Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005PC0181

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen

/* COM/2005/0181 def. - CNS 2005/0090 */

52005PC0181

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen /* COM/2005/0181 def. - CNS 2005/0090 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 3.5.2005

COM(2005) 181 definitief

2005/0090(CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Verslag over de toepassing van de bepalingen van het nieuwe Financieel Reglement

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Achtergrond

De grondige herziening van het Financieel Reglement (F.R.) werd in juni 2002 met eenparigheid van stemmen door de Raad aangenomen na een geslaagde bemiddelingsprocedure met het Europees Parlement en na aanzienlijke inbreng van de Rekenkamer. In december 2002 nam de Commissie, na een uitgebreide raadpleging van de instellingen, de uitvoeringsvoorschriften (UV) van het herziene F.R. aan. Beide verordeningen, die voor alle instellingen gelden, zijn vanaf 1 januari 2003 van toepassing.

Het F.R. wordt om de drie jaar of wanneer zulks nodig blijkt, herzien.

Ten tijde van de aanneming van het nieuwe F.R. in 2002 heeft de Commissie in de notulen van de Raad verklaard zich ertoe te verbinden vóór 1 januari 2006 een verslag op te stellen over de toepassing van het nieuwe F.R., en met name over de afschaffing van gecentraliseerde controles vooraf, en zo nodig passende voorstellen bij de Raad in te dienen. Dit verslag is bijgevoegd.

2. DE BELANGRIJKSTE DOELSTELLINGEN VAN DE DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE HERZIENING

- Verbetering van de efficiëntie en doorzichtigheid bij het toepassen van de regels. In vele gevallen behoeven de regels niet te worden gewijzigd, maar moet de wijze waarop zij worden geïnterpreteerd en toegepast, worden gepreciseerd.

- Wat betreft opdrachten en subsidies, vereenvoudiging van de vereisten op het vlak van de procedure en documentatie, in het bijzonder voor de opdrachten en subsidies van geringe waarde, waarbij erop wordt toegezien dat de vereisten in verhouding staan tot de desbetreffende kosten en risico's. Deze vereenvoudiging was reeds van start gegaan met de lopende ("versnelde") herziening van de UV. Zij zal worden voortgezet in het kader van de specifieke herziening van de UV die in samenhang met de herziening van het F.R. tot stand zal komen.

- Wat subsidies betreft, vereenvoudiging van de vereisten met betrekking tot verificatie vooraf en financiële en juridische garanties: erop toezien dat deze vereisten en de administratieve last voor de begunstigden in verhouding staan tot de desbetreffende kosten en risico's.

- Precisering en stroomlijning van de voorschriften met betrekking tot de beheermethodes.

3. Algemene aanpak bij de herziening

3.1. Toepassingsgebied

De Commissie is van mening dat deze doelstellingen kunnen worden bereikt met behoud van de stabiliteit van de basisbeginselen, concepten en architectuur van het F.R. en hoopt dat de andere instellingen dit standpunt delen. Stabiele regels zijn noodzakelijk voor een goed financieel beheer . Voorts leggen de financiële voorschriften ook verplichtingen op aan de begunstigden van subsidies en opdrachten. Te vaak of zonder goede motivering de voorschriften wijzigen kan negatieve effecten hebben op deze begunstigden en op het imago van de Europese Unie. De omvang van de herziening zal derhalve beperkt zijn.

3.2. Tijdschema

De doelstelling is om overeenstemming te bereiken over de wijzigingen opdat deze op 1 januari 2007 in werking kunnen treden. Dit zal samenvallen met de inwerkingtreding van het financieel kader voor de periode 2007-2013. De UV zullen ook worden gewijzigd en de nieuwe UV moeten ook tegen die datum zijn goedgekeurd. Na de goedkeuring van de nieuwe verordeningen moeten de instellingen en de diensten over voldoende tijd beschikken om de wijzigingen voor te bereiden vooraleer deze verordeningen in werking treden.

4. Methode en criteria die de commissie bij de herziening heeft toegepast

De Commissie heeft strikte criteria toegepast om vast te stellen welke wijzigingen absoluut noodzakelijk waren. In juli 2004 hebben de financiële eenheden van alle diensten van de Commissie op eigen initiatief in een speciaal verslag de moeilijkheden omschreven die de voorschriften met zich hadden gebracht. Ook de andere instellingen hebben voorstellen gedaan. De Commissie is voornemens overleg te plegen met de belanghebbenden, d.w.z. degenen voor wie de voorschriften gevolgen kunnen hebben.

De Commissie hield rekening met de volgende overwegingen:

a) wetgevingswijzigingen zouden alleen moeten worden gebruikt voor problemen waarvoor geen alternatieve oplossing kan worden gevonden. Waar mogelijk moet gebruik worden gemaakt van andere oplossingen zoals interpretatienota's of administratieve maatregelen;

b) wijzigingen die de interne hervormingen zouden terugdraaien of kernpunten daarvan zouden ondermijnen, zijn onaanvaardbaar;

c) wetgevingswijzigingen moeten alleen worden voorgesteld voor punten waar zich ernstige problemen voordoen . Een voorgestelde wijziging moet:

- het de Commissie gemakkelijker maken te voldoen aan de krachtens het Verdrag op haar rustende verplichting om de begroting ten uitvoer te leggen en de beleidsdoelstellingen te bereiken;

- verbeteringen aanbrengen in of zorgen voor een goed financieel beheer;

- de bescherming van de financiële belangen van de EU tegen fraude en andere illegale activiteiten bevorderen;

- bijdragen tot het verkrijgen van een positieve betrouwbaarheidsgarantie.

5. ALS NOODZAKELIJK BESCHOUWDE WIJZIGINGEN

5.1. Begrotingsbeginselen

a) Andere wetgevingsbesluiten betreffende de uitvoering van de begroting moeten in overeenstemming zijn met het F.R. Dit principe moet worden versterkt (artikel 2 van het F.R.)

b) Het beginsel van de begrotingswaarachtigheid moet worden uitgebreid (artikel 5 van het F.R.) om te benadrukken dat bestaande juridische verbintenissen moeten worden gedekt door een adequate toewijzing van kredieten in de begroting.

c) Wat het eenheidsbeginsel betreft, moet de regel inzake rente op voorfinanciering worden vereenvoudigd (artikel 5, lid 4, van het F.R.). Op grond van de bestaande regel blijft voorfinanciering en de rente op voorfinanciering eigendom van de Gemeenschap en moet deze rente ten minste jaarlijks worden teruggevorderd. Het bestaande toepassingsgebied van deze regel is beperkt tot subsidies die centraal worden beheerd door de diensten van de Commissie (artikel 3 van de UV). Hierdoor worden die programma's waarbij interne administratieve middelen zijn vereist voor het beheer van de inningsopdrachten, buitensporig belast. Derhalve wordt voorgesteld om de rente te verrekenen met de laatste betaling aan de begunstigde. Het beginsel dat voorfinanciering en de rente daarop eigendom van de Gemeenschap blijven, blijft hierdoor behouden. De beperkingen op de werkingssfeer van de algemene regel moeten worden opgenomen in het F.R. in plaats van de UV.

d) Wat het jaarperiodiciteitsbeginsel betreft, moet meer efficiëntie en doorzichtigheid worden ingevoerd om in te spelen op de volgende behoeften:

- de overdracht van niet-gesplitste kredieten moet bij uitzondering worden toegestaan in het geval van de uitgaven voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers;

- bij wijze van uitzondering moeten uitgaven voor de in artikel 110 van het F.R. omschreven hulp in crisissituaties en humanitaire hulp vanaf 15 december van jaar n-1 kunnen worden vastgelegd ;

- de maximumgrens voor vervroegde vastleggingen in het kader van het bestaande EOGFL, afdeling Garantie, (vanaf 15 november van het jaar n-1) voor de uitgaven van dagelijks beheer (ten laste van de begroting van het jaar n) moet worden afgeschaft (artikel 150, lid 3, van het F.R.). In het kader van het nieuwe Europees Garantiefonds voor de Landbouw (COM(2004) 489) zullen betalingsverzoeken zeer sterk aan het begin van het begrotingsjaar n geconcentreerd zijn;

- niet-gesplitste kredieten voor veterinaire maatregelen ten laste van het bestaande EOGFL, afdeling Garantie moeten worden omgezet in gesplitste kredieten, aangezien dit beter strookt met het meerjarige karakter van de uitgaven (artikel 149, lid 1, van het F.R.)

e) Wat het universaliteitsbeginsel betreft, zouden twee punten moeten worden toegevoegd aan de lijst van bestemmingsontvangsten (artikel 18):

- de mogelijkheid voor lidstaten om ad-hocbijdragen te maken aan programma's voor externe betrekkingen;

- de opbrengst van de verkoop van voertuigen, materiaal en installaties, enz.

f) Thans moet de Commissie de goedkeuring krijgen van de begrotingsautoriteit voor het aanvaarden van schenkingen (artikel 19, lid 2, van het F.R.). Om onnodige en omslachtige procedures te voorkomen, zou het nuttig zijn het vereiste van een goedkeuring te beperken tot schenkingen die aanzienlijke lasten meebrengen.

g) Wat het specialiteitsbeginsel betreft, moeten de punten waarop gebleken is dat de voorschriften met betrekking tot kredietoverschrijvingen omslachtig of onduidelijk zijn, worden vereenvoudigd en verduidelijkt:

- " kennisgevingsprocedure " (artikelen 22 en 23): in de tekst wordt niet vermeld wanneer de termijn voor de beslissing van de begrotingsautoriteit geacht wordt in te gaan. Derhalve is een correctie noodzakelijk;

- om redenen van efficiëntie zou de Commissie autonoom moeten kunnen beslissen over kredietoverschrijvingen uit de reserve in de gevallen waar een basisbesluit voor de betrokken actie bij de opstelling van de begroting ontbreekt maar tijdens het begrotingsjaar wordt vastgesteld (artikel 23, lid 1, nieuw punt d));

- de voorschriften met betrekking tot overschrijvingen van administratieve kredieten moeten worden aangepast aan de nieuwe structuur van de activiteitsgestuurde begroting (ABB).

5.2. Beheer smethoden (artikelen 53-57)

a) De beperking van het gedeeld beheer tot het EOGFL en de Structuurfondsen moet worden geschrapt, als uiting van de gangbare praktijk op grond van de bestaande verordeningen en voorstellen voor toekomstige basisbesluiten na 2006.

b) Voor gezamenlijk beheer met internationale organisaties moeten de definitie en de vereisten worden gepreciseerd en aangevuld overeenkomstig operationele behoeften.

c) De voorwaarden en criteria voor de inschakeling van nationale publiekrechtelijke organen (" nationale agentschappen ") moeten worden vereenvoudigd om gemakkelijker een beroep op hen te kunnen doen, en de werkingssfeer van de bepaling wordt uitgebreid tot internationale publiekrechtelijke organen.

d) Het bijzondere geval van speciale adviseurs/missiehoofden die door de Raad zijn aangesteld voor het beheer van bepaalde maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) moet worden beschouwd als een bijzonder geval van indirect gecentraliseerd beheer.

e) Het verbod om taken tot uitvoering van de begroting te delegeren aan privaatrechtelijke entiteiten moet worden gewijzigd, aangezien de ervaring heeft geleerd dat de bepalingen van dit verbod onnodig strikt zijn.

f) Ten slotte moet rekening worden gehouden met de noodzaak van een gemeenschappelijk controlekader . Derhalve worden de door de Commissie uitgevoerde controles op gedecentraliseerd of indirect gecentraliseerd beheer en zo nodig bij gedeeld beheer, versterkt, met name door het toevoegen van bepalingen met betrekking tot de verantwoordelijkheden van de lidstaten in het kader van gedeeld beheer.

5.3. Financiële actoren

De verhouding tussen de interne controleur van de Commissie en de agentschappen (F.R.) moet worden aangepast (artikel 185 van het F.R.). De agentschappen moeten beschikken over hun eigen interne controlefunctie, die verantwoording aflegt aan hun eigen raad van beheer, terwijl de interne controleur van de Commissie verantwoording aflegt aan het College over de procedures en systemen van de Commissie.

Wat de rekenplichtige betreft, moet diens verantwoordelijkheid met betrekking tot het certificeren van de rekeningen op grond van de financiële gegevens die de ordonnateurs hem hebben verstrekt, worden gepreciseerd.

5.4. Invorderen van schuldvorderingen (artikelen 72 -73 ter)

De voorschriften met betrekking tot het invorderen van schuldvorderingen moeten worden verduidelijkt en versterkt .

a) Dwanginvordering moet worden bevorderd door ervoor te zorgen (in artikel 72 van het F.R.) dat voor de schuldvorderingen van de Gemeenschap ook een beroep kan worden gedaan op de instrumenten die zijn vastgesteld in het kader van de Verdragsbepalingen met betrekking de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen (artikel 65 van het EG-Verdrag).

b) Invorderingen moeten door de lidstaten op dezelfde wijze worden behandeld als hun eigen fiscale vorderingen binnen hun rechtsgebied en moeten dezelfde voorrechten genieten.

c) Uit de praktijkervaring van de diensten van de Commissie blijkt dat, anders dan voor nationale overheden in vele nationale rechtsgebieden, er voor financiële vorderingen van de Gemeenschap geen verjaringstermijn geldt waarna de aanspraken komen te vervallen . De invoering van een dergelijke verjaringstermijn strookt met de beginselen van goed financieel beheer en van gelijke behandeling van de economische subjecten. Deze verjaringstermijn van vijf jaar geldt reeds voor boeten en dwangsommen op grond van Verordening van de Raad betreffende de uitvoering van de mededingingsregels.

5.5. O verheidsopdrachten

Een van de belangrijkste doelstellingen van het in 2002 goedgekeurde F.R., was de overname van de bepalingen van de communautaire richtlijnen inzake overheidsopdrachten , opdat de communautaire instellingen dezelfde normen als de lidstaten zouden toepassen. Aangezien in 2004 de nieuwe communautaire richtlijn inzake overheidsopdrachten is goedgekeurd, moet het F.R. op enkele punten worden gewijzigd:

a) opname van de mogelijkheid om een opdracht geheim te verklaren;

b) onderscheid tussen de ernstigste uitsluitingsgronden en andere gronden met een minder groot financieel risico: in de ernstigste gevallen moet uitsluiting verplicht zijn, in de andere gevallen moet uitsluiting waar nodig worden toegepast, op basis van een risicobeoordeling door de aanbestedende dienst.

