Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006DC0254

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de noodzaak om een gecoördineerde strategie te ontwikkelen ter verbetering van de bestrijding van belastingfraude {SEC(2006) 659}

/* COM/2006/0254 def. */

52006DC0254

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het europees Parlement en het europees Economisch en Sociaal Comité over de noodzaak om een gecoördineerde strategie te ontwikkelen ter verbetering van de bestrijding van belastingfraude {SEC(2006) 659} /* COM/2006/0254 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 31.5.2006

COM(2006) 254 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

over de noodzaak om een gecoördineerde strategie te ontwikkelen ter verbetering van de bestrijding van belastingfraude

{SEC(2006) 659}

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

over de noodzaak om een gecoördineerde strategie te ontwikkelen ter verbetering van de bestrijding van belastingfraude

INLEIDING

In 2004 vertegenwoordigden de belastingopbrengsten, dat wil zeggen de som van alle belastingen en verplichte sociale bijdragen, 39,3 % van het BBP van de Europese Unie, ofwel 4 097,7 miljard euro. Over de omvang van de belastingen die als gevolg van belastingfraude ongeïnd blijven, bestaan er daarentegen maar zeer weinig ramingen. De economische literatuur houdt het doorgaans op een bedrag van circa 2 à 2,5 % van het BBP.

Bij belastingfraude staan dus zeer grote belangen op het spel. Het functioneren van de belastingstelsels is een bevoegdheid die primair bij de lidstaten berust en daar ook moet blijven. De organisatie van de belastingadministratie, de controle van de belastingplichtigen en de inning van de belastingen zijn nationale bevoegdheidsgebieden, maar het is de taak van de Commissie om de samenwerking tussen de lidstaten te stimuleren en te vergemakkelijken om aldus de goede werking van de interne markt en de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap[1] te garanderen. Belastingfraude belemmert de goede werking van de interne markt in die zin dat de concurrentieverhoudingen tussen belastingbetalers worden verstoord.

De lidstaten maken zich grote zorgen over de omvang van de fraude. Het vrije verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal in het kader van de tenuitvoerlegging van de interne markt in 1993 maakt het voor hen steeds moeilijker om de belastingfraude alleen aan te pakken. Deze situatie wordt op internationaal niveau alleen nog maar verder gecompliceerd door de mondialisering van de economie.

In haar mededeling van 25 oktober 2005 over de bijdrage van het douane- en belastingbeleid aan de Lissabon-strategie heeft de Commissie gepleit voor meer overleg en coördinatie op communautair niveau om de bestrijding van de belastingfraude door de lidstaten efficiënter te organiseren.

Deze mededeling wil op basis van enkele denksporen een debat op gang brengen met alle betrokkenen over de elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij een fraudebestrijdingsstrategie op Europees niveau.

FRAUDEBESTRIJDING: STAND VAN ZAKEN

Btw

De btw-fraude neemt verschillende vormen aan, gaande van de grijze economie tot de binnenlandse fraude (foute aangiften, onterechte aftrek) in de lidstaten. Een bijzondere vorm van fraude is de “carrouselfraude”, waarbij doorgaans binnenlandse transacties (waarbij btw wordt aangerekend) worden gecombineerd met intracommunautaire transacties (waarbij geen btw wordt aangerekend tussen de contractanten)[2]. Recentelijk is vastgesteld dat steeds vaker ook bedrijven uit derde landen in carrousels betrokken zijn.

De btw-fraude schaadt de financiële belangen van de Gemeenschap waarnaar wordt verwezen in artikel 280 van het EG-Verdrag[3].

Het communautaire wettelijke kader betreffende de administratieve samenwerking[4] is enkele jaren geleden versterkt, maar er moet worden vastgesteld dat de lidstaten onvoldoende gebruik maken van de nieuwe mogelijkheden, en de mate waarin een beroep wordt gedaan op de administratieve samenwerking staat niet in verhouding tot de omvang van de intracommunautaire handel.

Accijnzen

Na 1993 is bezorgdheid geuit over de kwetsbaarheid van het “papieren” systeem voor het toezicht op het verkeer van goederen onder schorsing van accijns en over de fraude buiten het kader van de schorsingsregeling waarbij de tariefverschillen tussen de lidstaten worden uitgebuit.

