Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006PC0604

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Technologie-Instituut {SEC(2006) 1313} {SEC(2006) 1314}

    /* COM/2006/0604 def. - COD 2006/0197 */

    52006PC0604

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Technologie-Instituut {SEC(2006) 1313} {SEC(2006) 1314} /* COM/2006/0604 def. - COD 2006/0197 */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 18.10.2006

    COM(2006) 604 definitief

    2006/0197 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot oprichting van het Europees Technologie-Instituut

    (door de Commissie ingediend) {SEC(2006) 1313}{SEC(2006) 1314}

    TOELICHTING

    1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    1.1. Algemene context

    Voor het concurrentievermogen van de industriële en dienstverlenende sector, de werkgelegenheid en duurzame groei in de Europese Unie zijn een betere onderlinge aansluiting en meer synergie-effecten tussen de belangrijkste aanjagers van een globale kenniseconomie – innovatie, onderzoek en onderwijs – van het allergrootste belang.

    Europa kampt evenwel nog steeds met een innovatie-achterstand en slaagt er niet in om onderwijs, onderzoek en innovatie – de drie zijden van de kennisdriehoek – goed op elkaar te laten aansluiten. Algemeen wordt erkend dat de resultaten van kennisprocessen onvoldoende naar de markt toe worden vertaald en dit het belangrijkste innovatieprobleem is waarvoor de EU staat. Daarbij komt nog dat de meeste lidstaten in meer of mindere mate moeilijkheden ondervinden om in onderzoek en onderwijs een op innovatie en ondernemen gerichte manier van denken ingang te doen vinden, een kritische massa aan personele, financiële en fysieke middelen voor de kennis- en innovatiesector te bereiken, en prestaties en topkwaliteit op een voor de beste academici en onderzoekers aantrekkelijke wijze te belonen. Door de concurrentie overal ter wereld van zowel traditionele concurrenten als de opkomende economieën in Azië staat de aantrekkelijkheid van Europa als ruimte voor kennis onder druk. Dit werkt negatief uit op onze mogelijkheden om het wetenschappelijk en technologisch fundament van de industriële sector in de Gemeenschap te versterken en het daar aanwezige innovatiepotentieel te benutten.

    Men is het er in de Europese Unie algemeen over eens dat er met het oog op meer en blijvende groei dringend maatregelen moeten worden genomen voor een klimaat dat een betere benutting van de commerciële mogelijkheden van het innovatie- en kennisbeleid mogelijk maakt. In de herziene Lissabonstrategie zijn innovatie, onderzoek en onderwijs als doorslaggevende factoren voor het concurrentievermogen dan ook bovenaan op de agenda voor groei en werkgelegenheid geplaatst. In het kader van de herziene strategie voor groei en werkgelegenheid zijn zowel op nationaal als op EU-niveau belangrijke initiatieven ontwikkeld om innovatie te bevorderen en de banden tussen hoger onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven aan te halen.

    Maar er liggen nog tal van mogelijkheden braak. De innovatie-achterstand van de EU op haar belangrijkste concurrenten zal alleen verdwijnen als wij verder werken aan een goede onderlinge aansluiting tussen de drie zijden van de kennisdriehoek.

    De verantwoordelijkheid voor het behoud van een sterke Europese industriële sector en het Europese concurrentievermogen ligt primair bij de lidstaten. Het is aan de lidstaten om het innoveren en méér en beter investeren in onderzoek, onderwijs en opleiding te bevorderen. Gezien de aard en omvang van de te leveren innovatie-inspanningen kunnen maatregelen op EU-niveau extra voordelen opleveren, die de individuele lidstaten alleen niet zullen bereiken. Er is dan ook ruimte voor aanvulling, bevordering en coördinatie van het beleid en de initiatieven van de lidstaten door de EU.

    Het bevorderen van innovatie op EU-niveau levert duidelijk toegevoegde waarde op. Op cruciale gebieden worden namelijk tussen alle actoren in de kennisdriehoek op de lange termijn gerichte, strategische partnerschappen tot stand gebracht die topprestaties leveren. Door een dergelijk initiatief krijgen Europese bedrijven mogelijkheden om nieuwe banden met de wereld van het onderwijs en onderzoek aan te knopen. Ook wordt op EU-niveau op essentiële gebieden een op innovatie gerichte kritische massa van wereldklasse bereikt, waardoor een wereldreputatie kan worden opgebouwd en Europa zijn aantrekkingskracht in de wereld kan verbeteren.

    1.2. Motivering en doel van het voorstel

    In het kader van de tussentijdse herziening van de Lissabonstrategie lanceerde Commissievoorzitter Barroso in februari 2005 het idee om een Europees Technologie-Instituut (EIT) op te richten. Het EIT moet worden gezien als één van de elementen van een allesomvattende strategie om groei en werkgelegenheid door middel van kennis en innovatie te bevorderen. Het EIT moet een concreet teken worden van het engagement van de EU om een klimaat te scheppen dat innovatie en topprestaties in de EU ten goede komt.

    De Commissie gaf het startsein voor een denkproces en organiseerde raadplegingen op grote schaal, die op 22 februari 2006 uitmondden in een eerste mededeling[1]. In zijn conclusies van 23-24 maart 2006 erkent de Europese Raad dat “een Europees Instituut voor Technologie […] een belangrijke stap zal zijn om de huidige kloof tussen hoger onderwijs, onderzoek en innovatie te dichten” en verzoekt hij de Commissie een voorstel over de verdere stappen te presenteren.

    Op 8 juni 2006[2] publiceerde de Commissie een tweede mededeling, die voor een groot deel gebaseerd was op de resultaten van de raadpleging en meer duidelijkheid opleverde over een aantal specifieke kwesties in verband met de voorgestelde structuur en werkwijze van het EIT.

    Tijdens de Europese Raad van 15-16 juni 2006 herhaalden de staatshoofden en regeringsleiders dat “het Europees instituut voor technologie (EIT), dat samenwerkt met bestaande nationale instellingen, een belangrijke factor zal zijn bij het dichten van de kloof tussen hoger onderwijs, onderzoek en innovatie, in combinatie met andere acties ter versterking van het netwerken en van de synergie tussen uitmuntende onderzoek- en innovatiegemeenschappen in Europa.”

    De Europese Raad verklaarde uit te zien naar “het formele voorstel van de Commissie voor de oprichting van dat instituut, dat in het najaar van 2006 zal worden ingediend na raadpleging van de Europese Onderzoeksraad, de lidstaten en de belanghebbenden.”

    Na een eigen analyse en de uitgebreide raadpleging van de verschillende groepen die op het gebied van onderwijs en onderzoek werkzaam zijn, kwam de Commissie tot de conclusie dat een aanpak in de vorm van op te bouwen netwerken het beste uitgangspunt is, maar dat die netwerken zo gestalte moeten krijgen dat daaruit een EIT ontstaat dat op werkelijk geïntegreerde partnerschappen stoelt.

    1.3. Doel en belangrijkste elementen van het voorstel

    Het EIT zal het concurrentievermogen van de lidstaten helpen verbeteren, doordat het partnerorganisaties betrekt bij op elkaar aansluitende innovatie-, onderzoek- en onderwijswerkzaamheden van het allerhoogste internationale niveau. Het zal een integraal onderdeel worden van de allesomvattende Europese strategie die kennis en innovatie met het oog op de te verwezenlijken Lissabondoelstellingen bevordert.

    Door middel van trans- en interdisciplinair strategisch onderzoek en onderwijs op gebieden die van wezenlijk economisch en maatschappelijk belang zijn en door in het voordeel van de EU werkende toepassing van de resultaten van kennisprocessen zal het EIT innovatie stimuleren en onder de aandacht brengen. Het zal op deze kennisgebieden een kritische massa van personele en fysieke middelen opbouwen, en op die manier niet alleen privé-investeringen voor innovatie, onderwijs en O&O aantrekken, maar ook masterstudenten, promovendi en onderzoekers die in de wereld van de wetenschap en het bedrijfsleven in wat voor stadium van hun loopbaan dan ook werkzaam zijn.

    Het EIT wordt een symbool van de geïntegreerde Europese Ruimte voor innovatie, onderzoek en onderwijs, en zal tot innovatie leiden op gebieden die van wezenlijk economisch en maatschappelijk belang zijn. Het is de bedoeling dat het EIT, doordat het nieuwe vormen van samenwerking bevordert tussen het soort partnerorganisaties dat bij de kennisdriehoek betrokken is, zowel direct door zijn werkzaamheden en output, als indirect door zijn bestuursvorm, een referentiemodel wordt voor innovatiemanagement en de modernisering van instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek in de EU.

    Het EIT wil tevens een wereldreputatie opbouwen en een aantrekkelijk klimaat bieden voor de knapste koppen ter wereld. Deelname in de kennis- en innovatiegemeenschappen van het EIT zal ook mogelijk zijn voor partnerorganisaties, studenten en onderzoekers van buiten de Unie. Bovendien staat het derde landen vrij de doelstellingen van het EIT te steunen. Door vergroting van zijn aantrekkelijkheid in de wereld kan het EIT wereldwijd uitgroeien tot een vlaggenschip voor innovatie op topniveau.

    Het EIT wordt gebaseerd op een nieuw, innovatief, tweelagig bestuursmodel, dat bottom-upautonomie en -flexibiliteit bij de te leveren prestaties combineert met een top-downbenadering in de vorm van strategische richtsnoeren, coördinatie, bevordering van overleg, en verspreiding van resultaten en “good practice”. De werkzaamheden van het EIT vinden plaats in kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG). Deze KIG, die op netwerken gebaseerd zijn, maar daar ook boven uitgaan, worden opgezet als geïntegreerde partnerschappen of joint ventures (van wat voor precieze rechtsvorm dan ook) tussen de private sector, de wereld van het onderzoek, en topteams van onderzoekscentra en universiteiten. Hun personele, financiële en fysieke middelen worden gebundeld om de productie, verspreiding en toepassing van nieuwe kennisproducten te bevorderen. Om het geïntegreerde karakter van de KIG te versterken, zullen de KIG gebruik maken van de modernste netwerk- en computerstructuren die op het gebied van het onderzoek bestaan. Een raad van bestuur, bestaande uit vooraanstaande leden met aantoonbare ervaring in het bedrijfsleven, de wereld van het onderzoek en het onderwijs, wordt verantwoordelijk voor de strategische beslissingen van het EIT: het bepalen van de strategische gebieden waarvoor KIG worden opgericht, de selectie van de KIG en de algemene coördinatie en evaluatie van hun werkzaamheden. De betrekkingen tussen de organen van het EIT en de KIG worden op overeenkomsten gebaseerd, die de rechten en plichten van de KIG vastleggen, voor voldoende onderlinge afstemming zorgen en het monitoring- en evaluatiemechanisme voor de werkzaamheden en geleverde resultaten van de KIG beschrijven.