De ervaring heeft geleerd dat de volgende wijzigingen noodzakelijk zijn:

a) mogelijkheid om gebruik te maken van een gemeenschappelijke gegevensbank voor de gegadigden of inschrijvers die zich in een van de in de artikelen 93 en 94 van het F.R. bedoelde uitsluitingsgevallen bevinden.

b) uitgebreidere toepassing van vereenvoudigde regels voor de gunning van opdrachten aan externe deskundigen voor evaluatie en technische bijstand (artikelen 91 en 97 van het F.R.);

c) precisering van de verplichtingen van de instellingen om een procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten of de uitvoering van een opdracht op te schorten in gevallen van fraude, enz.

5.6. Subsidies

De regels moeten worden vereenvoudigd : de vereisten met betrekking tot controles en garanties moeten beter worden afgestemd op de desbetreffende financiële risico's.

a) Het toepassingsgebied van de titel betreffende subsidies (titel VI van deel I van het F.R.) moet worden afgebakend (artikel 108 van het F.R.), met name op het vlak van financiering met betrekking tot leningen en aandelenbezit .

b) Wat betreft de overheidsopdrachten, moet het evenredigheidsbeginsel worden toegevoegd.

c) Het toepassingsgebied van de regel dat subsidie geen winst mag opleveren en de afbakening ervan tussen het F.R. en de UV moet worden gepreciseerd.

d) In bepaalde situaties is het door de aard van de acties niet mogelijk een keuze te maken bij de selectie van de begunstigden. Derhalve moet deze categorie worden toegevoegd in artikel 110 van het F.R.

e) Het is niet toegestaan op basis van dezelfde actie meer dan één subsidie aan een begunstigde toe te kennen. Op grond van sommige basisbesluiten kan communautaire financiering evenwel worden gecombineerd, aangezien dergelijke financiering als nuttig wordt beschouwd, bijvoorbeeld voor de Structuurfondsen die met bijdragen uit andere programma's (bijvoorbeeld Transeuropese Netwerken (TENs) kunnen worden aangevuld. Voorts moet duidelijk worden gesteld dat dezelfde kosten nooit tweemaal kunnen worden gefinancierd (artikel 111 van het F.R.).

f) Bij de toekenning van subsidies voor exploitatiekosten is gebleken dat de regel die bepaalt dat de noodzakelijke overeenkomst uiterlijk vier maanden na het begin van het boekjaar van de begunstigde moet worden getekend, onnodig rigide is. Aangezien er strikte regels zijn met betrekking tot financiering met terugwerkende kracht, kan deze termijn zonder risico op zes maanden worden vastgesteld (artikel 112 van het F.R.).

g) Het gebruik van forfaitaire betalingen moet worden toegestaan op het niveau van het F.R., naast de meer traditionele methode van de pro rata terugbetaling van de werkelijk gemaakte kosten (nieuw artikel 113 onder a)).

h) Bepaalde beperkingen met betrekking tot de toelaatbaarheid van begunstigden moeten worden geschrapt (artikel 114 van het F.R.) om het mogelijk te maken subsidies toe te kennen aan natuurlijke personen en bepaalde soorten verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid .

i) De regels met betrekking tot de uitsluiting van subsidieprocedures moeten hetzelfde onderscheid maken als die voor overheidsopdrachten (zie 5.5., eerste alinea, onder b)) met betrekking tot de ernst van de uitsluitingsgevallen (artikel 114 van het F.R.)

j) Er moet uitdrukkelijk worden voorzien in het geval waarin bij de tenuitvoerlegging van een actie financiële steun aan derden moet worden toegekend.

5.7. Boekhouding

Er worden geen wezenlijke wijzigingen voorgesteld voor titel VII van deel I (artikelen 121-138 van het F.R.) Alleen de volgende precisering is vereist: de mogelijkheid om het toepassingsgebied van de consolidatie te vergroten overeenkomstig de communautaire boekhoudregels moet worden gepreciseerd.

5.8. Specifieke beleidssectoren in deel II van het F.R.

a) Titel I: landbouw. Naar sommige wijzigingen werd reeds verwezen in het kader van punt 5.1. (begrotingsbeginselen). Andere wijzigingen:

- de terminologie moet worden aangepast aan het nieuwe Europees Garantiefonds voor de Landbouw ( EGFL );

- voorlopige vastleggingen kunnen tot stand komen nadat de normale termijn van twee maanden na de ontvangst van de uitgavenstaten van de lidstaten is verstreken, in gevallen waar een besluit met betrekking tot een kredietoverschrijving wordt verwacht;

- artikel 153 van het F.R. met betrekking tot kredietoverschrijvingen is onnauwkeurig: er moet alleen een verwijzing worden gemaakt naar de kennisgevingsprocedure in artikel 23.

b) Titel II: Structuurfondsen

- De terminologie moet worden aangepast in de titel en in artikel 155, leden 1 en 3, om specifiek te verwijzen naar de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Visserijfonds en het Fonds voor Plattelandsontwikkeling.

- In de nieuwe basisbesluiten van de Commissie voor structurele maatregelen na 2006 wordt de regel betreffende de automatische vrijmaking van kredieten opgeschort in gevallen van overmacht die de tenuitvoerlegging van de maatregelen ernstig verstoren. In dit geval is het niet meer noodzakelijk om de kredieten weder op te voeren. De Commissie is evenwel van mening dat het gerechtvaardigd is om het geval een aan de Commissie toe te rekenen "kennelijke fout" te behouden (artikel 157). Hierdoor kunnen vastleggingskredieten worden gevonden zonder de algemene programmering van kredieten voor de periode van zeven jaar te verstoren.

c) Titel III: Onderzoek

In uitzonderlijke gevallen moet het mogelijk zijn om vrijgemaakte vastleggingskredieten weder op te voeren bij het kaderprogramma voor onderzoek, onder strikt afgebakende voorwaarden. Hierdoor kunnen vrijgemaakte kredieten die waren bestemd voor projecten die helemaal niet of slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd opnieuw worden gebruikt voor alternatieve projecten van voldoende kwaliteit.

5.9. Bureaus

De interinstitutionele Europese Bureaus zouden als gedelegeerde ordonnateurs moeten kunnen optreden voor kredieten uit de begroting van andere instellingen.

5.10. Het constitutione le verdrag

De Commissie heeft dit voorstel opgesteld overeenkomstig de stand van het recht op het ogenblik dat het voorstel wordt goedgekeurd. Na de ratificatie van het constitutionele verdrag zullen de noodzakelijke wijzigingen in het F.R. worden voorgesteld.

2005/0090 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

van […]

tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 279,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 183,

Gezien het voorstel van de Commissie[1],

Gezien het advies van het Europees Parlement[2],

Gezien het advies van de Rekenkamer[3],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad[4], hierna "Financieel Reglement" genoemd, legt de rechtsgrondslag voor de hervorming van het financiële beheer. De wezenlijke elementen ervan moeten dan ook worden gehandhaafd en versterkt. Voorts moeten de erin vastgestelde begrotingsbeginselen in alle wetgevingsbesluiten in acht worden genomen, met zo min mogelijk uitzonderingen.

(2) Sommige wijzigingen zijn gezien de praktische ervaring gerechtvaardigd om de uitvoering van de begroting en de verwezenlijking van de onderliggende beleidsdoelstellingen te vergemakkelijken en om bepaalde vereisten inzake procedures en documenten aan te passen teneinde deze beter op de ermee gepaard gaande risico's en kosten af te stemmen.

(3) Alle wijzigingen moeten de verwezenlijking van de doelstellingen van de hervormingen van de Commissie, goed financieel beheer en de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen tegen fraude en andere onwettige activiteiten bevorderen, en aldus bijdragen tot het verkrijgen van een redelijke betrouwbaarheidsgarantie met betrekking tot de wettigheid en de regelmatigheid van de financiële verrichtingen.

(4) Sommige wijzigingen zijn nodig om rekening te houden met de bepalingen ter uitvoering van de inkomsten en uitgaven van de begroting die zijn vervat in de wetgevingsbesluiten die in de periode 2007-2013 zullen worden aangenomen, om voor samenhang van die besluiten met het Financieel Reglement te zorgen.

(5) Het beginsel dat andere wetgevingsbesluiten betreffende de uitvoering van de begroting aan het Financieel Reglement moeten voldoen, moet worden versterkt.

(6) Op bepaalde punten is ten aanzien van de toepassing van de begrotingsbeginselen meer efficiëntie en doorzichtigheid nodig om beter op de operationele behoeften in te spelen.

(7) Wat het eenheidsbeginsel betreft, moet de regel inzake rente op voorfinanciering worden vereenvoudigd. De administratieve lasten waarmee de invordering van dergelijke rente gepaard gaat, staan niet in verhouding tot het nagestreefde doel, en het zou dan ook efficiënter zijn wanneer de rente kon worden verrekend met de laatste betaling aan de begunstigde.

(8) Wat het jaarperiodiciteitsbeginsel betreft, moet meer flexibiliteit en doorzichtigheid worden ingevoerd om in te spelen op functionele behoeften. De overdracht van kredieten moet bij uitzondering worden toegestaan in het geval van de uitgaven voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het nieuwe Europees Garantiefonds voor de Landbouw (EGFL). Uitgaven voor hulp in crisissituaties en humanitaire hulp moeten vervroegd kunnen worden vastgelegd, zodat de Gemeenschap adequaat kan reageren wanneer zich aan het einde van het begrotingsjaar een internationale ramp voordoet.

(9) De betalingsverzoeken van de lidstaten in het kader van de nieuwe landbouwverordeningen zullen zeer sterk aan het begin van het begrotingsjaar n geconcentreerd zijn. De maximumgrens voor vervroegde vastleggingen in het kader van het EGFL (vanaf 15 november van het jaar n-1) voor de uitgaven van dagelijks beheer (ten laste van de begroting van het jaar n) moet worden afgeschaft wat de laatste vastgestelde landbouwbegroting betreft. Wat de grens voor vervroegde vastlegging van administratieve uitgaven betreft, moet de tekst zo worden aangepast dat hij naar door de begrotingsautoriteit kredieten verwijst.

(10) Het gebruik van niet-gesplitste kredieten voor veterinaire maatregelen, ten laste van het EGFL belemmert de uitvoering van deze maatregelen onnodig, vooral door de maxima die voor overdrachten gelden. Het gebruik van gesplitste kredieten voor deze uitgaven moet derhalve worden toegestaan, daar dit beter strookt met het meerjarige karakter van de maatregelen.

(11) Wat het universaliteitsbeginsel betreft, dienen twee punten te worden toegevoegd aan de lijst van bestemmingsontvangsten. Ten eerste moet het, zoals bij specifieke onderzoeksprogramma’s thans het geval is, voor de lidstaten mogelijk zijn ad-hocbijdragen als bestemmingsontvangsten te storten voor projecten in het kader van door de Commissie beheerde programma's op het gebied van buitenlandse betrekkingen. Ten tweede moet de opbrengst van de verkoop bij vervanging of het buiten dienst stellen van voertuigen, uitrusting, installaties, materiaal en wetenschappelijke en technische apparaten als bestemmingsontvangsten worden beschouwd, als stimulans voor de ordonnateurs om de hoogste prijzen te krijgen.

(12) Thans moet de Commissie van de begrotingsautoriteit vooorafgaande toestemming krijgen om schenkingen of legaten te aanvaarden die lasten kunnen meebrengen. Om onnodige en omslachtige procedures te vermijden, dient toestemming alleen verplicht te worden gesteld in geval van aanzienlijke lasten.

(13) Wat het specialiteitsbeginsel betreft, dienen de regels inzake kredietoverschrijvingen op bepaalde punten te worden vereenvoudigd en verduidelijkt, omdat zij in de praktijk omslachtig of onduidelijk zijn gebleken. Het was de bedoeling dat artikel 22 van het Financieel Reglement alleen voor andere instellingen dan de Commissie zou gelden, omdat de Commissie haar eigen regeling heeft. Dit artikel moet derhalve worden gewijzigd.

(14) De Commissie en de andere instellingen melden hun overschrijvingsvoorstellen van tevoren bij de begrotingsautoriteit aan, die de normale procedure kan volgen wanneer zij bezwaar wil maken. In deze gevallen gelden in theorie de normale termijnen voor het besluit van de begrotingsautoriteit over de overschrijving. De tekst vermeldt echter niet wanneer de termijn wordt geacht in te gaan, en deze leemte moet worden opgevuld.

(15) Ter vereenvoudiging van het beheer van hun begroting moeten de andere instellingen dan de Commissie in staat worden gesteld, binnen eenzelfde hoofdstuk kredieten van het ene artikel naar het andere over te schrijven zonder dat de begrotingsautoriteit hiervan van tevoren in kennis wordt gesteld.

(16) Met het oog op de efficiëntie dient de Commissie zelfstandig te kunnen beslissen over overschrijvingen uit de reserve in gevallen waarin een basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement voor de betrokken actie bij de opstelling van de begroting ontbreekt, maar tijdens het begrotingsjaar wordt vastgesteld.

(17) De regels over administratieve overschrijvingen van de Commissie moeten worden aangepast aan de nieuwe activiteitsgestuurde begrotingsstructuur. De "aanmeldingsprocedure" moet alleen gelden voor overschrijvingen tussen artikelen, binnen het administratieve hoofdstuk van elke titel, boven de grens van 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar. Anderzijds moet de Commissie zelfstandig kunnen beslissen over overschrijvingen tussen artikelen van verschillende titels die uitgaven van dezelfde aard financieren.

(18) De artikelen 26, 45 en 46 van het Financieel Reglement moeten wegens de afschaffing van de reserve voor communautaire leningen en garanties op leningen ten behoeve van derde landen en de aanneming van een nieuwe voorzieningsregeling voor het Garantiefonds voor externe maatregelen worden aangepast.

(19) Wat de begrotingsprocedure betreft, is de in artikel 29 van het Financieel Reglement opgenomen bepaling dat de begroting binnen twee maanden na de vaststelling moet worden bekendgemaakt, onrealistisch gebleken: drie maanden zou haalbaarder zijn. Het begrip "activiteitenoverzicht" moet in artikel 33 worden ingevoegd om een van de sleutelelementen van de activiteitsgestuurde begroting (ABB) een officiële status te geven. In artikel 46 met betrekking tot de inhoud van de begroting moeten de betalingsschema's in de werkdocumenten bij het voorontwerp van begroting worden opgenomen in plaats van in de begroting zelf, omdat zij voor de begrotingsprocedure niet relevant en onnodig bezwarend zijn.