De automatisering van het systeem voor het toezicht op het verkeer van accijnsgoederen onder schorsing van accijns is een belangrijke stap in de beveiliging van het systeem. Overeenkomstig de beschikking van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 moet het geautomatiseerde systeem binnen zes jaar worden ingevoerd. Er zijn al enkele maatregelen op de korte termijn genomen, waaronder een nieuwe verordening die specifiek betrekking heeft op accijnzen en ertoe strekt de administratieve samenwerking te versterken.

Er moet evenwel worden gevreesd dat er zich, ondanks het geautomatiseerde systeem, andere vormen van fraude ontwikkelen die zich volledig buiten het kader van de schorsingsregeling afspelen, zoals smokkel en namaak van alcohol en tabak, waardoor andere maatregelen in overweging zullen moeten worden genomen.

Directe belastingen

De wederzijdse bijstand tussen de lidstaten is geregeld bij Richtlijn 77/799/EEG[5], die voorziet in de uitwisseling van alle informatie die de lidstaten kan helpen de belastingen naar het inkomen en naar het vermogen juist vast te stellen.

Voorts is bij Richtlijn 2003/48/EG[6] een systeem opgezet waarbij bepaalde gegevens in verband met rentebetalingen automatisch worden uitgewisseld. Met Zwitserland, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino zijn overeenkomsten gesloten die voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke in de richtlijn zijn vervat.

Evaluatie van het bestaande rechtskader

Het communautaire rechtskader voor de administratieve samenwerking op het gebied van de btw en de accijnzen is naar mening van de Commissie toereikend. Dit kader biedt, ook al zou het op specifieke punten kunnen worden verbeterd, reële mogelijkheden tot samenwerking tussen de lidstaten.

Richtlijn 77/799/EEG daarentegen blijft in de praktijk achter bij de verwachtingen, met name omdat er te weinig een beroep wordt gedaan op het ingestelde mechanisme. In zijn verslag van 22 mei 2000[7] heeft de ad-hocgroep van de Raad over belastingfraude een volledige analyse van de fraudebestrijdingssystemen verricht en aanbevelingen gedaan voor de versterking van de mechanismen van administratieve samenwerking. Daarnaast heeft de Commissie in 2004 haar mededeling inzake het voorkomen en bestrijden van financiële wanpraktijken van ondernemingen gepresenteerd[8], waarin zij ook de nadruk heeft gelegd op de noodzaak van een betere administratieve samenwerking door voorstellen te doen voor initiatieven die de samenwerking tussen de belastingautoriteiten zowel binnen de Europese Unie als met derde landen moeten bevorderen.

Uit de vaststellingen in het verslag en de mededeling en uit latere contacten tussen de Commissie en de lidstaten blijkt dat Richtlijn 77/799/EEG efficiëntere middelen moet krijgen, waarbij het bestaande instrumentarium op het gebied van de indirecte belastingen als uitgangspunt kan dienen (herziening van artikel 8 van de richtlijn, uiterste antwoordtermijnen, aanwezigheid van ambtenaren van andere lidstaten bij controles enz.).

DENKSPOREN

Administratieve samenwerking tussen de lidstaten

Verbetering van de praktische samenwerking

De lidstaten voeren verschillende redenen aan als verklaring voor het ontoereikende gebruik van de samenwerkingsinstrumenten, zoals taalproblemen, een tekort aan mankracht, onvoldoende kennis van de samenwerkingsprocedures bij de controleurs enz.

Deze tekortkomingen zijn niet nieuw, want zij zijn al meer dan eens vermeld in de verslagen van de Commissie zonder dat de situatie merkbaar verbetert. De ad-hocgroep van de Raad over belastingfraude heeft bovendien het ontbreken van een “communautaire bestuurscultuur” een belemmering voor de fraudebestrijding genoemd.

Het volstaat echter niet meer om dat alleen maar te constateren, er moet nu ook een politieke toezegging van de lidstaten komen om de situatie te verhelpen. Daarom meent de Commissie dat de tijd is gekomen om een systeem van toezicht in te voeren, op basis van kwantificeerbare indicatoren, om te garanderen dat iedere lidstaat in staat is effectieve bijstand te verlenen en dat ook werkelijk doet.

Multilaterale controles moeten bovendien de regel worden, gelet op de communautaire dimensie van het handelsverkeer.