    Een passend beheer en een evenwichtige verdeling van intellectuele-eigendomsrechten is een andere belangrijke vereiste voor innovatie: indien uitvindingen niet op passende wijze worden gebruikt en beheerd, is er geen echte stimulans om in innovatie te investeren. Het EIT zal richtsnoeren vaststellen voor het beheer van het intellectuele eigendom. Deze richtsnoeren zullen de innovatiecapaciteit van de EU ten goede komen, het gebruik van intellectueel eigendom onder passende voorwaarden voor onderzoeks- en innovatiedoeleinden mogelijk maken, het EIT en zijn partners (waaronder de betrokken personen, KIG en partnerorganisaties) passende prikkels geven en in specifieke prikkels voorzien voor spin-offs en commerciële toepassingen.

    Onderwijs, dat in de kennisdriehoek vaak ontbreekt, zal een essentieel onderdeel van het EIT worden. In een globale en open kenniseconomie zal het EIT opleidingen en doctoraalprogramma's verzorgen waarin ook aandacht aan ondernemen wordt besteed. Dit zal één van de bijzondere kenmerken van de door de KIG te verlenen graden worden. Het is van het allergrootste belang dat het “EIT-merk” in deze graden duidelijk zichtbaar wordt. Verwacht wordt dat de graden in het merendeel van de gevallen door de universiteiten worden verleend. Sommige lidstaten zullen de bevoegdheid tot het verlenen van graden evenwel ook aan andere partners in een KIG of een KIG in het geheel willen toekennen. Het is de bedoeling dat de lidstaten bij de erkenning van de EIT-graden en diploma's samenwerken en het EIT dit proces ondersteunt.

    1.4. Bestaande initiatieven en Europese toegevoegde waarde van het EIT

    De verantwoordelijkheid voor het onderwijs-, onderzoeks- en innovatiebeleid ligt primair bij de lidstaten. De EU-lidstaten benaderen innovatie op zeer uiteenlopende manieren, en er zijn veel positieve nationale initiatieven en ontwikkelingen die zouden moeten worden ondersteund en versterkt. Gezien de aard en de omvang van de te leveren innovatie-inspanningen zullen maatregelen op Europees niveau waarschijnlijk extra voordelen opleveren die met afzonderlijke maatregelen van de lidstaten misschien niet kunnen worden bereikt.

    De Gemeenschap zet zich in ieder geval in om de lidstaten te steunen bij hun inspanningen voor innovatie en de kennisdriehoek. In het kader van de Lissabonstrategie bevordert de Commissie beleidsuitwisselingen om "best practices" vast te stellen en een betere beleidsvorming voor de in te halen innovatie-achterstand mogelijk te maken. Diverse op de kennisdriehoek gerichte programma's bieden Europese universiteiten, onderzoekscentra, ondernemingen en andere actoren in de kennisdriehoek financiële steun om een maximale bijdrage aan de strategie voor groei en werkgelegenheid te leveren. De EU heeft een aantal programma’s in het leven geroepen waarmee diverse aspecten van de kennisdriehoek direct of indirect worden gesteund: het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, het programma voor concurrentievermogen en innovatie, het integrale programma voor een leven lang leren, en de structuurfondsen.

    Tot nu toe heeft nog geen enkel EU-initiatief een zo volledige aanpak geleverd voor alle drie componenten van de kennisdriehoek dat ze helemaal op elkaar aansluiten en elkaar wederzijds schragen; de bestaande instrumenten betreffen ofwel één deel van de kennisdriehoek afzonderlijk, ofwel maximaal twee, en steunen ontwikkelingsinspanningen meestal op nationaal niveau. Tot nu toe stimuleerde geen enkel EU-initiatief de ontwikkeling van een instelling van wereldklasse op Europees niveau die op specifieke gebieden de voor onderzoek, onderwijs en innovatie nodige topprestaties en kritische massa bereikt. Van deze mogelijkheid is nog steeds geen gebruik gemaakt.

    Het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling bijvoorbeeld wordt het belangrijkste financiële instrument van de Europese Unie voor steunverlening aan onderzoeks- en ontwikkelingswerk in alle wetenschappelijke disciplines. De Europese Onderzoeksraad is een nieuw financieringsmechanisme van het kaderprogramma, dat het niveau van het grensverleggend onderzoek in de EU beoogt te verhogen en hiertoe steun verleent aan het beste door onderzoekers aangestuurde onderzoek in Europa. De zogenaamde Topnetwerken zijn transnationale multipartnerprojecten, waarin belangrijke actoren met het oog op duurzame bundeling van onderzoekscapaciteiten voor een specifiek thema in Europa met elkaar in contact worden gebracht. De Europese technologieplatforms bestaan uit groepen belanghebbenden, onder wie hoofdzakelijk partners uit het bedrijfsleven en de wereld van het onderzoek, die samen op informele wijze een strategische onderzoeksagenda vaststellen voor een aantal strategisch belangrijke en maatschappelijk relevante thema’s. De voorgestelde Gezamenlijke Technologie-initiatieven krijgen een specifieke rechtsvorm. Zij worden in een beperkt aantal gevallen in het leven geroepen voor de coördinatie van de inspanningen die op grote schaal tot publieke en private investeringen en substantiële financiële middelen voor onderzoek moeten leiden. Dit laatstgenoemde initiatief heeft echter vooral tot doel om partners uit het bedrijfsleven en de sector van het onderzoek deel te laten hebben aan de vaststelling en invulling van strategische onderzoeksagenda’s, waarin onderwijs geen belangrijk aandeel heeft.

    In het programma voor concurrentievermogen en innovatie zijn met name acties voor innovatie en het MKB opgenomen. Het programma levert niet alleen een bijdrage aan de financiering van start-ups en ondersteunende diensten voor innovatie, waaronder diensten voor transnationale kennis- en technologietransfer, maar ook aan de financiering van diverse innovatiespecifieke initiatieven, zoals clusternetwerken, sectorspecifieke publiek-private partnerschappen en werkzaamheden in verband met de beleidscoördinatie van nationale en regionale programma’s. Onderzoek en onderwijs van topniveau en daarmee verband houdende criteria spelen in dit programma evenwel geen rol.

    Het integrale programma voor een leven lang leren zal vooral in het kader van de Lissabondoelstellingen inspelen op belangrijke eisen in verband met de modernisering en aanpassing van de onderwijs- en opleidingsstelsels van de lidstaten. Dit programma zal voor individuele burgers die aan de mobiliteits- en andere samenwerkingsacties van het programma deelnemen ook direct toegevoegde waarde opleveren. Het programma heeft niettemin uitsluitend betrekking op de onderwijscomponent van de kennisdriehoek.

    Doel van de nieuwe generatie programma’s voor economische en sociale cohesie is tot slot om aanzienlijke financiële middelen te reserveren voor investeringen in de belangrijkste aanjagers van groei en werkgelegenheid. Bij deze programma’s komt het evenwel niet primair op topprestaties aan. Elk land of elke regio zal in het licht van de aard en omvang van zijn eigen structurele tekorten en concurrentievoordelen uiteraard zijn eigen beleidsmix bepalen.

    Om de innovatie-achterstand op de belangrijkste concurrenten in te halen, moet op inter- en transdisciplinaire basis steun worden verleend aan naar topprestaties strevende, strategische partnerschappen tussen de bij de drie delen van de kennisdriehoek betrokken actoren. Het is de bedoeling dat het Europees Technologie-Instituut (EIT) op zijn gebied een speler van wereldklasse wordt en als vlaggenschip gaat fungeren dat andere Europese actoren en netwerken in de kennisdriehoek tot betere prestaties brengt. Op deze wijze kan het de bestaande beleidsinitiatieven en financieringsinstrumenten op EU- en nationaal vlak aanvullen die tot doel hebben om de innovatie-achterstand van de EU op haar belangrijkste concurrenten weg te werken.

    2. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

    2.1. Raadpleging van belanghebbende partijen

    De Commissie heeft de deskundigen, het grote publiek, de lidstaten en Europese belanghebbenden, waaronder de wetenschapsraad van de Europese Onderzoeksraad, uitgebreid gepolst. In de zomer van 2005 zijn deskundigen drie maal in vergadering bijeengeweest om de toekomstige doelstellingen en structuur van het EIT te bespreken. Van 15 september tot 15 november 2005 vond een openbare raadpleging plaats, waarop de Commissie meer dan 740 reacties ontving. Hieronder waren standpuntbepalingen van zowel personen als organisaties. In april, mei en september 2006 zijn in drie vergaderreeksen de lidstaten en belanghebbende partijen geraadpleegd. Aan deze vergaderingen namen gemiddeld 40 Europese organisaties deel. Zij vertegenwoordigden de sectoren onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven.

    Uit de raadplegingen bleek dat er eensgezindheid bestaat over de achtergrondanalyse van de Commissie en de noodzaak om het concurrentievermogen van de Gemeenschap en de lidstaten door middel van goed op elkaar afgestemde inspanningen te verbeteren. Er ontstond meer duidelijkheid over een aantal thema’s in verband met de voorgestelde structuur van het EIT, en met name over de aard en de rol van de raad van bestuur; de werkwijze van de KIG, het statuut van het personeel van het EIT; de prikkels om partners ertoe aan te zetten aan het EIT mee te werken, en de te verlenen graden. Deskundigen pleitten er specifiek voor om het bedrijfsleven vanaf het begin al sterk bij het EIT te betrekken en bij de bepaling van de gebieden voor de te ondersteunen KIG vooral vraaggericht te werk te gaan. Zij onderstreepten het belang van een autonome raad van bestuur en van een evenwichtige samenstelling met leden uit de wereld van het onderzoek, het onderwijs en het bedrijfsleven.

    2.2. Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

    Er is uitgebreid gebruik gemaakt van de interne Commissie-analyse van kennis-, innovatie- en onderwijsvraagstukken, verslagen van onafhankelijke deskundigen, meer bepaald groepen deskundigen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, alsook van externe adviseurs.

    2.3. Effectbeoordeling

    Voor de oprichting en werkwijze van het EIT zijn in de effectbeoordeling vijf opties tegen het licht gehouden. In drie van de vijf opties werd het EIT als aanjager van innovatie en kennis beschouwd, die op de gebieden innovatie, onderzoek en onderwijs werkzaamheden ten uitvoer brengt. De drie opties verschillen qua centralisatiegraad en top-down/bottom-uporganisatie van elkaar. In een vierde optie werd het EIT als een financieringsorgaan beschouwd dat labels toekent. In de vijfde optie werd een “status quo” onderzocht.

    De voorkeur gaat uit naar de optie van het zogenaamde “geïntegreerde EIT”: een autonome organisatie waarin de beste middelen op Gemeenschapsniveau worden gebundeld en gecoördineerd in het flexibele kader van trans- en interdisciplinaire KIG. Deze optie beoogt een aantal mogelijk tegengestelde behoeften met elkaar in evenwicht te brengen: de behoefte aan coördinatie om synergie-effecten en een strategische koers te bereiken met de behoefte van de KIG aan autonomie om flexibel te zijn en te presteren; de behoefte van het EIT om onafhankelijk te zijn van externe invloeden en zijn eigen agenda uit te voeren met de behoefte om voldoende aantrekkelijk te zijn om partnerorganisaties aan te trekken; en tot slot de behoefte aan experimenten met nieuwe manieren om innovatie, onderzoek en onderwijs aan elkaar te koppelen met de behoefte om zich op bestaande “good practices” te baseren en daarop voort te bouwen.

