betaalorganen en intrekking van die erkenning

1.           De betaalorganen zijn nationale gespecialiseerde diensten of instanties die verantwoordelijk zijn voor het beheer en de controle van de uitgaven. Behoudens betalingen kan de uitvoering van deze taken worden gedelegeerd.

2.           Als betaalorgaan erkennen de lidstaten de diensten of instanties die voldoen aan de erkenningscriteria die de Commissie uit hoofde van artikel 111, lid 2, heeft vastgesteld.

3.           De verantwoordelijke persoon van het erkende betaalorgaan stelt de informatie op als bedoeld in artikel 75, lid 1, onder ), b) en c), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen].

4.           Wanneer een erkend betaalorgaan niet of niet meer aan een of meer van de in lid 2 bedoelde erkenningscriteria voldoet, trekt de lidstaat de erkenning ervan in tenzij het betaalorgaan binnen een naargelang van de ernst van het probleem vast te stellen termijn de nodige aanpassingen verricht.

5.           De betaalorganen zorgen voor het beheer en de controle van de verrichtingen in verband met de openbare interventie waarvoor zij verantwoordelijk zijn, en blijven eindverantwoordelijk op dit gebied.

Artikel 110 Volledige uitkering van betalingen aan de begunstigden

Tenzij in de EU-wetgeving uitdrukkelijk anders is bepaald, worden betalingen die verband houden met de financiering in het kader van deze verordening, volledig aan de begunstigden uitgekeerd.

Artikel 111 Bevoegdheden van de Commissie

Om een goede werking van het in artikel 106 vastgestelde systeem te waarborgen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot:

a)           minimale voorwaarden voor de erkenning van betaalorganen betreffende interne omgeving, controleactiviteiten, informatie en communicatie en monitoring, alsook regels betreffende de procedure voor verlening en intrekking van de erkenning;

b)           regels betreffende het toezicht op en de procedure voor de herziening van de erkenning van de betaalorganen;

c)           de verplichtingen van de betaalorganen wat betreft de inhoud van hun verantwoordelijkheden op het gebied van beheer en controle.

Artikel 112 Certificerende instanties

1.           De certificerende instantie is een door de lidstaat aangewezen publieke of particuliere auditorganisatie die een oordeel geeft over de beheersverklaring betreffende de volledigheid, nauwkeurigheid en waarachtigheid van de jaarrekeningen van het betaalorgaan, over de goede werking van het internecontrolesysteem ervan, over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, en over de naleving van het beginsel van een goed financieel beheer. Deze certificerende instantie is operationeel onafhankelijk van zowel het betrokken betaalorgaan als de beheersautoriteit en de autoriteit die dat betaalorgaan heeft erkend.

2.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van voorschriften voor de status van de certificerende instanties, voor de specifieke taken, waaronder de controles die zij moeten verrichten, en voor de door deze instanties op te stellen certificaten en rapporten, samen met de begeleidende documenten.

Artikel 113 Ontvankelijkheid van de door de betaalorganen verrichte betalingen

De uitgaven in het kader van gedeeld beheer overeenkomstig titel V en in het kader van technische bijstand zoals bedoeld in artikel 92 mogen slechts door de EU worden gefinancierd wanneer die uitgaven zijn gedaan door erkende betaalorganen.

HOOFDSTUK IV Controle door de lidstaten

Artikel 114 Verantwoordelijkheden van de lidstaten

1.           De lidstaten stellen in het kader van het EFMZ alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en alle andere maatregelen vast die nodig zijn om een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen, en met name om:

(a) zich te vergewissen van de wettigheid en regelmatigheid van de gefinancierde verrichtingen, onder meer om te verifiëren of de medegefinancierde producten en diensten zijn geleverd en of de door de begunstigden gedeclareerde uitgaven door hen zijn betaald en voldoen aan het toepasselijke EU‑ en nationale recht, aan het operationele programma en aan de voorwaarden voor de steun voor de concrete actie;

(b) ervoor te zorgen dat de begunstigden die betrokken zijn bij de uitvoering van concrete acties die op basis van werkelijk gemaakte subsidiabele kosten worden vergoed, hetzij een afzonderlijk boekhoudsysteem, hetzij een passende boekhoudkundige code gebruiken voor alle verrichtingen die op een concrete actie betrekking hebben;

(c) procedures in te stellen die garanderen dat alle documenten met betrekking tot uitgaven en audits die nodig zijn om voor een toereikend controlespoor te zorgen, worden bewaard overeenkomstig artikel 62, onder g), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen];

(d) een doeltreffende fraudepreventie te bieden, vooral op de gebieden met een hoger risiconiveau, die zorgt voor een afschrikkende werking en waarbij rekening wordt gehouden met de kosten en baten en met de evenredigheid van de maatregelen;

(e) onregelmatigheden en fraude te voorkomen, op te sporen en te corrigeren;

(f) overeenkomstig EU- of nationaal recht de vereiste financiële correcties toe te passen die doeltreffend, afschrikkend en evenredig zijn;

(g) onverschuldigd betaalde bedragen met rente terug te vorderen en zo nodig gerechtelijke procedures in te leiden.

2.           De lidstaten zetten efficiënte beheers- en controlesystemen op om ervoor te zorgen dat deze verordening wordt nageleefd.

3.           Met het oog op de inachtneming van de in lid 1, onder a) en b), bedoelde vereisten omvatten de door de lidstaten opgezette systemen:

(a) administratieve controles voor elke betalingsaanvraag van begunstigden;

(b) controles ter plaatse van concrete acties.

Wat de controles ter plaatse betreft, trekt de verantwoordelijke autoriteit haar steekproef voor controles uit de hele populatie van aanvragers en bestaat de steekproef, waar dat dienstig is, uit een aselect gedeelte en een op een risicoanalyse gebaseerd gedeelte teneinde een representatief foutenpercentage te verkrijgen en de controles ook toe te spitsen op de belangrijkste fouten.

4.           Controles ter plaatse van individuele concrete acties krachtens lid 3, onder b), kunnen steekproefsgewijs worden uitgevoerd.

5.           Als de beheersautoriteit tevens begunstigde van het operationele programma is, moeten de regelingen voor de in lid 1, onder a), bedoelde controles een adequate scheiding van functies garanderen.

6.           De lidstaten delen aan de Commissie de bepalingen en maatregelen mee die op grond van de leden 1, 2, 3 en 5 zijn vastgesteld. Door de lidstaten vastgestelde voorwaarden ter aanvulling van de in deze verordening opgenomen bepalingen moeten controleerbaar zijn.

7.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen voorschriften vaststellen die gericht zijn op een uniforme toepassing van de leden 1 tot en met 4. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 151, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

8.           De Commissie neemt overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen waarin voorschriften voor de regelingen voor het in lid 1, onder c), bedoelde controlespoor worden vastgesteld.

Artikel 115 Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

1.           In het in artikel 114, lid 1, onder g), bedoelde geval vorderen de lidstaten onverschuldigd betaalde bedragen terug, verhoogd met rente bij laattijdige betaling. Zij melden dergelijke gevallen aan de Commissie en houden haar op de hoogte van het verloop van de desbetreffende administratieve en gerechtelijke procedures.

2.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van voorschriften inzake de in lid 1 bedoelde verplichtingen van de lidstaten.

Artikel 116 Onregelmatigheden

1.           De lidstaten vorderen onverschuldigd betaalde bedragen die verband houden met onregelmatigheden of andere gevallen van niet‑naleving, binnen een jaar na de eerste indicatie dat zo'n onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, terug van de begunstigde en nemen de desbetreffende bedragen op in het debiteurenboek van het betaalorgaan.

2.                Indien geen inning heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van het verzoek tot terugbetaling of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank, worden de financiële gevolgen van de niet-inning door de betrokken lidstaat gedragen, zulks onverminderd de eis dat de betrokken lidstaat de terugvorderingsprocedures overeenkomstig artikel 115 moet voortzetten.

Indien in het kader van de terugvorderingsprocedure in een administratief of gerechtelijk besluit met een definitief karakter wordt geconstateerd dat er geen sprake is van een onregelmatigheid, declareert de betrokken lidstaat de financiële last die hij op grond van de eerste alinea van het onderhavige lid heeft gedragen, aan het EFMZV als uitgave.

3.           In naar behoren gemotiveerde gevallen kan een lidstaat besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen in de volgende gevallen worden genomen:

(a) indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het te innen bedrag, of

(b) indien de inning onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid.

Wanneer het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt genomen voordat lid 2 van toepassing is op het nog uitstaande bedrag, worden de financiële gevolgen van de niet‑inning gedragen door de EU-begroting.

4.               De ten laste van de lidstaat komende financiële gevolgen van de toepassing van lid 2 worden door de betrokken lidstaat opgenomen in de jaarrekeningen die op grond van artikel 125, lid 1, onder c), iii), bij de Commissie moeten worden ingediend. De Commissie controleert de jaarlijkse rekeningen en besluit zo nodig middels een uitvoeringshandeling deze te wijzigen.

5.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen besluiten om ten laste van de EU‑begroting gebrachte bedragen in de volgende gevallen aan EU-financiering te onttrekken:

(a) de lidstaat heeft de in lid 1 genoemde termijnen niet in acht genomen;

(b) zij is van oordeel dat het door een lidstaat krachtens lid 3 genomen besluit om de terugvordering niet voort te zetten, ongegrond is;

(c) zij is van oordeel dat de onregelmatigheid of de niet-inning het gevolg is van onregelmatigheden of nalatigheden die te wijten zijn aan de overheidsdiensten of een andere officiële instantie van de betrokken lidstaat.

6.           Voordat in dit artikel bedoelde besluiten middels uitvoeringshandelingen worden vastgesteld, wordt de in artikel 129, lid 6, bedoelde procedure toegepast.

Artikel 117 Financiële correcties door de lidstaten

1.           De lidstaten zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor het onderzoeken van onregelmatigheden en andere gevallen van niet‑naleving, voor het toepassen van de vereiste financiële correcties en voor het voortzetten van terugvorderingen. Bij een systemische onregelmatigheid breidt de lidstaat zijn onderzoek uit tot alle concrete acties die invloed kunnen ondervinden van die onregelmatigheid.

2.           De lidstaat past de financiële correcties toe die noodzakelijk zijn in verband met eenmalige of systemische onregelmatigheden of andere gevallen van niet‑naleving die bij concrete acties of het operationele programma zijn geconstateerd. De door de lidstaat verrichte correcties bestaan in een volledige of gedeeltelijke intrekking van de overheidsbijdrage aan de concrete actie of het operationele programma. De lidstaat houdt rekening met de aard en de ernst van de onregelmatigheden en met het financiële verlies voor de EFMZV en past een evenredige correctie toe. Financiële correcties worden door het betaalorgaan opgenomen in de jaarrekeningen voor het boekjaar waarin tot de intrekking wordt besloten.

3.           Wanneer sprake is van financiële correcties op uitgaven die rechtstreeks verbonden zijn met de niet‑naleving van artikel 105, stellen de lidstaten het bedrag van de correctie vast op basis van de ernst van de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften door de begunstigde, het economische voordeel dat voortvloeit uit de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften of het belang van de EFMZV‑bijdrage voor de economische activiteit van de begunstigde.

4.           De overeenkomstig lid 1 ingetrokken bijdrage uit het EFMZV kan door de lidstaat, behoudens lid 5, worden hergebruikt binnen het betrokken operationele programma.

5.           De overeenkomstig lid 2 ingetrokken bijdrage mag niet worden hergebruikt voor de concrete actie(s) waarop de correctie is toegepast, en mag, als het gaat om een financiële correctie voor een systemische onregelmatigheid of andere gevallen van niet‑naleving, evenmin worden hergebruikt voor concrete acties die invloed kunnen ondervinden van die systematische onregelmatigheid of andere gevallen van niet‑naleving.

HOOFDSTUK V Controle door de Commissie

Deel 1 Uitstel en schorsing van betalingen

Artikel 118 Uitstel van betalingen

De gedelegeerde ordonnateur in de zin van het Financieel Reglement kan de termijn voor een aanvraag betreffende een tussentijdse betaling maximaal negen maanden uitstellen in de in artikel 74, lid 1, onder a), b) en c), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde gevallen en bovendien ook indien de Commissie in een middels een uitvoeringshandeling aangenomen besluit heeft vastgesteld dat een lidstaat verplichtingen in het kader van het GVB aantoonbaar niet is nagekomen en deze niet‑naleving van invloed kan zijn op de in een gecertificeerde uitgavenstaat opgenomen uitgaven waarvoor een tussentijdsebetalingsaanvraag is ingediend.

Artikel 119 Schorsing van betalingen

1.           De Commissie kan de tussentijdse betalingen in verband met het operationele programma middels een uitvoeringshandeling geheel of gedeeltelijk schorsen indien:

(a) het beheers- en controlesysteem van het operationele programma ernstige tekortkomingen vertoont waarvoor geen corrigerende maatregelen zijn genomen;

(b) uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat verband houden met een ernstige onregelmatigheid of andere gevallen van niet‑naleving ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen;

(c) de lidstaat heeft nagelaten de nodige maatregelen te nemen om een einde te maken aan de situatie op grond waarvan de betalingen krachtens artikel 118 zijn uitgesteld;

(d) het monitoringsysteem ernstige tekortkomingen vertoont op het gebied van kwaliteit en betrouwbaarheid;

(e) de Commissie in een middels een uitvoeringshandeling aangenomen besluit heeft vastgesteld dat een lidstaat zijn verplichtingen in het kader van het GVB       niet is nagekomen. Deze niet‑naleving kan van invloed zijn op de in een gecertificeerde uitgavenstaat opgenomen uitgaven waarvoor een tussentijdsebetalingsaanvraag is ingediend;

(f) de in artikel 17, lid 5, en artikel 20, lid 3, van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde voorwaarden zijn vervuld.

2.           De Commissie kan middels een uitvoeringshandeling besluiten de tussentijdse betalingen geheel of gedeeltelijk te schorsen nadat zij de lidstaat in de gelegenheid heeft gesteld binnen twee maanden zijn opmerkingen te maken. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen die volgens de in artikel 151, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure worden aangenomen, voorschriften over het deel van de betalingen dat kan worden geschorst, vaststellen. Deze bedragen moeten evenredig zijn aan de aard en het belang van de tekortkoming, de onregelmatigheid of het geval van niet‑naleving door de lidstaat.

3.           De Commissie besluit middels een uitvoeringshandeling om de gehele of gedeeltelijke schorsing van de tussentijdse betalingen op te heffen indien de lidstaat de nodige maatregelen heeft genomen om opheffing van de schorsing mogelijk te maken. Indien dergelijke maatregelen niet door de lidstaten worden genomen, kan de Commissie middels een uitvoeringshandeling besluiten financiële correcties toe te passen door de EU‑bijdrage aan het operationele programma geheel of gedeeltelijk in te trekken overeenkomstig artikel 128 en overeenkomstig de in artikel 129 bedoelde procedure.

Artikel 120 Bevoegdheden van de Commissie

1.           De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van de in artikel 118 en artikel 119, lid 1, onder e), bedoelde gevallen van niet‑naleving en onder meer van de lijst van ter zake relevante GVB‑bepalingen die van essentieel belang zijn voor de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen.

2.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen voorschriften over de uitstel‑ en de schorsingsprocedure vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 151, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Deel 2 Goedkeuring van de rekeningen en financiële correcties

Artikel 121 Controles ter plaatse door de Commissie

1.           Onverminderd de controles die de lidstaten verrichten in het kader van hun nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of artikel 287 van het Verdrag, en onverminderd de controles in het kader van artikel 322 van het Verdrag, kan de Commissie in de lidstaten controles ter plaatse organiseren om met name na te gaan:

a)      of de administratieve praktijken in overeenstemming zijn met de EU‑voorschriften;

b)      of de nodige bewijsstukken voorhanden zijn en of deze corresponderen met de uit het EFMZV gefinancierde concrete acties;

c)      op welke wijze de uit het ELGF of het ELFPO gefinancierde concrete acties worden uitgevoerd en gecontroleerd.