Op btw-gebied moeten de lidstaten ook een samenhangender gebruik maken van de communautaire structuren voor praktische steun en bijstand, met name het Europees Bureau voor fraudebestrijding OLAF, dat als een dienstenplatform (praktische bijstand en verstrekking van inlichtingen) voor de uitvoerende diensten in de lidstaten fungeert.

Belastingfraude is immers vaak verbonden met georganiseerde-misdaadstructuren die vertakkingen hebben op verschillende criminaliteitsgebieden. De opbrengsten van fiscale misdrijven (zoals btw-fraude of sigarettensmokkel) worden zeer vaak geïnvesteerd in andere criminele activiteiten. Het is derhalve zaak een algemene en multidisciplinaire aanpak voor fraudebestrijding vast te stellen.

Om die reden heeft de Commissie het voorstel voor een verordening betreffende wederzijdse administratieve bijstand ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap tegen fraude en andere onwettige activiteiten[9] opgesteld.

Dit voorstel zou het rechtskader voor de praktische bijstand verduidelijken en versterken en het mogelijk maken om al op het niveau van de wederzijdse administratieve bijstand gebruik te maken van informatie over verdachte financiële transacties die bij de witwasbestrijding is verzameld. Het zou vooral een gedetailleerd kader vormen voor de praktische bijstand en verstrekking van inlichtingen door de Commissie (OLAF).

Er zij aan herinnerd dat de lidstaten krachtens artikel 10 van het EG-Verdrag alle algemene of bijzondere maatregelen moeten treffen die geschikt zijn om de nakoming van de uit communautaire besluiten voortvloeiende verplichtingen, waaronder administratieve bijstand, te verzekeren, en dat zij krachtens artikel 280 van het EG-Verdrag hun optreden ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap moeten coördineren.

Bijstand bij invordering

Naast de versterking van het instrumentarium voor de opsporing van belastingfraude moet ook de aanscherping van de bestaande wetgeving betreffende de bijstand bij invordering een betere inning van niet-afgedragen belastingen garanderen.

Daarom moet worden onderzocht hoe de procedures kunnen worden vergemakkelijkt en de belastingambtenaren kunnen worden ondersteund. Het succes van de wederzijdse bijstand hangt verder ook af van de capaciteiten van de nationale overheden en de invorderingsmiddelen die het desbetreffende nationale recht biedt.

Daarnaast kunnen ook andere maatregelen in overweging worden genomen, zoals een systeem van prikkels en/of bestraffing.

Beter risicobeheer

Samen met de lidstaten is onlangs de laatste hand gelegd aan een gids voor risicobeheer ten behoeve van de belastingdiensten. De Commissie dringt erop aan dat de lidstaten de resultaten van deze werkzaamheden ook daadwerkelijk in de praktijk brengen.

Voorts moet worden nagegaan in welke mate de ervaringen op het gebied van de douane, waar het gebruik van risicobeheer verder is gevorderd, ook op fiscaal gebied zo goed mogelijk kunnen worden benut. De lidstaten gebruiken met name een elektronisch standaardformulier om gegevens over risico’s op geautomatiseerde en beveiligde wijze uit te wisselen.

Op een gemeenschappelijke markt heeft iedere lidstaat er belang bij dat zijn belastingdienst snel kan beschikken over informatie in verband met de mogelijke risico’s - vastgesteld volgens een gemeenschappelijke methode - die bepaalde bedrijven kunnen inhouden, met name wanneer een belastingplichtige die al in andere lidstaten actief is, op zijn grondgebied een activiteit opstart.

Een permanent discussieforum op communautair niveau

Op dit ogenblik vormen het permanent comité inzake administratieve samenwerking op btw-gebied, het accijnscomité, de werkgroep inzake administratieve samenwerking op het gebied van de directe belastingen en het comité voor invordering de forums waar de lidstaten en de Commissie de technische vragen op de overeenkomstige gebieden onderzoeken. Deze aanpak is sterk gefragmenteerd.

De Commissie meent dan ook dat het nuttig is een forum op te zetten voor discussie en zelfs overleg op hoog niveau, waar vragen in verband met fraude en samenwerking tussen de lidstaten op een algemener niveau kunnen worden besproken. Dit forum zou een belangrijke rol kunnen spelen bij de follow-up van de vorengenoemde acties en met name richtsnoeren kunnen geven voor de werkzaamheden die de specifieke comités en werkgroep moeten verrichten.