    Als nieuwe organisatie zal het EIT ook kunnen experimenteren met nieuwe organisatie- en bestuursmodellen voor de koppeling van innovatie, onderwijs en onderzoek, en bedrijven zodoende bij strategische partnerschappen kunnen betrekken. Het EIT kan een dynamisch werkklimaat bieden dat topprestaties beloont en zo de beste talenten ter wereld aantrekt. Als open structuur die meer gericht is op personen en teams dan op hele instellingen, kan het EIT in een Europese dimensie topprestaties op alle niveaus en in alle organisaties aantrekken. Dankzij het EIT kan een kritische massa van excellente middelen worden bereikt, waarin het beste van wat reeds bestaat wordt samengebracht en waarin wordt gereageerd op de strategische uitdagingen op lange termijn op trans- en interdisciplinaire gebieden die potentieel van economisch en maatschappelijk belang voor Europa zijn.

    Aangezien het EIT gebaseerd is op partnerorganisaties in KIG, heeft het tegelijkertijd maximale impact op EU-niveau. Niet alleen de partnerorganisaties zullen invloed kunnen uitoefenen op en betrokken kunnen worden bij innovatie-, onderzoeks- en onderwijswerk op het hoogste niveau en met een Europees perspectief. Ook personen zullen deel hebben in de bij het EIT ontwikkelde “best practices” en zullen er zo toe bijdragen dat de agenda’s van de partnerorganisaties worden aangepast.

    3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    3.1. Samenvatting van de voorgestelde maatregelen

    Het betreft een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Technologie-Instituut.

    3.2. Rechtsgrondslag

    Artikel 157, lid 3, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is de rechtsgrondslag van deze verordening. Volgens artikel 157, lid 3, kan de Raad volgens de procedure van artikel 251 na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité specifieke maatregelen vaststellen ter ondersteuning van de activiteiten die in de lidstaten worden ondernomen om een betere benutting van het industriële potentieel van het beleid inzake innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling te stimuleren.

    3.3. Subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel

    Overeenkomstig de rechtsgrondslag zal het voorstel de vastgestelde uitdagingen in overeenstemming met het evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel aanpakken. De verantwoordelijkheid voor innovatiebevordering ligt primair bij de lidstaten, maar het voorstel tot oprichting van het EIT zal de inspanningen van de lidstaten ter versterking van het concurrentievermogen aanvullen met: a) een nieuw bestuursmodel voor samenwerking op het gebied van innovatie, onderzoek en onderwijs van het allerhoogste niveau, dat tevens bevorderlijk is voor het industriële en commerciële potentieel van de kennisdriehoek; en b) gerichte aandacht voor werkzaamheden waarvoor de vereiste middelen van zo’n omvang en kwaliteit zijn dat afzonderlijke maatregelen van een lidstaat er moeilijk in kunnen voorzien. Deze transnationale aanpak van de lidstaten komt de geïntegreerde werkzaamheden ten goede.

    Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan de bepalingen van deze verordening niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de verordening te verwezenlijken. Bovendien wordt de administratieve last van het EIT beperkt tot wat nodig is, zodat de Commissie haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschap zal kunnen nemen.

    3.4. Keuze van instrumenten

    Het voorstel moet de vorm krijgen van een verordening. Deze keuze doet recht aan het feit dat de rechten en plichten van het EIT en de KIG in de tekst worden vastgelegd, terwijl in dit stadium nog niet duidelijk is wie als partners een rol zullen gaan spelen.

    4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    De werkzaamheden van het EIT en de KIG worden zowel gefinancierd uit:

    1. externe financieringsbronnen, waaronder:

    1. de lidstaten, en regionale en lokale overheden;

    2. particuliere financieringsbronnen (ondernemingen, risicokapitaal, banken, met inbegrip van de EIB);

    3. inkomsten uit de eigen werkzaamheden (bijvoorbeeld uit intellectuele-eigendomsrechten);

    4. inkomsten uit schenkingen die het EIT eventueel verkrijgt;

    2. als uit financiële middelen van de Gemeenschap die uit de niet toegewezen marges onder het plafond van subrubriek 1 A van de begroting rechtstreeks naar het EIT of de KIG vloeien, uit de structuurfondsen afkomstig zijn, en - overeenkomstig de normale procedures - uit deelname aan het zevende kaderprogramma, het programma voor een leven lang leren, en het programma voor concurrentievermogen en innovatie resulteren.

    De rechtstreeks naar het EIT vloeiende financiële middelen worden gebruikt om i) de KIG aan de hand van een resultaatgericht en op topprestaties gebaseerd selectieproces en in lijn met de door de raad van bestuur van het EIT vastgelegde criteria te financieren, ii) de exploitatiekosten van het EIT te dekken, of iii) het eigen kapitaal van het EIT te verhogen.

    Het is aan de KIG en/of de partnerorganisaties om mede in het kader van de normale procedures van de programma's van de Gemeenschap en de structuurfondsen rechtstreeks voor de KIG bestemde financiële middelen te verwerven. Deze rechtstreeks voor de KIG bestemde financiële middelen kunnen deel uitmaken van de voorstellen die de KIG in het kader van hun concurrerende financieringsaanvragen bij het EIT indienen, maar kunnen ook nog worden verkregen nadat het EIT financiële middelen heeft toegekend.

    De uiteindelijke financieringsmodaliteiten van het EIT en de KIG zullen evenwel pas in de loop der tijd duidelijk gestalte krijgen. De Commissie gaat ervan uit dat het EIT in de startfase meer financiële middelen uit de begroting van de Gemeenschap nodig zal hebben. Het is en blijft echter het doel dat het EIT op de middellange termijn zoveel mogelijk financiële middelen uit externe financieringsbronnen aantrekt. Ook is er een wisselwerking tussen de financiële middelen die mede via de programma's van de Gemeenschap rechtstreeks naar de KIG vloeien en de rechtstreekse financiële bijdrage voor het EIT die ten laste van de begroting van de Gemeenschap komt.

    Gezien de ambitieuze doelstellingen van het voorstel kunnen de uitgaven van het EIT en de KIG in de periode 2007–2013 in het totaal op 2 367,1 miljoen euro worden geraamd. De financiële middelen hiervoor kunnen rechtstreeks van de begroting van de Gemeenschap, direct of indirect van de programma's van de Gemeenschap of van externe financieringsbronnen worden verkregen.

    De Commissie heeft regelmatig contact met de private sector en is ervan overtuigd dat daar belangstelling voor het EIT bestaat. Men zou hiervan ook in financieel opzicht gebruik kunnen maken en niet-gebonden bijdragen voor het eigen kapitaal van het EIT kunnen aantrekken. Of het EIT en de KIG er in de praktijk in zullen slagen om extern (met name uit het bedrijfsleven) kapitaal aan te trekken, hangt van een geloofwaardig ondernemingsplan af. Op dit punt zijn twee factoren van doorslaggevend belang: i) het vermogen om de modernste ondernemingen en beste universiteiten en onderzoeksteams bij de KIG te betrekken, en ii) de mate waarin de Gemeenschap zelf naar buiten toe blijk geeft van vertrouwen en toezegt om een aanzienlijk financieel bedrag vrij te maken voor de startfase en zich bereid toont om later in een andere vorm een financiële bijdrage aan hetzij het EIT zelf of de KIG te verstrekken. Alleen zo zal bij de financiering een opwaartse spiraal worden bereikt.

    Met betrekking tot de financiering door de Gemeenschap wijst de Commissie erop dat er in de nieuwe wetgevingsvoorstellen die onder de onderhandelingen over het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer vallen geen specifieke regeling is getroffen voor het EIT. De Commissie stelt dan ook voor om gebruik te maken van een deel van de niet toegewezen marges onder de plafonds van subrubriek 1A en het EIT daaruit rechtstreeks met een bedrag van maximaal 308,7 miljoen euro te financieren. De Commissie zal tegelijkertijd nagaan of er nog meer aanvullende financieringsmogelijkheden kunnen worden gevonden en of er, indien nodig, een beroep kan worden gedaan op het Interinstitutioneel Akkoord.

    Uit het zevende kaderprogramma, het programma voor een leven lang leren, het programma voor concurrentievermogen en innovatie, en de structuurfondsen kunnen overeenkomstig de desbetreffende procedures rechtstreeks financiële middelen naar de KIG of hun partnerorganisaties vloeien. Verwacht wordt dat deze bijdragen in een belangrijk deel van hun financieringsbehoefte voorzien. Na de eerste ervaringen hiermee zullen in de loop der tijd eventueel noodzakelijke bijstellingen in overweging worden genomen. Hierbij wordt ook bekeken in hoeverre er behoefte aan deze bijdragen blijkt te bestaan en daaraan binnen de bestaande wettelijke mogelijkheden kan worden voldaan.

    De structuurfondsen kunnen van groot belang zijn voor de partnerorganisaties en de lidstaten, regio's, steden en andere begunstigden die daarvan deel uitmaken. Tal van uitgaven en investeringen komen namelijk in aanmerking voor subsidie van de structuurfondsen en vallen onder de financiële middelen die voor de Lissabonprioriteiten gereserveerd zijn.

    Wat de externe financiering betreft wordt erop gewezen dat de partners in de KIG zelf mede aan de financiering moeten bijdragen of financiële bijdragen voor medefinanciering moeten verwerven. Een belangrijk deel van de investeringen die nodig zijn voor de faciliteiten van de KIG kan voorts worden gefinancierd met rechtstreekse bijdragen van de lidstaten en de regionale of lokale overheid, of met leningen (waaronder leningen van de EIB).

    5. AANVULLENDE INFORMATIE

    5.1. Herzieningsclausule

    In het voorstel is een herzieningsclausule opgenomen die bepaalt dat de Commissie na vijf jaar en daarna elke vier jaar verslag zal uitbrengen over de tenuitvoerlegging van de verordening tot oprichting van het EIT en passende wijzigingsvoorstellen zal doen.

    5.2. Flexibiliteit

    De specifieke aard en doelstellingen van het EIT vereisen een grote flexibiliteit in opzet en werkwijze. Er dient met name voor te worden gezorgd dat onnodig complexe regelingen worden vermeden die het innovatiepotentieel van het EIT kunnen ondermijnen en tot buitensporige en weinig aantrekkelijke bureaucratie bij de organisatie van het EIT en bij de selectie en uitvoering van de werkzaamheden leiden.

    5.3. Personeel

    Het EIT zelf zal een zeer beperkt aantal personeelsleden in dienst hebben: naar verwachting maximaal 60 personen wanneer het instituut eenmaal op kruissnelheid is. Het aantal wetenschappelijke personeelsleden met een adviserende functie zal evenredig zijn aan het aantal personeelsleden dat ondersteunend werkzaam is. Het personeel van het EIT is op basis van contracten voor bepaalde tijd rechtstreeks in dienst bij het EIT en valt onder de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen. Bij het EIT kunnen ook deskundigen uit de lidstaten of de private sector worden gedetacheerd. De raad van bestuur zal de nodige regelingen voor de detachering van deskundigen bij het EIT goedkeuren.