2.           De personen die de Commissie voor de controles ter plaatse heeft gemachtigd, of de ambtenaren van de Commissie die handelen in het kader van de hun verleende bevoegdheden, hebben toegang tot de boeken en alle andere documenten, met inbegrip van de op een elektronische informatiedrager opgestelde of ontvangen en bewaarde documenten en metagegevens die betrekking hebben op de uit het EFMZV gefinancierde uitgaven.

3.           De bevoegdheden om controles ter plaatse te verrichten, doen niet af aan de toepassing van nationale bepalingen op grond waarvan bepaalde handelingen alleen mogen worden verricht door ambtenaren die daartoe specifiek krachtens de nationale wetgeving zijn aangewezen. De door de Commissie gemachtigde personen nemen onder meer niet deel aan bezoeken thuis of aan formele ondervragingen van personen in het kader van de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat. Wel hebben zij toegang tot de aldus verkregen informatie.

4.           Vóór een controle ter plaatse stelt de Commissie de betrokken lidstaat of de lidstaat op wiens grondgebied de controle moet plaatsvinden, tijdig daarvan in kennis. Ambtenaren van de betrokken lidstaat kunnen aan deze controle deelnemen.

5.           Op verzoek van de Commissie en met instemming van de betrokken lidstaat voeren de bevoegde instanties van deze lidstaat aanvullende controles uit van of onderzoeken naar de concrete acties die onder deze verordening vallen. Ambtenaren van de Commissie of door haar gemachtigde personen kunnen aan deze controles deelnemen.

6.           Ter verbetering van de controles kan de Commissie met instemming van de betrokken lidstaten overheidsdiensten van deze lidstaten bij bepaalde controles of onderzoeken betrekken.

7.           De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen die volgens de in artikel 151, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure worden aangenomen, voorschriften vaststellen met betrekking tot de procedures voor de uitvoering van de in de leden 5 en 6 bedoelde aanvullende controles.

Artikel 122 Toegang tot informatie

1.           De lidstaten houden alle informatie die voor de goede werking van het EFMZV nodig is, ter beschikking van de Commissie en nemen alle adequate maatregelen om de controles die de Commissie in het kader van het beheer van de EU‑financiering nuttig acht, met inbegrip van controles ter plaatse, te vergemakkelijken.

2.           Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten haar de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen mee die zij voor de tenuitvoerlegging van de EU-handelingen inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid hebben vastgesteld, voor zover deze handelingen financiële gevolgen hebben voor het EFMZV.

3.           De lidstaten houden alle informatie ter beschikking van de Commissie die betrekking heeft op geconstateerde onregelmatigheden en gevallen waarin mogelijk sprake is van fraude, en op de stappen die zijn gezet om onverschuldigd betaalde bedragen die verband houden met deze onregelmatigheden en fraudegevallen, terug te vorderen uit hoofde van artikel 116.

Artikel 123 Toegang tot documenten

De erkende betaalorganen bewaren de bewijsstukken betreffende de verrichte betalingen en de documenten over de uitvoering van de bij de EU-wetgeving voorgeschreven administratieve en fysieke controles en stellen deze documenten en informatie ter beschikking van de Commissie.

Wanneer deze documenten worden bewaard door een in opdracht van een betaalorgaan handelende instantie die belast is met de autorisatie van de uitgaven, dient deze instantie bij het erkende betaalorgaan verslagen in over het aantal verrichte controles, over de inhoud ervan en over de in het licht van de resultaten ervan genomen maatregelen.

Artikel 124 Goedkeuring van de rekeningen

1.           Vóór 30 april van het jaar na het betrokken begrotingsjaar en op basis van de overeenkomstig artikel 125, onder c), verstrekte informatie besluit de Commissie middels uitvoeringshandelingen over de goedkeuring van de rekeningen van de erkende betaalorganen.

2.           Het in lid 1 bedoelde besluit tot goedkeuring van de rekeningen heeft betrekking op de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen. Het besluit wordt vastgesteld onverminderd de besluiten die later uit hoofde van artikel 128 worden vastgesteld.

Artikel 125 Melding van informatie

De lidstaten melden de volgende gegevens, verklaringen en documenten aan de Commissie:

(a) met betrekking tot het erkende betaalorgaan:

i)       het besluit tot erkenning ;

ii)       de functie;

iii)      in voorkomend geval, de intrekking van de erkenning,

(b) met betrekking tot de certificerende instantie:

i)       de naam;

ii)       het adres,

(c) met betrekking tot maatregelen die verband houden met de gefinancierde concrete acties:

i)       de door het erkende betaalorgaan ondertekende uitgavendeclaraties die tevens gelden als betalingsaanvraag, vergezeld van de nodige gegevens;

ii)       de geactualiseerde ramingen van de uitgavendeclaraties die in de loop van het jaar zullen worden ingediend, alsmede de ramingen van de uitgavendeclaraties voor het volgende begrotingsjaar;

iii)      de beheersverklaring en de jaarrekeningen van de erkende betaalorganen;

iv)      een samenvatting van de resultaten van alle beschikbare audits en controles die zijn uitgevoerd.

Artikel 126 Vertrouwelijkheid

De lidstaten en de Commissie zetten alle nodige stappen ter waarborging van de vertrouwelijkheid van de informatie die wordt verstrekt of verkregen in het kader van de controles ter plaatse of in het kader van maatregelen op het gebied van de goedkeuring van de rekeningen die in het kader van deze verordening ten uitvoer zijn gelegd.

De beginselen die zijn neergelegd in artikel 8 van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden[36], zijn van toepassing op die gegevens.

Artikel 127 Bevoegdheden van de Commissie

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen voorschriften vaststellen inzake:

(a) de vorm, de inhoud, de frequentie, de termijnen en de wijze van toezending of terbeschikkingstelling aan de Commissie van:

i)       de uitgavendeclaraties en de ramingen van de uitgaven alsmede de actualisering daarvan, waaronder de bestemmingsontvangsten;

ii)       de beheersverklaring en de jaarrekeningen van de betaalorganen, alsmede de resultaten van alle beschikbare audits en controles die zijn uitgevoerd;

iii)      de verslagen betreffende de certificering van de rekeningen;

iv)      de identificatiegegevens van de erkende betaalorganen en van de certificerende instanties;

v)      de nadere bepalingen betreffende de boeking en betaling van de uit het EFMZV gefinancierde uitgaven;

vi)      de kennisgevingen van de door de lidstaten verrichte financiële correcties in het kader van de concrete acties of de operationele programma's, alsmede de samenvattende overzichten van de in verband met onregelmatigheden door de lidstaten ingeleide terugvorderingsprocedures;

vii)     informatie over de maatregelen die zijn genomen om de financiële belangen van de Commissie te beschermen;

(b) de wijze van uitwisseling van informatie en documenten tussen de Commissie en de lidstaten en het opzetten van informatiesystemen waaronder het soort, de vorm en de inhoud van de door die systemen te verwerken gegevens en de regels voor de bewaring ervan;

(c) de toezending van informatie, documenten, statistieken en verslagen door de lidstaten aan de Commissie, alsmede de termijnen en de wijze van toezending;

(d) de samenwerkingsverplichtingen waaraan de lidstaten moeten voldoen met het oog op de toepassing van de artikelen 121 en 122.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 151, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 128 Toepassing van financiële correcties door de Commissie en criteria voor de financiële correcties

1.           Onverminderd artikel 20, lid 4, en artikel 77 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] past de Commissie financiële correcties toe door de EU‑bijdrage aan een operationeel programma middels uitvoeringshandelingen geheel of gedeeltelijk in te trekken als zij, na het nodige onderzoek, tot de conclusie komt dat:

(a) het beheers- en controlesysteem van het programma ernstige tekortkomingen vertoont die een risico inhouden voor de reeds voor het operationele programma betaalde EU‑bijdrage;

(b) de uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat onregelmatigheden vertonen of beïnvloed zijn door een ander geval van niet‑naleving, en deze uitgaven niet door de lidstaat zijn gecorrigeerd voordat de in dit lid bedoelde correctieprocedure werd ingeleid;

(c) een lidstaat niet aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 117 heeft voldaan voordat de in dit lid bedoelde correctieprocedure werd ingeleid;

(d) de uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat beïnvloed zijn door gevallen van niet‑naleving door de lidstaten van GVB‑voorschriften die van essentieel belang zijn voor de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen.

2.           Met betrekking tot de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde gevallen baseert de Commissie haar financiële correcties op geconstateerde individuele onregelmatigheden of andere individuele gevallen van niet‑naleving, waarbij zij rekening houdt met de systemische aard van de onregelmatigheid of het geval van niet‑naleving. Wanneer het bedrag van de onregelmatige uitgaven die aan het EFMZV in rekening zijn gebracht, niet precies kan worden bepaald, past de Commissie een forfaitaire of een geëxtrapoleerde financiële correctie toe.

3.           Met betrekking tot in lid 1, onder b), bedoelde gevallen in het kader van een geval van niet‑naleving van artikel 105 en met betrekking tot in lid 1, onder d), bedoelde gevallen baseert de Commissie haar financiële correcties uitsluitend op de uitgaven die rechtstreeks in verband staan met de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften. Bij het bepalen van het bedrag van een correctie houdt de Commissie rekening met de ernst van de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften door de lidstaat of door de begunstigde, met het economische voordeel dat voortvloeit uit de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften of met het belang van de EFMZV‑bijdrage voor de economische activiteit van de begunstigde.

4.           Wanneer het bedrag van de uitgaven die in verband staan met de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften, niet precies kan worden bepaald, past de Commissie een forfaitaire of een geëxtrapoleerde financiële correctie toe overeenkomstig lid 6, onder a).

5.           Indien de Commissie haar standpunt baseert op feiten die zijn geconstateerd door andere auditeurs dan die van haar eigen diensten, trekt zij met betrekking tot de financiële consequenties haar eigen conclusies, na onderzoek van de op grond van artikel 117 door de betrokken lidstaat genomen maatregelen, de op grond van artikel 125, onder c), gemelde gegevens en de eventuele antwoorden van de lidstaat.

6.           De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

(a) de vaststelling van de criteria voor het bepalen van het niveau van de toe te passen financiële correctie in het geval van forfaitaire of geëxtrapoleerde financiële correcties;

(b) de opsomming van de in lid 1, onder d), bedoelde GVB‑voorschriften die van essentieel belang zijn voor de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen.

Artikel 129 Procedure

1.           Voordat de Commissie middels een uitvoeringshandeling tot een financiële correctie besluit, leidt zij de procedure in door de lidstaat in kennis te stellen van haar voorlopige conclusies en deze lidstaat te verzoeken binnen twee maanden zijn opmerkingen te doen toekomen.

2.           Als de Commissie een geëxtrapoleerde of forfaitaire financiële correctie voorstelt, wordt de lidstaat in de gelegenheid gesteld om, door onderzoek van de betrokken documentatie, aan te tonen dat de werkelijke omvang van de onregelmatigheid of een ander geval van niet‑naleving, waaronder niet‑naleving van de GVB‑voorschriften, geringer is dan de Commissie in haar beoordeling stelt. In overleg met de Commissie kan de lidstaat dit onderzoek beperken tot een passend deel of passende steekproef van de betrokken documentatie. Behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen mag dit onderzoek niet langer duren dan een aanvullende termijn van twee maanden na de in lid 1 bedoelde termijn van twee maanden.

3.           De Commissie houdt rekening met alle bewijsstukken die de lidstaat binnen de in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen aanvoert.

4.           Als de lidstaat de voorlopige conclusies van de Commissie niet aanvaardt, nodigt de Commissie de lidstaat uit voor een hoorzitting om te waarborgen dat zij haar conclusies over de toepassing van de financiële correctie op alle relevante informatie en opmerkingen kan baseren.

5.           Als de Commissie financiële correcties toepast, doet zij dit middels uitvoeringshandelingen en binnen zes maanden na de datum van de hoorzitting of, als de lidstaat ermee instemt na de hoorzitting aanvullende informatie in te dienen, binnen zes maanden na de datum van ontvangst van die informatie. De Commissie houdt rekening met alle in de loop van de procedure ingediende informatie en opmerkingen. Als er geen hoorzitting plaatsvindt, begint de termijn van zes maanden twee maanden na de datum van de door de Commissie gezonden uitnodiging voor de hoorzitting.

6.           Wanneer de Commissie of de Rekenkamer onregelmatigheden in de naar de Commissie gestuurde jaarrekeningen ontdekt, wordt het met de resulterende financiële correctie overeenstemmende bedrag in mindering gebracht op de EFMZV‑steun voor het operationele programma.

Artikel 130 Verplichtingen van de lidstaten

Een door de Commissie toegepaste financiële correctie laat de verplichting van de lidstaat tot terugvordering van bedragen op grond van artikel 117, lid 2, van deze verordening en tot terugvordering van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag en van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad[37] onverlet.

HOOFDSTUK VI Monitoring, evaluatie, informatie en communicatie

Deel 1 VASTSTELLING VAN EEN MONITORING‑ EN EVALUATIESYTEEM EN DE DOELSTELLINGEN VAN DAT SYSTEEM

Artikel 131 Monitoring- en evaluatiesysteem

1.           Om de prestatie van het EFMZV te meten, wordt een gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiesysteem voor gedeeld beheerde concrete acties in het kader van het EFMZV opgezet. Met het oog op een effectieve meting van de prestatie wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de inhoud en de opzet van dit kader.

2.           De impact van het EFMZV wordt afgetoetst aan de in artikel 6 bedoelde EU‑prioriteiten.

De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de reeks indicatoren voor deze EU‑prioriteiten vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 151, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

3.           De lidstaten verstrekken de Commissie alle informatie die nodig is voor de monitoring en de evaluatie van de betrokken maatregelen. De Commissie houdt rekening met de gegevensbehoeften en de synergieën tussen potentiële gegevensbronnen, en met name met het eventuele gebruik ervan voor statistische doeleinden. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften vast met betrekking tot de door de lidstaten te melden informatie en met betrekking tot de gegevensbehoeften en de synergieën tussen potentiële gegevensbronnen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 151, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

4.           De Commissie brengt om de vier jaar verslag over de tenuitvoerlegging van dit artikel uit aan het Europees Parlement en de Raad. Het eerste verslag wordt uiterlijk op 31 december 2017 ingediend.

Artikel 132 Doelstellingen

Het monitoring- en evaluatiesysteem heeft tot doel:

(a) de voortgang en de verwezenlijkingen van het maritiem beleid en het visserijbeleid aan te tonen en de impact, doelmatigheid, doeltreffendheid en relevantie van de concrete acties in het kader van het EFMZV te evalueren;

(b) bij te dragen tot specifieker gerichte steun voor het maritiem beleid en het visserijbeleid;

(c) een gemeenschappelijk leerproces met betrekking tot monitoring en evaluatie te ondersteunen;

(d) met het oog op het besluitvormingsproces degelijke, op bewijsmateriaal gebaseerde evaluaties van de concrete acties in het kader van het EFMZV te verstrekken.

Deel 2 TECHNISCHE BEPALINGEN

Artikel 133 Gemeenschappelijke indicatoren

1.           Om aggregatie van gegevens op EU‑niveau mogelijk te maken, wordt in het in artikel 131 bedoelde monitoring- en evaluatiesysteem een lijst van gemeenschappelijke indicatoren vastgesteld die op elk programma toepasbaar zijn en betrekking hebben op zowel de uitgangssituatie als de financiële uitvoering, de outputs, de resultaten en de impact van het programma.