STERKERE SAMENWERKING MET DERDE LANDEN

Aangezien belastingfraude niet aan de buitengrenzen van de Unie stopt, ligt het dus steeds meer voor de hand dat ook de externe component van de administratieve samenwerking wordt ontwikkeld.

De groeiende betrokkenheid van bedrijven uit derde landen bij carrouselfraudes, de elektronische handel en de mondialisering van de dienstenmarkt maken duidelijk dat internationale samenwerking op btw-gebied noodzakelijk is. Ofschoon het toepassingsgebied van artikel 26 van de Oeso-modelovereenkomst is uitgebreid tot de btw, is de situatie onbevredigend, met name omdat het samenwerkingsmechanisme op bilaterale grondslag berust.

De mogelijkheden voor een gecoördineerde aanpak op communautair niveau, waaronder eventueel de sluiting van een overeenkomst, moeten worden onderzocht teneinde de lidstaten beter in staat te stellen om op te treden.

Op het gebied van de directe belastingen moet, met name in coördinatie met andere internationale organisaties, worden gekeken naar de versterking van de fiscale transparantie van sommige derde landen (en afhankelijke en geassocieerde gebieden) zodat de lidstaten er nuttige informatie kunnen inwinnen, en naar de versterking van het toezicht op de toepassing van de belastingwetgeving van die landen.

De samenwerking van de lidstaten met derde landen is hoofdzakelijk gebaseerd op bilaterale akkoorden, wat geen voldoende efficiënte aanpak garandeert. De Commissie onderzoekt of het zinvol is voorstellen te doen voor de ontwikkeling van een communautaire aanpak inzake samenwerking met derde landen.

Een instrument waarmee dat doel kan worden ondersteund, zijn - op communautair niveau - de clausules inzake samenwerking op belastinggebied die worden opgenomen in de economische partnerschapsovereenkomsten van de Unie met haar partners. In toekomstige handelsovereenkomsten zal geval per geval worden bekeken of er bepalingen inzake goed bestuur, met name op belastinggebied, worden opgenomen. Tot slot moet worden benadrukt dat de Commissie momenteel probeert maatregelen van technische bijstand te stimuleren om zo de medewerkende derde partnerlanden te helpen de transparantie van hun belastingstelsel te versterken. Daarom zal in het 10e EOF worden voorzien in stimuleringssteun voor goed bestuur, met name op financieel, fiscaal en gerechtelijk gebied.

ANDERE ASPECTEN

Bescherming van de opbrengsten: een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de lidstaten

Bij de fraude met een communautaire dimensie (met name carrouselfraude) wordt vaak geconstateerd dat bij de fraudecircuits personen betrokken zijn zonder dat dit tot inkomstenverlies in hun eigen lidstaat leidt. Deze betrokkenheid dient er in hoofdzaak toe om dergelijke circuits ondoorzichtiger te maken en zo de invordering van de verschuldigde belastingen moeilijker en zelfs onmogelijk te maken.

Met het oog op de bescherming van de belastingopbrengsten van alle lidstaten in de interne markt zouden de lidstaten vergelijkbare maatregelen tegen fraudeurs moeten nemen, met name wat sancties en strafrechtelijke vervolging betreft, los van het feit of de fraude al dan niet tot inkomstenverlies voor henzelf leidt.

Verbetering van de informatie-uitwisseling

Op het gebied van de btw moet, gelet op het feit dat een snelle toegang tot informatie een doorslaggevende factor in de fraudebestrijding is, naar krachtiger informatie-uitwisselingsmethoden worden gekeken, rekening houdende met recente technologische ontwikkelingen en het uitrustingsniveau van bedrijven. In dat verband kan een frequentere en gedetailleerdere geautomatiseerde uitwisseling tussen de lidstaten of zelfs een directe toegang tot nationale databanken worden overwogen. Met de noodzakelijke modernisering van het VIES-systeem biedt zich de gelegenheid aan om enkele van deze verbeteringen door te voeren.

Op het gebied van de directe belastingen moet worden voorzien in elektronische standaardformulieren en -formats voor de verschillende vormen van informatie-uitwisseling en samenwerking als vastgesteld in de richtlijn, met name door het systeem van automatische gegevensuitwisseling dat in het kader van de spaarrichtlijn is opgezet, te “recyclen” voor andere belastingen. Het zou eveneens nuttig zijn als aan de lidstaten toelichtingen, handleidingen, richtsnoeren, landenprofielen enz. kunnen worden verstrekt.