(20) Ten aanzien van de beheersmethoden dient de beperking van het gedeelde beheer tot het EOGFL en de Structuurfondsen in artikel 53, lid 3, van het Financieel Reglement te worden geschrapt, omdat voortaan meer programma's onder gedeeld beheer zullen worden uitgevoerd. De in artikel 53, lid 7, van het Financieel Reglement opgenomen vereisten voor gezamenlijk beheer moeten worden verduidelijkt. De in artikel 54 opgenomen criteria voor nationale publiekrechtelijke organen moeten worden vereenvoudigd om het gebruik ervan te vergemakkelijken en te voorzien in toenemende operationele behoeften, en het bereik van deze bepaling moet worden uitgebreid tot internationale publiekrechtelijke organen. Artikel 54 moet ook de positie verduidelijken ten aanzien van het speciale geval van bijzondere adviseurs of missiehoofden die door de Raad worden aangesteld om bepaalde acties in het kader van het gemeenschappelijke buitenlands en veiligheidsbeleid te beheren.

(21) De verantwoordelijkheden van de lidstaten bij gedeeld beheer moeten gedetailleerder worden beschreven, gezien de voortdurende discussies tussen de instellingen over de kwijtingsprocedure en de controlesystemen die moeten worden ingevoerd, en deze moeten de wederzijdse verantwoordelijkheden van de lidstaten en de Commissie weerspiegelen. Rekening gehouden met de behoefte aan een gezamenlijk controlekader, moeten de controles worden versterkt die in het kader van gedecentraliseerd of indirect gecentraliseerd beheer en, in voorkomend geval, gedeeld beheer, door de Commissie worden verricht.

(22) Het verbod op delegatie van uitvoeringstaken aan privaatrechtelijke organen in artikel 57 van het Financieel Reglement moet worden gewijzigd, daar de bepalingen van dat verbod onnodig streng zijn gebleken. De Commissie moet bijvoorbeeld een reisbureau of organisator van conferenties kunnen inschakelen voor het vergoeden van de kosten van deelnemers aan conferenties, mits ervoor wordt gezorgd dat het particuliere bedrijf geen discretionaire bevoegdheid uitoefent.

(23) De gedelegeerde ordonnateur moet een zaak aan de instantie voor financiële onregelmatigheden kunnen doorverwijzen wanneer hij van ooordeel is dat zich een financiële onregelmatigheid heeft voorgedaan.

(24) De taak van de rekenplichtige om de rekeningen te certificeren op basis van de financiële informatie die hem door de ordonnateurs is verstrekt, moet worden verduidelijkt.

(25) De betrekking tussen de interne controleur van de Commissie en de communautaire organen moet worden verduidelijkt. Die organen moeten hun eigen interne controlefunctie hebben die aan hun eigen raad van beheer verantwoording aflegt, terwijl de interne controleur van de Commissie aan het College verantwoording aflegt over de procedures en systemen van de Commissie. De interne controleur van de Commissie dient alleen te certificeren dat de interne controlefunctie van de organen aan internationale normen voldoet, en daartoe dient hij kwaliteitsaudits te kunnen uitvoeren.

(26) De regels inzake de invordering van schuldvorderingen moeten worden verduidelijkt en versterkt om rekening te houden met recente rechtspraak en om de financiële belangen van de Gemeenschappen beter te beschermen. Dwanginvordering moet worden bevorderd, door in artikel 72 van het Financieel Reglement ervoor te zorgen, dat de instrumenten die in het kader van de verdragsbepalingen inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen zijn vastgesteld, ook gelden voor vorderingen van de Gemeenschap, hetgeen met name betekent dat een recht dat door de rechter in een rechtsgebied wordt vastgesteld, via een vereenvoudigde procedure in de andere rechtsgebieden wordt erkend. Om de invordering doeltreffender te maken, moet een nieuw artikel 73 bis worden ingevoerd, op grond waarvan de lidstaten verplicht zijn communautaire vorderingen op dezelfde manier te behandelen als vorderingen van fiscale aard binnen hun eigen rechtsgebied.

(27) Voor vorderingen moet een verjaringstermijn worden ingevoerd. Anders dan voor vele lidstaten, geldt voor de Gemeenschap geen verjaringstermijn waarna financiële vorderingen komen te vervallen. Voor de Gemeenschap geldt evenmin een verjaringstermijn ten aanzien van de inning van haar vorderingen op derden. De invoering van een dergelijke verjaringstermijn in het nieuwe artikel 73ter strookt met het beginsel van goed financieel beheer.

(28) Wat de regels inzake overheidsopdrachten betreft, moeten bepaalde technische aanpassingen worden aangebracht om ervoor te zorgen dat de terminologie van het Financieel Reglement volledig in overeenstemming is met Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten[5] . De mogelijkheid die de lidstaten krachtens die richtlijn hebben om procedures voor het plaatsen van opdrachten geheim te verklaren, moet in artikel 91 van het Financieel Reglement ook worden opengesteld voor de communautaire instellingen.

(29) Inzake de uitsluiting van inschrijvers legt het Financieel Reglement de communautaire instellingen strengere regels op dan die welke in richtlijn 2004/18/EG zijn opgenomen. Het Finacieel Reglement maakt geen onderscheid tussen de ernstigste en andere uitsluitingsgronden. Richtlijn 2004/18/EG maakt een dergelijk onderscheid echter wel, en de communautaire instellingen moeten deze mogelijkheid ook hebben. De artikelen 93 en 94 van het Financieel Reglement moeten voorzien in de verplichte uitsluiting in de ernstigste gevallen en de aanbestedende dienst moet de mogelijkheid worden gegeven op basis van een risicoanalyse andere uitsluitingsgevallen toe te voegen. Hetzelfde onderscheid moet in artikel 114 van het Financieel Reglement ten aanzien van subsidies worden gemaakt. De in artikel 96 van dat reglement opgenomen regels inzake sancties moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

(30) Gegadigden of inschrijvers moeten krachtens artikel 93 van het Financieel Reglement in procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten ertoe worden verplicht, wanneer hun daarom wordt verzocht, het bewijs te levereen van de eigendom van, het beheer of de zeggenschap over of de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de juridische entiteit die een offerte indient, zodat de aanbestedende dienst kan nagaan of de eigenaar niet uitgesloten is.

(31) Krachtens artikel 95 van het Financieel Reglement moeten alle instellingen gegevensbanken bijhouden van de gegadigden of inschrijvers die zich in een van de in de artikelen 93 of 94 bedoelde uitsluitingsgevallen bevinden, en toegang tot elkaars gegevensbanken hebben. Het zou kostenefficiënter, maar nog steeds met dat beginsel in overeenstemming zijn, kleine instellingen met slechts weinig procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten de mogelijkheid te geven door middel van een gezamenlijke gegevensbank aan deze verplichting te voldoen.

(32) Opeenvolgende kaderprogramma's voor onderzoek hebben het werk van de Commissie vergemakkelijkt, omdat specifieke vereenvoudigde regels erin zijn opgenomen inzake de gunning van opdrachten aan externe deskundigen voor evaluatie en technische bijstand. De artikelen 91 en 97 zouden soortgelijke bepalingen moeten omvatten ten aanzien van alle andere programma's waarbij aan een dergelijke procedure behoefte bestaat.

(33) De verplichtingen van de instellingen inzake het opschorten van een plaatsingsprocedure of een opdracht in geval van fraude of onregelmatigheden krachtens artikel 113 van het Financieel Reglement moeten worden verduidelijkt, zodat de verplichtingen begrijpelijk en toepasbaar zijn.

(34) De regels inzake subsidies moeten worden vereenvoudigd. De vereisten inzake controles en garanties moeten beter in verhouding staan tot de financiële risico's. Enkele essentiële veranderingen moeten eerst in het Financieel Reglement worden aangebracht, zodat later nadere bepalingen kunnen worden opgenomen in de uitvoeringsvoorschriften. Het toepassingsgebied van subsidies moet in artikel 108 van het Financieel Reglement duidelijker worden afgebakend, met name wat de financiering met betrekking tot leningsactiviteiten en aandelenbezit betreft. Het evenredigheidsbeginsel moet eraan worden toegevoegd.

(35) De uitzonderingen op de in de uitvoeringsvoorschriften vervatte regel dat de subsidie geen winst mag opleveren, moeten in het Financieel Reglement worden opgenomen. Voorts dient in artikel 109 van het Financieel Reglement zeer duidelijk te worden vermeld, dat de toekenning van subsidies voor bepaalde acties juist de vergroting van de financiële capaciteit of het voortbrengen van inkomsten ten doel heeft.

(36) De regel dat subsidies op basis van oproepen tot het indienen van voorstellen moeten worden toegekend, heeft zijn waarde bewezen. De ervaring heeft echter geleerd, dat er in sommige situaties, gezien de aard van de actie, geen keuze is bij de selectie van de begunstigden, en in artikel 110 van het Financieel Reglement moet uitdrukkelijk worden vermeld dat zich dergelijke uitzonderingsgevallen kunnen voordoen.

(37) De regel dat een begunstigde voor een actie niet meer dan één subsidie kan krijgen, moet worden aangepast omdat sommige basisbesluiten combinatie van verschillende communautaire financieringsbronnen wel toestaan en dergelijke gevallen in de toekomst met het oog op de doeltreffendheid van de uitgaven vaker zouden kunnen voorkomen. Van deze gelegenheid moet echter gebruik worden gemaakt om in artikel 111 van het Financieel Reglement duidelijk te maken dat dezelfde kosten nooit tweemaal uit de communautaire begroting kunnen worden gefinancierd.

(38) Wanneer subsidies voor exploitatiekosten worden verleend, is de regel dat de benodigde overeenkomst niet meer dan vier maanden na het begin van het boekjaar van de begunstigde mag worden ondertekend, onnodig star, en artikel 112 van het Financieel Reglement kan deze termijn veilig op zes maanden vaststellen.

(39) Met het oog op de duidelijkheid en doorzichtigheid dient het nieuwe artikel 113 bis van het Financieel Reglement het gebruik van forfaitaire betalingen toe te staan, naast de traditionele terugbetalingsmethode van werkelijk gemaakte kosten.

(40) In artikel 114 van het Financieel Reglement moeten bepaalde beperkingen inzake de toelaatbaarheid van begunstigden worden geschrapt, zodat subsidies aan natuurlijke personen en bepaalde entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid kunnen worden toegekend.

(41) Hoewel de toekenning van subsidies op basis van selectie- en gunningscriteria blijft geschieden, is het in de praktijk niet nodig die criteria door een en hetzelfde comité te laten toetsen. Deze verplichting moet derhalve uit artikel 116 worden geschrapt.

(42) Ten aanzien van de normen inzake overheidsopdrachten die door begunstigden van subsidies moeten worden toegepast, is de huidige regel van artikel 120 van het Financieel Reglement onduidelijk, en hij moet dan ook worden vereenvoudigd. Voorts dient uitdrukkelijk te worden voorzien in het geval waarin de uitvoering van een actie financiële steun aan derden noodzakelijk maakt.

(43) Wat de regels inzake boekhouding en rekeningen betreft, moet artikel 121 van het Financieel Reglement de rekenplichtige van de Commissie de mogelijkheid bieden in overeenstemming met internationale normen vast te stellen welke andere organen, naast die welke communautaire subsidies ontvangen, onder de werkingssfeer van de consolidatie vallen.

(44) Met het oog op de instelling van het EGFL, dat met ingang van 2007 in de plaats komt van het EOGFL, moet de terminologie in de titel van titel I van deel II en in de artikelen 148 tot en met 151 worden aangepast. In artikel 151 moet worden verduidelijkt dat voorlopige vastleggingen mogen worden verricht na de normale termijn van twee maanden na ontvangst van de staten van uitgaven van de lidstaten in gevallen waarin een besluit inzake de overschrijving van kredieten wordt verwacht. Artikel 153 betreffende overschrijvingen moet worden verduidelijkt.

(45) Behalve de titel van titel II van deel II, moet de terminologie in artikel 155, leden 1 en 3, van het Financieel Reglement zodanig worden aangepast, dat alleen wordt verwezen naar de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Visserijfonds en het Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling. De verwijzingen naar de pretoetredingsmaatregelen voor het structuurbeleid (ISPA) en de landbouw (SAPARD) moeten worden geschrapt, daar hierbij sprake is van gedecentraliseerd beheer door derde landen overeenkomstig artikel 164 en de tenuitvoerlegging van deze maatregelen grotendeels hetzelfde blijft als thans. Ten aanzien van de wederopvoering van vrijgemaakte kredieten moet, overeenkomstig de nieuwe basisbesluiten voor structurele maatregelen in de periode 2007-2013, die op overmacht betrekking hebben, in het Financieel Reglement alleen de bepaling worden gehandhaafd voor de gevallen waarin een "kennelijke fout" aan de Commissie is toe te rekenen.

(46) In artikel 160 van het Financieel Reglement moet een bepaling worden toegevoegd over de bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit de opheffing van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal , en de terbeschikkingstelling van de desbetreffende kredieten.

(47) Kredieten die zijn vrijgemaakt als gevolg van gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van de projecten waarvoor zij bestemd waren, moeten kunnen worden wederopgevoerd. Dit dient echter slechts onder stricte voorwaarden mogelijk te zijn, en alleen op het gebied van onderzoek, daar onderzoeksprojecten een hoger financieel risico meebrengen dan projecten op andere beleidsterreinen.

(48) Ten aanzien van externe maatregelen moet worden verduidelijkt dat de subsidieprocedures die bij gedecentraliseerd beheer door derde landen moeten worden toegepast, in de met deze landen gesloten financieringsovereenkomsten moeten worden vermeld, hetgeen een vastlegging van de bestaande praktijk is.

(49) De instellingen dienen ter vergemakkelijking van het beheer de mogelijkheid te krijgen, voor het beheer van de in hun eigen afdeling van de begroting opgenomen kredieten ordonnateursbevoegdheden te delegeren aan de directeuren van interinstitutionele Europese bureaus. Hoewel de inhoud ongewijzigd moet blijven, dienen de artikelen 171, 173 en 176 van het Financieel Reglement een iets andere structuur te krijgen om de subdelegatie van ordonnateursbevoegdheden door de directeuren van bureaus te verduidelijken.

(50) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1 komt de eerste alinea als volgt te luiden:

"Deze verordening regelt de opstelling en uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, hierna "begroting" genoemd, en de indiening en controle van de rekeningen."

2. Artikel 2 komt als volgt te luiden:

"Artikel 2

Iedere bepaling betreffende de uitvoering van de begroting aan de ontvangsten- of uitgavenzijde in een ander wetgevingsbesluit moet met name de in titel II vermelde begrotingsbeginselen eerbiedigen."

3. In artikel 5 komt lid 4 als volgt te luiden:

"4. Rente op middelen die eigendom van de Gemeenschappen zijn, wordt als diverse ontvangsten in de begroting opgenomen, behoudens het bepaalde in de artikelen 5 bis, 18 en 74."