    2006/0197 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot oprichting van het Europees Technologie-Instituut

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 157, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Commissie[3],

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[4],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's[5],

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[6],

    Overwegende hetgeen volgt:

    5. De Lissabonagenda voor groei en werkgelegenheid bevestigt dat met het oog op de bevordering van het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid in de Europese Unie een aantrekkelijk klimaat moet worden geschapen voor investeringen in kennis en innovatie.

    6. De verantwoordelijkheid voor een goed klimaat voor de industriële sector, het concurrentievermogen en innovatie ligt primair bij de lidstaten. Gezien de aard en omvang van de te leveren innovatie-inspanningen zijn echter ook maatregelen van de Gemeenschap vereist.

    7. De Gemeenschap moet met name door middel van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, het programma voor concurrentievermogen en innovatie, het integrale programma voor een leven lang leren en de structuurfondsen steun voor de bevordering van innovatie verlenen.

    8. Op het niveau van de Gemeenschap is in de vorm van “het Europees Technologie-Instituut” (hierna het “EIT” te noemen) een initiatief nodig, dat voor een goede onderlinge aansluiting tussen de drie zijden van de kennisdriehoek - innovatie, onderzoek en onderwijs - in de hele EU zorgt en zo het bestaande beleid en de bestaande initiatieven van de Gemeenschap en de lidstaten aanvult.

    9. In juni 2006 verzocht de Europese Raad de Commissie om in het najaar van 2006 een officieel voorstel voor de oprichting van het EIT in te dienen.

    10. Doel van het EIT is een bijdrage te leveren aan de uitbouw van de innovatiecapaciteit van de Gemeenschap en de lidstaten. Hiertoe worden onderwijs, onderzoek en innovatie van het allerhoogste niveau volledig in het EIT geïntegreerd.

    11. Het EIT moet door middel van zijn raad van bestuur de belangrijkste innovatie-inspanningen in kaart brengen die op lange termijn vooral op interdisciplinaire en transdisciplinaire gebieden en op reeds in Europees verband vastgelegde gebieden in Europa moeten worden geleverd, en een transparant en op topprestaties gebaseerd selectieproces voor kennis- en innovatiegemeenschappen (hierna “KIG” te noemen) op deze gebieden uitwerken. In de raad van bestuur van het EIT moeten leden met ervaring uit het bedrijfsleven en uit de onderzoeks- en onderwijssector evenredig vertegenwoordigd zijn.

    12. Om een bijdrage te leveren aan het concurrentievermogen en de aantrekkingskracht van de Europese economie internationaal te verbeteren moet het EIT de mogelijkheid hebben om partnerorganisaties, onderzoekers en studenten uit de hele wereld aan te trekken en met organisaties uit derde landen samen te werken.

    13. Het EIT moet primair met strategische partnerschappen opereren die op de lange termijn gericht zijn en topprestaties leveren op inter- en/of transdisciplinaire gebieden die economisch en maatschappelijk gezien van het allergrootste belang voor Europa zijn. Deze partnerschappen worden door de raad van bestuur van het EIT geselecteerd en KIG genoemd. Tussen het EIT en de KIG worden overeenkomsten gesloten, die de rechten en plichten van de KIG vastleggen, voor voldoende onderlinge afstemming zorgen en het monitoring- en evaluatiemechanisme voor de werkzaamheden en geleverde resultaten van de KIG beschrijven.

    14. Onderwijs moet als integraal, maar vaak ontbrekend element van een allesomvattende innovatiestrategie worden gesteund. In de overeenkomst tussen het EIT en de KIG moet worden vastgelegd dat de door de KIG verleende graden en diploma's EIT-graden en -diploma's zijn. Het EIT moet de erkenning van EIT-graden en diploma's in de lidstaten bevorderen. Al deze werkzaamheden mogen geen afbreuk doen aan Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties[7].

    15. Het EIT moet richtsnoeren voor het beheer van intellectueel eigendom uitwerken die het gebruik van intellectueel eigendom onder bepaalde voorwaarden, mede door licenties, bevorderen. De richtsnoeren moeten niet alleen het EIT en zijn partners, m.i.v. de betrokken personen, de KIG en partnerorganisaties passende prikkels geven, maar ook bevorderlijk zijn voor spin-offs en commerciële toepassingen. Wanneer werkzaamheden gefinancierd worden uit hoofde van de kaderprogramma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling gelden de regels van deze programma's.

    16. Er moeten passende regelingen voor de aansprakelijkheid en transparantie van het EIT worden getroffen. In de EIT-statuten moeten passende bepalingen voor de werkwijze van het EIT worden opgenomen.

    17. Om autonoom en onafhankelijk te kunnen functioneren moet het begrotingsbeheer bij het EIT zelf liggen. In de begroting van het EIT vloeien bijdragen van de Gemeenschap, de lidstaten, particuliere organisaties, nationale of internationale organen of instellingen, alsook inkomsten uit eigen werkzaamheden en schenkingen. Het EIT moet naar een stijging van de financiële bijdrage van particuliere organisaties streven.

    18. Voor zover de Gemeenschap subsidie of andere financiële bijdragen ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie verstrekt, is de begrotingsprocedure van de Gemeenschap van toepassing.

    19. De financiële middelen voor de periode 2008-2013 worden in deze verordening vastgelegd. Dit bedrag is het voornaamste referentiepunt voor de begrotingsautoriteit in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer.

    20. Het EIT is een door de Gemeenschappen opgericht orgaan in de zin van artikel 185, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[8] en dient de financiële voorschriften daaruit dienovereenkomstig toe te passen.

    21. De raad van bestuur moet een voortschrijdend werkprogramma voor drie jaar goedkeuren, dat ter controle van de aansluiting op het beleid en de instrumenten van de Gemeenschap aan de Commissie wordt voorgelegd. Hij moet tevens een jaarverslag met inbegrip van een volledige jaarrekening aan de Commissie voorleggen en naar het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer sturen.

    22. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie moeten advies kunnen uitbrengen over het werkprogramma en het jaarverslag (met inbegrip van de jaarrekening) van het EIT.

    23. Het functioneren van het EIT moet regelmatig worden bezien.

    24. Daar de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en het transnationale karakter van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat de verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

    Artikel 1 Onderwerp

    Er wordt een Europees Technologie-Instituut (hierna “het EIT” te noemen) opgericht.

    Artikel 2 Definities

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    1. innovatie : het proces en de resultaten van dit proces, waarin als reactie op maatschappelijke of economische vraag nieuwe ideeën ontstaan waaruit zich nieuwe producten, vormen van dienstverlening en bedrijfsmodellen ontwikkelen die met succes op een bestaande markt worden ingevoerd of tot de opkomst van nieuwe markten kunnen leiden;

    2. kennis- en innovatiegemeenschap : een joint venture van partnerorganisaties, in wat voor rechtsvorm dan ook, die door het EIT geselecteerd en aangewezen wordt om op een bepaald gebied op elkaar aansluitend innovatie-, onderzoeks- en onderwijswerk van het allerhoogste niveau te doen;

    3. universiteit : elk type instelling voor hoger onderwijs dat ongeacht zijn benaming in de nationale context opleidingen verzorgt voor erkende graden of andere erkende kwalificaties op tertiair niveau;

    4. onderzoeksorganisatie : elke publieke of private rechtspersoon die in het kader van zijn hoofddoelstellingen aan onderzoek of technologische ontwikkeling werkt;

    5. partnerorganisatie : elke organisatie die deel uitmaakt van een KIG, waaronder met name universiteiten, organisaties voor onderzoek, publieke of private ondernemingen, financiële instellingen, regionale en lokale overheden, en stichtingen;

    6. partnerschap: een groep potentiële partnerorganisaties die zijn samengegaan om een KIG te kunnen worden.

    Artikel 3 Doelstelling

    Doel van het EIT is om de innovatiecapaciteit van de lidstaten en de Gemeenschap te versterken en zo een bijdrage te leveren aan het industriële concurrentievermogen. Hiertoe worden innovatie, onderzoek en onderwijs van het allerhoogste niveau in het EIT geïntegreerd en aan elkaar gekoppeld.

    Artikel 4 Taken

    1. Om deze doelstellingen te verwezenlijken heeft het EIT tot taak om:

    25. de op lange termijn belangrijkste inspanningen in kaart te brengen op gebieden die voor Europa potentieel van wezenlijk economisch en maatschappelijk belang zijn en waarop door innovatie waarschijnlijk lange tijd de hoogste toegevoegde waarde kan worden bereikt;

    26. aan de hand van die uitdagingen zijn eigen prioriteiten vast te stellen en de prioriteiten te selecteren waarvoor het initiatieven wil ontwikkelen en waarin het wil investeren;

    27. aan de bewustmaking van mogelijke partnerorganisaties te werken;

    28. KIG op de prioritair te bewerken gebieden te selecteren en aan te wijzen; hun rechten en plichten in overeenkomsten vast te leggen; hen de nodige steun te geven; passende maatregelen voor kwaliteitscontrole toe te passen; de activiteiten van de KIG doorlopend te monitoren en regelmatig te evalueren; en voor voldoende onderlinge afstemming tussen de KIG te zorgen;

    29. de vereiste financiële middelen uit de publieke en private sector aan te trekken, daarvan overeenkomstig deze verordening gebruik te maken en in het bijzonder naar een stijging van de financiële bijdrage uit de private sector en de eigen inkomsten te streven;

    30. de erkenning van EIT-graden en -diploma's in de lidstaten te bevorderen.

    2. Met name op initiatief van het EIT kan een stichting in het leven worden geroepen (hierna de “EIT-stichting” te noemen), die specifiek tot doel heeft om de werkzaamheden van het EIT bekend te maken en te steunen.

    Voor een dergelijke stichting mag jaarlijks maximaal 3% van de EIT-begroting worden uitgetrokken.

    Artikel 5 De kennis- en innovatiegemeenschappen

    1. De kennis- en innovatiegemeenschappen hebben met name tot taak om:

    31. aan innovatie te werken en daarin te investeren, onderwijs en onderzoek volledig in hun werk te integreren, en de verspreiding en toepassing van de resultaten van hun werk te stimuleren;

    32. grensverleggend onderzoek te doen op gebieden die economisch en maatschappelijk van groot belang zijn voor de Europese Gemeenschap en veel innovatiemogelijkheden bieden;

    33. op master- en doctoraalniveau opleidingen te geven en daarbij de voor innovatie noodzakelijke vaardigheden aan te reiken en management- en ondernemersvaardigheden te verbeteren;

    34. “best practices” te verspreiden, met name wat betreft het bestuur van op innovatie gerichte organisaties en samenwerking of partnerschappen tussen de wereld van het onderwijs/onderzoek en het bedrijfsleven.