Aanscherping van de aangifteverplichtingen

Er kan worden overwogen om de aangifteverplichtingen in het algemeen aan te scherpen dan wel om deze te verlichten voor bedrijven die daartoe worden geautoriseerd nadat zij met de belastingdienst een partnerschap zijn aangegaan, net zoals dat op douanegebied gebeurt. Het doel hiervan is dat uiteindelijk alleen nog belastingplichtigen die een risico inhouden, deze gedetailleerde aangifteverplichtingen moeten vervullen. Tegelijkertijd, of juist andersom, kan worden gedacht aan een aanscherping van de verplichtingen voor de bedrijven die op grond van de risicoanalyse als problematisch zijn aangemerkt.

AANPASSING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STELSEL VAN BTW EN ACCIJNZEN

Wat de btw betreft, is de Commissie van mening dat de zwakke punten van het huidige stelsel moeten worden geanalyseerd in het licht van de fraudemogelijkheden die zij bieden. Het betreft hier met name de belasting van afstandsverkopen, de regels voor de belasting van nieuwe en tweedehands vervoersmiddelen en zelfs de regels voor de belasting van het intracommunautaire handelsverkeer in het algemeen.

Zonder andere oplossingen van de hand te willen wijzen, herinnert de Commissie eraan dat het definitieve btw-stelsel waartoe de communautaire instanties zich hebben verbonden, een oplossing kan bieden voor die zwakke punten en bepaalde vormen van fraude.

Voorts kan worden overwogen het beginsel van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de voldoening van de belasting te versterken. Over dit beginsel zijn al hevige discussies gevoerd tussen de belastingdiensten en het bedrijfsleven. Deze moeten plaatsvinden binnen het kader dat is vastgesteld door het Hof van Justitie in zijn arrest van 11 mei 2006[10], dat in het algemeen betrekking heeft op het beginsel van rechtszekerheid en evenredigheid bij fraudebestrijdingsmaatregelen.

Sommige lidstaten zijn niettemin van mening dat het btw-stelsel moet worden aangepast om het verlies aan btw-inkomsten als gevolg van fraude te kunnen beperken. Zij pleiten ervoor om de verleggingsregeling uit te breiden tot de binnenlandse transacties in een lidstaat en stellen daarmee het beginsel van gespreide afdrachten, dat tot dusver als een pijler van het btw-stelsel is beschouwd, ter discussie. Dit thema is al in verschillende forums aan de orde gesteld en met name besproken door een technische groep van de Commissie en de lidstaten.

Aangezien ook de Commissie ernaar streeft om de fraude onder controle te krijgen, bekijkt zij de noodzaak van een dergelijke maatregel in dit stadium met een open geest. Een absolute voorwaarde is evenwel dat een wijziging van het huidige btw-stelsel aan de volgende criteria voldoet:

- de fraudemogelijkheden moeten aanzienlijk worden verminderd en er mogen geen nieuwe grote frauderisico’s ontstaan;

- er mogen geen buitensporige administratieve lasten ontstaan voor de bedrijven en de belastingdiensten;

- de neutraliteit van de belasting moet gegarandeerd zijn;

- in eenzelfde lidstaat mag geen discriminatie ontstaan tussen binnenlandse bedrijven en elders gevestigde bedrijven.

De Commissie erkent dat de verleggingsregeling efficiënt is gebleken in specifieke sectoren, zoals de bouw. In theorie zou een bredere toepassing van deze regeling sommige vormen van fraude kunnen beperken, maar er zijn andere nadelen aan verbonden, met name het risico dat zich nieuwe vormen van fraude ontwikkelen.

Ook de lidstaten die voor een bredere toepassing van de verleggingsregeling pleiten, zijn van mening dat deze moet worden gecombineerd met aanvullende aangifteverplichtingen ten opzichte van het huidige systeem om nieuwe frauderisico’s te vermijden.