4. In deel I, titel II, hoofdstuk 1, wordt het volgende artikel 5 bis ingevoegd:

"Artikel 5 bis

1. De rente op betaalde voorfinanciering wordt aan het betrokken programma of de betrokken actie toegewezen en op de betaling van het saldo van de aan de begunstigde verschuldigde bedragen in mindering gebracht.

In de verordening tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften van de onderhavige verordening, hierna “uitvoeringsvoorschriften” genoemd, worden de uitzonderingsgevallen vastgesteld waarin de bevoegde ordonnateur deze rente jaarlijks invordert door middel van een invorderingsopdracht. De rente wordt als diverse ontvangsten aan de begroting overgemaakt.

2. In de volgende gevallen is aan de Gemeenschappen geen rente verschuldigd:

a) voorfinanciering die geen aanzienlijk bedrag in de zin van de uitvoeringsvoorschriften is;

b) voorfinanciering die uit hoofde van een overheidsopdracht in de zin van artikel 88 is betaald;

c) voorfinanciering die aan lidstaten is betaald;

d) voorfinanciering die uit hoofde van pretoetredingssteun is betaald;

e) voorschotten die overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, hierna "Statuut" genoemd, aan de leden van de instellingen en het personeel zijn betaald;

f) voorfinanciering die in het kader van gezamenlijk beheer in de zin van artikel 53, lid 1, onder c), is betaald."

5. In artikel 8, lid 1, wordt de volgende volzin toegevoegd:

"De bedragen die vervroegd worden betaald, worden als ontvangsten van het volgende begrotingsjaar behandeld."

6. In artikel 12 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"In naar behoren gemotiveerde, uitzonderingsgevallen mogen de kredieten voor hulp in crisissituaties en humanitaire hulp evenwel vanaf 15 december worden vastgelegd ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. Deze vastleggingen mogen niet meer bedragen dan een vierde van de kredieten van het betrokken begrotingsonderdeel voor de laatste vastgestelde begroting."

7. In artikel 16 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

"De rekenplichtige en, in het geval van gelden ter goede rekening, de beheerder van gelden ter goede rekening en, ten behoeve van het administratieve beheer van de externe dienst van de Commissie, de bevoegde ordonnateur zijn evenwel gemachtigd voor de in artikel 61 bedoelde kasbehoeften transacties in nationale munteenheden te verrichten onder in de uitvoeringsvoorschriften nader te bepalen voorwaarden."

8. Artikel 18, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a) het volgende punt a bis) wordt ingevoegd:

"a bis) financiële bijdragen van lidstaten, andere donorlanden of internationale organisaties aan bepaalde externe steunprojecten of –programma's die door de Gemeenschap worden gefinancierd en namens hen door de Commissie worden beheerd, overeenkomstig het desbetreffende basisbesluit;"

b) het volgende punt e bis) wordt ingevoegd:

"e bis) de opbrengst van de verkoop bij vervanging of het buiten dienst stellen van voertuigen, uitrusting, installaties, materiaal en wetenschappelijke en technische apparaten;".

9. In artikel 19, lid 2, komt de eerste volzin als volgt te luiden:

"Voor het aanvaarden van schenkingen die aanzienlijke lasten kunnen meebrengen, is de goedkeuring vereist van het Europees Parlement en de Raad, die zich binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie uitspreken."

10. Artikel 22 komt als volgt te luiden:

“Artikel 22

"1. Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting overschrijvingen verrichten:

a) van de ene titel naar de andere tot in totaal 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven;

b) van het ene hoofdstuk naar het andere zonder beperking.

2. Drie weken voordat zij de in lid 1 genoemde overschrijvingen verrichten, stellen de instellingen de begrotingsautoriteit en de Commissie in kennis van hun voornemens. Worden binnen deze termijn door een van de twee takken van de begrotingsautoriteit naar behoren gemotiveerde redenen aangevoerd, dan wordt de procedure van artikel 24 gevolgd.

De begrotingsautoriteit beslist over deze overschrijvingen binnen de in artikel 24 genoemde termijnen, die beginnen te lopen op de datum waarop zij door de instelling van de voorgenomen overschrijving in kennis is gesteld.

3. Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting overschrijvingen van de ene titel naar de andere boven de grens van 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven, aan de begrotingsautoriteit voorstellen. De begrotingsautoriteit stelt de Commissie hiervan in kennis. Deze overschrijvingen geschieden volgens de procedure van artikel 24.

4. Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting overschrijvingen binnen hoofdstukken verrichten zonder de begrotingsautoriteit hiervan van tevoren in kennis te stellen."

11. Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) punt b) komt als volgt te luiden:

"b) wat de personeelsuitgaven en huishoudelijke uitgaven betreft, kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere, maar alleen tussen artikelen die uitgaven van dezelfde aard financieren;"

ii) het volgende punt d) wordt toegevoegd:

"d) kredieten overschrijven van de in artikel 43 genoemde titel "voorzieningen" in de gevallen waarin een basisbesluit voor de betrokken actie bij de opstelling van de begroting ontbreekt maar tijdens het begrotingsjaar wordt vastgesteld."

iii) de tweede alinea wordt geschrapt.

b) het volgende lid 1bis wordt ingevoegd:

"1bis. De Commissie brengt de begrotingsautoriteit op de hoogte drie weken voordat zij:

a) overschrijvingen verricht tussen artikelen binnen het hoofdstuk voor administratieve kredieten van eenzelfde titel die boven de grens liggen van 10% van de kredieten van het begrotingsjaar genoemd in het artikel waarvan kredieten worden overgeschreven, en;

b) de in lid 1, onder c), bedoelde overschrijvingen verricht.

Worden binnen de termijn van drie weken door een van de twee takken van de begrotingsautoriteit naar behoren gemotiveerde redenen aangevoerd, dan wordt de procedure van artikel 24 gevolgd. De begrotingsautoriteit beslist over deze overschrijvingen binnen de in artikel 24 genoemde termijnen, die beginnen te lopen op de datum waarop de begrotingsautoriteit door de Commissie van de voorgenomen overschrijving in kennuis is gesteld."

c) in lid 2 wordt "lid 1, onder c)," vervangen door "de leden 1 en 1 bis".

12. In artikel 26, lid 2, komt de eerste alinea als volgt te luiden:

"Overschrijvingen die het gebruik van de reserve voor spoedhulp mogelijk moeten maken, worden door de begrotingsautoriteit goedgekeurd op voorstel van de Commissie. Voor elke maatregel moet een afzonderlijk voorstel worden ingediend."

13. In artikel 29 komt lid 2 als volgt te luiden:

"2. De begroting en de gewijzigde begrotingen worden in hun definitief vastgestelde vorm op initiatief van de voorzitter van het Europees Parlement in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Deze bekendmaking geschiedt binnen drie maanden na de datum van constatering van de definitieve vaststelling van de begroting.

De geconsolideerde jaarrekeningen en het door iedere instelling opgestelde verslag over het begrotings- en financieel beheer worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt."

14. In artikel 33, lid 2, komt punt d) als volgt te luiden:

"d) de activiteitenoverzichten met gegevens over de verwezenlijking van alle eerder vastgestelde doelstellingen voor de verschillende activiteiten alsmede de nieuwe doelstellingen, afgemeten aan indicatoren. De resultaten van deze evaluaties worden geraadpleegd en er wordt naar verwezen om aan te tonen welke voordelen een voorgestelde aanpassing van de begroting kan bieden."

15. In artikel 40 komt punt a) als volgt te luiden:

"a) een algemene staat van ontvangsten en uitgaven;"

16. Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1, tweede alinea, wordt "artikel 24" vervangen door "de artikelen 23 en 24";

b) in lid 2 wordt "artikel 24" vervangen door "de artikelen 23 en 24".

17. In artikel 44, tweede alinea, wordt "de artikelen 22, 23 en 25" vervangen door "de artikelen 23 en 25".

18. Artikel 45 komt als volgt te luiden:

"Artikel 45

1. De afdeling Commissie van de begroting bevat een reserve voor spoedhulp aan derde landen.

2. De in lid 1 genoemde reserve wordt vóór het einde van het begrotingsjaar gebruikt door middel van overschrijvingen volgens de procedure van de artikelen 24 en 26."

19. In artikel 46 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

a) punt 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) de inleidende zin komt als volgt te luiden:

"in de algemene staat van ontvangsten en uitgaven:"

ii) punt f) wordt geschrapt;

iii) punt g) komt als volgt te luiden:

"g) een passende toelichting bij elk in artikel 41, lid 1, bedoeld onderdeel."

b) punt 2 komt als volgt te luiden:

"2. in de afdeling van elke instelling worden de ontvangsten en uitgaven volgens dezelfde structuur als in punt 1 aangegeven."

c) in punt 3 komt punt c) als volgt te luiden:

"c) de onderverdeling van het wetenschappelijk en technisch personeel kan onder de bij elke begroting vastgestelde voorwaarden volgens groepen van rangen worden aangegeven. In de personeelsformatie wordt het aantal wetenschappelijk of technisch hooggekwalificeerde personeelsleden vermeld aan wie uit hoofde van de specifieke bepalingen van het Statuut bijzondere voordelen worden toegekend;"

d) punt 5 komt als volgt te luiden:

"5. de begrotingsonderdelen betreffende ontvangsten en uitgaven die voor de inschakeling van het Garantiefonds voor externe maatregelen noodzakelijk zijn."

20. In artikel 47, lid 1, wordt in de tweede alinea "de rangen A1, A2 en A3" vervangen door "de rangen AD 16, AD 15 en AD 14".

21. Artikel 52 komt als volgt te luiden:

" Artikel 52

1. Het is alle financiële actoren en elke andere persoon die bij de uitvoering, het beheer, de audit of de controle van de begroting betrokken is, verboden enige handeling te verrichten waarbij hun eigen belangen in conflict kunnen komen met die van de Gemeenschappen. Indien een dergelijk geval zich voordoet, dient de betrokkene van deze handeling af te zien en zich tot het bevoegde gezag te wenden.

2. Een belangenconflict doet zich voor wanneer de onpartijdige en objectieve uitoefening van de functies van de in lid 1 bedoelde financiële actor of andere persoon in gevaar wordt gebracht als gevolg van familiebanden, vriendschap, politieke gezindheid of nationaliteit, economische belangen of elke andere eventuele belangengemeenschap met de begunstigde."

22. Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:

a) de leden 3 en 4 komen als volgt te luiden:

"3. Wanneer de Commissie de begroting onder gedeeld beheer uitvoert, worden de taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Deze methode geldt in het bijzonder voor de in deel II, titels I en II, bedoelde acties.Om bij gedeeld beheer ervoor te zorgen dat de middelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften en beginselen worden gebruikt, nemen de lidstaten alle nodige maatregelen om:

a) zich te vergewissen van de goede uitvoering van de uit de communautaire begroting gefinancierde acties;

b) onregelmatigheden en fraude te voorkomen en aan te pakken;

c) ten onrechte betaalde, onjuist gebruikte of als gevolg van onregelmatigheden of fouten verloren gegane middelen terug te vorderen.

Daartoe voeren de lidstaten regelmatige controles uit en voeren zij een doeltreffend intern controlesysteem in. Voor de toepassing van de punten b) en c) stellen zij zo nodig gerechtelijke procedures in.

4. Wanneer de Commissie de begroting onder gedecentraliseerd beheer uitvoert, worden de taken tot uitvoering van de begroting aan derde landen gedelegeerd overeenkomstig artikel 56 en deel II, titel IV."

b) lid 6 wordt geschrapt.

c) lid 7 komt als volgt te luiden:

"7. Wanneer de Commissie de begroting in gezamenlijk beheer uitvoert, worden in de volgende gevallen bepaalde uitvoeringstaken aan internationale organisaties opgedragen overeenkomstig de uitvoeringsvoorschriften:

a) wanneer de Commissie en de internationale organisatie een langetermijnkaderovereenkomst hebben gesloten met administratieve en financiële bepalingen inzake samenwerking,

b) wanneer de Commissie en de internationale organisatie een gezamenlijk project of programma uitwerken,

c) wanneer de middelen van verschillende donoren worden samengevoegd en niet voor specifieke uitgavenposten of -categorieën bestemd zijn, dat wil zeggen in het geval van meerdonorenacties.

Deze organisaties passen inzake boekhouding, controle en overheidsopdrachten normen toe, die dezelfde garanties bieden als de internationaal erkende normen.

De individuele overeenkomsten die voor de toekenning van de financiering met de internationale organisatie worden gesloten, bevat gedetailleerde bepalingen inzake de uitoefening van de aan de internationale organisatie opgedragen taken."

23. Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De delegatie van taken tot uitvoering van de begroting voldoet aan de vereisten van goed financieel beheer en waarborgt de naleving van het discriminatieverbod en de zichtbaarheid van de communautaire actie. De aldus gedelegeerde uitvoeringstaken mogen niet tot belangenconflicten leiden."

b) lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i) punt c) komt als volgt te luiden:

"c) nationale of internationale publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke organen die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak, voldoende financiële garanties bieden en de in de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde voorwaarden in acht nemen."

ii) het volgende punt d) wordt toegevoegd:

"d) personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49."

c) in lid 3 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

"Deze organen of personen nemen de nodige maatregelen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en stellen in voorkomend geval gerechtelijke procedures in om ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen terug te vorderen."

24. De artikelen 55 en 56 komen als volgt te luiden:

"Artikel 55

1. De uitvoerende agentschappen zijn rechtspersonen naar Gemeenschapsrecht waaraan, voor rekening en onder verantwoordelijkheid van de Commissie, de uitvoering van een communautair programma of project geheel of gedeeltelijk kan worden gedelegeerd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003(*) van de Raad.

2. De besteding van de betrokken beleidskredieten wordt verricht door de directeur van het agentschap."

Artikel 56

1. Wanneer de Commissie de begroting door middel van indirect gecentraliseerd beheer uitvoert, vergewist zij zich eerst van het bestaan, de relevantie en de goede werking bij de entiteiten waaraan zij de uitvoering toevertrouwt, overeenkomstig de regels van goed financieel beheer, van het volgende:

a) doorzichtige procedures voor het plaatsen van opdrachten en het toekennen van subsidies die niet-discriminerend zijn, eventuele belangenconflicten voorkomen, en met de desbetreffende bepalingen van de onderhavige verordening in overeenstemming zijn;

b) een doelmatig systeem voor de interne controle van het beheer van de verrichtingen, dat in daadwerkelijke scheiding voorziet van de functies van ordonnateur en rekenplichtige of de equivalenten daarvan;

c) een boekhouding van deze verrichtingen en procedures inzake rekening en verantwoording, om zich van een juist gebruik van de communautaire middelen te verzekeren en om in de rekeningen van de Gemeenschappen de werkelijke benuttingsgraad weer te geven;

d) een onafhankelijke externe controle; en

e) de toegang van het publiek tot de informatie op het door de communautaire regelgeving vastgestelde niveau.