    2. Het EIT selecteert de partnerschappen die een KIG worden. Selectie vindt plaats aan de hand van een prestatiegericht, open en transparant proces en na publicatie van nauwkeurige specificaties en voorwaarden.

    Bij de selectie wordt met name rekening gehouden met:

    35. de huidige en potentiële innovatiecapaciteit die in het partnerschap aanwezig is en de geleverde topprestaties op het gebied van onderwijs en onderzoek;

    36. de mogelijkheden van het partnerschap om de door het EIT vastgelegde doelstellingen te bereiken;

    37. de financiële en niet-financiële bijdragen die in het KIG vloeien;

    38. aangetoonde innovatiemogelijkheden, plus een plan voor het beheer van het intellectuele eigendom dat toegesneden is op de betrokken sector en dat aansluit op de EIT-beginselen en -richtsnoeren voor het beheer van intellectueel eigendom.

    Ook wordt rekening gehouden met:

    39. de operationele structuur, die zodanig moet zijn dat het partnerschap zich voor het EIT en zijn doelstellingen zal kunnen inzetten;

    40. de mogelijkheden om een dynamisch, flexibel en aantrekkelijk werkklimaat te bieden, dat in termen van innovatie, onderzoek en onderwijs zowel voor de afzonderlijke medewerker als voor het team lonend is;

    41. de grondslagen voor de verlening van graden en diploma's, met inbegrip van de regelingen die getroffen zijn in verband met het beleid van de Europese Gemeenschap voor de Europese ruimte voor hoger onderwijs, met name wat betreft compatibiliteit, transparantie, erkenning, en kwaliteit van graden en diploma's;

    42. de mogelijkheden van het partnerschap om aanpassingen door te voeren en rekening te houden met de veranderingen die zich op het eigen terrein of voor innovatie in het algemeen voordoen.

    3. De financiële middelen van de KIG zijn afkomstig uit de publieke en private sector. Zij kunnen met name bijdragen omvatten die hetzij rechtstreeks van het EIT afkomstig zijn en/of via het EIT naar de KIG vloeien, alsook uit bijdragen van de partnerorganisaties.

    4. Partnerorganisaties uit derde landen die een positieve bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen van de KIG kunnen deel uitmaken van de partnerschappen.

    Artikel 6 Graden en diploma's

    1. In de tussen het EIT en de KIG te sluiten overeenkomst wordt vastgelegd dat de door de KIG te verlenen graden en diploma's in de disciplines en op de gebieden waarop onderwijs, onderzoek en innovatie plaatsvindt EIT-graden en -diploma's zijn.

    2. Het EIT moedigt de partnerorganisaties aan om met het oog op het geïntegreerde karakter van de KIG gezamenlijke graden en diploma's toe te kennen. Desalniettemin kunnen de graden ook door een enkele instelling worden toegekend en zijn ook dubbele of meervoudige graden of diploma's mogelijk.

    3. De lidstaten werken bij de erkenning van EIT-graden en -diploma's samen.

    Artikel 7 Onafhankelijkheid van het EIT en samenhang met gemeenschappelijke, nationale of intergouvernementele maatregelen

    1. Het EIT is bij zijn werkzaamheden onafhankelijk van nationale autoriteiten en druk van buitenaf. In de dagelijkse gang van zaken is het EIT autonoom ten opzichte van de instellingen van de Gemeenschap. De leden van EIT-organen nemen alle noodzakelijke stappen om belangenconflicten tussen hun werk voor het EIT en voorgaande en parallel lopende werkzaamheden te voorkomen.

    2. Het werk van het EIT sluit aan op andere maatregelen van de Gemeenschap, met name op het gebied van innovatie, onderzoek en onderwijs.

    3. Het EIT houdt op passende wijze rekening met beleid en initiatieven op nationaal en intergouvernementeel niveau.

    Artikel 8 Organen van het EIT

    1. Het EIT heeft de volgende organen:

    43. een raad van bestuur, bestaande uit vooraanstaande leden met ervaring in het bedrijfsleven of de wereld van het onderzoek en onderwijs, die verantwoordelijk is voor het sturen en evalueren van de werkzaamheden van het EIT en de KIG en alle andere strategische beslissingen;

    44. een uitvoerend comité, dat toezicht houdt op het functioneren van het EIT en de beslissingen neemt die tussen de vergaderingen van de raad van bestuur noodzakelijk zijn;

    45. een directeur die ten overstaan van de raad van bestuur verantwoordelijk is voor het administratieve en financiële beheer van het EIT en het EIT in rechte vertegenwoordigt;

    46. een controlecomité, dat de raad van bestuur en de directeur adviseert over het financiële en administratieve beheer en de controlestructuren binnen het EIT, de organisatievorm van de financiële banden met de KIG, en ieder ander onderwerp waarom door de raad van bestuur om advies wordt gevraagd.

    2. De Commissie kan voor de vergaderingen van de raad van bestuur, het uitvoerend comité en het controlecomité waarnemers benoemen.

    Artikel 9 Beheer van intellectueel eigendom

    1. Het EIT formuleert beginselen en richtsnoeren voor het beheer van het intellectuele eigendom en maakt die bekend. De beginselen en richtsnoeren:

    47. bevorderen de innovatiecapaciteit van de EU;

    48. zijn afgestemd op het specifieke karakter van de betrokken sector;

    49. bevorderen dat met het oog op onderzoek en innovatie onder passende voorwaarden gebruik kan worden gemaakt van intellectueel eigendom en leggen met name vast hoe het EIT en zijn partners in het intellectuele eigendom delen;

    50. voorzien in passende financiële prikkels voor het EIT en zijn partners, met inbegrip van de betrokken personen, de KIG en de partnerorganisaties;

    51. voorzien in specifieke financiële prikkels voor spin-offs en commerciële toepassingen.

    2. De partnerorganisaties tonen in hun aanvraag om een KIG te worden aan dat zij overeenkomstig de in lid 1 genoemde beginselen en richtsnoeren onderling overeenstemming hebben bereikt over de volgende punten:

    52. eigendom, beheer en bescherming van de resultaten en andere uitkomsten van onderzoeks- en ontwikkelingswerk;

    53. toegangsrechten tot dergelijke resultaten en uitkomsten alsook tot achtergrondkennis;

    54. verdeling van kosten en baten, met medeweging van de bijdragen van de verschillende partnerorganisaties;

    55. specifieke regelingen, bonussen of financiële prikkels die de verdere ontwikkeling en toepassing van de resultaten en andere uitkomsten van onderzoeks- en ontwikkelingswerk, met inbegrip van spin-offs door toepassing van de resultaten, bevorderen.

    Artikel 10 Rechtsvorm

    1. Het EIT heeft rechtspersoonlijkheid. Het maakt in elke lidstaat zoveel mogelijk gebruik van de rechtsbevoegdheid die in de nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan met name materiële of immateriële activa kopen of verkopen en in rechte optreden.

    2. Het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het EIT.

    Artikel 11 Aansprakelijkheid

    1. De aansprakelijkheid voor het nakomen van verbintenissen ligt uitsluitend bij het EIT.

    2. Voor de contractuele aansprakelijkheid van het EIT gelden de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst en de wet die op de desbetreffende overeenkomst van toepassing is.

    Wanneer het EIT partij bij een overeenkomst is, wordt daarin vastgelegd dat de overeenkomst onder de jurisdictie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen valt.

    3. In het geval van niet-contractuele aansprakelijkheid komt het EIT overeenkomstig de algemeen gebruikelijke beginselen van de wetgeving van de lidstaten op voor schade die door het EIT of zijn medewerkers bij de uitoefening van hun taken eventueel veroorzaakt is.

    Geschillen over de vergoeding van dergelijke schade vallen onder de jurisdictie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

    4. Alle betalingen die het EIT uit hoofde van de aansprakelijkheid zoals bedoeld in lid 2 en 3 doet en daaraan verbonden kosten en uitgaven worden als uitgaven van het EIT beschouwd. Zij worden gefinancierd uit de middelen van het EIT.

    Artikel 12 Transparantie en toegang tot documenten

    1. Het EIT zorgt voor de grootst mogelijke transparantie bij zijn werkzaamheden.

    2. Het EIT gaat onverwijld tot publicatie over van:

    56. zijn reglement van orde;

    57. het voortschrijdend werkprogramma voor drie jaar en het jaarverslag over de werkzaamheden.

    3. Onverminderd de leden 4 en 5 maakt het EIT geen vertrouwelijke informatie aan derde partijen bekend waarvoor een vertrouwelijke behandeling is aangevraagd en op zijn plaats is.

    4. De leden van de EIT-organen vallen onder de geheimhoudingsplicht, zoals bedoeld in artikel 287 van het Verdrag.

    Verordening (EG) nr. 45/2001[9] is van toepassing op gegevens die het EIT overeenkomstig deze verordening verzamelt.

    5. Verordening (EG) nr. 1049/2001[10] is van toepassing op de documenten die het EIT in zijn bezit heeft. Uiterlijk zes maanden na oprichting van het EIT keurt de raad van bestuur de praktische toepassingsvoorschriften voor de genoemde verordening goed.

    Artikel 13 Financiële middelen

    1. Het EIT wordt met name gefinancierd met:

    58. bijdragen uit de begroting van de Europese Unie;

    59. bijdragen van de lidstaten of overheidsinstanties in de lidstaten;

    60. bijdragen van ondernemingen of particuliere organisaties;

    61. legaten, schenkingen en bijdragen van personen, instellingen, stichtingen of andere nationale organen;

    62. inkomsten uit de eigen EIT-werkzaamheden en -resultaten, met inbegrip van de inkomsten die onder het beheer van de EIT-stichting vallen of uit intellectuele-eigendomsrechten zijn verkregen;

    63. bijdragen van derde landen en internationale organen of instellingen.

    Hieronder kunnen niet-financiële bijdragen inbegrepen zijn.

    2. Het EIT kan met name in het kader van de programma's en fondsen van de Gemeenschap hulp aanvragen en/of doorgeven. In dit geval wordt dergelijke hulp niet bestemd voor werkzaamheden die reeds ten laste van de begroting van de Gemeenschap komen.

    Artikel 14 Programmering en af te leggen verantwoording

    1. Het EIT keurt volgende documenten goed:

    64. Een voortschrijdend werkprogramma voor drie jaar met daarin een overzicht van de belangrijkste prioriteiten en geplande initiatieven, plus een raming van de noodzakelijke financiële middelen en geplande financiering. De raad van bestuur legt het ontwerp-werkprogramma voor aan de Commissie. De Commissie brengt binnen drie maanden advies uit over de aansluiting van het werkprogramma op het beleid en de instrumenten van de Gemeenschap. Indien de Commissie niet akkoord gaat, neemt de raad van bestuur het programma opnieuw in behandeling en keurt hij het werkprogramma met de passende wijzigingen goed.

    65. Een jaarverslag op uiterlijk 30 juni van ieder jaar. Dit verslag beschrijft de werkzaamheden die het EIT in het jaar daarvoor heeft verricht, zet de resultaten af tegen de doelstellingen en gemaakte planning, en beoordeelt de risico's van de werkzaamheden, de besteding van de financiële middelen en het functioneren van het EIT in het algemeen. Het bevat tevens een volledig gecontroleerde jaarrekening.