2.           De gemeenschappelijke indicatoren staan in verband met de mijlpalen en streefdoelen die in overeenstemming met de in artikel 6 bedoelde EU‑prioriteiten zijn vastgesteld in de operationele programma's. Deze gemeenschappelijke indicatoren worden gebruikt voor het in artikel 19, lid 1, van [Verordening (EU) nr. [..] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde prestatiekader en maken het mogelijk de voortgang, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de beleidsuitvoering te toetsen aan de doelstellingen en streefdoelen op EU‑, nationaal en programmaniveau

Artikel 134 Elektronisch informatiesysteem

1.           Belangrijke informatie over de uitvoering van het programma, over elke voor financiering geselecteerde concrete actie alsook over voltooide concrete acties, die nodig is voor monitoring en evaluatie, met inbegrip van belangrijke kenmerken van de begunstigde en het project, wordt elektronisch geregistreerd en bijgehouden.

2.           De Commissie zorgt ervoor dat er een geschikt beveiligd elektronisch systeem voor het registreren, bijhouden en beheren van belangrijke informatie is en brengt verslag uit over monitoring en evaluatie.

Artikel 135 Informatieverstrekking

Begunstigden van EFMZV‑steun, met inbegrip van plaatselijke groepen, verbinden zich ertoe de beheersautoriteit en/of de aangewezen evaluatoren of andere instanties die zijn aangewezen om namens haar functies uit te oefenen, alle nodige informatie te verstrekken om monitoring en evaluatie van het programma mogelijk te maken, met name met betrekking tot het halen van specifieke doelstellingen en prioriteiten.

Deel 3 Monitoring

Artikel 136 Monitoringprocedures

1.           De in artikel 108 bedoelde beheersautoriteit en het in artikel 41 van [Verordening (EU) nr. [..] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde monitoringcomité monitoren de kwaliteit van uitvoering van de programma's.

2.           De beheersautoriteit en het monitoringcomité monitoren de operationele programma's aan de hand van financiële, output- en doelindicatoren.

Artikel 137 Verantwoordelijkheden van het monitoringcomité

Het monitoringcomité vervult de in artikel 43 van [Verordening (EU) nr. [..] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde functies en controleert bovendien de prestatie van het operationele programma en de doeltreffendheid van de uitvoering ervan. Daartoe vervult het monitoringcomité de volgende functies:

(a) binnen vier maanden na het besluit tot goedkeuring van het programma wordt het geraadpleegd en brengt het advies uit over de criteria voor de selectie van de gefinancierde concrete acties; de selectiecriteria worden herzien naargelang van de behoeften in het kader van de programmering;

(b) het onderzoekt de activiteiten en outputs met betrekking tot het evaluatieplan van het programma;

(c) het onderzoekt acties in het programma met betrekking tot de naleving van de voorafgaande voorwaarden;

(d) het bestudeert de jaarlijkse uitvoeringsverslagen en keurt deze goed voordat ze aan de Commissie worden toegezonden;

(e) het onderzoekt acties om gelijkheid van mannen en vrouwen, gelijke kansen en non‑discriminatie, met inbegrip van toegankelijkheid voor mensen met een handicap, te bevorderen;

(f) het wordt niet geraadpleegd over het in artikel 23 bedoelde jaarlijkse werkprogramma voor gegevensverzameling.

Artikel 138 Jaarlijks uitvoeringsverslag

1.           Uiterlijk op 31 mei 2016 en 31 mei van elk daaropvolgend jaar tot en met 2023 dient de lidstaat bij de Commissie een jaarlijks uitvoeringsverslag in over de uitvoering van het operationele programma in het vorige kalenderjaar. Het in 2016 ingediende verslag heeft betrekking op de kalenderjaren 2014 en 2015.

2.           Naast de in artikel 44 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde elementen bevat het uitvoeringsverslag:

(a) informatie over vastleggingen en uitgaven, uitgesplitst naar maatregel;

(b) een samenvatting van de activiteiten die verricht zijn in verband met het evaluatieplan;

(c) informatie over de niet‑naleving van de in artikel 105 bedoelde voorwaarden in verband met de geldigheidsduur, en van de door de lidstaten ondernomen corrigerende actie, onder meer in het geval van noodzakelijke financiële correcties zoals bedoeld in artikel 117, lid 2.

3.           Naast de in artikel 44 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde elementen bevat het in 2017 en 2019 ingediende jaarlijkse uitvoeringsverslag enerzijds een beoordeling van de vooruitgang die is geboekt met de toepassing van een geïntegreerde benadering van het gebruik van het EFMZV en andere financiële instrumenten van de EU ter ondersteuning van de territoriale ontwikkeling, onder meer via plaatselijke ontwikkelingsstrategieën, en anderzijds een overzicht van de mate waarin de in het operationele programma opgenomen streefdoelen voor elke prioriteit zijn verwezenlijkt.

4.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften vast met betrekking tot de vorm en de presentatie van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 151, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Deel 4 Evaluatie

Artikel 139 Algemene bepalingen

1.           De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de elementen vast die moeten worden opgenomen in de verslagen van de in de artikelen 48 en 50 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde voorafgaande evaluaties en evaluaties achteraf en stelt de minimumeisen voor het in artikel 49 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde evaluatieplan vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 151, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.           De lidstaten zorgen ervoor dat de evaluaties in overeenstemming zijn met het overeenkomstig artikel 131 overeengekomen gemeenschappelijke evaluatiesysteem, organiseren de productie en verzameling van de nodige gegevens en verstrekken de verschillende gegevens die het monitoringsysteem oplevert, aan de evaluatoren.

3.           De evaluatieverslagen worden door de lidstaten ter beschikking gesteld op internet en door de Commissie op de website van de Unie.

Artikel 140 Voorafgaande evaluatie

De lidstaten zorgen ervoor dat de evaluator die de voorafgaande evaluatie uitvoert, reeds in een vroeg stadium bij het ontwikkelingsproces van het EFMZV‑programma is betrokken, met inbegrip van de ontwikkeling van de in artikel 20, lid 1, onder b), bedoelde analyse, het ontwerp van de interventieaanpak voor het programma en de vaststelling van de streefdoelen van het programma.

Artikel 141 Evaluatie achteraf

Overeenkomstig artikel 50 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] stellen de lidstaten een verslag van de evaluatie achteraf van het operationele programma op. Dat verslag wordt uiterlijk op 31 december 2023 bij de Commissie ingediend.

Artikel 142 Samenvattingen van evaluaties

Onder verantwoordelijkheid van de Commissie worden op het niveau van de Unie samenvattingen van de voorafgaande evaluaties en de evaluaties achteraf opgesteld. De samenvattingen van de evaluatieverslagen worden uiterlijk op 31 december van het jaar na de indiening van de desbetreffende evaluaties voltooid.

Deel 5 Informatie en communicatie

Artikel 143 Informatie en publiciteit

1.           Overeenkomstig artikel 108, lid 1, onder i), zorgt het betaalorgaan in samenwerking met de beheersautoriteit voor:

(a) de oprichting van één website of portaalsite die informatie over het operationele programma in die lidstaat geeft, alsook toegang tot dat programma;

(b) de verstrekking van informatie aan potentiële begunstigden over de financieringsmogelijkheden in het kader van het operationele programma;

(c) het bij de burgers van de Unie onder de aandacht brengen van de rol en de verwezenlijkingen van het EFMZV door middel van voorlichtings- en communicatieacties betreffende de resultaten en de impact van partnerschapscontracten, operationele programma's en concrete acties.

2.           Om de steun uit het EFMZV inzichtelijk te maken, houden de lidstaten een lijst in CSV- of XML-formaat van de concrete acties bij, die via de website of portaalsite toegankelijk is en een lijst en samenvatting van het operationele programma bevat.

De lijst van concrete acties wordt ten minste elke drie maanden bijgewerkt.

In bijlage IV wordt vastgesteld welke gegevens de lijst van concrete acties ten minste moet bevatten, met inbegrip van specifieke informatie betreffende concrete acties in het kader van de artikelen 28, 37, 45, 54 en 56.

3.           In bijlage IV zijn voorschriften vastgesteld betreffende de op het publiek gerichte voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen, alsook betreffende de op aanvragers en begunstigden gerichte voorlichtingsmaatregelen.

4.           De technische kenmerken van voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen voor concrete acties alsmede de instructies over de vormgeving van het embleem en een beschrijving van de genormaliseerde kleuren worden door de Commissie vastgesteld middels uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 151, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

TITEL VIII TENUITVOERLEGGING ONDER DIRECT BEHEER

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 144 Toepassingsgebied

Deze titel is van toepassing op onder direct beheer gefinancierde maatregelen zoals bedoeld in titel VI.

HOOFDSTUK II Controle

Artikel 145 Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.           De Commissie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van krachtens de onderhavige verordening gefinancierde maatregelen, de financiële belangen van de Unie worden beschermd door het toepassen van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere illegale activiteiten, door het verrichten van doelmatige controles en, wanneer onregelmatigheden worden ontdekt, door het terugvorderen van onverschuldigd betaalde bedragen en, in voorkomend geval, door het opleggen van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

2.           De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer zijn bevoegd om op basis van documenten en controles ter plaatse audits van alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die EU‑middelen hebben ontvangen, te verrichten.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles ter plaatse en inspecties van direct of indirect bij de financiering betrokken marktdeelnemers uitvoeren, teneinde vast te stellen of de financiële belangen van de Europese Unie nadeel hebben ondervonden van fraude, corruptie of andere illegale activiteiten met betrekking tot subsidieovereenkomsten, subsidiebesluiten, contracten of EU‑financiering.

Onverminderd de vorige alinea's worden de Commissie, de Rekenkamer en OLAF in samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, in subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten en in contracten die voortvloeien uit de uitvoering van deze verordening, uitdrukkelijk gemachtigd tot het verrichten van dergelijke audits, inspecties en controles ter plaatse.

Artikel 146 Audits

1.           Ambtenaren van de Commissie en van de Rekenkamer of hun vertegenwoordigers mogen tot drie jaar na de eindbetaling door de Commissie audits ter plaatse van krachtens deze verordening gefinancierde concrete acties verrichten op voorwaarde dat deze audit, behoudens dringende gevallen, ten minste tien werkdagen vooraf is aangekondigd.

2.           Ambtenaren van de Commissie en van de Rekenkamer of hun vertegenwoordigers die naar behoren gemachtigd zijn tot het verrichten van audits ter plaatse, krijgen inzage in de boeken en alle andere documenten, inclusief in elektronische vorm opgetekende of ontvangen en vastgelegde documenten en metagegevens die betrekking hebben op uitgaven die gefinancierd zijn overeenkomstig deze verordening.

3.           De in lid 2 bedoelde auditbevoegdheden doen niet af aan de toepassing van nationale bepalingen die bepaalde handelingen voorbehouden aan bij de nationale wetgeving specifiek aangewezen ambtenaren. Met name nemen ambtenaren van de Commissie en van de Rekenkamer of hun vertegenwoordigers niet deel aan huiszoekingen of aan de formele ondervraging van personen overeenkomstig de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat. Wel hebben zij toegang tot de aldus verkregen informatie.

4.           Indien op grond van deze verordening toegekende financiële EU‑steun vervolgens wordt toegewezen aan een derde als eindbegunstigde, verstrekt de oorspronkelijke begunstigde, aangezien hij de ontvanger van de financiële EU‑steun is, de Commissie alle relevante informatie over de identiteit van die eindbegunstigde.

5.           Met het oog op de bovenbedoelde audits moeten de begunstigden alle betrokken documenten gedurende een periode van maximaal drie jaar na de eindbetaling door de Commissie beschikbaar houden.

Artikel 147 Schorsing van betalingen en verlaging en annulering van de financiële bijdrage

1.           Indien de Commissie van mening is dat financiële EU‑middelen niet in overeenstemming met de bij deze verordening of bij enig ander toepasselijk EU‑besluit vastgestelde voorwaarden zijn gebruikt, meldt zij dit aan de begunstigden die vervolgens een maand vanaf de datum van die kennisgeving de tijd krijgen om hun opmerkingen aan de Commissie toe te zenden.

2.           Indien de begunstigden niet binnen die termijn antwoorden of de Commissie niet tevreden is met de door hen gemaakte opmerkingen, verlaagt de Commissie de toegekende financiële bijdrage, trekt zij deze in of schorst zij de betalingen. Elk onverschuldigd betaald bedrag moet aan de Commissie worden terugbetaald. Over niet tijdig terugbetaalde bedragen kan rente worden aangerekend volgens de voorwaarden van [het Financieel Reglement].

HOOFDSTUK III Evaluatie en verslaglegging

Artikel 148 Evaluatie

1.           De op grond van deze verordening gefinancierde concrete acties worden regelmatig gemonitord om de uitvoering ervan te kunnen volgen.

2.           De Commissie draagt zorg voor een regelmatige onafhankelijke externe evaluatie van de gefinancierde concrete acties.

Artikel 149 Verslaglegging

De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad de volgende documenten in:

(a) uiterlijk op 31 maart 2017, een verslag over de tussentijdse evaluatie dat betrekking heeft op de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van de op grond van deze verordening gefinancierde concrete acties;

(b) uiterlijk op 30 augustus 2018, een mededeling over de voortzetting van de op grond van deze verordening gefinancierde concrete acties;

(c) uiterlijk op 31 december 2021, een verslag over de evaluatie achteraf.

TITEL IX PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 150 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.           De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.

2.           De in de artikelen 12, 33, 37, 38, 39, 46, 61, 64, 67, 75, 92, 105, 111, 112, 114, 115, 119, 127, 131 en 153 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt met ingang van 1 januari 2014 verleend voor onbepaalde tijd.

3.           De bevoegdheid tot vaststelling van de in de artikelen 12, 33, 37, 38, 39, 46, 61, 64, 67, 75, 92, 105, 111, 112, 114, 115, 119, 127, 131 en 153 bedoelde gedelegeerde handelingen kan te allen tijde worden ingetrokken door het Europees Parlement of door de Raad. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.           Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.           Een krachtens de artikelen 12, 33, 37, 38, 39, 46, 61, 64, 67, 75, 92, 105, 111, 112, 114, 115, 119, 127, 131 and 153 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van 2 maanden na de datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie vóór het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

Artikel 151 Comitologie

1.           De Commissie wordt bij de tenuitvoerlegging van de voorschriften van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij terzijde gestaan door een Comité voor het Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

TITEL X SLOTBEPALINGEN

Artikel 152 Intrekking

1.           De Verordeningen (EG) nr. 1198/2006, (EG) nr. 861/2006, (EU) nr. […/2011 tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid], (EG) nr. 791/2007, (EG) nr. 2328/2003 en artikel 103 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden op 1 januari 2014 ingetrokken.

2.           Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 153 Overgangsbepalingen

1.           Om de overgang van de systemen die zijn vastgesteld bij de Verordeningen EG) nr. 1198/2006, (EG) nr. 861/2006, (EU) nr. […/2011 tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid], en (EG) nr. 791/2007, naar het bij de onderhavige verordening vastgestelde systeem te vergemakkelijken, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de voorwaarden om de steun die de Commissie op grond van die verordeningen goedkeurt, te integreren in de op grond van de onderhavige verordening verleende steun, onder meer op het gebied van technische bijstand en evaluaties achteraf.

2.           Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting noch aan de wijziging, met inbegrip van de gehele of gedeeltelijke intrekking, van de betrokken projecten tot de afsluiting daarvan of van de steun die de Commissie heeft goedgekeurd op grond van de Verordeningen EG) nr. 1198/2006, (EG) nr. 861/2006, (EU) nr. […/2011 tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid], (EG) nr. 791/2007 en artikel 103 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 of van enige andere regelgeving die op 31 december 2013 op de betrokken bijstand van toepassing is.