2. In het geval van gedecentraliseerd beheer gelden, geheel of gedeeltelijk naar gelang van de tussen de Commissie en het betrokken derde land overeengekomen mate van decentralisatie, de in lid 1 bedoelde criteria.

Het betrokken derde land verbindt zich aan de volgende voorwaarden te voldoen:

a) met inachtneming van de eerste alinea van dit lid, te voldoen aan de in lid 1 vastgestelde criteria;

b) ervoor te zorgen dat de in lid 1, onder d), genoemde controle door een nationale instelling voor onafhankelijke externe controle wordt verricht.

c) regelmatige controles uit te voeren om ervoor te zorgen dat de door de begroting te financieren acties juist zijn uitgevoerd.

d) de nodige maatregelen te nemen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en zo nodig gerechtelijke procedures in te stellen om ten onrechte betaalde middelen terug te vorderen.

3. De Commissie zorgt voor toezicht op en evaluatie en controle van de uitvoering van de toevertrouwde taken. Zij houdt rekening met de gelijkwaardigheid van de controlesystemen wanneer zij dergelijke controles uitvoert aan de hand van haar eigen controlesystemen.

____________

(*) PB L 11 van 16.1.2003, blz.1.”

25. In artikel 57 komt lid 1 als volgt te luiden:

“1. De Commissie mag uitvoeringshandelingen met begrotingsmiddelen, betaling en invordering daaronder begrepen, niet aan privaatrechtelijke externe entiteiten of organen toevertrouwen, behalve wanneer deze met een in artikel 54, lid 2, onder c), bedoelde openbaredienstverleningstaak zijn belast, of in bijzondere gevallen waarin de betrokken betalingen aan door de Commissie bepaalde begunstigden moeten worden gedaan, deze aan door de Commissie vastgestelde voorwaarden en bedragen zijn onderworpen, en de entiteit of het orgaan dat de betalingen verricht, geen discretionaire bevoegdheid uitoefent."

26. Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

a) het volgende lid 1bis wordt ingevoegd:

"1bis Voor de toepassing van deze titel wordt onder "personeelsleden" verstaan personen die zijn onderworpen aan het Statuut."

b) lid 3 komt als volgt te luiden:

"3. De bevoegdheid van ordonnateur wordt alleen aan personeelsleden gedelegeerd of gesubdelegeerd."

27. In artikel 60, lid 7, komt de eerste volzin als volgt te luiden:

"De gedelegeerde ordonnateur legt aan zijn instelling verantwoording over de uitoefening van zijn taken af in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag, dat vergezeld gaat van gegevens over de financiën en het beheer en een verklaring dat de in dit verslag opgenomen gegevens een getrouwe en eerlijk beeld geven ."

28. Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

a) het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

"2 bis. De rekenplichtige stelt aan de hand van de in lid 2 bedoelde gegevens de rekeningen op. De in artikel 129, leden 2 en 3, bedoelde definitieve rekeningen gaan vergezeld van een door de rekenplichtige afgegeven verklaring dat zij zijn opgesteld overeenkomstig titel VII en de in de bijlage bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden."

b) lid 3 komt als volgt te luiden:

"3. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de rekenplichtige als enige bevoegd het beheer te voeren over de kasmiddelen en aan kasmiddelen gelijkwardige middelen. Hij is voor de bewaring ervan aansprakelijk."

29. In artikel 62 komt de eerste alinea als volgt te luiden:

"De rekenplichtige kan voor de uitoefening van zijn functie een aantal van zijn taken delegeren aan ondergeschikte personeelsleden."

30. Artikel 63 komt als volgt te luiden:

"Artikel 63

1. Voor de inning van andere ontvangsten dan eigen middelen en voor de betaling van geringe bedragen in de zin van de uitvoeringsvoorschriften kan beheer van gelden ter goede rekening worden ingesteld.

Op het gebied van hulp in crisissituaties en humanitaire hulp in de zin van artikel 110 mogen evenwel gelden ter goede rekening worden gebruikt voor de betaling van grotere bedragen.

2. Gelden ter goede rekening worden door de rekenplichtige van de instelling ter beschikking gesteld en vallen onder de verantwoordelijkheid van door de rekenplichtige van de instelling aangewezen beheerders van gelden ter goede rekening."

31. In artikel 65 komt lid 1 als volgt te luiden:

"1. Het bepaalde in dit hoofdstuk doet niet af aan de eventuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de in artikel 64 genoemde financiele actoren krachtens het toepasselijke nationale recht en de geldende bepalingen aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Gemeenschappen of van de lidstaten betrokken zijn."

32. Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 komt de eerste volzin als volgt te luiden:

"De ordonnateur is geldelijk aansprakelijk onder de in het Statuut bepaalde voorwaarden, volgens welke een onder de desbetreffende voorwaarden vallend personeelslid kan worden verplicht de schade die de Gemeenschappen door grove schuld zijnerzijds in de uitoefening van zijn functie of ter gelegenheid daarvan hebben geleden, geheel of gedeeltelijk te vergoeden, met name indien hij de in te vorderen rechten vaststelt of inningsopdrachten afgeeft, een betalingsverplichting aangaat of een betalingsopdracht ondertekent in afwijking van de in dit Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde bepalingen."

b) het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

"2 bis. Een gedelegeerd ordonnateur kan een zaak naar de in lid 4 genoemde instantie doorverwijzen wanneer hij van oordeel is dat zich een financiële onregelmatigheid heeft voorgedaan."

33. In artikel 72, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De instelling kan ook door een gewone gerechtelijke procedure een executoriale titel van de bevoegde autoritet verkrijgen. Hiertoe worden haar schuldvorderingen gelijkgesteld met burgerrechtelijke en handelsrechtelijke schuldvorderingen in de zin van de op grond van artikel 65 van het EG-Verdrag vastgestelde instrumenten."

34. Aan artikel 73, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Voorts kan de bevoegde ordonnateur een vastgestelde schuldvordering annuleren of wijzigen overeenkomstig de in de uitvoeringsvoorschriften neergelegde voorwaarden."

35. De volgende artikelen 73 bis en 73 ter worden ingevoegd:

"Artikel 73 bis

Om de financiële belangen van de Gemeenschappen te beschermen, genieten hun schuldvorderingen in de nationale rechtsstelsels dezelfde voorrechten als vorderingen van fiscale aard van overheidsorganen in de lidstaten.

Artikel 73 ter

Onverminderd de bijzondere verordeningen en de toepassing van het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen, geldt voor vorderingen van de Gemeenschappen op derden en vorderingen van derden op de Gemeenschappen een verjaringstermijn van vijf jaar.

De datum voor de berekening van de verjaringstermijn en de voorwaarden voor de schorsing ervan worden neergelegd in de uitvoeringsvoorschriften."

36. In artikel 75, lid 2, wordt “ artikel 49, lid 2”, vervangen door “ artikel 49, lid 2, onder d)”.

37. In artikel 77, lid 3, komt de derde alinea als volgt te luiden:

"De vastlegging wordt vrijgemaakt voor het bedrag van een juridische verbintenis waarvoor gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf de ondertekening van deze juridische verbintenis, geen enkele betaling in de zin van artikel 81 is verricht."

38. In artikel 87 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

"Wanneer de intern controleur een personeelslid is, is hij aansprakelijk onder de in het Statuut vastgestelde voorwaarden, welke nader worden aangegeven in de uitvoeringsvoorschriften."

39. Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 komt de eerste alinea als volgt te luiden:

"Overheidsopdrachten zijn overeenkomsten onder bezwarende titel die schriftelijk tussen een of meer economische subjecten en een of meer aanbestedende diensten in de zin van de artikelen 104 en 167 worden gesloten om tegen een geheel of gedeeltelijk ten laste van de begroting komende prijs de levering van roerende of onroerende zaken, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten te verkrijgen."

b) lid 2 komt als volgt te luiden:

"2. Onverminderd de artikelen 93 tot en met 96 vallen subsidies niet onder deze titel.

40. In artikel 90, lid 1, komt de tweede alinea als volgt te luiden:

"De opdrachten worden vooraf bekendgemaakt, behalve in de in artikel 91, lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde gevallen en bij opdrachten voor de in bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad(**) bedoelde diensten."

___________________

(**) PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.

41. Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komt als volgt te luiden:

"1. Bij het plaatsen van opdrachten kan een van de volgende procedures worden gevolgd:

a) de openbare procedure,

b) de niet-openbare procedure,

c) de prijsvraag,

d) de onderhandelingsprocedure;

e) de concurrentiegerichte dialoog."

b) in lid 2 wordt de tweede alinea geschrapt.

c) het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

"4. De uitvoeringsvoorschriften stellen de in lid 1 bedoelde procedure voor het plaatsen van opdrachten vast die van toepassing is op de onder bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG vallende dienstenopdrachten en op geheim verklaarde opdrachten, en bevatten nadere regels betreffende de gunning van opdrachten aan externe deskundigen voor evaluatie of technische bijstand."

42. De artikelen 93 en 94 komen als volgt te luiden:

"Artikel 93

1. Behoudens lid 5, worden van deelname aan een aanbestedingsprocedure uitgesloten gegadigden of inschrijvers die in een van de volgende situaties verkeren:

a) zij zijn bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing veroordeeld wegens fraude, omkoping, deelname aan een criminele organisatie, het witwassen van geld of enige andere onwettige activiteit die de financiële belangen van de Gemeenschappen schaadt;

b) hun is een in artikel 96 bedoelde administratieve sanctie opgelegd.

2. Behoudens lid 5, kan de aanbestedende dienst op grond van een risicoanalyse ook beslissen gegadigden en inschrijvers van deelname aan een aanbestedingsprocedure uit te sluiten, die in een van de volgende situaties verkeren:

a) zij verkeren in staat van faillissement, vereffening, akkoord of surséance van betaling of hun faillissement is aangevraagd of tegen hen loopt een procedure van vereffening, akkoord of surséance van betaling, of zij hebben hun werkzaamheden gestaakt of verkeren in een overeenkomstige toestand als gevolg van een soortgelijke procedure krachtens een nationale wettelijke of bestuursrechtelijke regeling;

b) zij zijn bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing veroordeeld voor een inbreuk op hun beroepsgedragsregels;

c) zij hebben bij de uitoefening van hun beroep een ernstige fout begaan, vastgesteld op elke grond die de aanbestedende diensten aannemelijk kunnen maken;

d) zij hebben niet voldaan aan hun verplichtingen tot betaling van socialezekerheidsbijdragen of belastingen overeenkomstig de wetgeving van het land waar zij zijn gevestigd of van het land van de aanbestedende dienst dan wel van het land waar de opdracht moet worden uitgevoerd.

3. De uitsluitingssituaties worden van tevoren vastgesteld en aan de gegadigden of inschrijvers medegedeeld.

4. De gegadigden of inschrijvers moeten bewijzen dat zij niet in een van de in lid 1 genoemde situaties verkeren en, zo nodig, dat zij niet in een van de in lid 2 genoemde situaties verkeren.

Wanneer de gegadigden of de inschrijvers een juridishe entiteit zijn, moeten, wanneer de aanbestedende dienst daarom verzoekt, inlichtingen worden verstrekt aangaande de eigendom van, het beheer of de zeggenschap over of de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de juridische entiteit.

5. In de uitvoeringsvoorschriften wordt de maximumtermijn vastgesteld gedurende welke de in lid 1, onder a), en lid 2 bedoelde situaties aanleiding geven tot uitsluiting van gegadigden of inschrijvers van deelname aan procedures voor het plaatsen van opdrachten.

Artikel 94

Van de gunning van een opdracht worden uitgesloten, gegadigden of inschrijvers die tijdens de aanbestedingsprocedure:

a) in een belangenconflict verkeren;

b) valse verklaringen hebben afgelegd in de door de aanbestedende dienst verlangde inlichtingen voor deelname aan de aanbestedingsprocedure, of deze inlichtingen niet hebben verstrekt;

c) in een van de uitsluitingssituaties voor deze aanbestedingsprocedure verkeren;

d) belangrijke fouten maken of onregelmatigheden of fraude begaan."

43. In artikel 95 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Met het oog op de kosteneffectiviteit kunnen twee of meer instellingen echter besluiten een gezamenlijke gegevensbank te gebruiken."

44. Artikel 96 komt als volgt te luiden:

"Artikel 96

1. De aanbestedende dienst kan administratieve of financiële sancties opleggen aan :

a) gegadigden of inschrijvers die in de in artikel 94, onder b) en d), bedoelde uitsluitingssituaties verkeren;

b) contractanten of begunstigden die ernstig in gebreke zijn gesteld wegens niet-nakoming van hun contractuele verplichtingen uit hoofde van opdrachten of subsidieovereenkomsten die onder de begroting vallen.

In alle gevallen dient de aanbestedende dienst de betrokken persoon eerst de gelegenheid te geven zijn opmerkingen te maken.

2. De in lid 1 bedoelde sancties dienen evenredig te zijn aan de omvang van de opdracht en de ernst van de begane fouten en kunnen bestaan in:

a) de uitsluiting van de gegadigde, inschrijver of contractant gedurende een termijn van maximaal tien jaar van de uit de begroting gefinancierde opdrachten en subsidies;

b) de oplegging van financiële sancties aan de gegadigde of inschrijver in de in alinea 1, onder a), bedoelde gevallen of door de contractant in het in lid 1, onder b), bedoelde geval, wanneer dit geval werkelijk ernstig is, doch zonder dat de waarde van de betrokken opdracht wordt overschreden.

45. In artikel 97 komt lid 2 als volgt te luiden:

"2. De opdracht kan worden gegund door automatische aanbesteding of door gunning aan de economisch voordeligste inschrijving of, bijopdrachten aan externe deskundigen voor evaluatie of technische bijstand, op grond van de geschiktheid van de gegadigden."

46. Artikel 98 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komt als volgt te luiden:

"1. De regels voor de indiening van de offertes of inschrijvingen garanderen een werkelijke concurrentie en de vertrouwelijkheid van de inhoud, totdat zij gelijktijdig worden geopend."

b) lid 4 komt als volgt te luiden:

"4. Alle door de openingscommissie deugdelijk verklaarde inschrijvingen of offertes worden op basis van de vooraf in de inschrijvingsdocumenten vastgestelde selectie- en gunningscriteria beoordeeld om de begunstigde van de opdracht aan de aanbestedende dienst te kunnen voorstellen of voordat tot een elektronische veiling wordt overgegaan."