    2. Het voortschrijdend werkprogramma voor drie jaar en het jaarverslag worden naar de Commissie gestuurd, die ze doorstuurt naar het Europees Parlement, de Raad en de Europese Rekenkamer.

    3. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie kunnen aan de raad van bestuur van het EIT advies uitbrengen over elk onderwerp dat in het voortschrijdend werkprogramma voor drie jaar aan de orde komt. Indien dergelijke adviezen aan het EIT worden uitgebracht, reageert de raad van bestuur hier binnen drie maanden op en vermeldt daarbij de bijstellingen die in de prioriteiten en geplande werkzaamheden zijn aangebracht.

    Artikel 15 Evaluatie van het EIT

    1. Het EIT zorgt ervoor dat zijn werkzaamheden, met inbegrip van die van de KIG, doorlopend worden gemonitord en periodiek aan een onafhankelijke evaluatie worden onderworpen, zodat gegarandeerd is dat uitkomsten van de hoogste kwaliteit worden bereikt en de financiële middelen zo doelmatig mogelijk worden besteed. De resultaten van de evaluatie worden bekendgemaakt.

    2. De Commissie publiceert binnen vijf jaar na goedkeuring van deze verordening en daarna elke vier jaar een evaluatie van het EIT. In deze onafhankelijke en extern uit te voeren evaluatie wordt onderzocht in hoeverre het EIT aan zijn taakstelling voldoet. De evaluatie strekt zich uit tot alle werkzaamheden van het EIT en de KIG en heeft als aandachtspunten doeltreffendheid, duurzaamheid, doelmatigheid en relevantie van de verrichte werkzaamheden en hun verbanden met het beleid van de Gemeenschap. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de standpunten van de betrokken spelers op Europees en nationaal niveau.

    3. De raad van bestuur houdt bij de programma's en werkzaamheden van het EIT naar behoren rekening met de bevindingen van de evaluaties.

    Artikel 16 Vastleggingen

    De indicatieve financiële enveloppe voor de tenuitvoerlegging van deze verordening in de periode van zes jaar na 1 januari 2008 bedraagt 308,7 miljoen euro. De begrotingsautoriteit stelt binnen het financieel kader de jaarlijks kredieten vast.

    Artikel 17 Opstelling en goedkeuring van de jaarlijkse begroting

    1. De uitgaven van het EIT omvatten personele, administratieve, infrastructurele en operationele uitgaven.

    2. Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar.

    3. De directeur stelt voor het volgende begrotingsjaar een raming van ontvangsten en uitgaven van het EIT op en stuurt die naar de raad van bestuur.

    4. Ontvangsten en uitgaven van het EIT moeten in evenwicht zijn.

    5. De raad van bestuur keurt samen met het voorlopig voortschrijdend werkprogramma voor drie jaar de ontwerpraming goed en stuurt beide documenten voor 31 maart naar de Commissie.

    6. Aan de hand van de raming neemt de Commissie in het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie de geraamde bedragen op die zij nodig acht voor de ten laste van de algemene begroting komende subsidie.

    7. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie van het EIT goed.

    8. De raad van bestuur keurt de begroting van het EIT goed. De begroting wordt definitief nadat de algemene begroting van de Europese Unie definitief is vastgesteld. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

    9. In het geval van belangrijke begrotingswijzigingen wordt dezelfde procedure gevolgd.

    Artikel 18 Begrotingsuitvoering en -controle

    1. Het EIT legt overeenkomstig artikel 185, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad zijn financiële regeling vast. Hierbij wordt er rekening mee gehouden dat het EIT operationeel gezien voldoende flexibiliteit moet hebben om zijn doelstellingen te bereiken en partners uit de private sector aan te trekken en te behouden.

    2. De directeur is belast met de begrotingsuitvoering van het EIT.

    3. De jaarrekening van het EIT wordt geconsolideerd met de jaarrekening van de Commissie.

    4. Op aanbeveling van de Raad verleent het Europees Parlement voor 30 april van het jaar n+2 kwijting aan de directeur voor de uitvoering van de begroting van het EIT in het jaar n en aan de raad van bestuur voor de uitvoering van de begroting van de stichting in het jaar n.

    Artikel 19 Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

    1. Ter bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit is Verordening (EG) nr. 1073/1999[11] in haar geheel op het EIT van toepassing.

    2. Het EIT treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999[12] tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). De raad van bestuur maakt de toetreding formeel en neemt de nodige maatregelen om OLAF bij zijn interne onderzoeken terzijde te staan.

    3. In alle beslissingen en overeenkomsten van het EIT wordt expliciet vastgelegd dat OLAF en de Rekenkamer ter plaatse en ten kantore van de eindbegunstigden documenten van alle contractanten en subcontractanten kunnen controleren die financiële middelen van de Gemeenschap hebben ontvangen.

    4. De bepalingen van lid 1, 2, en 3 zijn mutatis mutandis van toepassing op de stichting van het EIT.

    Artikel 20 Herzieningsclausule

    De Commissie brengt het Europees Parlement en de Raad vijf jaar na goedkeuring van deze verordening en daarna elke vier jaar verslag over de tenuitvoerlegging van deze verordening en het functioneren van het EIT uit en dient eventueel passende wijzigingsvoorstellen voor de verordening in.

    In de verslagen van de Commissie wordt rekening gehouden met de jaarverslagen van de raad van bestuur, zoals bedoeld in artikel 14, en de externe evaluaties, zoals bedoeld in artikel 15.

    Artikel 21 Statuten

    De in de bijlage opgenomen statuten van het EIT worden goedgekeurd.

    Artikel 22 Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtsreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De Voorzitter De Voorzitter

    BIJLAGE

    Statuten van het Europees Technologie-Instituut

    Artikel 1 Samenstelling van de raad van bestuur

    1. De raad van bestuur bestaat uit benoemde leden met ervaring in het bedrijfsleven en een evenredig aantal leden met ervaring op het gebied van onderwijs/onderzoek (hierna “benoemde leden” te noemen), alsook uit leden die gekozen worden door en uit het personeel dat werkzaam is op het gebied van innovatie, onderzoek en onderwijs, het technisch en administratief personeel, en de studenten en promovendi van het EIT en de KIG (hierna “vertegenwoordigende leden” te noemen).

    2. De raad van bestuur telt 15 benoemde leden. Zij hebben een ambtstermijn van zes jaar, die niet kan worden verlengd. Zij worden door de Commissie benoemd op voorstel van een comité van aanbeveling. Dit comité van aanbeveling bestaat uit vier onafhankelijke, vooraanstaande deskundigen die door de Commissie worden benoemd.

    3. De Commissie houdt bij haar benoemingen rekening met het te bereiken evenwicht tussen leden met ervaring in het bedrijfsleven en leden met ervaring op het gebied van onderwijs/onderzoek en tussen het aantal mannen en het aantal vrouwen. Zij houdt tevens rekening met de uiteenlopende omstandigheden voor innovatie, onderzoek en onderwijs in Europa.

    4. Elke twee jaar wordt een derde van de benoemde leden vervangen. Na het tweede en vierde jaar na de benoeming van de eerste raad van bestuur worden de leden wier ambtstermijn afloopt door het lot aangewezen.

    5. De raad van bestuur telt vier vertegenwoordigende leden. Zij hebben een ambtstermijn van drie jaar, die een keer kan worden verlengd. Hun ambtstermijn loopt af als zij het EIT of de KIG verlaten. Voor hun vervanging tijdens de resterende tijd van de ambtstermijn wordt dezelfde procedure gevolgd.

    6. Voordat de eerste KIG operationeel wordt, keurt de raad van bestuur aan de hand van een voorstel van de directeur de voorwaarden en modaliteiten voor de verkiezing en vervanging van de “vertegenwoordigende leden” goed. In deze voorwaarden en modaliteiten wordt voor een passende vertegenwoordiging van de uiteenlopende groepen gezorgd en rekening gehouden met de ontwikkeling van het EIT en de KIG.

    7. Indien een lid van de raad van bestuur zijn ambtstermijn niet kan voltooien, wordt volgens dezelfde procedure als voor het scheidend lid een vervanger benoemd of gekozen. Dit vervangend lid maakt de ambtstermijn af.

    Artikel 2 Taken van de raad van bestuur

    1. De leden van de raad van bestuur handelen in het belang van het EIT en staan in voor zijn doelstellingen, opdracht, identiteit en samenhang.

    2. Het is met name de taak van de raad van bestuur om:

    66. aan de hand van een voorstel van de directeur de strategie van het EIT goed te keuren, die in het voortschrijdend werkprogramma voor drie jaar, de begroting, de jaarrekening en balans, en het jaarverslag zijn beslag krijgt;

    67. de gebieden vast te leggen waarop KIG in het leven worden geroepen;

    68. strikte, transparante en gebruikersvriendelijke selectieprocedures voor de KIG uit te werken; bij deze procedures wordt gebruik gemaakt van extern uitgevoerde evaluaties en wordt gekeken naar de verbanden tussen het EIT en de KIG;

    69. een partnerschap te selecteren en als KIG aan te wijzen of dit indien nodig weer ongedaan te maken;

    70. voor doorlopende evaluaties van de KIG te zorgen;

    71. het eigen reglement van orde en die voor het uitvoerend comité en het controlecomité goed te keuren;

    72. met de instemming van de Commissie passende honoraria voor de leden van de raad van bestuur, het uitvoerend comité en het controlecomité vast te stellen, waarbij uit te gaan is van vergelijkbare provisies in de lidstaten;

    73. een procedure goed te keuren voor de verkiezing van het uitvoerend comité, het controlecomité en de directeur;

    74. de directeur, de rekenplichtige en de leden van het uitvoerend comité en het controlecomité te benoemen;

    75. waar nodig voor bepaalde duur adviesgroepen in het leven te roepen;

    76. het EIT overal ter wereld bekend te maken, zodat het aantrekkelijk wordt en uitgroeit tot een “internationale speler” die excellente prestaties op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie levert;

    77. een gedragscode voor belangenconflicten goed te keuren;

    78. de beginselen en richtsnoeren voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten vast te leggen.

    3. De raad van bestuur kan bepaalde taken aan het uitvoerend comité delegeren.

    4. De raad van bestuur kiest zijn voorzitter uit de kring van de benoemde leden. De voorzitter heeft een ambtstermijn van drie jaar, die een keer kan worden verlengd.

    Artikel 3 Werkwijze van de raad van bestuur

    1. De raad van bestuur keurt besluiten met eenvoudige meerderheid van alle stemmen goed.

    Voor beslissingen overeenkomstig artikel 2, lid 2, onder a), b), c), d) en i), en lid 4 van deze statuten is evenwel een tweederde meerderheid van alle stemmen vereist.

    2. De raad van bestuur komt ten minste drie keer per jaar in gewone vergadering bijeen. Op uitnodiging van de voorzitter of op verzoek van ten minste een derde van de leden kan de raad van bestuur in buitengewone vergadering bijeenkomen.