3.           Aanvragen die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad zijn ingediend, blijven geldig.

Artikel 154 Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

BIJLAGE I

Specifieke steunintensiteit

Concrete acties || Percentpunten

met betrekking tot de kleinschalige kustvisserij komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met: || 25

op de afgelegen Griekse eilanden komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met || 35

in de ultraperifere gebieden komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met || 35

uitgevoerd door vissersorganisaties of andere collectieve begunstigden buiten titel V, hoofdstuk III, komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met || 10

uitgevoerd door producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met || 20

inzake controle en handhaving in het kader van artikel 78 komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met || 30

inzake controle en handhaving met betrekking tot de kleinschalige kustvisserij in het kader van artikel 78 komen in aanmerking voor een verhoging van het steunpercentage met || 40

uitgevoerd door andere dan onder de definitie van kmo's vallende ondernemingen worden gefinancierd met een steunpercentage dat wordt gereduceerd met || 20

BIJLAGE II

[Jaarlijkse verdeling van de vastleggingskredieten voor de periode 2014 ‑ 2020]

BIJLAGE III

Algemene voorafgaande voorwaarden

Gebied || Voorafgaande voorwaarden || Criteria waaraan moet worden voldaan

1. Bestrijding van discriminatie || Het bestaan van een mechanisme voor de effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep[38] en Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming[39]. || – Effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van de Richtlijnen 2000/78/EG en 2000/43/EG van de Raad, door middel van: – institutionele regelingen voor de tenuitvoerlegging en de tenuitvoerlegging van en het toezicht op deze richtlijnen; – een strategie inzake opleiding en informatieverspreiding ten behoeve van personeel dat bij de tenuitvoerlegging van de fondsen betrokken is; – maatregelen ter versterking van de administratieve capaciteit voor de tenuitvoerlegging en toepassing van deze richtlijnen.

2. Gendergelijk­heid || Het bestaan van een strategie voor de bevordering van gendergelijkheid en een mechanisme voor de effectieve toepassing ervan. || – Effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van een speciale strategie voor de bevordering van gendergelijkheid, door middel van: – een systeem voor de verzameling en analyse van gegevens en indicatoren, onderverdeeld naar geslacht, voor de ontwikkeling van een wetenschappelijk onderbouwd genderbeleid; – een plan en voorafgaande criteria om doelstellingen inzake gendergelijkheid door middel van gendernormen en -richtsnoeren te integreren; – tenuitvoerleggingsmechanisme, met inbegrip van een genderinstantie en deskundigheid om de steunmaatregelen op te stellen, te monitoren en te evalueren.

3. Personen met een handicap || Het bestaan van een mechanisme voor de effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van het VN‑Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. || – Effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap door middel van: – de tenuitvoerlegging van maatregelen in overeenstemming met artikel 9 van het VN‑Verdrag, teneinde belemmeringen en barrières in verband met de toegankelijkheid voor personen met een handicap te voorkomen, te identificeren en op te heffen; – institutionele regelingen voor de tenuitvoerlegging van en het toezicht op het VN-Verdrag in overeenstemming met artikel 33 van dat Verdrag; – een strategie inzake opleiding en informatieverspreiding ten behoeve van personeel dat bij de tenuitvoerlegging van de fondsen betrokken is; – maatregelen ter versterking van de administratieve capaciteit voor de tenuitvoerlegging en toepassing van het VN-Verdrag, inclusief passende regelingen om op de naleving van de toegankelijkheidsvereisten toe te zien.

4. Overheidsop­drachten || Het bestaan van een mechanisme voor de effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van de Richtlijnen 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten[40], en een toereikend toezicht en toereikende bewaking ter zake || – Een effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van de Richtlijnen 2004/18/EG en 2004/17/EG wordt gewaarborgd door: – de volledige omzetting van de Richtlijnen 2004/18/EG en 2004/17/EG; – institutionele regelingen voor de tenuitvoerlegging en de toepassing van en het toezicht op de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten; – maatregelen tot waarborging van een toereikend toezicht en een toereikende bewaking in verband met transparante gunningsprocedures voor contracten, en voldoende informatie daarover; – een strategie inzake opleiding en informatieverspreiding ten behoeve van het personeel dat bij de tenuitvoerlegging van de fondsen betrokken is; – maatregelen ter versterking van de administratieve capaciteit voor de tenuitvoerlegging en toepassing van de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten.

5. Staatssteun || Het bestaan van een mechanisme voor de effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van de EU-wetgeving inzake staatssteun. || – Effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van de EU-wetgeving inzake staatssteun door middel van: – institutionele regelingen voor de tenuitvoerlegging en de toepassing van en het toezicht op de EU-wetgeving inzake staatssteun; – een strategie inzake opleiding en informatieverspreiding ten behoeve van personeel dat bij de tenuitvoerlegging van de fondsen betrokken is; – maatregelen ter versterking van de administratieve capaciteit voor de tenuitvoerlegging en toepassing van de EU-voorschriften inzake staatssteun.

6. Milieuwetgeving inzake milieu­effect­­beoor­deling (MEB) en strategische milieueffectbeoor­deling (SMEB) || Het bestaan van een mechanisme voor de effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van de EU-milieuwetgeving met betrekking tot de MEB en SMEB in overeenstemming met Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten[41] en Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's[42]. || – Effectieve tenuitvoerlegging en toepassing van de EU-milieuwetgeving door middel van: – een volledige en juiste omzetting van de MEB- en SMEB-richtlijnen; – institutionele regelingen voor de tenuitvoerlegging en de toepassing van en het toezicht op de MEB- en SMEB-richtlijnen; – een strategie inzake opleiding en informatieverspreiding ten behoeve van personeel dat bij de tenuitvoerlegging van de MEB- en SMEB-richtlijnen betrokken is; – maatregelen om een toereikende administratieve capaciteit te waarborgen.

7. Statistische systemen en resultaatindicatore || Het bestaan van een statistisch systeem voor evaluaties om de doeltreffendheid en het effect van de programma's te beoordelen. Het bestaan van een doeltreffend systeem van resultaatindicatoren om toezicht te houden op de voortgang en om een effectbeoordeling uit te voeren. || – Er bestaat een meerjarenplan voor de tijdige verzameling en aggregatie van gegevens met onder meer: – de identificatie van bronnen en mechanismen voor statistische validering; – regelingen voor publicatie en openbare toegankelijkheid; – een doeltreffend systeem van resultaatindicatoren, waarbij: – voor elk programma resultaatindicatoren worden geselecteerd die informatie verschaffen over die aspecten van het welzijn en de vooruitgang van personen die aanleiding zijn voor uit het programma gefinancierde beleidsacties; – streefdoelen voor deze indicatoren worden vastgelegd; – voor elke indicator de volgende vereisten in acht worden genomen: robuustheid en statistische validering, een duidelijke normatieve interpretatie, responsiviteit ten aanzien van het beleid, tijdige verzameling en openbare toegankelijkheid van de gegevens; – toereikende procedures worden vastgesteld om te waarborgen dat voor alle uit het programma gefinancierde concrete acties een doeltreffend systeem van indicatoren wordt vastgesteld.

Specifieke voorafgaande voorwaarden

1. PRIORITEITGERELATEERDE VOORWAARDEN

EU‑prioriteit voor EFMZV / GSK Thematische doelstelling (TD) || Voorafgaande voorwaarde || Criteria waaraan moet worden voldaan

EFMZV‑prioriteit: 2. Bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde visserij 3. Bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde aquacultuur TD 3: Vergroting van de concurrentiekracht van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) || Starten van een onderneming: Er zijn specifieke acties uitgevoerd voor de effectieve tenuitvoerlegging van de "Small Business Act" (SBA) en van de evaluatie ervan van 23 februari 2011, inclusief het principe "Denk eerst klein". || De specifieke acties omvatten onder meer: – maatregelen om de voor het starten van een onderneming benodigde tijd en kosten terug te brengen tot respectievelijk drie werkdagen en 100 euro; – maatregelen om de tijd die een onderneming nodig heeft om voor het uitoefenen van een specifieke activiteit een vergunning te verkrijgen terug te brengen tot 3 maanden; – een mechanisme voor de systematische beoordeling van het effect van wetgeving op kmo's door middel van een kmo-toets, waarbij zo nodig rekening wordt gehouden met de grootte van de onderneming.

EFMZV‑prioriteit: 3. Bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde aquacultuur 5. Bevordering van een duurzame en hulpbronefficiënte aquacultuur TD 6: Bescherming van het milieu en bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen || Het opstellen, tegen 2014, van een nationaal strategisch meerjarenplan inzake aquacultuur zoals bedoeld in artikel 43 van [GVB‑verordening] || – Ten laatste op de datum van indiening van het OP wordt het nationaal strategisch meerjarenplan inzake aquacultuur bij de Commissie ingediend. – Het OP bevat informatie over de complementariteit met het nationaal strategisch meerjarenplan inzake aquacultuur.

EFMZV‑prioriteit: 6. Bevordering van de tenuitvoerlegging van het GVB TD 6: Bescherming van het milieu en bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen || De administratieve capaciteit om te voldoen aan de in artikel 37 van [GVB‑verordening] vastgestelde gegevensvereisten voor het visserijbeheer, is aantoonbaar aanwezig. || – De administratieve capaciteit om een meerjarenprogramma voor gegevensverzameling – dat door het WTECV moet worden beoordeeld en door de Commissie moet worden goedgekeurd - voor te bereiden en toe te passen, is aantoonbaar aanwezig. – De administratieve capaciteit om een jaarlijks werkprogramma voor gegevensverzameling – dat door het WTECV moet worden beoordeeld en door de Commissie moet worden goedgekeurd - voor te bereiden en toe te passen, is aantoonbaar aanwezig. – Er is voldoende capaciteit aan personele middelen voorhanden om bilaterale of multilaterale overeenkomsten met andere LS aan te gaan indien de werkzaamheden voor de tenuitvoerlegging van de gegevensverzamelingsvereisten worden gedeeld.

EFMZV‑prioriteit: 6. Bevordering van de tenuitvoerlegging van het GVB TD 6: Bescherming van het milieu en bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen || De administratieve capaciteit voor de tenuitvoerlegging van de controle‑, inspectie‑ en handhavingsregeling zoals bedoeld in artikel 46 van [GVB‑verordening] en in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, is aantoonbaar aanwezig. || De specifieke acties betreffen onder meer: – de aantoonbaar aanwezige administratieve capaciteit om het in artikel 19, onder l), bedoelde nationale controleprogramma 2014-2020 voor te bereiden en uit te voeren – de aantoonbaar aanwezige administratieve capaciteit om het nationale controleactieprogramma voor meerjarenprogramma's voor te bereiden en uit te voeren (artikel 46 van de controleverordening) – de aantoonbaar aanwezige administratieve capaciteit om een gemeenschappelijk controleprogramma dat samen met andere lidstaten kan worden ontwikkeld, voor te bereiden en uit te voeren (artikel 94 van de controleverordening) – de aantoonbaar aanwezige administratieve capaciteit om een specifiek controle‑ en inspectieprogramma voor te bereiden en uit te voeren (artikel 95 van de controleverordening) – de aantoonbaar aanwezige administratieve capaciteit om een systeem van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voor ernstige inbreuken toe te passen (artikel 90 van de controleverordening) – de aantoonbaar aanwezige administratieve capaciteit om het puntensysteem voor ernstige inbreuken toe te passen (artikel 92 van de controleverordening) Voldoende personele middelen om de controleverordening ten uitvoer te leggen

BIJLAGE IV Voorlichting en communicatie over steun uit het EFMZV

1. Lijst van concrete acties

De in artikel 143 bedoelde lijst van concrete acties bevat de volgende gegevensvelden in ten minste een van de officiële talen van de lidstaat:

– naam van de begunstigde (alleen rechtspersonen; geen namen van natuurlijke personen vermelden);

– CFR‑nummer (Community Fleet Register) van de vissersvaartuigen zoals bedoeld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003[43] (alleen invullen als de concrete actie in verband staat met een vissersvaartuig);

– naam van de concrete actie;

– samenvatting van de concrete actie;

– begindatum van de concrete actie;

– einddatum van de concrete actie (verwachte datum van de materiële voltooiing of volledige uitvoering van de concrete actie);

– totale subsidiabele uitgaven;

– bedrag van de EU‑bijdrage;

– postcode van de concrete actie;

– land;

– vermelding van de betrokken EU‑prioriteit;

– datum van de laatste bijwerking van de lijst van concrete acties.

De titel van de gegevensvelden en de naam van de concrete acties moeten tevens in ten minste een andere officiële taal van de Europese Unie worden verstrekt.

2. Op het publiek gerichte voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen 2.1. Verantwoordelijkheden van de lidstaten

1.           De lidstaat ziet erop toe dat de voorlichtings‑ en publiciteitsmaatregelen een zo ruim mogelijke aandacht in de media krijgen, waarbij op het aangewezen niveau verschillende communicatievormen en ‑methoden worden gebruikt.

2.           De lidstaat is verantwoordelijk voor de organisatie van ten minste de volgende voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen:

(a) een belangrijke voorlichtingsactiviteit waarbij bekendheid wordt gegeven aan de start van het operationele programma;

(b) ten minste twee keer tijdens de programmeringsperiode: een belangrijke voorlichtingsactiviteit om reclame te maken voor de financieringsmogelijkheden en de gevolgde strategie en om de resultaten van het operationele programma te presenteren;

(c) het uithangen van de vlag van de Europese Unie voor het gebouw van elke beheersautoriteit of op een andere voor het publiek zichtbare plaats bij dat gebouw;

(d) het langs elektronische weg bekendmaken van de lijst van concrete acties in overeenstemming met punt 1;

(e) het geven van voorbeelden van concrete acties per operationeel programma op de algemene website of op de site van het operationele programma die via de portaalsite toegankelijk is; de voorbeelden moeten worden gegeven in een door velen gesproken officiële taal van de Europese Unie die niet de officiële taal of een van de officiële talen van de betrokken lidstaat is;

(f) het geven van een korte samenvatting van concrete acties betreffende innovatie en eco‑innovatie op een specifiek deel van de algemene website;

(g) het actualiseren van informatie over de uitvoering van de operationele programma's, met inbegrip van de belangrijkste resultaten ervan, op de algemene website of op de site van het operationele programma die via de portaalsite toegankelijk is.

3.           In overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijken worden de volgende instanties door de beheersautoriteit bij de voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen betrokken:

(h) de in artikel 5 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde partners;

(i) de centra voor voorlichting over Europa en de vertegenwoordigingen van de Commissie in de lidstaten;

(j) onderwijs- en onderzoeksinstellingen.

Deze instanties zorgen voor een grootschalige verspreiding van de in artikel 143, lid 1, onder a) en b), bedoelde informatie.

3. Maatregelen tot voorlichting van potentiële begunstigden en van begunstigden 3.1. Maatregelen tot voorlichting van potentiële begunstigden

1.           De beheersautoriteit ziet erop toe dat aan potentiële begunstigden en aan alle belanghebbenden op ruime schaal informatie wordt verstrekt over de doelstellingen van het operationele programma en de in het kader van het EFMZV geboden financieringsmogelijkheden.

2.           De beheersautoriteit ziet erop toe dat de potentiële begunstigden ten minste de volgende informatie ontvangen:

(k) de subsidiabiliteitsvoorwaarden waaronder uitgaven voor steun uit een operationeel programma in aanmerking komen;

(l) een beschrijving van de voorwaarden inzake de ontvankelijkheid van aanvragen, de procedures voor het onderzoek van de financieringsaanvragen en de termijnen;

(m) de criteria aan de hand waarvan concrete acties voor steun worden geselecteerd;

(n) de contacten op nationaal, regionaal of lokaal niveau waar informatie over de operationele programma's kan worden verkregen;

(o) de vereiste dat in de aanvragen, in evenredigheid met de omvang van de concrete actie, communicatieactiviteiten worden voorgesteld om het publiek in te lichten over het doel van de concrete actie en over de EU-steun ervoor.