47. Artikel 103 komt als volgt te luiden:

"Artikel 103

Indien de plaatsingsprocedure gepaard is gegaan met wezenlijke fouten of onregelmatigheden of met fraude, schorten de instellingen de procedure op en kunnen zij alle maatregelen nemen die nodig zijn, waaronder beëindiging van de procedure.

Indien na de gunning van de opdracht blijkt dat de plaatsingsprocedure gepaard is gegaan met wezenlijke fouten of onregelmatigheden of met fraude, of dat de uitvoering van de opdracht daarmee gepaard is gegaan, zien de instellingen, afhankelijk van het stadium van de procedure, van de opdracht af, of schorten zij de uitvoering van de opdracht op.

Indien deze fouten, onregelmatigheden of fraude door de contractant zijn begaan, kunnen de instellingen bovendien weigeren te betalen, reeds betaalde bedragen terugvorderen of alle met deze contractant gesloten overeenkomsten beëindigen, in verhouding tot de ernst van de fouten, onregelmatigheden of fraude."

48. In artikel 104 wordt de volgende volzin toegevoegd:

"Zij delegeren overeenkomstig artikel 59 de nodige bevoegdheden voor de uitoefening van de functie van aanbestedende dienst."

49. Artikel 105 komt als volgt te luiden:

"Artikel 105

Onder voorbehoud van deel II, titel IV, van de onderhavige verordening, legt richtlijn 2004/18/EG de drempelwaarden vast die bepalend zijn voor:

a) de in artikel 90 bedoelde publicatieregels,

b) de keuze van de in artikel 91, lid 1, bedoelde procedures, en

c) de betrokken termijnen."

50. Artikel 108 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 2 komt als volgt te luiden:

"2. Geen subsidies in de zin van deze titel zijn:

a) uitgaven voor de personeelsleden van de instellingen;

b) leningen, garanties voor leningen, de in artikel 88 bedoelde overheidsopdrachten, de bij wijze van macrofinanciële bijstand verleende steun en begrotingssteun;

c) beleggingen in aandelen volgens het beginsel van een particuliere belegger, aandelenbezit in of deelnemingen in het aandelenkapitaal van internationale financiële instellingen, zoals de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) of het Europees Investeringsfonds (EIF);

d) bijdragen van de Gemeenschappen aan organisaties waarvan zij lid zijn;

e) uitgaven als deel van gedeeld, gedecentraliseerd of gezamenlijk beheer in de zin van artikel 53;

f) betalingen aan de in de artikelen 54 en 55 bedoelde organen die een delegatie van de Commissie hebben verkregen en aan de in artikel 185 bedoelde communautaire organen;

g) vergoeding van reis- en verblijfkosten van personen die door de instellingen zijn uitgenodigd of uitgezonden."

b) het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

"3. Aan subsidies worden gelijkgesteld en vallen onder deze titel:

a) het voordeel dat verbonden is aan de subsidiëring van de rente op bepaalde leningen;

b) andere beleggingen in aandelen of deelnemingen in het aandelenkapitaal dan de in lid 2, onder c), bedoelde."

51. In deel I, titel VI, komt de titel van hoofdstuk 2 als volgt te luiden:

"Beginselen"

52. Artikel 109 komt als volgt te luiden:

"Artikel 109

1. Met betrekking tot subsidies gelden het transparantiebeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van gelijke behandeling.

Subsidies mogen niet cumulatief zijn of met terugwerkende kracht worden toegekend en het moet gaan om medefinanciering.

2. Subsidies mogen niet tot doel of tot gevolg hebben dat zij winst opleveren.

3. Lid 2 is niet van toepassing op:

a) aan natuurlijke personen toegekende studie-, onderzoeks- of opleidingsbeurzen;

b) naar aanleiding van prijsvragen toegekende prijzen;

c) acties die beogen de financiële capaciteit van een begunstigde te vergroten of inkomsten voort te brengen;

d) geringe subsidies in een van de in artikel 113 bis, lid 1, onder b) of c), genoemde vormen of een combinatie daarvan, overeenkomstig de uitvoeringsvoorschriften."

53. In artikel 110, lid 1, komt de tweede alinea als volgt te luiden:

"Dat werkprogramma wordt ten uitvoer gelegd door middel van publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen, behalve in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen of indien er gezien de kenmerken van de begunstigde of de actie geen andere keuze is voor een bepaalde actie."

54. Artikel 111 komt als volgt te luiden:

"Artikel 111

"Voor eenzelfde actie kan slechts één subsidie ten laste van de begroting aan eenzelfde begunstigde worden toegekend, behalve wanneer het betrokken basisbesluit anders bepaalt.

Per begrotingsjaar kan aan een begunstigde slechts één subsidie voor huishoudelijke uitgaven ten laste van de begroting worden toegekend.

Dezelfde kosten worden in geen geval tweemaal uit de begroting gefinancierd."

55. Artikel 112 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

"In dit geval mogen de voor financiering in aanmerking komende kosten evenwel niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan, behalve in naar behoren gemotiveerde, uitzonderlijke gevallen die in het basisbesluit worden bepaald of indien de kosten noodzakelijk zijn voor het goede verloop van de steunverlening in crisissituaties en humanitaire operaties, zulks onder de in de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde voorwaarden."

b) lid 2 komt als volgt te luiden:

"2. De overeenkomst inzake een subsidie voor huishoudelijke uitgaven wordt uiterlijk zes maanden na het begin van het boekjaar van de begunstigde ondertekend. De voor financiering in aanmerking komende kosten mogen niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag of vóór het begin van het boekjaar van de begunstigde zijn gedaan."

56. Het volgende artikel 113 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 113 bis

1. Subsidies kunnen de volgende vormen hebben:

a) terugbetaling van een bepaald deel van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten;

b) vaste bedragen;

c) forfaitaire financiering;

d) een combinatie van de onder a), b), en c) genoemde vormen.

2. Voor de absolute waarde van subsidies wordt een algemeen maximum in acht genomen. De artikelen 109 en 111 zijn in ieder geval van toepassing."

57. Artikel 114 komt als volgt te luiden:

"Artikel 114

1. Subsidieaanvragen worden schriftelijk ingediend.

2. Subsidieaanvragen komen voor toekenning in aanmerking indien zij zijn ingediend door:

a) rechtspersonen;

b) natuurlijke personen, voorzover de kenmerken van de actie of het door de aanvrager nagestreefde doel zulks vereisen;

Bij wijze van uitzondering, kunnen subsidieaanvragen voor toekening in aanmerking komen indien zij zijn ingediend door op het grondgebied van de Europese Unie gevestigde entiteiten die naar het toepasselijke nationale recht geen rechtspersoonlijkheid hebben, mits hun vertegenwoordigers bevoegd zijn op hun naam rechtelijke verbintenissen aan te gaan; en financieel aansprakelijk zijn.

3. Subsidies mogen niet worden toegekend aan aanvragers die ten tijde van de procedure voor het toekennen van een subsidie in een van de in artikel 93, lid 1, en artikel 94 bedoelde situaties of, naar gelang het geval, in een van de in artikel 93, lid 2, bedoelde situaties verkeren.

De aanvragers moeten bewijzen dat zij niet in een van de in de eerste alinea bedoelde situaties verkeren.

4. De ordonnateur kan de aanvragers overeenkomstig artikel 96 doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties opleggen.

Deze sancties kunnen ook worden opgelegd aan begunstigden die tijdens de uitvoering van de subsidieovereenkomst valse verklaringen hebben afgelegd bij het verstrekken van de door de aanbestedende dienst verlangde inlichtingen of die nalaten deze inlichtingen te verstrekken."

58. In artikel 116 komt lid 1 als volgt te luiden:

"1. De voorstellen worden op basis van de vooraf bekendgemaakte selectie- en toekenningscriteria geëvalueerd om te bepalen welke voorstellen voor financiering in aanmerking komen."

59. Artikel 120 komt als volgt te luiden:

"Artikel 120

1. Wanneer voor de uitvoering van de actie door de begunstigde overheidsopdrachten moeten worden geplaatst, gelden hiervoor de in de uitvoeringsvoorschriften beschreven procedures.

2. Wanneer voor de uitvoering van de actie financiële steun aan derden moet worden verleend, mag de begunstigde van een communautaire subsidie dergelijke financiële steun verlenen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de financiele steun is niet het primaire doel van de actie;

b) de voorwaarden voor de toekennig van deze steun zijn nauwkeurig in de subsidieovereenkomst tussen de begunstigde en de Commissie vastgelegd, zonder discretionnaire bevoegdheid;

c) de betrokken bedragen zijn klein.

3. In elke subsidieovereenkomst wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Commissie en de Rekenkamer bevoegd zijn bij alle contractanten en subcontractanten die middelen van de Gemeenschappen hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter plaatse uit te voeren."

60. Artikel 121 wordt als volgt gewijzigd:

a) punt a) komt als volgt te luiden:

"a) de in artikel 126 omschreven financiële staten van de instellingen, de financiële staten van de in artikel 185 bedoelde organen en de financiële staten van de andere organen welker rekeningen overeenkomstig de communautaire boekhoudregels moeten worden geconsolideerd;"

b) punt d) komt als volgt te luiden:

"d) de samengevoegde verslagen over de uitvoering van de begroting, die de gegevens uit de onder c) bedoelde verslagen weergeven."

61. In artikel 122 wordt "artikel 185" vervangen door "artikel 121".

62. Artikel 128 komt als volgt te luiden:

"Artikel 128

De rekenplichtigen van de andere instellingen en van de in artikel 121 bedoelde organen zenden uiterlijk op 1 maart van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar hun voorlopige rekeningen met een verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar toe aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer.

De rekenplichtige van de Commissie consolideert deze voorlopige rekeningen met de voorlopige rekeningen van de Commissie en zendt de Rekenkamer uiterlijk op 31 maart van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar de voorlopige rekeningen van de Commissie alsmede de voorlopige geconsolideerde rekeningen toe.

De rekenplichtige van elke instelling en elk in artikel 121 bedoeld orgaan zendt het verslag over het begrotings- en financieel beheer voor de in de tweede alinea genoemde datum ook aan het Europees Parlement en de Raad toe."

63. Artikel 129 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt "artikel 185" vervangen door "artikel 121".

b) lid 2 komt als volgt te luiden:

"2. De andere instellingen dan de Commissie en de in artikel 121 bedoelde organen stellen overeenkomstig artikel 61 hun definitieve rekeningen op en zenden deze uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer toe met het oog op de opstelling van de definitieve geconsolideerde rekeningen."

c) het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

"2 bis. De rekenplichtige van de Commissie stelt op grond van de inlichtingen die de andere instellingen overeenkomstig lid 2 hebben verstrekt, de definitieve geconsolideerde rekeningen op. De definitieve geconsolideerde rekeningen gaan vergezeld van een door de rekenplichtige van de Commissie afgegeven verklaring volgens welke zij zijn opgesteld overeenkomstig titel VII en de in de bijlage bij de financiële staten opgenomen boekhoudbeginselen, -regels en methoden."

d) lid 3 komt als volgt te luiden:

"3. De Commissie keurt de definitieve geconsolideerde rekeningen en haar eigen definitieve rekeningen goed en zendt deze voor 31 juli van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer."

64. In artikel 130 komt de eerste alinea als volgt te luiden:

"Naast de in de artikelen 126 en 127 bedoelde staten brengt de Commissie jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de situatie in verband met de begrotingsgaranties en de desbetreffende risico's."

65. Artikel 131 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt "de Commissie" vervangen door "de rekenplichtige van de Commissie".

b) in lid 2 wordt "de Commissie" vervangen door "de rekenplichtige van de Commissie".

66. In artikel 133, lid 1, wordt "artikel 185" vervangen door "artikel 121".

67. In artikel 134 wordt "artikel 185" vervangen door "artikel 121".

68. In artikel 138, lid 1, wordt "artikel 185" vervangen door "artikel 121".

69. In deel II komt de titel van Titel I als volgt te luiden:

"TITEL I EUROPEES GARANTIEFONDS VOOR DE LANDBOUW"

70. In artikel 148 komt lid 1 als volgt te luiden:

"1. Deel I en deel III zijn van toepassing op de uitgaven die de in de regelgeving inzake het Europees Garantiefonds voor de Landbouw, hierna "EGFL" genoemd, bedoelde diensten en organen verrichten, alsook op de ontvangsten, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen."

71. Artikel 149 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komt als volgt te luiden:

"1. Voor elk begrotingsjaar omvat het EGFL niet-gesplitste kredieten, met uitzondering van de uitgaven voor de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. [xxxx/xxxx] van de Raad(***), bedoelde maatregelen, die door gesplitste kredieten worden gedekt.

_________________

(***) PB L […] van […], blz. […].

b) lid 3 komt als volgt te luiden:

"3. Niet-vastgelegde kredieten voor de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. [xxxx/xxxx] van de Raad, bedoelde acties kunnen uitsluitend naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen.

Een dergelijke overdracht kan, binnen het maximum van 3% van de in de eerste alinea bedoelde oorspronkelijke kredieten, niet hoger zijn dan de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad(****) bedoelde aanpassing van de rechtstreekse betaling die in het vorige begrotingsjaar is toegepast.

Overgedragen kredieten worden uitsluitend opgevoerd op de begrotingsonderdelen die betrekking hebben op de in artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. [xxxx/xxxx] bedoelde acties.

Een dergelijke overdracht kan alleen leiden tot een aanvullende betaling aan de eindbegunstigden die in het vorige begrotingsjaar zijn onderworpen aan de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde aampassing van de rechtstreekse begroting.

Het overdrachtbesluit wordt uiterlijk op 15 februari van het begrotingsjaar waarnaar kredieten worden overgedragen, genomen door de Commissie, die de begrotingsautoriteit ervan in kennis stelt."

_________________

(****) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

72. In artikel 150 komen de leden 2 en 3 als volgt te luiden:

"2. De besluiten van de Commissie houdende vaststelling van het bedrag van deze betalingen vormen globale voorlopige vastleggingen, waarbij het totaalbedrag van de kredieten van het EGFL niet mag worden overschreden.

3. Voor de uitgaven van dagelijks beheer van het EGFL mogen vanaf 15 november vervroegde vastleggingen worden verricht ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. Deze vastleggingen mogen echter niet meer bedragen dan de overeenkomstige kredieten die de begrotingsautoriteit voor de laatste vastgestelde begroting heeft toegestaan. Zij mogen slechts betrekking hebben op uitgaven die in beginsel op een bestaand basisbesluit berusten."