Een dergelijke ingreep doet een aantal belangrijke vragen rijzen die een grondige discussie met alle betrokkenen vereisen, in de eerste plaats met de bedrijven die met de regeling te maken zouden krijgen. Deze vragen hebben met name betrekking op:

- de mate van rechtszekerheid voor de bedrijven die de verleggingsregeling te goeder trouw toepassen (waarbij de btw-behandeling van de transactie afhangt van de status van de klant);

- de baten en lasten van de tenuitvoerlegging.

Als de mogelijkheid van een facultatieve toepassing van de verleggingsregeling wordt onderzocht, moet erop worden toegezien dat het strikte communautaire kader, met name wat de goede werking van de interne markt betreft, en het vereenvoudigingsbeleid (afwijkende voorschriften, met name op het gebied van facturatie en aanvullende verplichtingen) in acht worden genomen.

Als wordt nagedacht over de wijzigingen die in het btw-stelsel kunnen worden doorgevoerd om belastingfraude te bestrijden, moet ook de mogelijkheid in overweging worden genomen om intracommunautaire leveringen in de belastingheffing te betrekken, ofwel tegen een eenheidstarief dat hoog genoeg is om te voorkomen dat carrouselfraudes worden opgezet, ofwel tegen het tarief van de lidstaat van bestemming.

Wat accijnzen betreft, is het duidelijk dat de huidige structuur voor de belastingheffing van tabaksproducten de goede werking van de interne markt belemmert, met name doordat de markten worden afgeschermd (vaststelling van de prijzen), wat ertoe leidt dat goederen worden omgeleid. Deze verstoringen moeten uit de weg worden geruimd.

Conclusie

Deze mededeling biedt niet de enige, alomvattende oplossing voor alle problemen. Zij heeft wel tot doel een reeks van realistische en pragmatische maatregelen voor te stellen die op de korte termijn kunnen worden gerealiseerd, maar het is zaak dit op coherente en gecoördineerde wijze te doen om beter in te spelen op de communautaire en zelfs internationale dimensie van de economische markten.

Voorts moet eraan worden herinnerd dat deze mededeling in het bredere kader van de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen past. De vereenvoudiging van het fiscale kader is een cruciaal onderdeel van dit beleid en de voorgenomen maatregelen voor een efficiëntere bestrijding van belastingfraude mogen niet tegen dit doel indruisen.

Met name op het gebied van de btw is het debat al op gang gekomen over belangrijke wijzigingen van bepaalde mechanismen van het gemeenschappelijke stelsel.

De Commissie staat nog altijd open voor het debat, maar uit de eerste discussies met de lidstaten en het bedrijfsleven is gebleken dat een wijziging van het btw-stelsel een aantal belangrijke vragen doet rijzen die een diepgaande analyse vereisen, met name wat de gevolgen voor alle betrokkenen betreft.

De Commissie is in dit stadium van mening dat de fraude beter onder controle kan worden gekregen met een gezamenlijke actie van de Commissie en de lidstaten en een efficiënte en moderne organisatie van de controle in combinatie met een nauwe en snelle samenwerking tussen de lidstaten en, in voorkomend geval, OLAF op basis van daartoe geschikte rechtsinstrumenten.

Gelet op de ernst van de situatie vraagt de Commissie de betrokken instanties, met name de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité, dit debat zo spoedig mogelijk te voeren om duidelijke krijtlijnen uit te zetten. De Commissie van haar kant staat klaar om zonder dralen een programma van gerichte maatregelen op de rails te zetten.

[1] De lidstaten dragen in evenredigheid tot de geïnde btw aan de eigen middelen van de communautaire begroting bij.

[2] In COM(2004) 260 van 16.4.2004, punt 3.2.2, wordt carrouselfraude nader beschreven.

[3] De verstoringen als gevolg van de btw-fraude doen afbreuk aan het algehele evenwicht van het stelsel van eigen middelen, dat “billijk en transparant” moet zijn en zo de goede werking van de Gemeenschap moet garanderen.

[4] Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 264 van 15.10.2003, blz. 1).

[5] Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies (PB L 336 van 27.12.1977, blz. 15), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/106/EG van 16 november 2004 (PB L 359 van 4.12.2004).

[6] Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38).

[7] FISC 67 – CRIMORG 83 van 22.5.2000.

[8] COM(2004) 611 def. van 27.9.2004.

[9] COM(2004) 509 def. van 20.7.2004.

[10] Zaak C-384/04, Commissioners of Customs & Excise en Attorney General tegen Federation of Technological Industries e.a.

Top