3.2. Maatregelen tot voorlichting van de begunstigden

De beheersautoriteit deelt de begunstigden mee dat zij door financiering te aanvaarden ermee instemmen op de in overeenstemming met artikel 143, lid 2, gepubliceerde lijst van concrete acties te worden opgenomen.

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              1.1.    Titel van het voorstel/initiatief

              1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

              1.3.    Aard van het voorstel/initiatief

              1.4.    Doelstellingen

              1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

              1.6.    Duur en financiële gevolgen

              1.7.    Beheersvorm(en)

2.           BEHEERSMAATREGELEN

              2.1.    Regels voor het toezicht en de verslaglegging

              2.2.    Beheers- en controlesysteem

              2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              3.1.    Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)el(en) voor uitgaven

              3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

              3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

              3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

              3.2.5. Bijdragen van derden in de financiering

              3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

4. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 4.1. Benaming van het voorstel/initiatief

[Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij [tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad, Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad en Verordening (EU) nr. XXX/2011van de Raad inzake het geïntegreerd maritiem beleid]

4.2. Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[44]

[Beleidsterrein Titel 11 "Maritieme Zaken en Visserij" van Rubriek 2…]

Specificeer bestaande begrotingsonderdelen die tot een nieuw begrotingsonderdeel worden samengevoegd:

Begrotingslijnen post‑2013:

4.3. Aard van het voorstel/initiatief

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie (inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij [tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad, Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad en Verordening (EU) nr. XXX/2011van de Raad inzake het geïntegreerd maritiem beleid voor de volgende financieringsperiode 2014‑ 2020)

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[45]

¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

4.4. Doelstellingen 4.4.1. De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Het nieuwe financiële instrument zal met name bijdragen tot 3 vlaggenschipinitiatieven in het kader van de Europa 2020‑strategie: 1) efficiënt gebruik van hulpbronnen, 2) de innovatie‑Unie en 3) de agenda voor nieuwe vaardigheden en banen. Overeenkomstig de Europa 2020‑strategie worden met het toekomstige financieringsinstrument de volgende doelstellingen nagestreefd:

- ondersteuning van de doelstellingen van het hervormd gemeenschappelijk visserijbeleid door het bevorderen van een duurzame en rendabele visserij en aquacultuur

- ondersteuning van de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het geïntegreerd maritiem beleid

- ondersteuning van een evenwichtige territoriale ontwikkeling van de visserijgebieden.

4.4.2. Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstellingen onder gedeeld beheer

Dimensie || Specifieke doelstellingen

Verhoging van de werkgele­genheid en de territoriale cohesie || – stimulering van de economische groei, de sociale inclusie, de werkgelegenheidscreatie en de arbeidsmobiliteit in kustgemeenschappen en landinwaarts gelegen gemeenschappen die aangewezen zijn op de visserij en de aquacultuur

– diversifiëring van de visserijactiviteiten naar andere sectoren van de maritieme economie, en uitbreiding van de maritieme economie, onder meer in het kader van de matiging van de klimaatverandering

Bevorde­ring van een innovatieve, concurre­rende en kennis­gebaseerde visserij || – steun voor de intensivering van technologische ontwikkeling, innovatie en kennisoverdracht

– verbetering van het concurrentievermogen en de rendabiliteit van de visserij, met name van de kleinschalige kustvisserij, en verbetering van de veiligheid en de arbeidsomstandigheden in de visserij

– ontwikkeling van nieuwe beroepsvaardigheden en een leven lang leren

– verbetering van de organisatie van de markt voor visserijproducten

Bevorde­ring van een innovatieve, concurre­rende en kennisge­baseerde aquacul­tuur || – steun voor de intensivering van technologische ontwikkeling, innovatie en kennisoverdracht

– versterking van het concurrentievermogen en de rendabiliteit van aquacultuurondernemingen, in het bijzonder van kmo's;

– ontwikkeling van nieuwe beroepsvaardigheden en een leven lang leren

– verbetering van de organisatie van de markt voor aquacultuurproducten

Bevordering van een duurzame en hulpbron­efficiënte visserij || – reductie van de impact van de visserij op het mariene milieu

– bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen, met inbegrip van de diensten die deze leveren

Bevordering van een duurzame en hulpbron­efficiënte aquacultuur || – versterking van de ecosystemen die verbonden zijn met de aquacultuur en bevordering van een hulpbronefficiënte aquacultuur

– bevordering van een aquacultuur die wordt gekenmerkt door een hoog niveau van milieubescherming. dierengezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid en veiligheid

Bevordering van de tenuitvoer­legging van het GVB || – het beschikbaar stellen van wetenschappelijke kennis en gegevensverzameling

– het ondersteunen van controle en handhaving, het versterken van de institutionele capaciteit en efficiënte overheidsdiensten

Specifieke doelstellingen onder direct beheer

Dimensie || Specifieke doelstellingen

Innovatie en kennis­gebaseerde visserij || – verbetering van de organisatie van de markt voor visserijproducten (waarnemerspost)

Duurzame en hulpbron­efficiënte visserij || – uitbreiding van de wetenschappelijke kennisbasis en intensivering van de gegevensverzameling met het oog op een duurzaam visserijbeheer – versterking van de naleving via controles

Ontwikke­ling en tenuitvoer­legging van het GMB || – ontwikkeling van sectoroverschrijdende instrumenten voor een betere beleidsvorming (maritieme ruimtelijke ordening, geïntegreerde maritieme bewaking, mariene kennis) – bevordering van de beleidsintegratie om een duurzaam en grensoverschrijdend/ecosysteemgebaseerd beheer van Europese zeegebieden mogelijk te maken

Bestuur op het gebied van het GVB en het GMB || – bevordering van een geïntegreerd bestuur van het GVB, maritieme zaken en kustgerelateerde zaken – intensivering en stroomlijning van de betrokkenheid van de belanghebbende partijen bij het visserijbeheer en de aquacultuur door financiële EU‑steun te verlenen aan de adviesraden – ondersteuning via dekking van kosten van voorlichtings‑ en communicatieactiviteiten in verband met het GVB en het GMB, en via dekking van kosten voor deskundigen en vertegenwoordigers van de belanghebbende partijen die deelnemen aan Commissievergaderingen over het GVB en het GMB

Betrokken AMB/ABB-activiteit(en)

11 01 ADMINISTRATIEVE UITGAVEN VOOR HET BELEIDSTERREIN MARITIEME ZAKEN EN VISSERIJ

11 02 VISSERIJMARKTEN

11 03 INTERNATIONALE VISSERIJ EN ZEERECHT (gedeeltelijk)

11 04 BEHEER VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK VISSERIJBELEID

11 06 EUROPEES VISSERIJFONDS (EVF)

11 07 INSTANDHOUDING, BEHEER EN EXPLOITATIE VAN DE LEVENDE AQUATISCHE HULPBRONNEN

11 08 CONTROLE EN HANDHAVING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK VISSERIJBELEID

11 09 MARITIEM BELEID

4.4.3. Verwacht(e) result(a)at(en) en verwachte impact in het kader van gedeeld en direct beheer

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

In het voorstel voor de periode na 2013 wordt een belangrijk financieringinstrument aangereikt voor de tenuitvoerlegging van het hervormd gemeenschappelijk visserijbeleid. Voorgesteld wordt de dure en ondoeltreffende vlootsubsidies stop te zetten en in overeenstemming met Europa 2020 in te zetten op een beperkt aantal ecologische, economische en sociale GVB‑doelstellingen met bijzondere nadruk op duurzame visserij, groene innovatie, een snellere overgang naar nieuwe methoden voor visserijbeheer, en het creëren van groei en banen in gemeenschappen die op de visserij zijn aangewezen.

De resultaten en de impact zullen afhangen van de operationele programma's die de lidstaten bij de Commissie indienen. Aan de lidstaten zal worden gevraagd in hun programma's streefdoelen op te nemen.

Belanghebbende partij || Omschrijving van belang­hebbende partij || Voornaamste belangen/effecten

Begunstigden || De vangstsector van de EU || – Eigenaren, exploitanten en bemanning van EU-vaartuigen || – Rendabiliteit van de bedrijven – Grotere veerkracht bij economische schokken, bedrijfsplanning op de lange termijn – Nieuwe vaardigheden, betere marketing en afzetbevordering. Duurzame visserij met minder teruggooi.

De aquacultuursec­tor in de EU || – Eigenaren, exploitanten en personeel van aquacultuuronder­nemingen || – Rendabiliteit van de bedrijven – Meer marktstimuli voor duurzame/extensieve aquacultuur, inclusief voor de NATURA 2000‑gebieden – Bekostigen van de milieuvoorschriften – Nieuwe vaardigheden, betere marketing en afzetbevordering

Op visserij aangewezen gemeenschap­pen || – Gemeenschappen die voor hun levensonderhoud zijn aangewezen op visserij of aquacultuur || – Rendabiliteit van op visserij aangewezen kustgebieden en landinwaarts gelegen gebieden.

Verwerkende sector || – Bedrijven die ingevoerde en in EU-wateren gevangen hulpbronnen verwerken || – Meer concurrentievermogen en toegevoegde waarde, stabiele bevoorrading met kwaliteitsproducten

Onderzoeks­sec­tor || – Verstrekking van GVB‑gerelateerde en mariene gegevens door wetenschappelijke onderzoeksorgani­saties en de wetenschappelijke gemeenschap. || – Tijdige verstrekking van degelijke, robuuste en uitgebreide gegevens over de visserij met het oog op een op kennis gebaseerd beleid. Verbetering van de mariene kennis, gegevensintegratie

Overheden en organisaties || – Nationale, regionale en lokale organisaties die betrokken zijn bij de gegevensverzameling en de handhaving en controle van het GVB – Adviesraden, ROVB's || – Steun voor een meer efficiënte, doeltreffende en praktische taakuitvoering

– Nationale, regionale en lokale organisaties die de kust beschermen, het mariene milieu monitoren, en borg staan voor grenscontrole en maritieme veiligheid || – Steun voor een meer efficiënte, doeltreffende en praktische taakuitvoering – Verbetering van de zichtbaarheid van de problemen en financiële behoeften van kustgebieden, inclusief een betere coördinatie en een strategischer gebruik van financiële EU‑middelen

Anderen || Maritieme sectoren in de EU || – Marktdeelnemers met economische activiteiten aan de kust of offshore (commerciële vloot, toerisme, havens, enz.) || – Betere beveiliging en veiligheid – Minder administratieve belasting op maritiem gebied via stabiele en geïntegreerde structuren voor maritiem bestuur (incl. ruimtelijke ordening) – Betere communicatie tussen de maritieme sectoren (maritieme clusters in zeegebieden)

Consumenten || – Verbruikers van visserijproducten en aquacultuurproducten || – Beschikbaarheid van hoogwaardige visserijproducten en aquacultuurproducten met een hoge voedingswaarde

Derde landen || – De visserijsectoren die met de EU-vloten concurreren – Aquacultuurprodu­centen en exporteurs van aquacultuur­producten naar de EU – Overheidsdiensten || – Toegang tot de EU‑markt – Ontwikkeling van sectorale capaciteit via toegang tot EU‑steun

NGO's het maat­schap­pelijk mid­den­veld en de EU‑burger || – Milieu‑NGO's – Het brede publiek dat belang stelt in het GMB, de visseri­jsectoren en het mariene milieu en zich daaromtrent zorgen maakt || – Duurzaam beheer van zeeën en kustgebieden, incl. de instandhouding van vispopulaties, de mariene biodiversiteit en de maatschappelijke belevingswaarde van oceanen, rivieren en meren – Ontwikkeling van een sectoroverschrijdende collectieve verantwoordelijkheid voor milieuduurzaamheid

4.4.4. Resultaat- en effectindicatoren in het kader van gedeeld beheer

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

De voorstellen voorzien in de vaststelling van een gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiekader om de prestaties van het GVB te meten. Dat kader omvat alle instrumenten die verband houden met monitoring en evaluatie.

Het effect van deze GVB‑maatregelen wordt gemeten aan de hand van de volgende indicatoren (indicatief):

– Verhoging van de bruto toegevoegde waarde per werknemer in de visserijvloot en in de aquacultuur

– Brandstofefficiëntie van de visvangst

– Energiekosten in de aquacultuur

– Verhoging van de waarde of het volume van de producten die via producentenorganisaties worden aangeboden

– Teruggooipercentage van commercieel geëxploiteerde vissoorten

– Mate van naleving van de gegevensoproepen

– Aantal beoordeelde bestanden ten opzichte van het totale aantal geëxploiteerde bestanden

– Aantal geconstateerde ernstige inbreuken

– Aantal door plaatselijke partnerschappen gecreëerde en behouden banen

De Commissie bepaalt middels uitvoeringshandelingen de voor deze doelstellingen specifieke indicatoren.

4.5. Motivering van het voorstel/initiatief 4.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Met het oog op de verwezenlijking van de meerjarendoelstellingen van het GVB en de naleving van de ter zake relevante Verdragsvoorschriften wordt in dit voorstel het wetgevingskader voor het GVB voor de periode na 2013 neergelegd.

4.5.2. Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Volgens het VWEU heeft de Unie de exclusieve bevoegdheid voor de instandhouding van de mariene biologische rijkdommen en de gedeelde bevoegdheid voor de rest van het GVB. In het kader van het GVB worden hulpbronnen beheerd die verschillende lidstaten gemeenschappelijk hebben en die nauw verbonden zijn met bepaalde grensoverschrijdende mariene ecosystemen.

Het resultaat van deze voorstellen om de EU op weg te zetten naar een duurzame visserij (denk aan de magere resultaten van het GVB tot dusverre en de vooruitgang die de partners van de EU op dat vlak hebben geboekt) zal een kritieke test zijn voor de geloofwaardigheid van de manier waarop de EU het leiderschap van de duurzame‑ontwikkelingsagenda opeist, en zal tegelijkertijd één van de essentiële elementen zijn in het Europa 2020‑vlaggenschipinitiatief inzake efficiënt gebruik van hulpbronnen.

4.5.3. Belangrijkste uit soortgelijke activiteiten getrokken lering

Op basis van de evaluatie van het huidige beleidskader, van uitvoerig overleg met belanghebbenden en van een analyse van de toekomstige uitdagingen en behoeften is een uitgebreide effectbeoordeling uitgevoerd. Gedetailleerde informatie hierover is te vinden in de effectbeoordeling en de toelichting die bij de wetgevingsvoorstellen is gevoegd.

4.5.4. Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten in het kader van gedeeld beheer

De wetgevingsvoorstellen waarop dit financieel memorandum betrekking heeft, moeten worden gezien in de ruimere context van het voorstel voor een integrale kaderverordening waarbij gemeenschappelijke voorschriften voor de onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallende fondsen (EFMZV, EFRO, ESF, Cohesiefonds en ELFPO) worden vastgesteld. De kaderverordening zal in aanzienlijke mate bijdragen tot het verminderen van de administratieve lasten, het doelmatig besteden van de financiële EU-middelen en het in praktijk brengen van vereenvoudigingen. Dit alles vormt ook de basis voor de nieuwe concepten van het gemeenschappelijk strategisch kader voor al deze fondsen, en voor de in het vooruitzicht gestelde partnerschapscontracten, die ook betrekking zullen hebben op deze fondsen.