    3. Bij wijze van overgangsregeling bestaat de raad van bestuur uitsluitend uit benoemde leden, totdat na de oprichting van de eerste KIG verkiezingen voor de vertegenwoordigende leden kunnen worden gehouden.

    Artikel 4 Het uitvoerend comité

    1. Het uitvoerend comité bestaat uit vijf leden, waaronder de voorzitter van de raad van bestuur die het uitvoerend comité zal voorzitten.

    De vier andere leden van het uitvoerend comité worden door de raad van bestuur uit de “benoemde leden” gekozen.

    2. Het uitvoerend comité komt op uitnodiging van de voorzitter of op verzoek van de directeur regelmatig in vergadering bijeen.

    3. Het uitvoerend comité keurt besluiten met eenvoudige meerderheid van alle stemmen goed.

    4. Het uitvoerend comité:

    79. bereidt de vergaderingen van de raad van bestuur voor;

    80. ziet toe op de tenuitvoerlegging van het voortschrijdend werkprogramma van het EIT voor drie jaar;

    81. ziet toe op de selectieprocedure voor de KIG;

    82. neemt alle besluiten die de raad van bestuur gedelegeerd heeft.

    Artikel 5 De directeur

    1. De directeur beschikt over grote deskundigheid en staat in hoog aanzien op de gebieden waarop het EIT opereert. Hij wordt voor een ambtstermijn van vier jaar benoemd door de raad van bestuur. De raad van bestuur kan deze ambtstermijn een keer met vier jaar verlengen, indien hij van mening is dat dit in het belang van het EIT is.

    2. De directeur is verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van het EIT en vertegenwoordigt het EIT in rechte. Hij legt verantwoording af aan de raad van bestuur en brengt daaraan doorlopend verslag uit over de ontwikkeling van de EIT-werkzaamheden.

    3. De directeur heeft met name tot taak om:

    83. de raad van bestuur en het uitvoerend comité bij hun werkzaamheden te ondersteunen en het secretariaat van hun vergaderingen te voeren;

    84. de ontwerpstrategie en de ontwerpbegroting op te stellen die via het uitvoerend comité aan de raad van bestuur worden voorgelegd;

    85. leiding te geven aan het selectieproces voor de KIG en er zorg voor te dragen dat de verschillende stadia van dat proces op transparante en objectieve wijze gestalte krijgen;

    86. de werkzaamheden van het EIT te organiseren en te leiden;

    87. de verantwoordelijkheid te dragen voor administratieve en financiële aangelegenheden, met inbegrip van de begrotingsuitvoering waarbij hij naar behoren rekening houdt met het advies van het controlecomité;

    88. de verantwoordelijkheid te dragen voor alle personeelsaangelegenheden;

    89. het voortschrijdend ontwerp-werkprogramma voor drie jaar en het ontwerpjaarverslag van de EIT-werkzaamheden op te stellen en aan de raad van bestuur voor te leggen;

    90. de ontwerp-jaarrekening en ontwerpbalans aan het controlecomité en vervolgens via het uitvoerend comité aan de raad van bestuur voor te leggen;

    91. er zorg voor te dragen dat de verbintenissen uit overeenkomsten en akkoorden van het EIT worden nagekomen;

    92. het uitvoerend comité en de raad van bestuur van alle informatie te voorzien die voor de uitoefening van hun functie nodig is.

    Artikel 6 Het controlecomité

    1. Het controlecomité bestaat uit vijf personen die door de raad van bestuur na raadpleging van de Commissie voor een periode van vier jaar worden benoemd uit de kring van externe adviseurs die over passende ervaring beschikken met accountantscontroles en de financiële controle van organisaties op onderwijs- en onderzoeksgebied en in het bedrijfsleven.

    2. Het controlecomité is bij de uitoefening van zijn taken geheel onafhankelijk van de andere EIT-organen.

    3. Het controlecomité kiest zijn voorzitter.

    4. Het controlecomité controleert de voorlopige jaarrekening en brengt aanbevelingen uit aan de raad van bestuur en de directeur.

    5. De taken die uit hoofde van artikel 185, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 zijn opgedragen aan de interne controleur van de Commissie worden onder verantwoordelijkheid van het controlecomité uitgevoerd, dat hiervoor een passende regeling treft.

    Artikel 7 Personeel van het EIT

    1. Het personeel van het EIT is op basis van contracten voor bepaalde tijd rechtstreeks in dienst bij het EIT. De directeur en het personeel van het EIT vallen onder de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

    2. Deskundigen kunnen voor beperkte tijd door de lidstaten of andere werkgevers bij het EIT worden gedetacheerd.

    De raad van bestuur keurt een regeling voor de detachering van deskundigen door de lidstaten en andere werkgevers bij het EIT goed en legt daarin hun rechten en plichten vast.

    3. Het EIT maakt gebruik van de bevoegdheden op personeelsgebied die aan de tot het sluiten van personeelscontracten gemachtigde autoriteit verleend zijn.

    4. Van ieder lid van het personeel kan volledige of gedeeltelijke vergoeding worden geëist van de schade die door ernstig falen van zijn kant bij of in verband met de uitoefening van zijn taken voor het EIT is ontstaan.

    Artikel 8 Beginselen voor de opzet en het beheer van de kennis- en innovatiegemeenschappen

    1. De raad van bestuur keurt de beginselen goed die als uitgangspunt dienen voor de in de overeenkomsten met de KIG op te nemen bepalingen en voorwaarden alsook voor de financiering, monitoring en evaluatie van hun werkzaamheden. Deze beginselen worden voor de start van het selectieproces van de KIG bekendgemaakt.

    2. De raad van bestuur formuleert met name richtsnoeren voor:

    93. de monitoring en evaluatie van de KIG en de medewerking van het EIT bij het bestuur van de KIG;

    94. de plaats die het bedrijfsleven bij de onderwijs- en onderzoekswerkzaamheden, alsook bij de planning en implementatie van onderwijs, onderzoek en ontwikkeling krijgt; de mobiliteit van het personeel en studenten/onderzoekers tussen bedrijfsleven en de onderwijs-/onderzoekssector; de manier waarop in het onderwijs aandacht wordt besteed aan vraagstukken die te maken hebben met ondernemen, management en innovatie; de manier waarop de partners onderling in de resultaten en inkomsten daaruit delen; en de verspreiding van uitkomsten en “good practices” onder niet-partnerorganisaties, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen;

    95. de bevordering van op ondernemen en innovatie gericht denken in de leerplannen en de interne manieren van werken.

    3. Binnen de grenzen van de overeenkomst met het EIT kunnen de KIG hun interne organisatiestructuur, concrete agenda en werkmethoden grotendeels zelf bepalen.

    Artikel 9 Beginselen voor de evaluatie en monitoring van de kennis- en innovatiegemeenschappen

    Het EIT zorgt ervoor dat de uitkomsten en resultaten van elk KIG doorlopend worden gemonitord en periodiek aan onafhankelijke evaluaties worden onderworpen. Bij deze evaluaties wordt uitgegaan van goede administratieve manieren van werken en resultaatgerichte parameters en worden overbodige formele en procedurele aspecten vermeden.

    Artikel 10 Levensduur, voortzetting en opheffing van een kennis- en innovatiegemeenschap

    1. Al naar gelang de uitkomsten van de periodieke evaluaties en de specifieke kenmerken van bepaalde gebieden bedraagt de normale levensduur van een KIG zeven tot vijftien jaar.

    2. De raad van bestuur kan bij wijze van uitzondering bepalen dat een KIG langer dan het oorspronkelijk geplande tijdsbestek mag blijven bestaan, indien dit voor de verwezenlijking van de doelstelling van het EIT op zijn plaats is.

    3. Indien uit de evaluatie blijkt dat een KIG onvoldoende presteert, neemt de raad van bestuur passende maatregelen, waaronder verlaging, wijziging of intrekking van de financiële steun of beëindiging van de overeenkomst.

    Artikel 11 Begrotingsuitvoering en -controle

    1. Uiterlijk op 1 maart na afloop van het begrotingsjaar stuurt de rekenplichtige van het EIT het controlecomité, de rekenplichtige van de Commissie en de Rekenkamer de voorlopige jaarrekening tezamen met een verslag over het begrotingsbeheer en het financiële beheer.

    2. Na ontvangst van het advies van het controlecomité en de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige jaarrekening van het EIT stelt de directeur in eigen verantwoordelijkheid de definitieve jaarrekening op, die hij voor advies naar de raad van bestuur stuurt.

    3. De raad van bestuur brengt advies over de definitieve jaarrekening van het EIT uit.

    4. Uiterlijk op 1 juli van het volgend jaar stuurt de directeur de definitieve jaarrekening tezamen met het advies van de raad van bestuur naar de Commissie, de Rekenkamer, het Europees Parlement en de Raad.

    5. Uiterlijk op 30 september stuurt de directeur de Rekenkamer een antwoord op de opmerkingen. Hij doet dit antwoord ook aan de raad van bestuur toekomen.

    Artikel 12 Opheffing van het EIT

    Indien het EIT wordt opgeheven, vindt de afwikkeling onder toezicht van de Commissie en met inachtneming van de geldende wetgeving plaats. In de overeenkomsten met de KIG en het besluit tot oprichting van de EIT-stichting wordt een voor dit geval passende regeling opgenomen.

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1. BENAMING VAN HET VOORSTEL

    Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Technologie-Instituut

    2. ABM/ABB-KADER

    Betrokken beleidsterrein(en) en bijbehorende activiteit(en):

    Subrubriek 1A: Concurrentievermogen ter bevordering van groei en werkgelegenheid

    3. BEGROTINGSONDERDELEN

    3.1. Begrotingsonderdelen (beleidsuitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen)) inclusief omschrijving:

    3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen:

    Aanvang in 2008 voor onbepaalde duur (een herzieningsclausule voorziet in de herziening van de verordening om de vijf jaar).

    De financiële gevolgen voor de algemene begroting van de EU voor de periode 2008-2013 zullen 308,7 miljoen euro (beleidsuitgaven) bedragen.

    3.3. Begrotingskenmerken:

    Begrotingsonderdeel | Soort uitgave | Nieuw | Bijdrage EVA | Bijdragen kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruitzichten |

    02021001 02021002 | NVU NVU | Gesplitst Gesplitst | JA JA | NEE NEE | JA JA | Rubriek 1A Rubriek 1A |

    4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

    4.1. Financiële middelen

    4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)

    De eerste rijen van de tabel geven de kredieten weer die uit de marges onder het plafond van rubriek 1 A moeten worden genomen.

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Totale personele middelen in VTE | 5,5 | 5,5 | 3 | 3 | 3 | 3 |

    96. 5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

    5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

    Zie effectbeoordeling en toelichting.

    5.2. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie

    Zie effectbeoordeling en toelichting.

    5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM

    Zie effectbeoordeling en toelichting.