73. In artikel 151, lid 1, komt de eerste alinea als volgt te luiden:

"De uitgaven die door de in de regelgeving inzake het EGFL bedoelde diensten en organen worden verricht, worden binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van de door de lidstaten toegezonden staten per hoofdstuk, artikel en post vastgelegd. Deze vastleggingen mogen na het verstrijken van deze termijn van twee maanden worden verricht wanneer een procedure voor de overschrijving van kredieten met betrekking tot de betrokken begrotingsonderdelen nodig is. Behalve in gevallen waarin de betaling door de lidstaten nog niet is geschied of de subsidiabiliteit onzeker is, worden de betalingen binnen dezelfde termijn van twee maanden geboekt."

74. Artikel 152 komt als volgt te luiden:

"Artikel 152

In de begrotingsboekhouding worden de uitgaven in de rekening van een begrotingsjaar verantwoord op basis van de betalingen van de Commissie aan de lidstaten tot 31 december van het betrokken begrotingsjaar, voorzover de rekenplichtige uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar de betalingsopdracht heeft ontvangen."

75. In artikel 153 komt lid 1 als volgt te luiden:

"1. Wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 23 kredieten mag overschrijven, neemt zij daartoe uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar een besluit, waarvan zij de begrotingsautoriteit drie weken voordat zij de in artikel 23, lid 1, onder a), bedoelde overschrijvingen verricht, in kennis stelt."

76. Artikel 154 komt als volgt te luiden:

"Artikel 154

1. De onder deze titel vallende bestemmingsontvangsten worden overeenkomstig artikel 18, lid 2, naar gelang van de oorsprong toegewezen.

2. Het resultaat van de in artikel 30 van Verordening (EG) nr. xxxx/xxxx van de Raad(*****) [betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid] bedoelde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen wordt in één enkel artikel opgenomen."

______________________

(*****) PB L […] van […] blz. […].

77. In deel II komt de titel van titel II als volgt te luiden:

"TITEL II STRUCTUURFONDSEN, COHESIEFONDS, VISSERIJFONDS EN LANDBOUWFONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING"

78. Artikel 155 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komt als volgt te luiden:

"1. De delen I en III zijn van toepassing op de uitgaven die door de in de verordeningen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Cohesiefonds, het Europees Visserijfonds (EVF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), hierna "de Fondsen" genoemd, bedoelde diensten en organen worden gedaan, alsook op hun ontvangsten, behoudens de in deze titel bepaalde afwijkingen."

b) lid 3 wordt geschrapt.

79. In artikel 157 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

"De aldus vrijgemaakte kredieten kunnen worden wederopgevoerd in geval van een slechts aan de Commissie toe te rekenen kennelijke fout."

80. Artikel 158 komt als volgt te luiden:

"Artikel 158

Met betrekking tot de in deze titel bedoelde beleidsuitgaven kan de Commissie, behalve in het geval van het ELFPO, kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere, mits het om kredieten gaat die voor dezelfde doelstelling bestemd zijn in de zin van de in artikel 155 bedoelde verordeningen of het om dezelfde categorie uitgaven gaat, zoals:

a) communautaire initiatieven;

b) innoverende acties en technische bijstand.

81. In artikel 160 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd:

"1 bis De kredieten met betrekking tot de ontvangsten uit het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, dat is ingesteld bij het aan het EG-Verdrag gehechte Protocol betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, worden als bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 18 behandeld. De uit deze ontvangsten voortvloeiende vastleggingskredieten worden beschikbaar gesteld zodra de schuldvordering is geraamd en de betalingskredieten zodra de ontvangsten zijn ontvangen."

82. Het volgende artikel 160 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 160 bis

1. De vastleggingskredieten die overeenkomen met het bedrag van de vastlegging dat is vrijgemaakt wegens gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van de onderzoeksprojecten waarvoor zij waren bestemd, kunnen, bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, worden wederopgevoerd wanneer het van wezenlijk belang is het aanvankelijk geplande programma absoluut moet worden uitgevoerd, tenzij de begroting voor het lopende begrotingsjaar daarvoor middelen bevat.

2. Voor de toepassing van lid 1 onderzoekt de Commissiebij de aanvang van elk begrotingsjaar de vrijmakingen van het voorafgaande begrotingsjaar en beoordeelt zij, in het licht van de behoeften, of wederopvoering van de kredieten nodig is.

Op grond van deze beoordeling kan de Commissie uiterlijk op 15 februari van elk begrotingsjaar bij de begrotingsautoiteit passende voorstellen indienen, waarbij voor elke begrotingspost de redenen voor de wederopvoering van de kredieten worden vermeld.

3. De begrotingsautoriteit neemt binnen zes weken een besluit over de voorstellen van de Commissie. Indien binnen deze termijn geen besluit is genomen, worden de voorstellen geacht te zijn goedgekeurd.

De in jaar n weder op te voeren vastleggingskredieten mogen in geen geval meer bedragen dan 50% van het totale bedrag dat in het begrotingsjaar n-1 op hetzelfde begrotingsonderdeel is vrijgemaakt.

4. Wederopgevoerde vastleggingskredieten kunnen niet worden overgedragen.

Juridische verbintenissen met betrekking tot wederopgevoerde vastleggingskredieten worden uiterlijk op 31 december van het jaar n overeengekomen.

Aan het einde van het jaar n wordt het niet-gebruikte saldo van de wederopgevoerde vastleggingskredieten door de bevoegde ordonnateur definitief vrijgemaakt."

83. Artikel 164 wordt geschrapt.

84. In artikel 166, lid 1, komt de laatste alinea als volgt te luiden:

"De onder a) en b) bedoelde contracten en overeenkomsten leggen de voorwaarden vast waarop de externe steun door de begunstigden of contractanten wordt beheerd."

85. In artikel 167, lid 1, komt punt c) als volgt te luiden:

"c) organen naar nationaal of internationaal recht of natuurlijke of rechtspersonen die met de Commissie een subsidieovereenkomst voor de uitvoering van een externe maatregel hebben gesloten."

86. In deel II, titel IV, komt de titel van hoofdstuk 4 als volgt te luiden:

"Hoofdstuk 4SUBSIDIES"

87. Het volgende artikel 169 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 169 bis

De subsidieprocedures die bij gedecentraliseerd beheer door begunstigde derde landen moeten worden toegepast, worden vastgesteld in de in artikel 166 bedoelde financieringsovereenkomsten. Deze bepalingen zijn gebaseerd op de regels van deel I, titel VI."

88. In artikel 171 komt lid 2 als volgt te luiden:

"2. De onderhavige titel is van toepassing op het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), met uitzondering van de artikelen 174 en artikel 174 bis en artikel 175, lid 2."

89. Artikel 173 komt als volgt te luiden:

"Artikel 173

De Commissie delegeert voor de in de bijlage voor elk Europees bureau opgenomen kredieten ordonnateursbevoegdheden aan de directeur van het betrokken bureau, overeenkomstig artikel 59."

90. In artikel 174, lid 1, komt de tweede volzin als volgt te luiden:

"Zijn directeur stelt, na goedkeuring door het directiecomité, de criteria vast volgens welke deze boekhouding wordt gevoerd."

91. Het volgende artikel 174 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 174 bis

1. Elke instelling kan voor het beheer van de in haar eigen afdeling opgenomen kredieten ordonnateursbevoegdheden delegeren aan de directeur van een interinstitutioneel Europees bureau en stelt de grenzen en voorwaarden van deze delegatie van deze bevoegdheden vast.

2. De interne controleur van de Commissie kwijt zich van alle in deel I, titel IV, hoofdstuk 8, vastgestelde verantwoordelijkheden."

92. Artikel 175 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt geschrapt;

b) lid 2 komt als volgt te luiden:

"2. Wanneer de opdracht van een Europees bureau het verrichten van diensten onder bezwarende titel aan derden inhoudt, stelt de directeur, na goedkeuring van het directiecomité, de bijzondere bepalingen vast betreffende de voorwaarden voor het verrichten van deze diensten, alsook het voeren van de desbetreffende boekhouding."

93. Artikel 176 wordt geschrapt.

94. Artikel 178 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 komt de tweede volzin als volgt te luiden:

"Deze vastleggingen mogen echter niet meer bedragen dan een vierde van de door de begrotingsautoriteit toegestane kredieten van het betrokken begrotingsonderdeel voor het lopende begrotingsjaar."

b) lid 2 wordt de volgende volzin toegevoegd:

In dat geval is het in lid 1 bedoelde maximum niet van toepassing."

95. In artikel 185 komen de leden 3 en 4 als volgt te luiden:

"3. Ieder in lid 1 bedoeld orgaan stelt een interne controlefunctie in, die moet worden uitgeoefend met inachtneming van de toepasselijke internationale normen. De interne controleur van de Commissie certificeert dat de uitoefening van de controlefunctie voldoet aan internationale auditnormen, en kan daartoe kwaliteitsaudits uitvoeren.

4. De in artikel 121 bedoelde organen passen de in artikel 133 vermelde boekhoudregels toe om de consolidatie van hun rekeningen met die van de Commissie mogelijk te maken."

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, […]

Voor de Raad

De voorzitter

[…]

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Verslag over de toepassing van de bepalingenvan het nieuwe Financieel Reglement

1. In een verklaring bij artikel 85 van het Financieel Reglement heeft de Commissie zich ertoe verbonden om vóór 1 januari 2006 een verslag op te stellen over de toepassing van de bepalingen van het nieuwe Financieel Reglement, en met name over de afschaffing van gecentraliseerde controles vooraf, en zo nodig passende voorstellen bij de Raad in te dienen.

Praktijkervaring van de administratieve diensten van de instellingen met het dagelijks financieel beheer

a) Verslag van het netwerk van financiële eenheden binnen de Commissie

2. Het netwerk van financiële eenheden (RUF) binnen de Commissie heeft een verslag opgesteld over de beheersproblemen die ontstonden naar aanleiding van de invoering van het nieuwe Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften. Het verslag, dat werd opgesteld door een groep ambtenaren die de financiële eenheden van de Commissie vertegenwoordigen, bevat bijna honderd punten die een effect hebben op het dagelijks beheer. In het verslag wordt waardevolle interne feedback aan de Commissie verstrekt.

3. Opdrachten van geringe waarde , dus met een waarde minder dan 50 000 EUR, maken voor bepaalde diensten tot 75% uit van het aantal opdrachten. Qua waarde is dit percentage veel lager maar qua beheersproblemen veel hoger, zowel voor de desbetreffende diensten als voor de betrekkingen met economische subjecten. Het RUF is van oordeel dat de uitvoeringsvoorschriften op dit vlak nodeloos rigide zijn en stelt voor een aantal bepalingen van de uitvoeringsvoorschriften te wijzigen met het oog op het totstandbrengen van een specifieke beheersregeling voor opdrachten van geringe waarde.

4. Voor subsidies verzoekt het RUF dat de regels worden gewijzigd voor subsidies van geringe waarde en voor kleine begunstigden of voor die met een specifiek profiel. Een aantal diensten van de Commissie die programma's beheren die grotendeels kleinschalige projecten omvatten, wensen dat de bepalingen over subsidies die verplichtingen opleggen aan de begunstigden en ordonnateurs in verhouding staan tot het bedrag en de omvang en het soort begunstigden.

5. Voorfinancieringen blijven eigendom van de Gemeenschappen, tenzij het basisbesluit anders bepaalt (artikel 3, lid 1 van de uitvoeringsvoorschriften). Het RUF stelt voor dat de interpretatie van deze bepaling het mogelijk moet maken om op grond van nieuwe basisbesluiten af te wijken van dit beginsel en de bepalingen zo aan te passen dat de rente op voorfinanciering die een bepaald bedrag niet overschrijdt, geen aanleiding geeft tot de vaststelling en de invordering van een schuldvordering.

6. Volgens het RUF is het ontbreken van communautaire regels inzake verjaring een ernstige tekortkoming in het Financieel Reglement die leidt tot beheersproblemen en juridische problemen in de betrekkingen met de begunstigden van communautaire middelen. Het RUF stelt voor dat een algemene verjaringsregeling wordt ingevoerd die van toepassing is op alle communautaire middelen, zowel aan de inkomsten- als aan de uitgavenzijde.

7. Het RUF is van oordeel dat de regels met betrekking tot het financieringsbesluit grondig moeten worden herzien en in de uitvoeringsvoorschriften moeten worden geconsolideerd om passende en stabiele beheersomgeving tot stand te brengen. Wat de wijzen van uitvoering van de begroting betreft, is het RUF voorstander van vereenvoudiging en bijwerking van de regels en versoepeling van de voorwaarden voor inschakeling van nationale publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke entiteiten voor de uitvoering van overheidstaken.

8. Met een specifieke verwijzing naar de delegatie van uitvoeringstaken stelt het RUF voor dat privaatrechtelijke entiteiten, mits onderworpen aan passend toezicht, in de gelegenheid worden gesteld bepaalde reis- en verblijfkosten van deelnemers aan studiebijeenkomsten en andere activiteiten te vergoeden. Voor het beheer van dergelijke activiteiten zouden diensten van de Commissie, die niet over de middelen beschikken, rechtstreeks een groot aantal kleine transacties moeten verwerken.

9. Het RUF wenst dat de bepalingen en procedures die buiten de hoofdzetel van toepassing zijn , in vertegenwoordigingen en delegaties en ook voor beleidsuitgaven worden geëvalueerd en gevalideerd.

b) Gegevens afkomstig van de administratieve diensten van de andere instellingen en organen

10. In november 2004 werd de administratieve diensten van de andere instellingen verzocht verslag uit te brengen met betrekking tot hun ervaringen en problemen bij de tenuitvoerlegging van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften. De verstrekte informatie doet geen afbreuk aan de standpunten die de desbetreffende instellingen wensen in te nemen.

11. De administratieve diensten van het Europees Parlement hebben verklaard dat de volledige decentralisatie van de controles vooraf met bepaalde moeilijkheden gepaard ging, in het bijzonder het ontbreken van gekwalificeerd personeel. In het Europees Parlement is de toepassing van de nieuwe bepalingen nog niet volledig op kruissnelheid gekomen. Derhalve is het nog niet mogelijk om een geldige vergelijking te maken met de vroegere bepalingen. De administratieve diensten van het Europees Parlement doen geen voorstellen om de belangrijkste beginselen van de hervorming te evalueren en gecentraliseerde controles vooraf in te voeren.