Met het gemeenschappelijk strategisch kader, zoals het zal worden vastgesteld, worden de doelstellingen en prioriteiten van de Europa 2020-strategie omgezet in prioriteiten voor zowel het EFMZV als het EFRO, het ESF, het Cohesiefonds en het ELFPO, hetgeen een geïntegreerde aanwending van de fondsen met het oog op het bereiken van gemeenschappelijke doelstellingen moet garanderen.

Het gemeenschappelijk strategisch kader bevat ook mechanismen voor de coördinatie met andere ter zake relevante beleidstakken en instrumenten van de Unie.

4.6. Duur van de actie en van de financiële gevolgen

¨ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

– ¨        Voorstel/initiatief is van kracht vanaf 1.1.2014 tot en met 31.12.2020

– ¨        Financiële gevolgen vanaf 2014 tot en met 2023

¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

– Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

– gevolgd door een volledige uitvoering.

4.7. Beheersvorm(en)[46]

¨ Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

¨ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan:

– ¨        uitvoerende agentschappen

– ¨        door de Gemeenschappen opgerichte organen[47]

– ¨        nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

– ¨        personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het desbetreffende basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

¨ Gedeeld beheer met lidstaten

¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

Gedeeld beheer: Titels III, IV en V

Direct beheer: Titels VI en VII

5. BEHEERSMAATREGELEN 5.1. Monitoring‑ en verslagleggingsvoorschriften in het kader van gedeeld beheer

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) is een van de fondsen die zijn ingebed in het gemeenschappelijk strategisch kader (GSK). Hoewel het leeuwendeel van de uitgaven die in het kader van dit instrument worden gedaan, gedeeld zal worden beheerd, is er een klein aandeel van de uitgaven dat de Commissie direct zal beheren.

I. GEDEELD BEHEER

Voor elk operationeel programma wordt een monitoringcomité opgericht en verder zijn de jaarverslagen over de uitvoering van elk operationeel programma een essentieel onderdeel van de benadering. De monitoringcomités komen ten minste een keer per jaar bijeen. Het systeem wordt gecompleteerd door jaarlijkse evaluatievergaderingen van de Commissie met de lidstaten.

Niet alleen wordt voor elk operationeel programma een uitvoeringsverslag opgesteld, de voortgangsverslagen (over de uitvoering van de partnerschapscontracten) die de lidstaten in 2017 en 2019 moeten indienen, zullen worden samengevat in strategische verslagen die de Commissie zal voorbereiden en aan de EU‑instellingen zal overleggen. In 2018 en 2020 neemt de Commissie in haar jaarlijkse voortgangsverslag voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad een hoofdstuk op waarin het strategische verslag wordt samengevat, met bijzondere aandacht voor de geboekte vooruitgang bij de verwezenlijking van de EU‑prioriteiten. Voorts zullen de lidstaten voor hun EFMZV‑programma een verslag over de evaluatie achteraf voorbereiden. Dat verslag wordt uiterlijk op 31 december 2023 bij de Commissie ingediend.

In het kader van het monitoring‑ en verslagleggingssysteem zullen kwantitatieve en kwalitatieve gegevens worden gebruikt. De kwantitatieve instrumenten behelzen zowel financiële als fysieke informatie. De fysieke informatie houdt verband met outputindicatoren en de ontwikkeling van resultaatindicatoren. De Commissie heeft een reeks outputindicatoren gespecificeerd die zij zal gebruiken voor het aggregeren van gegevens op EU-niveau. Op belangrijke tijdstippen van de uitvoeringsperiode (2017 en 2019) zullen in het kader van de jaarlijke uitvoeringsverslagen aanvullende analyses over de voortgang van de programma's moeten worden gemaakt. Bij het monitoring- en verslagleggingssysteem wordt optimaal gebruik gemaakt van de mogelijkheden voor elektronische gegevensoverdracht.

Hierbij moet worden vermeld dat maatregelen die vroeger direct werden beheerd, nu in het kader van gedeeld beheer zullen worden gefinancierd:

- maatregelen inzake afzet en verwerking en maatregelen ter ondersteuning van de marktorganisatie voor visserij en ter compensatie van extra kosten voor visserijproducten in de ultraperifere gebieden, en

- maatregelen ter ondersteuning van de controle‑, inspectie‑ en handhavingsregeling, en maatregelen ter ondersteuning van de gegevensverzameling.

II. DIRECT BEHEER

In het kader van direct beheer worden uit het EFMZV de volgende uitgaven gefinancierd:

- uitgaven in verband met maatregelen ter ondersteuning van de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het geïntegreerd maritiem beleid;

- uitgaven in verband met maatregelen ter ondersteuning van wetenschappelijk advies en wetenschappelijke kennis, adviesraden, vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties, de tenuitvoerlegging van de bepaalde maatregelen in het kader van de controle‑, inspectie‑ en handhavingsregeling en communicatieactiviteiten, en

- technische bijstand.

Voor de eerste twee regelingen zal de Commissie middels uitvoeringshandelingen jaarlijkse werkprogramma's vaststellen. In de EFMZV‑wetgeving wordt vastgesteld welke informatie inzake subsidies en overheidsopdrachten in deze programma's moet worden opgenomen. Voorts wordt voorzien in regelmatige monitoring en periodieke verslaglegging. In het kader hiervan dient de Commissie de volgende stukken in te dienen bij het Europees Parlement en de Raad:

- uiterlijk op 31 maart 2017, een verslag over een tussentijdse evaluatie dat betrekking heeft op de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van de op grond van deze verordening gefinancierde acties;

- uiterlijk op 30 augustus 2018, een mededeling over de voortzetting van de op grond van deze verordening gefinancierde acties;

- uiterlijk op 31 december 2021, een verslag over de evaluatie achteraf.

5.2. Beheers‑ en controlesysteem in het kader van gedeeld beheer 5.2.1. Mogelijke risico's

Sinds 2008 vermeldt de Europese Rekenkamer in zijn jaarverslag een geschat foutenpercentage voor het beleidsgebied landbouw en natuurlijke hulpbronnen voor elk begrotingsjaar (begrotingsjaren 2007-2010) op basis van een onafhankelijk samengestelde aselecte steekproef van verrichtingen. Volgens de ramingen van de Rekenkamer ligt het percentage meest waarschijnlijke fouten tussen 2 % en 5 % (begrotingsjaren 2007, 2009) en lager dan 2 % voor begrotingsjaar 2008. Voor begrotingsjaar 2010 is een percentage van 2,3 % bekendgemaakt. De Rekenkamer concludeert dat de toezichts‑ en controlesystemen er voor een deel in slagen de regelmatigheid van de betalingen te garanderen.

De steekproef die de Rekenkamer voor haar jaarlijkse audit heeft gebruikt, is ook dit jaar weer klein (voor begrotingsjaar 2010 zijn 12 betalingen getoetst, onder meer op het gebied van milieu, maritieme zaken en visserij, en gezondheid en consumentenbescherming). Voor het FIOV en het EVF zijn slechts enkele fouten gerapporteerd. Van de betalingen in de steekproef van de Rekenkamer voor de begrotingsjaren 2006 en 2007 had geen enkele betrekking op het FIOV.

Voor zover tendenzen in de fouten kunnen worden geconstateerd, blijken de meest frequente fouten die in de afgelopen 3 jaar zijn vastgesteld, betrekking te hebben op de niet‑naleving van de publiciteitsvoorschriften (41 % - maar in alle gevallen zonder financiële gevolgen) en de financiering van niet‑subsidiabele kostencategorieën (30 %), waaronder niet‑subsidiabele onderaannemingskosten. Bovendien bleek bij één project de subsidiabiliteitsperiode te zijn overschreden. De resterende fouten betreffen andere (niet‑kwantificeerbare) nalevingsaspecten.

Alle kwantificeerbare fouten houden verband met subsidiabiliteit.

I. GEDEELD BEHEER

1. Programmeringsperiode 1994-1999 (afgesloten)

Het totale foutenpercentage voor deze programmeringperiode kan worden vastgesteld op basis van de cumulatieve correcties die tegen eind 2010 (toen alle programma's afgesloten waren) zijn opgelegd (€99m of 3,88 % van het toegewezen bedrag).

2. Programmeringsperiode 2000-2006 (FIOV)

Aangezien de programma's nog niet zijn afgeloten, kan het totale foutenpercentage voor deze programmeringsperiode het best worden geraamd door de jaren in aanmerking te nemen toen het programma op "kruissnelheid" lag, i.e. vanaf 2005. Op basis daarvan blijkt het jaarlijkse foutenpercentage voor het FIOV (berekend als het aggregaat van de fouten die zijn geconstateerd bij gedetailleerde tests van projecten, systeemauditwerkzaamheden en potentiële forfaitaire correcties) steeds rond 1 % van de jaarlijks gedane betalingen te liggen.

Op basis van het bovenstaande wordt het globale foutenpercentage voor deze programmeringsperiode geraamd op ca. 2 %.

3. Programmeringsperiode 2007-2013 (EVF)

Uitgaande van alle reeds beschikbare auditresultaten wordt ervan uitgegaan dat het foutenpercentage onder 2 % zal blijven. Voor 2009 bleek uit de analyse van de jaarlijkse controleverslagen, nationale verslagen en DG‑verslagen over programma's van de categorieën 2b en 3 dat aan maximaal 1,18 % van alle tijdens het jaar verrichte betalingen een risico verbonden was. Voor 2010 bedraagt dat percentage 1,44 %.

II. DIRECT BEHEER

De foutenpercentages moeten ook vanuit een meerjarenperspectief worden onderzocht, aangezien DG MARE in een bepaald jaar audits verricht die betrekking hebben op tijdens meerdere jaren gedeclareerde en betaalde uitgaven. Wanneer rekening wordt gehouden met de voor de voorgaande jaren geldende foutenpercentages die in het kader van controles achteraf van 2006, 2007, 2008 en 2009 zijn geconstateerd, bedragen de meerjarige foutenpercentages van steekproeven van gegevensverzamelingsprogramma's en bewakings‑ en controleprogramma's respectievelijk 1,89 % en 4,33 % (tijdens controles achteraf geconstateerd bedrag aan niet‑subsidiabele uitgaven, vergeleken met het bedrag aan financiële verrichtingen die daadwerkelijk achteraf zijn gecontroleerd).

Voor het programma markten en ultraperifere gebieden zijn in 2010 of de daaraan voorafgaande jaren geen niet‑subsidiabele uitgaven geconstateerd.

5.2.2. Controlemiddel(en)

I. GEDEELD BEHEER

De controlemechanismen die het EFMZV‑instrument na 2013 zullen schragen, zullen aanzienlijk verschillen van de vorige. Zo zullen de lidstaten de volgende drie instanties moeten aanwijzen.

1. Beheersautoriteit

De taak van de beheersautoriteit komt globaliter neer op het uitoefenen van toezicht op de programma‑uitvoering. De lidstaat moet beslissen of bespaard kan worden door de instanties in te zetten die dit werk momenteel voor het EVF verrichten of door deze taken toe te wijzen aan een voor een ander fonds bevoegde beheersautoriteit. Ongeacht de aard en de reikwijdte van de controles die de beheersautoriteit mag verrichten (elk lidstaat stelt zijn eigen regelingen op dit gebied vast), moet de beheersautoriteit er met name voor zorgen dat het betaalorgaan (dat eindverantwoordelijk is voor de betaling) alle vereiste gegevens ontvangt, met name inzake de procedures en de controles voor concrete acties die voor financiering zijn geselecteerd, alvorens de betalingen worden geautoriseerd.

2. Betaalorgaan

Het betaalorgaan moet aan bepaalde erkenningscriteria voldoen (voor de componenten van een doeltreffend beheers‑ en controlesysteem, zie bijlage I bij Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie). Zo niet kan de lidstaat de erkenning van het betaalorgaan intrekken en kan het betaalorgaan de Commissie niet meer verzoeken het EU‑geld uit te betalen. Het betaalorgaan kan taken delegeren, behalve wanneer het om betalingen gaat, maar blijft wel eindverantwoordelijk voor de goede uitvoering ervan.

Met het oog op de goedkeuring van de rekeningen is het bovendien de taak van het betaalorgaan om de gegevens over de jaarrekeningen ter beschikking te stellen, waaronder de beheersverklaring betreffende de volledigheid, nauwkeurigheid en waarachtigheid van de jaarrekeningen, de goede werking van de internecontrolesystemen, de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de eerbiediging van het beginsel van goed financieel beheer. Een ander document dat moet worden overgelegd is een samenvattend verslag van alle beschikbare verrichte audits en controles, met een analyse van vastgestelde tekortkomingen met een systemisch of repetitief karakter en met opgave van de reeds genomen of geplande corrigerende maatregelen.

3. Certificerende instantie

De certificerende instantie moet operationeel onafhankelijk zijn van zowel het betaalorgaan als de autoriteit die dit orgaan erkent, en moet over de nodige technische expertise beschikken (zij moet zich namelijk houden aan de internationale standaarden voor accountantscontrole). Net zoals in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is deze instantie verantwoordelijk voor de jaarlijkse audit van de rekeningen van alle betaalorganen. De certificerende instantie moet een verslag van haar bevindingen opstellen, moet (via een certificaat) een auditoordeel over de waarachtigheid, volledigheid en nauwkeurigheid van de rekeningen van de betaalorganen uitbrengen en een oordeel over de beheersverklaring betreffende de elementen die in de vorige alinea worden vermeld.

De invoering van een systeem voor de jaarlijks goedkeuring van de rekeningen moet nationale en regionale autoriteiten er extra toe stimuleren om met het oog op de jaarlijkse mededeling van gecertificeerde rekeningen aan de Commissie tijdig de nodige kwaliteitscontroles uit te voeren. Hierdoor wordt het huidige financiële beheer versterkt en wordt beter gegarandeerd dat onregelmatige uitgaven op jaarbasis en niet pas aan het eind van de programmeringsperiode uit de rekeningen worden verwijderd.

Dit is echter alleen haalbaar wanneer de Commissie en de lidstaten erin slagen de voornaamste hierboven beschreven risico's te beperken.

II. CONTROLEMETHODEN VAN DE COMMISSIE IN HET KADER VAN GEDEELD BEHEER

Uitstel en schorsing van betaling

De gedelegeerde ordonnateur kan een tussentijdse betaling maximaal negen maanden uitstellen als een lidstaat niet aan de EU‑voorschriften voldoet. Bij ernstiger gevallen van niet‑naleving worden de betalingen aan de lidstaten geschorst. Deze schorsing wordt pas weer ingetrokken als de lidstaat kan aantonen de nodige corrigerende maatregelen te hebben genomen. In extreme gevallen kan de EU‑bijdrage aan het programma worden geannuleerd.

Financiële correcties

Hoewel de lidstaat in eerste instantie verantwoordelijk is voor het identificeren van onregelmatigheden, het terugvorderen van de daarmee gemoeide bedragen en het toepassen van financiële correcties, heeft de Commissie de bevoegdheid om specifieke of forfaitaire correcties op te leggen. Hierbij moet rekening worden gehouden met de aard en de ernst van de onregelmatigheid en moeten de financiële gevolgen van de tekortkomingen worden beoordeeld.

III. CONTROLEMETHODEN VAN DE COMMISSIE IN HET KADER VAN DIRECT BEHEER

Wil men ervoor zorgen dat de vigerende wetgeving wordt nageleefd en dat alleen daadwerkelijk subsidiabele uitgaven worden voorgesteld, dan moeten alle programma's worden gecontroleerd alvorens al dan niet te worden goedgekeurd.

De operationele diensten gaan met behulp van het financieringsbesluit van de Commissie en het betrokken programma na of de gedeclareerde uitgaven subsidiabel en coherent zijn.

Voorafgaand aan de autorisatie van vastleggingen of betalingen worden de verrichtingen geverifieerd op basis van de ingediende gevens en het betalingsbewijs om zo de subsidiabiliteit van de betalingsaanvragen te garanderen.