    Tijdens de periode van de komende financiële vooruitzichten (2007 – 2013) moeten volgens de operationele doelstellingen van het EIT zes kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG) en een bestuursstructuur voor de coördinatie van het hele systeem worden opgericht. De KIG zullen door integratie van bijdragen van partnerorganisaties werkzaamheden op het gebied van innovatie, onderzoek en onderwijs uitvoeren.

    Wat de ramingen betreft, is in het voorstel uitgegaan van de veronderstelling dat een KIG op kruissnelheid ongeveer 1 000 medewerkers kan hebben: ongeveer 100 onderwijsmedewerkers, 300 onderzoekers en 600 technische en ondersteunende medewerkers. In een KIG zou op elk ogenblik plaats zijn voor ongeveer 600 masterstudenten en 400 promovendi.

    De bestuursstructuur zou in omvang strikt worden beperkt en zou mettertijd uitgroeien tot een staf van 30 wetenschappelijke en leidinggevende medewerkers en 30 ondersteunende medewerkers.

    Indicatoren

    Daar bij innovatie- en onderzoekactiviteiten rekening moet worden gehouden met een minimumduur voordat de eerste resultaten worden bereikt, zal in de aanloopperiode van het EIT uitgebreid gebruik worden gemaakt van inputindicatoren zoals het aantal opgerichte kennisgemeenschappen in vergelijking met het ondernemingsplan; uitvoering van de begroting ten aanzien van de doelstellingen (daadwerkelijk gebruikt percentage van de financiële middelen); percentage van de financiële bijdrage afkomstig van andere bronnen dan de Commissie; aantal masterstudenten en promovendi en toename van dat aantal.

    Op lange termijn kunnen deze indicatoren worden aangevuld met een aantal outputindicatoren zoals het werkelijke aantal in de EU nieuw verkregen octrooien en de ontwikkeling van dat aantal, de uit intellectuele-eigendomsrechten verkregen inkomsten (aandeel in de algemene begroting van het EIT), het aantal met ondernemingen gesloten overeenkomsten en de daarmee gemoeide bedragen, het aanvangssalaris van nieuw aangeworven afgestudeerden (master en doctor), en de tijd die afgestudeerden (master en doctor) gemiddeld nodig hebben om een eerste baan te vinden.

    5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)

    ( Gecentraliseerd beheer

    ( rechtstreeks door de Commissie

    ( gedelegeerd aan:

    ( uitvoerende agentschappen

    X door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement

    ( nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

    ( Gedeeld of gedecentraliseerd beheer

    ( met lidstaten

    ( met derde landen

    ( Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

    Opmerkingen:

    Het EIT zal een door de Gemeenschappen opgericht orgaan zijn als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement, maar zal geen “agentschap” in de algemeen aanvaarde betekenis van dat woord zijn. In de interne regelingen van het EIT (bv. voor financiële of personeelszaken) moeten de doelstellingen van het orgaan tot uiting komen, alsmede het feit dat het over de nodige operationele flexibiliteit moet beschikken om aantrekkelijk te zijn voor zijn partners (in het bedrijfsleven en de wereld van het onderzoek en onderwijs).

    6. TOEZICHT EN EVALUATIE

    Er is een uitgebreide effectbeoordeling uitgevoerd waarvoor externe adviseurs in de zomer van 2006 voorbereidend werk hebben verricht. Zij voldoet zowel aan de eisen van een effectbeoordeling als aan die van een ex-ante-evaluatie. De resultaten zijn opgenomen in het effectbeoordelingsverslag.

    De werkzaamheden van het EIT zullen aan permanent toezicht en periodieke onafhankelijke evaluaties worden onderworpen. Dit moet ervoor zorgen dat resultaten van de hoogste kwaliteit worden behaald en dat de middelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt. De raad van bestuur zal bepalen op welke wijze voor een passende evaluatie kan worden gezorgd.

    Bovendien zal de Commissie binnen vijf jaar na de datum van goedkeuring van de EIT-verordening en daarna om de vier jaar een onafhankelijke externe evaluatie van de werkzaamheden van het EIT uitvoeren waarin zal worden nagegaan hoe het EIT zijn opdracht vervult. Alle werkzaamheden van het EIT en de KIG zullen worden bekeken en er zal worden nagegaan in hoever de uitgevoerde werkzaamheden doeltreffend en relevant zijn en in welke verhouding ze staan tot het beleid van de Gemeenschap.

    7. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

    Volgens het rechtsinstrument heeft de Commissie het recht ervoor te zorgen dat de financiële belangen van de Gemeenschap naar behoren worden beschermd. Alle door het EIT aangenomen besluiten en gesloten overeenkomsten dienen expliciet te bepalen dat OLAF en de Rekenkamer ter plaatse, inclusief in de kantoren van de eindbegunstigden, inspecties mogen uitvoeren van de documenten van alle contractanten en subcontractanten die communautaire middelen hebben ontvangen. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zal het recht hebben bij de EIT-organen interne onderzoeken uit te voeren en de raad van bestuur zal de nodige maatregelen vaststellen om het OLAF te helpen bij de uitvoering van de interne onderzoeken.

    8. MIDDELEN

    8.1. Financiële kosten van en middelen voor de doelstellingen van het voorstel (scenario met zes KIG in 2013)

    Kosten | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | Totaal |

    Bestuursstructuur van het EIT | 2,900 | 5,800 | 8,700 | 8,700 | 8,700 | 8,700 | 43,500 |

    Kennis- en innovatiegemeenschappen | 0,000 | 0,000 | 220,800 | 303,600 | 441,600 | 662,400 | 1 628,400 |

    Beurzen voor masterstudenten en PhD-kandidaten | 0,000 | 0,000 | 5,600 | 20,600 | 45,200 | 73,800 | 145,200 |

    Vergroten van de capaciteit voor innovatie / onderzoek / onderwijs | 0,000 | 0,000 | 100,000 | 150,000 | 150,000 | 150,000 | 550,000 |

    Totale kosten | 2,900 | 5,800 | 335,100 | 482,900 | 645,500 | 894,900 | 2 367,100 |

    Middelen |

    Lokale overheid en lidstaten, ondernemingen, EIB-leningen, risicokapitaal (rechtstreeks aan de KIG of rechtstreeks aan het EIT, afhankelijk van de bron) | 0,000 | 0,000 | 47,080 | 113,040 | 133,740 | 233,100 | 526,960 |

    Gemeenschapsbegroting (programma’s: KP7, concurrentievermogen en innovatie, een leven lang leren, structuurfondsen: EFRO, ESF) (rechtstreeks aan de KIG)[14] | 238,020 | 309,860 | 436,760 | 546,800 | 1 531,440 |

    Gemeenschapsbegroting (niet toegewezen marge, subrubriek 1A) (rechtstreeks aan het EIT) | 2,900 | 5,800 | 50,000 | 60,000 | 75,000 | 115,000 | 308,700 |

    Totale middelen | 2,900 | 5,800 | 335,100 | 482,900 | 645,500 | 894,900 | 2 367,100 |

    8.2. Administratieve uitgaven

    8.2.1. Aantal en soort personeelsleden

    Soort post | Extra personeel dat zal worden ingezet voor het beheer van de actie (aantal posten/VTE) |

    Jaar 2008 | Jaar 2009 | Jaar 2010 | Jaar 2011 | Jaar 2012 | Jaar 2013 |

    Ambtenaren of tijdelijk personeel[15] (XX 01 01) | A*/AD | 4 | 4 | 2 | 2 | 2 | 2 |

    B*, C*/AST | 1,5 | 1,5 | 1 | 1 | 1 | 1 |

    Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel[16] |

    Uit art. XX 01 04/05 gefinancierd ander personeel[17] |

    TOTAAL | 5,5 | 5,5 | 3 | 3 | 3 | 3 |

    De behoeften aan personele en huishoudelijke middelen zullen worden gedekt uit de toewijzing die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure aan het beherende DG wordt toegekend.

    8.2.2. Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien

    De diensten van de Commissie zullen in feite twee grote categorieën taken uitvoeren:

    - in 2008 en 2009 zullen zij vooral helpen bij de oprichting van de centrale bestuursstructuur van het EIT en de interne regelingen (financiële regeling, personeelsregeling, enz.) van het EIT opstellen. Voorts zullen zij het comité van aanbeveling helpen bij de aanwijzing van de toekomstige leden van de raad van bestuur;

    - zodra het EIT en de eerste kennisgemeenschappen zijn opgericht, zal de Commissie zich vooral bezighouden met het toezicht op het EIT (begrotingskwesties, jaarverslagen, meerjarige evaluatie), zoals bepaald in het rechtsinstrument.

    8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel

    ( Posten die momenteel zijn toegewezen aan het beheer van het te vervangen of te verlengen programma

    X Posten die al zijn toegewezen in het kader van de JBS/VOB-procedure voor 2007 – 2 posten

    X Posten waarom in het kader van de volgende JBS/VOB-procedure voor 2008 zal worden gevraagd – 2 posten

    X Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling) – 1,5 post

    ( Posten die voor jaar n nodig zijn maar die in het kader van de JBS/VOB-procedure voor dat jaar nog niet zijn toegewezen

    8.2.4. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Soort personeel | Jaar 2008 | Jaar 2009 | Jaar 2010 | Jaar 2011 | Jaar 2012 | Jaar 2013 |

    Ambtenaren en tijdelijk personeel* (XX 01 01) | 0,594 | 0,594 | 0,324 | 0,324 | 0,324 | 0,324 |

    Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis, enz.) (vermeld begrotingsonderdeel) |

    Totaal Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | 0,594 | 0,594 | 0,324 | 0,324 | 0,324 | 0,324 |

    * Referentiekosten: 108 000 euro per jaar.

    8.2.5. Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Jaar 2008 | Jaar 2009 | Jaar 2010 | Jaar 2011 | Jaar 2012 | Jaar 2013 | TOTAAL |

    XX 01 02 11 01 – Dienstreizen | 0,100 | 0,050 | 0,050 | 0,050 | 0,050 | 0,050 | 0,350 |

    XX 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen | 0,200 | 0,200 |

    XX 01 02 11 03 – Comités | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

    XX 01 02 11 04 – Studies en adviezen | 0,500 | 0,500 |

    XX 01 02 11 05 - Informatiesystemen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

    2 Totaal Andere beheersuitgaven (XX 01 02 11) | 0,300 | 0,050 | 0,050 | 0,050 | 0,550 | 0,050 | 1,050 |

    3 Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |

    Totale andere administratieve uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | 0,300 | 0,050 | 0,050 | 0,050 | 0,550 | 0,050 | 1,050 |

    [1] COM(2006) 77.

    [2] COM(2006) 276.

    [3] PB C van , blz. .

    [4] PB C van , blz. .

    [5] PB C van , blz. .

    [6] PB C 325 van 24.12.2002.

    [7] Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, PB L 255 van 30.9.2005.

    [8] PB L 248 van 16.9.2002, blz.1.

    [9] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

    [10] PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

    [11] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

    [12] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

    [13] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

    [14] Toegekend overeenkomstig de desbetreffende programmaprocedures.

    [15] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

    [16] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

    [17] Waarvan de kosten door het referentiebedrag worden gedekt.

    Top