Om onregelmatigheden te voorkomen voert de Commissie monitoringbezoeken in de vorm van controles ter plaatse uit om de daadwerkelijke uitvoering van de programma's te controleren en om vóór de betaling na te gaan of de kosten subsidiabel zijn.

Het directoraat‑generaal controleert de financiële verrichtingen vooraf en ziet er bovendien op toe dat de documenten en procedures in verband met overheidsopdrachten en subsidies voor 100 % vooraf worden geverifieerd.

De aanbestedings‑ en subsidiëringsprocedures worden gedecentraliseerd beheerd door de operationele eenheden van het directoraat‑generaal die bevoegd zijn voor de operationele verificatie. Bovendien wordt centraal een aanvullende onafhankelijke verificatie uitgevoerd door de begrotingseenheid die in de loop van de hele procedure controles verricht, zoals het evalueren van (het ontwerpbestek van) aanbestedingen en van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, kennisgevingen van overheidsopdrachten, evaluatie‑ en gunningsverslagen, gunningsbesluiten en contracten/overeenkomsten. Bovendien bestaat er een onafhankelijk adviescomité (de "Procurement Examination Group") die alle procedures voor aanbestedingen die de gepubliceerde drempel overschrijden, onderzoekt en de gedelegeerde ordonnateur adviseert over de rechtmatigheid en de regelmatigheid van de procedures.

IV. CONTROLEMETHODEN VAN DE COMMISSIE VOOR ALLE EFMZV‑UITGAVEN

Op alle financiële verrichtingen van het directoraat‑generaal worden vooraf operationele en financiële verificaties toegepast.

Audits van Commissie

Tijdens de uitvoeringsperiode voert de dienst van DG MARE die bevoegd is voor audits achteraf, met behulp van uitvoerige tests systeemaudits uit om de werking van de systemen te borgen, en verplicht deze dienst de lidstaten ertoe tekortkomingen in het systeem en onregelmatige uitgaven te corrigeren. Met het oog op de borging maakt de Commissie gebruik van de resultaten van haar eigen audits en van de resultaten van de nationale auditautoriteit. De audits worden op basis van een risicoanalyse geselecteerd.

V. CONTROLEKOSTEN EN KOSTENEFFICIËNTIE

DG MARE heeft contact opgenomen met de 15 lidstaten die samen 93 % van de EVF‑uitgaven voor hun rekening nemen en heeft bij hen geactualiseerde gegevens in dit verband opgevraagd. De lidstaten werd verzocht om voor 2010 de kosten in verband met het controleren van de uit het EVF gefinancierde maatregelen te ramen. In de template is een illustratie opgenomen van de reikwijdte van de controles, zoals gesuggereerd door DG BUDG.

Toen deze tekst werd opgesteld, was de analyse van de tot dan toe ontvangen informatie nog niet afgerond en moest een aantal lidstaten nog antwoorden. Het zou dus voorbarig zijn nu al een antwoord te geven op de vraag of de kosten die de lidstaten voor de EVF‑controles maken, in overeenstemming zijn met de door DG REGIO gerapporteerde resultaten. "De kosten van de controletaken (op nationaal en regionaal niveau, exclusief de kosten van de Commissie) worden geschat op circa 2 % van de totale financiering in de periode 2007-2013.[48]"

Verwacht wordt dat de foutenpercentages en de controlekosten in de volgende programmeringsperiode door de bank genomen niet veel zullen verschillen van die in het kader van het EVF. De volgende voorstellen kunnen de controlekosten doen toenemen:

- Afschaffing van de premies voor de sloop van vaartuigen en voor tijdelijke stopzetting: Relatief eenvoudig te beheren en te controleren; heeft de begunstigden weinig last bezorgd. In de nieuwe programmeringsperiode bestaat geen alternatief voor deze premies. De controlekosten en de foutenpercentages voor nieuwe maatregelen kunnen aanvankelijk hoger liggen aangezien de lidstaten en de begunstigden tijd nodig hebben om zich aan de nieuwe voorschriften aan te passen.

De volgende voorstellen kunnen de controlekosten doen afnemen:

- Forfaitaire bedragen / vereenvoudigde kosten: Geen bewijsstukken ter staving van de kosten vereist, dus:

•        minder zware eisen op het gebied van controles

•        geen problemen meer in verband met het aantonen van de subsidiabiliteit, met als gevolg een lager foutenpercentage

•        geen verplichting voor de begunstigden om documenten lang te bewaren, met minder administratieve rompslomp tot gevolg.

- Vereenvoudigde systemen met betrekking tot het cofinancieringspercentage en de steunintensiteit: Deze zullen gemakkelijker toepasbaar en verifieerbaar zijn.

•        één cofinancieringspercentage van 75 % voor alle gebieden[49] ten opzichte van de huidige 3;

•        één steunintensiteit van 50 % van de totale subsidiabele uitgaven[50] ten opzichte van de huidige 24.

Lidstaten die beslissen gebruik te maken van de diensten van betaalorganen die in het kader van het GLB al erkend zijn voor het verrichten van ELGF‑ en ELFPO‑betalingen, en van de diensten van de bestaande certificerende instanties, zullen bovendien profiteren van de lagere administratieve kosten die gepaard gaan met een gemeenschappelijk systeem.

5.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden in het kader van gedeeld beheer

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen

De diensten voor de structuurfondsen hebben samen met OLAF een gezamenlijke strategie voor fraudepreventie ontwikkeld die voorziet in een reeks maatregelen van de Commissie en de lidstaten om fraude bij structurele acties in het kader van gedeeld beheer te voorkomen.

In de mededeling van de Commissie over een fraudebestrijdingsstrategie (COM(2011) 376 definitief van 24.6.2011) wordt de bestaande strategie als beste praktijk aangeprezen en worden aanvullende maatregelen voorgesteld, met als belangrijkste het voorstel van de Commissie om in verordeningen voor de periode 2014 ‑ 2020 de lidstaten te verplichten doeltreffende en aan de vastgestelde frauderisico's evenredige fraudepreventiemaatregelen te nemen.

In artikel 86, lid 4, onder c), van het huidige voorstel van de Commissie worden de lidstaten uitdrukkelijk verplicht een dergelijke strategie in te voeren. Dit moet het fraudebewustzijn bij alle instanties in de lidstaten die bij het beheer en de controle van middelen betrokken zijn, vergroten en daardoor het risico van fraude verminderen. Op grond van het betrokken voorstel voor een verordening zouden de lidstaten ertoe worden verplicht doeltreffende en aan de vastgestelde frauderisico's evenredige fraudepreventiemaatregelen te nemen.

6. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 6.1. Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

· Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

In het kader van gedeeld beheer

Rubriek van het meerjarige financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

Nummer [Omschrijving………………………...……] || GK/ NGK ([51]) || van EVA[52]-landen || van kandidaat-lidstaten[53] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

RUBRIEK 2 Duurzame groei – natuurlijke hulpbronnen || 11.02: Visserijmarkten 11.06: Europees Visserijfonds (EVF) 11.07 01: Instandhouding, beheer en exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen 11.08: Controle en handhaving van het gemeenschappelijk visserijbeleid || GK || NEEN || NEEN || NEEN || NEEN

In het kader van direct beheer

Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

Nummer [Omschrijving……………………...……….] || GK/ NGK ([54]) || van EVA[55]-landen || van kandidaat-lidstaten[56] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

RUBRIEK 2 Duurzame groei – natuurlijke hulpbronnen || 11.01: Administratieve uitgaven voor het beleidsterrein "Maritieme zaken en visserij" 11.02: Visserijmarkten 11.03 03: Voorbereidende werkzaamheden voor nieuwe internationale organisaties in de visserijsector en andere niet‑verplichte bijdragen aan internationale organisaties 11.04: Beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid 11.06 11: Europees Visserijfonds (EVF) — Operationele technische bijstand 11.07 02: Instandhouding, beheer en exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen 11.08: Controle en handhaving van het gemeenschappelijk visserijbeleid 11.09: Maritiem beleid || GK || NEEN || NEEN || NEEN || NEEN

6.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven 6.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader: || Nummer 2 || Duurzame groei – natuurlijke hulpbronnen

DG: MARE || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || 2021 || 2022 || 2023 of later || TOTAAL

Ÿ Beleidskredieten || || || || || || || || || || ||

Nummer begrotingsonderdeel Gedeeld beheer || Vastleggingen || (1) || 732 || 748 || 768 || 787 || 812 || 828 || 845 || || || || 5 520

Betalingen (indicatief) || (2) || 220,8 || 441,6 || 662,4 || 662,4 || 662,4 || 662,4 || 662,4 || 662,4 || 607,2 || 276 || 5 520

Nummer begrotingsonderdeel Direct beheer || Vastleggingen || (1a) || 115 || 129 || 140 || 142 || 145 || 149 || 155 || || || || 975

Betalingen (indicatief) || (2a) || 28,75 || 89,75 || 128,25 || 137,75 || 142,25 || 145,25 || 149,5 || 114,75 || 38,75 || || 975

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[57] TECHNISCHE BIJSTAND || || || || || || || || || || ||

Nummer begrotingsonderdeel 11 01 04 01 - 11 01 04 02 – 11 01 04 03 - 11 01 04 04 - 11 01 04 05 - 11 01 04 06 – 11 01 04 07 - 11 01 04 08 - 11 06 11 || || (3) || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 11 || 11 || || || || 72

TOTAAL kredieten || Vastleggingen || =1+1a +3 || 857 || 887 || 918 || 939 || 967 || 988 || 1 011 || || || || 6567

Betalingen (indicatief) || =2+2a +3 || 259,55 || 541,35 || 800,65 || 810,15 || 814,65 || 818,65 || 822,9 || 777,15 || 645,95 || 276 || 6 567

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 847 || 877 || 908 || 929 || 957 || 977 || 1000 || || || || 6 495

Betalingen (indicatief) || (5) || 249,55 || 531,35 || 790,65 || 800,15 || 804,65 || 807,65 || 811,9 || 777,15 || 645,95 || 276 || 6 495

Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 11 || 11 || || || || 72

TOTAAL kredieten voor het EFMZV || Vastleggingen || =4+ 6 || 857 || 887 || 918 || 939 || 967 || 988 || 1011 || || || || 6 567*

Betalingen (indicatief) || =5+ 6 || 259,99 || 541,35 || 800,65 || 810,15 || 814,65 || 818,65 || 822,9 || 777,15 || 645,95 || 276 || 6 567*

* Naast het bedrag voor het EFMZV is een enveloppe voorzien voor duurzamevisserijovereenkomsten en het lidmaatschap van de EU in internationale organisaties en regionale organisaties voor visserijbeheer, die elk hun eigen basisbesluit hebben. Voor deze twee acties samen is een bedrag van 968 miljoen uitgetrokken dat op de volgende manier wordt verdeeld:

2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

146 || 141 || 136 || 136 || 136 || 137 || 136 || 968

Rubriek van het meerjarig financieel kader: || 5 || "Administratieve uitgaven"

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Jaar 2021 || Jaar 2022 ||  2023 of later || TOTAAL

DG: MARE ||

Ÿ Personele middelen || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || || || || 80,024

Ÿ Overige administratieve uitgaven || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || || || || 22,820

TOTAAL DG MARE || Kredieten || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || || || || 102,844

TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || || || || 102,844

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Jaar 2021 || Jaar 2022 || 2023 of later || TOTAAL

TOTAAL kredieten voor RUBRIEKEN 1 t/m 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || 871,692 || 901,692 || 932,692 || 953,692 || 981,692 || 1 002,692 || 1 025,692 || || || || 6 669,844

Betalingen || 274,242 || 556,042 || 815,342 || 824,842 || 829,342 || 833,342 || 837,592 || 777,15 || 645,95 || 276 || 6 669,844

6.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

– ¨        Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig.

– ¨        Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Op EU‑niveau worden strategische prioriteiten vastgesteld en in samenwerking met de lidstaten worden gemeenschappelijke outputindicatoren vastgesteld. De met deze indicatoren verbonden kwantificeerbare streefdoelen worden pas bekend wanneer de door de lidstaten ingediende operationele programma's door de Commissie worden aangenomen. Bijgevolg kunnen vóór 2013/2014 geen streefdoelen voor de output worden aangegeven.

Specifieke doelstelling in het kader van gedeeld beheer

vastleggingskredieten, in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output[58] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING[59] •               Steun voor innovatie en kennisoverdracht •               Versterking van het concurrentievermogen en de rendabiliteit van de visserij, en in het bijzonder van de kleinschalige kustvisserij •               Ontwikkeling van nieuwe beroepsvaardigheden •               Verbetering van de organisatie van de markt voor visserijproducten •               Steun voor innovatie en kennisoverdracht •               Versterking van het concurrentievermogen en de rendabiliteit van aquacultuurondernemingen, en in het bijzonder van kmo's •               Ontwikkeling van nieuwe beroepsvaardigheden •               Verbetering van de organisatie van de markt voor aquacultuurproducten •               Reductie van de impact van de visserij op het mariene milieu •               Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen in het kader van duurzame visserij •               Uitbreiding van de wetenschappelijke kennisbasis en intensivering van de gegevensverzameling met het oog op een duurzaam visserijbeheer •               Versterking van de naleving via controles •               Versterking van ecosystemen die afhankelijk zijn van de aquacultuur en bevordering van de hulpbronefficiënte aquacultuur •               Reductie van de impact van de visserij op het mariene milieu •               Stimulering van de economische groei, de sociale inclusie en de werkgelegenheidscreatie in kustgemeenschappen en landinwaarts gelegen gemeenschappen die aangewezen zijn op de visserij en de aquacultuur •               Diversifiëring van de visserijactiviteiten naar andere sectoren van de maritieme economie, en uitbreiding van de maritieme economie

Output wordt later vastgesteld || || || || 731 || || 746 || || 766 || || 785 || || 809 || || 826 || || 843 || || 5 506

Subtotaal voor de specifieke doelstelling || || 731 || || 746 || || 766 || || 785 || || 809 || || 826 || || 843 || || 5 506

TOTALE KOSTEN || || 731 || || 746 || || 766 || || 785 || || 809 || || 826 || || 843 || || 5 506

Specifieke doelstellingen in het kader van direct beheer

Controle

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output[60] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kos­ten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING[61] || Versterking van de naleving via controles

Steun voor gezamenlijke (i.e. multinationale) controlevaar­tuigen in een geografisch gebied || Aantal gezamen­lijk door lidstaten gekochte vaartuigen || 6,25 (80% van de totale prijs van 7,812) || 4 || 25 || 2 || 12,5 || 4 || 25 || 2 || 12,5 || 2 || 12,5 || 2 || 12,5 || 2 || 12,5 || 18 || 112,5

Steun voor gezamenlijke (i.e. multinationale) controlevaar­tuigen in een geografisch gebied || Aantal gezamen­lijk door lidstaten gekochte helikopters || 12,5 (80% van de totale prijs van 15,625) || || || 1 || 12,5 || || || 1 || 12,5 || 1 || 12,5 || || || || || 3 || 37,5

Steun voor gezamenlijke (i.e. multinationale) controlevaar­tuigen in een geografisch gebied || Aantal gezamen­lijk door lidstaten gekochte vliegtuigen || 13,5 (80% van de totale prijs van 16,875) || || || || || || || || || || || 1 || 13,5 || 1 || 13,5 || 2 || 27

- Output || Aantal gezamen­lijk door lidstaten uitgevoerde inspecties || n.v.t. || || || || || || || || || || || || || || || ||

Inspectiebe­zoeken met het oog op de toepassing van de GVB‑voor­schriften || Aantal door Commis­sie-inspec­teurs ver­richte inspecties, audits en verificaties || 6,667 || 150 || 1 || 150 || 1 || 150 || 1 || 150 || 1 || 150 || 1 || 150 || 1 || 150 || 1 || 1050 || 7

Vergaderingen van visserijdeskun­digengroepen met het oog op de toepassing van de GVB‑voor­schriften || Aantal vergade­ringen van visserijdes­kundigen­groepen || 0,017 || 30 || 0,5 || 30 || 0,5 || 30 || 0,5 || 30 || 0,5 || 30 || 0,5 || 30 || 0,5 || 30 || 0,5 || 210 || 3,5

- Output || Ontwikke­ling van IT‑applica­ties ter ondersteu­ning van inspecties en controles || n.v.t. || || 1,5 || || 1,5 || || 1,5 || || 1,5 || || 15 || || 1,5 || || 1,5 || || 10,5

Totaal voor de specifieke doelstelling || || 28 || || 28 || || 28 || || 28 || || 28 || || 29 || || 29 || || 198

Visserijmarkt

vastleggingskredieten, in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output[62] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING De marktdeelnemers helpen hun productie beter te plannen en af te zetten, en openbare instanties helpen hun inzicht in de marktsituatie te verbeteren en het beleid toe te passen aan de hand van doorlopend verstrekte betrouwbare en gemakkelijk toegankelijke martkinformatie[63].

- Output || Informatie voor beleids­makers || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 35

Subtotaal voor de specifieke doelstelling || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 35

TOTALE KOSTEN || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 5 || || 35

Wetenschappelijk advies

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Totale

OUTPUT

Soort output[64] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING Het verkrijgen van wetenschappelijk en economisch onderbouwde informatie als basis voor GVB‑verordeningsvoorstellen en daaraan gerelateerde acties van de lidstaten || || || || || || || || || || || || || || || ||

Studies betreffende het GVB || Onder­zoeks- en ad­vies­versla­gen || || * || 1,688 || * || 1,739 || * || 1,791 || * || 1,845 || * || 1,9 || * || 1,957 || * || 2,016 || * || 12,936

Steun voor WTECV‑verga­deringen door het GCO || Logis­tieke steun || || 27 || 1,126 || 27 || 1,159 || 27 || 1,194 || 27 || 1,23 || 27 || 1,267 || 27 || 1,305 || 27 || 1,344 || 189 || 8,625

Werking WTECV || Ver­goe­dingen voor deskundigen || || * || 1,013 || * || 1,043 || * || 1,075 || * || 1,107 || * || 1,14 || * || 1,174 || * || 1,21 || * || 7,762

Advies inzake visbestanden en ecosystemen || Data­banken en exper­tise || || * || 1,688 || * || 1,739 || * || 1,791 || * || 1,845 || * || 1,9 || * || 1,957 || * || 2,016 || * || 12,936

Wetenschap­elijke partnerschappen || Studieprojec­ten || || * || 2,251 || * || 2,319 || * || 2,388 || * || 2,46 || * || 2,534 || * || 2,61 || * || 2,688 || * || 17,25

Advies over ecosystemen en economische aspecten || Adviesverslagen || || * || 1,234 || * || 5,001 || * || 4,761 || * || 6,513 || * || 6,259 || * || 5,997 || * || 6,726 || * || 36,491

Subtotaal voor de specifieke doelstelling || || 9 || || 13 || || 13 || || 15 || || 15 || || 15 || || 16 || || 96

TOTALE KOSTEN || || 9 || || 13 || || 13 || || 15 || || 15 || || 15 || || 16 || || 96

Regionale gegevensverzameling, studies en wetenschappelijk advies

Vermeld doelstel­lingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output[65] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING[66] Gegevensverzameling - samenwerking (regionaal) || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || Databanken regionaal || 0,5 || 2 || 1 || 2 || 1 || 2 || 1 || 2 || 1 || 2 || 1 || 2 || 1 || 2 || 1 || 14 || 7

- Output || Coördinatieprojecten regionaal || 0,5 || 2 || 1 || 6 || 3 || 6 || 3 || 6 || 3 || 4 || 2 || 4 || 2 || 8 || 4 || 36 || 18

Subtotaal voor de specifieke doelstelling || 4 || 2 || 8 || 4 || 8 || 4 || 8 || 4 || 6 || 3 || 6 || 3 || 10 || 5 || 50 || 25

SPECIFIEKE DOELSTELLING Studies || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || Studies || 0,5 || 10 || 5 || 10 || 5 || 10 || 5 || 10 || 5 || 12 || 6 || 12 || 6 || 14 || 7 || 78 || 39

Subtotaal voor de specifieke doelstelling || 10 || 5 || 10 || 5 || 10 || 5 || 10 || 5 || 12 || 6 || 12 || 6 || 14 || 7 || 78 || 39

|| || || || || || || || || || || || || || || ||

TOTALE KOSTEN || || 7 || || 9 || || 9 || || 9 || || 9 || || 9 || || 12 || || 64

Bestuur

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output[67] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING[68] Bestuur van het GVB || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output: Adviesraden || Diensten || 0,33 || 9 || 3 || 9 || 3 || 9 || 3 || 9 || 3 || 9 || 3 || 9 || 3 || 9 || 3 || 9 || 21

- Output: voorlichting, communicatie en Commissievergaderingen met deskundigen/belanghebbenden || Producten || 0,1 || 40 || 4 || 40 || 4 || 50 || 5 || 50 || 5 || 50 || 5 || 60 || 6 || 60 || 6 || 350 || 35

|| || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Subtotaal voor de specifieke doelstelling || 49 || 7 || 49 || 7 || 59 || 8 || 59 || 8 || 59 || 8 || 69 || 9 || 69 || 9 || 359 || 56

TOTALE KOSTEN || 49 || 7 || 49 || 7 || 59 || 8 || 59 || 8 || 59 || 8 || 69 || 9 || 69 || 9 || 359 || 56

Geïntegreerd maritiem beleid

Vermeld doelstel­lingen en outputs || || || Jaar || Jaar || Jaar || Jaar || Jaar || Jaar || Jaar || TOTAAL

|| 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020

 || OUTPUTS

|| Soort output [1] || Gem. kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale

|| outputs || outputs || outputs || outputs || outputs || outputs || outputs || kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 1: Bevordering geïntegreerd maritiem bestuur op lokaal, regionaal, nationaal, internationaal, EU‑ en zeegebiedsniveau || || || || || || || || || || || || || || || ||

Output: Acties ter ondersteuning van geïntegreerde benaderingen van maritieme zaken in de lidstaten en in de Europese zeegebieden || ||  3,01 || ||  3,33 || ||  3,93 || ||  3,93 || ||  4,06 || ||  4,06 || ||  4,25 || ||  26,57

Output: Aantal bilaterale en regionale kaders en vergaderingen met sleutelpartners, ter verbetering van de internationale samenwerking op het gebied van maritieme zaken || ||  0,16 || ||  0,17 || ||  0,21 || ||  0,21 || ||  0,21 || ||  0,21 || ||  0,22 || ||  1,39

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || ||  3,17 || ||  3,50 || ||  4,14 || ||  4,14 || ||  4,27 || ||  4,27 || ||  4,47 || ||  27,96

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 2: Ontwikkeling van sectoroverschrijdende acties die ten goede komen aan verschillende maritieme sectoren en/of sectorale beleidsgebieden || || || || || || || || || || || || || || || ||

Output: Acties ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van maritieme ruimtelijke ordening in de lidstaten en in de Europese zeegebieden || ||  1,76 || ||  2,50 || ||  3,99 || ||  3,99 || ||  4,28 || ||  4,28 || ||  4,73 || ||  25,53

Output: Aantal tussen de sectoren uitgewisselde gegevensreeksen over bewaking || ||  11,34 || ||  12,50 || ||  14,81 || ||  14,81 || ||  15,28 || ||  15,28 || ||  15,98 || ||  100,00

Output: Aantal downloads van gegevens die geïntegreerd zijn via het Europees marien observatie- en datanetwerk || ||  23,82 || ||  26,25 || ||  31,11 || ||  31,11 || ||  32,09 || ||  32,09 || ||  33,54 || ||  210,01

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || ||  36,92 || ||  41,25 || ||  49,91 || ||  49,91 || ||  51,65 || ||  51,65 || ||  54,25 || ||  335,54

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 3: Steun voor duurzame groei, werkgelegenheid en innovatie in de maritieme sectoren || || || || || || || || || || || || || || || ||

Output: Aantal geselecteerde projecten met directe innovatiesteun || ||  2,27 || ||  2,51 || ||  2,96 || ||  2,96 || ||  3,05 || ||  3,05 || ||  3,20 || ||  20,00

Output: Aantal bewustmakings‑ en disseminatieacties op nationaal, regionaal en EU‑niveau || ||  1,13 || ||  1,25 || ||  1,48 || ||  1,48 || ||  1,53 || ||  1,53 || ||  1,60 || ||  10,00

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3 || ||  3,40 || ||  3,76 || ||  4,44 || ||  4,44 || ||  4,58 || ||  4,58 || ||  4,80 || ||  30,00

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 4: Bescherming van het mariene milieu en duurzaam gebruik van de mariene en kusthulpbronnen || || || || || || || || || || || || ||

Output: Acties ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn mariene strategie || || ||  5,50 || ||  5,50 || ||  5,50 || ||  5,50 || ||  5,50 || ||  5,50 || ||  5,50 || ||  38,50

TOTALE KOSTEN || ||  49 || || 54 || || 64 || || 64 || || 66 || || 66 || || 69 || || 432

Regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) – op vrijwillige basis

Vermeld doelstel­lingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUT

Soort output[69] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING[70] || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || Voorbereidende werkzaamheden                voor nieuwe interna­­tionale organisaties in de visserijsector en andere niet‑verplichte bijdragen aan internationale organisaties || || 18 || 10 || 18 || 13 || 18 || 13 || 18 || 13 || 18 || 14 || 18 || 16 || 18 || 15 || 126 || 94

TOTALE KOSTEN || 18 || 10 || 18 || 13 || 18 || 13 || 18 || 13 || 18 || 14 || 18 || 16 || 18 || 15 || 126 || 94

6.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 6.2.3.1. Samenvatting

– ¨        Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

– ¨        Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Personele middelen || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 11,432 || 80,024

Overige administratieve uitgaven || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 3,260 || 22,820

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 14,692 || 102,844

Buiten RUBRIEK 5[71] van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Personele middelen || 1,724 || 1,724 || 1,724 || 1,724 || 1,724 || 1,724 || 1,724 || 12,068

Andere administratieve uitgaven || 8,276 || 8,276 || 8,276 || 8,276 || 8,276 || 9,276 || 9,276 || 59,932

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 11 || 11 || 72

TOTAAL || 24,692 || 24,692 || 24,692 || 24,692 || 24,692 || 25,692 || 25,692 || 174,844

 Geraamde personeelsbehoeften

– ¨        Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

– ¨        Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

|| || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020

Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) ||

|| 11 01 01 01 (Brussel/Luxemburg en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 82 || 82 || 82 || 82 || 82 || 82 || 82

|| XX 01 01 02 (delegaties) || 1 || 1 || 1 || 1 || 1 || 1 || 1

|| XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || ||

|| 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || ||

|| Ÿ Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[72] ||

|| 11 01 02 01 (AC, INT, END van de "totale financiële middelen") || 12 || 12 || 12 || 12 || 12 || 12 || 12

|| XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || ||

|| 11 01 04 || - zetel[73] || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16

|| - delegaties || 7 || 7 || 7 || 7 || 7 || 7 || 7

|| xx 01 05 02 (AC, INT, END - indirect onderzoek) || || || || || || ||

|| 10 01 05 02 (AC, INT, END - direct onderzoek) || || || || || || ||

|| Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) || || || || || || ||

|| TOTAAL || 118 || 118 || 118 || 118 || 118 || 118 || 118

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen ||

Extern personeel ||

6.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

– ¨        Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het volgend meerjarig financieel kader.

– ¨        Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

– ¨        Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader[74].

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

6.2.5. Bijdragen van derden in het kader van gedeeld beheer

– Het voorstel/initiatief voorziet niet in cofinanciering door derden

– ¨ Het voorstel/initiatief voorziet in cofinanciering door de lidstaten, samen met de Europese financiering. Het exacte bedrag kan pas worden gekwantificeerd na vaststelling van de operationele programma's:

kredieten in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

|| Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal

Cofinancieringsbron || || || || || || || ||

TOTAAL gecofinancierde kredieten || || || || || || || ||

6.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– ¨        Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

– ¨        Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen

· ¨        voor de eigen middelen

· ¨        voor de diverse ontvangsten

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[75]

Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || zoveel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel …. || || || || || || || ||

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

[1]               PB C [...] van [...], blz. [...].

[2]               PB C [...] van [...], blz. [...].

[3]               PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

[4]               PB L 160 van 14.6.2006, blz. 1.

[5]               PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

[6]               PB L 176 van 6.7.2007, blz. 1.

[7]               COM(2010) 2020 definitief van 3.3.2010.

[8]           PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.

[9]               PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

[10]             PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

[11]             COM(2011) 615 definitief.

[12]             COM(2002) 511 definitief.

[13]             PB L [...] van [...], blz. [...].

[14]             PB L 176 van 6.7.2007, blz. 1.

[15]             COM(2007) 575 definitief van 10.10.2007.

[16]             Conclusies van de Raad Algemene Zaken van 14 juni 2010, resolutie van het EP van 21 oktober 2010 over het geïntegreerd maritiem beleid (GMB) - Beoordeling van de bereikte vooruitgang en nieuwe uitdagingen; advies van het Comité van de regio's over "De ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid en mariene kennis 2020".

[17]             PB L [...] van [...], blz. [...].

[18]             COM(2009) 163 definitief van 22.4.2009.

[19]             Arrest van het Hof van 9.11.2010, gevoegde zaken C‑92/09 en C‑93/09, Schecke.

[20]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[21]             COM(2011) 425 definitief.

[22]             COM(2011) 615 definitief.

[23]             PB L 148 van 6.6. 2002.

[24]             PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.

[25]             PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25.

[26]             PB L [...] van [...], blz. [...].

[27]             PB L [...] van [...], blz. [...].

[28]             PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

[29]             PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7.

[30]             PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

[31]             PB L 204 van 6.8.2009, blz. 15.

[32]             PB L 114 van 24.4.2001, blz. 1.

[33]             PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1.

[34]             PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12; PB L 335M van 13.12.2008, blz. 213 (MT).

[35]             PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

[36]             PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

[37]             PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

[38]             PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.

[39]             PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.

[40]             PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1.

[41]             PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40.

[42]             PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30.

[43]             PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25.

[44]             ABM: Activity-Based Management (activiteitsgestuurd beheer) – ABB: Activity-Based Budgeting (activiteitsgestuurde begroting).

[45]             In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

[46]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

[47]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

[48]             Studie "Regional governance in the context of globalisation: reviewing governance mechanisms & administrative costs. Administrative workload and costs for Member State public authorities of the implementation of ERDF and Cohesion Fund", 2010.

[49]             Met uitzondering van maatregelen op het gebied van gegevensverzameling en controle.

[50]             Duidelijk omschreven en vanuit beleidsoogpunt gemotiveerde uitzonderingen (kleinschalige visserij, collectieve acties, perifere Griekse eilanden, ultraperifere gebieden).

[51]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

[52]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

[53]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

[54]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

[55]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

[56]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

[57]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[58]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[59]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

[60]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[61]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

[62]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[63]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

[64]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[65]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[66]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

[67]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[68]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

[69]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[70]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

[71]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[72]             AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige).

[73]             Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF).

[74]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

[75]             Wat de traditionele eigen middelen betreft (douanerechten, suikerheffingen) zijn de aangegeven bedragen nettobedragen, dat wil zeggen de brutobedragen na aftrek van 25 % invorderingskosten.

Top