12. De administratieve diensten van het Europees Parlement zijn van oordeel dat de meeste andere bepalingen van de nieuwe regels die tot problemen in de departementen hebben geleid, reeds in de versnelde wijzigingsprocedure van de uitvoeringsbepalingen zijn opgenomen. De diensten van het Europees Parlement stellen evenwel voor om artikel 9, lid 6, van het Financieel Reglement te wijzigen om het verbod op de overdracht van kredieten voor personeelsuitgaven te beperken tot de bezoldigingen en vergoedingen van de personeelsleden en de opbrengst van de verkoop van roerende goederen, inclusief verkopen door middel van overnames, toe te voegen aan de lijst van bestemmingsontvangsten . Zij willen wijzigingen aanbrengen in artikel 22, leden 1 en 2, van het Financieel Reglement om overschrijvingen tussen artikelen en tussen hoofdstukken te vergemakkelijken , waarbij de begrotingsautoriteit nog steeds kan beslissen over de belangrijkste aanpassingen. Voorts stellen de administratieve diensten van het Europees Parlement voor om in artikel 47, lid 1, van het Financieel Reglement de rangen A1, A2 en A3 om te zetten in de rangen van het nieuwe Statuut (A16, A15, A14 en A13) en een uitzondering te maken op de regel van eenzelfde ondertekenaar om beheerders van gelden ter goede rekening in staat te stellen juridische verbintenissen aan te gaan nadat de desbetreffende ordonnateur de vastlegging in de begroting heeft ondertekend. De diensten van het EP stellen voor om de verscheidene verslagen (artikel 60, lid 7, en artikel 122) op interinstitutioneel niveau op elkaar af te stemmen en de overlapping van gegevens te beperken.

13. De administratieve diensten van het Europees Parlement merken op dat bij meerjarenuitgaven het bestaan van aangegane juridische verbintenissen niet tot uiting komt in de rekeningen en stellen voor dat duidelijke bepalingen worden opgesteld met betrekking tot de meerjarenuitgaven uit administratieve begrotingen . Het Europees Parlement stelt voor het uitschrijven van de gemeenschappelijke aanbestedingen van een aantal instellingen te vergemakkelijken door middel van een uitzondering waardoor een ordonnateur het beheer kan toevertrouwen aan een personeelslid van een andere instelling; dit zou ook gelden voor subsidies.

14. De departementen van het Europees Parlement stellen voor na te denken over het taalgebruik bij aanbestedingsprocedues . Dit zou kunnen resulteren in het opstellen van bepalingen die in overeenstemming zijn met het gelijkheidsbeginsel tussen talen zonder te leiden tot een onnodige administratieve lastenverzwaring. Ze stellen ook voor de bepalingen te vereenvoudigen voor schenkingen van geringe waarde aan andere instellingen dan de Commissie indien er geen additionele kosten zijn.

15. De administratieve diensten van het Europees Parlement wijzen op verscheidene pijnpunten die bij de herziening van het Financieel Reglement kunnen worden opgelost. Ze stellen voor om alle bepalingen met betrekking tot subsidies uit te breiden tot het Europees Parlement en wat de subsidies aan Europese politieke partijen betreft, stellen ze voor een mechanisme te hanteren met het oog op een beperkte en controleerbare overdracht van een gedeelte van de subsidie van het ene jaar naar het andere (indien bijvoorbeeld een belangrijke activiteit die in december van het jaar n was gepland, moet worden uitgesteld tot januari/februari van het jaar n+1). Volgens het Europees Parlement zou dit probleem onder meer kunnen worden opgelost door het mogelijk te maken om in de definitieve resultatenrekening voorzieningen voor kosten op te nemen die reeds zijn vastgelegd, maar betrekking hebben op het jaar n+1. Door deze voorzieningen zou elk overschot van middelen bij de uitgaven met hetzelfde bedrag worden verminderd. Dit zou overigens gelden voor elk bedrag dat in geval van een "exploitatiewinst" moet worden terugbetaald.

16. De diensten van het Europees Parlement stellen voor om in het Financieel Reglement de mogelijkheid op te nemen voor de erkenning van bepaalde kenmerken die eigen zijn aan de fracties en die aanleiding gaven tot uitzonderingen bij de specifieke voorschriften inzake het gebruik van kredieten voor de uitgaven van fracties en met name de uitzonderlijke regelingen voor de overdracht van kredieten en hogere minimumbedragen voor overheidsopdrachten. Ten slotte stellen de administratieve diensten een versoepeling van de beheerseisen voor in de voorlichtingskantoren van het Europees Parlement voor opdrachten van geringe waarde met betrekking tot het voorlichtingsbeleid.

17. De administratieve diensten van de Raad merken op dat voor opdrachten van geringe waarde buiten de EU leveranciers geen bankgegevens – zoals was verzocht - konden verstrekken, die noodzakelijk zijn om een juridische verbintenis tot stand te laten komen (derdenbestand). Zij stellen voor dat deze verplichting alleen zou gelden voor opdrachten van een bepaalde omvang, bijvoorbeeld met een waarde hoger dan 3 500 EUR. Wat betreft de bepalingen van artikel 47, lid 1, van het Financieel Reglement met betrekking tot de personeelsformatie , merken de administratieve diensten van de Raad op dat moet worden verwezen naar de overeenkomstige rangen in het nieuwe statuut (A*16, A*15, A*14).

18. Met het oog op een optimaal beheer van de begroting pleiten de administratieve diensten van de Raad voor een eenvormige grondslag voor vervroegde vastleggingen voor uitgaven van dagelijks beheer, namelijk een vierde van de kredieten van het overeenstemmende begrotingsonderdeel van het begrotingsjaar, waarbij het maximum geldt dat voor voorlopige twaalfden is vastgesteld, dus een vierde van de kredieten die in het overeenkomstige hoofdstuk zijn toegestaan. De administratieve diensten van de Raad stellen ook voor aan te geven dat het maximum van een vierde van de kredieten van het lopende begrotingsjaar (artikelen 13 en 178, lid 1, van het Financieel Reglement) niet van toepassing is op artikel 178, lid 2, van het Financieel Reglement met betrekking tot uitgaven die op grond van wettelijke of contractuele bepalingen vooruit betaald moeten worden, zoals huur, en die vanaf 1 december mogen worden betaald ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar.

19. De administratieve diensten van het Hof van Justitie merken op dat het bijzonder moeilijk was om het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften vanaf 1 januari 2003 toe te passen. In het licht van de juridische en administratieve gevolgen, de wijzigingen in de organisatie en de werking van diensten en in de toewijzing van personele middelen, was het nauwelijks mogelijk om een hervorming van een dergelijke omvang slechts zes maanden nadat de hoofdlijnen waren vastgesteld en een week nadat de uitvoeringsvoorschriften waren opgesteld, ten uitvoer te leggen.

20. De secretaris-generaal van de Rekenkamer verklaart dat het mogelijk was wegens de beperkte omvang van de Rekenkamer om een centrale cel voor verificatie vooraf op te richten en direct te laten ressorteren onder de gedelegeerde ordonnateur. Deze cel ondersteunt de geleidelijke versterking van de verificatie vooraf in de beherende diensten. Er wordt toezicht gehouden op de resultaten van de verificaties die bijdragen tot de actieplannen voor de verbetering van de interne controles in de beherende diensten. Het is mogelijk dat de verificatie vooraf in de toekomst gedecentraliseerd zal verlopen. Volgens de secretaris-generaal van de Rekenkamer staat dit evenwel haaks op de omvang van de Rekenkamer.

21. De administratieve diensten van de Rekenkamer vragen dat verscheidene bepalingen nader worden toegelicht: artikel 22 van het Financieel Reglement en artikel 16 van de uitvoeringsvoorschriften (overschrijving van kredieten) en artikel 178 van het Financieel Reglement. Zij zouden het nuttig vinden dat wordt omschreven welke termijn wordt bedoeld met het woord "onmiddellijk" in artikel 179, lid 3, van het Financieel Reglement met betrekking tot de kennisgeving van het voornemen om een advies te verstrekken over onroerendgoedprojecten. Uit de praktijk bleek dat de drempelwaarden in artikel 129 van de uitvoeringsvoorschriften met betrekking tot opdrachten van geringe waarde te laag zijn en aanleiding geven tot extra administratieve procedures zonder overeenkomstige voordelen inzake interne controle. De "dienst aanbestedingen" van de Rekenkamer deed nog een aantal andere suggesties, onder meer dat de Commissie gegevens zou registreren op verzoek van instellingen die niet beschikken over een gegevensbank overeenkomstig artikel 95 van het Financieel Reglement omdat er weinig opdrachten worden geplaatst.

22. De secretariaten-generaal van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) en het Comité van de Regio's delen mee dat de comités een grotere decentralisatie van de betalingsopdrachten tot stand hebben gebracht, waarbij de risico's werden afgedekt door passende voorzorgsmaatregelen op het vlak van opleiding en voorbereiding van de ordonnateurs. Zij merken op dat voor de kleinere instellingen de personele middelen voor het uitvoeren van controles beduidend zijn toegenomen en een aanzienlijke kostenfactor vertegenwoordigen. Zij zijn van mening dat de invoering van het nieuwe Financieel Reglement niet heeft geleid tot een fundamentele wijziging op het niveau van de controle vooraf van begrotingsverrichtingen in de Comités, maar merken op dat de controles grondiger zijn en meer tijd vergen van de financiële actoren. Dit heeft gevolgen op het vlak van de verplichtingen inzake financieel beheer.

23. Het EESC betwijfelt de relevantie van resultatenindicatoren voor administratieve uitgaven en stelt voor dat ze worden geschrapt. Het EESC wijst op de moeilijkheid om onroerendgoedprojecten in overeenstemming te brengen met het jaarperiodiciteitsbeginsel van de begroting en is van mening dat de rapportageverplichtingen van de instellingen zijn toegenomen. Het EESC stelt voor deze te rationaliseren. Het is voorstander van het opzetten van een gemeenschappelijke infrastructuur voor een centrale gegevensbank (artikel 95 van het Financieel Reglement). Het Comité van de Regio's wijst op de zware administratieve verplichtingen die worden opgelegd door de invoering van interne controlenormen. Deze zijn minder geschikt voor de kleinere instellingen, die alleen administratieve kosten hebben.

24. De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming merkt op dat zijn werkzaamheden in 2004 van start gingen. Derhalve had hij geen problemen om zich aan te passen aan het nieuwe systeem, maar kon hij geen conclusies uit zijn ervaringen trekken.

CONCLUSIES

25. Met het nieuwe Financieel Reglement is de rechtsgrondslag gelegd voor een solide beheer- en controlesysteem dat gericht is op decentralisatie. Op organisatorisch vlak zijn de noodzakelijke stappen gezet en formeel is doorgaans aan de voorschriften voldaan. De daadwerkelijke tenuitvoerlegging kan in deze fase als voldoende worden beschouwd, maar kan en moet in het licht van de opgedane ervaring worden versterkt en verbeterd met de actieve inzet en betrokkenheid van de actoren. In dit proces is het van essentieel belang dat de diensten met vertrouwen kunnen werken in een stabiele juridische omgeving tijdens de veeleisende aanvangsperiode van de tenuitvoerlegging. De verankering van de verandering van managementcultuur en van de integratie van het risicobeheer in het dagelijks beheer zal meer tijd vergen. Hiertoe zal de Commissie haar inspanningen voortzetten door middel van de ontwikkeling van een gemeenschappelijke risicobenadering.

26. Uit de algemene beoordeling blijkt dat de afschaffing van de gecentraliseerde controles vooraf en de vervanging door precieze vereisten voor controles vooraf bij de validering van afgeronde projecten vóór betalingen heeft geleid tot een grotere bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de ordonnateurs. Elk jaar wordt hun beheer hoofdzakelijk beoordeeld door middel van de jaarlijkse activiteitenverslagen. Dit blijkt een essentieel onderdeel te zijn voor het versterken van verantwoordelijkheid van de gedelegeerde ordonnateurs.

27. Geen van de instellingen of administratieve diensten van de instellingen heeft wijzigingen voorgesteld in de architectuur en de kernpunten van de hervorming van het financieel beheer die in het Financieel Reglement is vastgelegd. De rol van de rekenplichtige met betrekking tot de systeemverantwoordelijkheid en totale productverantwoordelijkheid voor de integriteit van de rekeningen moet worden verduidelijkt zonder dat een inbreuk wordt gepleegd op de verantwoordelijkheid van de rekenplichtigen.

De vastgestelde onvolkomenheden van de interne controle hebben betrekking op de tenuitvoerlegging van de bepalingen van het Financieel Reglement. Hiervoor kan een oplossing worden gevonden door het nemen van maatregelen op het niveau van de instelling. Een wijziging aan het rechtskader, dat samenhangend en ondubbelzinnig bleek te zijn is niet nodig. De Commissie stelt derhalve geen wijzigingen voor met betrekking tot de taken van de financiële actoren en het interne controlesysteem.

28. Bij de herziening van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften moet rekening worden gehouden met de opmerkingen van de administratieve diensten van de andere instellingen en van het RUF over de noodzaak voor de omvorming van de vereisten inzake toezicht en controle.

Deze wijzigingen moeten de verplichting van de Commissie om de begroting uit te voeren en de beleidsdoelstellingen te bereiken vergemakkelijken en tegelijkertijd voldoende zekerheid bieden omtrent de wettigheid van de uitgaven en het risico op onregelmatigheden beperken tegen evenredige administratieve kosten.

De vereenvoudiging van voorschriften en procedures moet erop gericht zijn de efficiëntie te verhogen voor de uitvoering van financiële transacties die buiten de hoofdzetel plaatsvinden, om het verlenen van externe steun aan derde landen vlotter te laten verlopen.

29. Vooral voor opdrachten van geringe waarde en subsidies bestond behoefte aan vereenvoudiging. Als eerste stap heeft de Commissie de beperkte lopende herziening van de uitvoeringsvoorschriften, waartoe werd overgegaan het oog op de omzetting van de geharmoniseerde richtlijn inzake overheidsopdrachten, aangegrepen om de specifieke moeilijkheden aan te pakken op het vlak van openbare aanbestedingen en subsidies, met name door de bepalingen inzake opdrachten van geringe waarde en de gebruikmaking van tabellen van eenheidskosten en forfaitaire bedragen voor subsidies te stroomlijnen. Dit kan worden beschouwd als een eerste maatregel om tegemoet te komen aan de behoeften op het vlak van financieel beheer. De aangekondigde herziening van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften moet de vereenvoudiging van de vereisten op het vlak van procedure en documentatie voor verrichtingen van geringe waarde vervolledigen.

[1] PB C […]van […], blz. […]

[2] PB C […]van […], blz. […]

[3] PB C […]van […], blz. […]

[4] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

[5] PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114. Richtlijn gewijzigd bij (EG) Richtlijn nr 1874/2004 van de Commissie (PB L 326 van 29.10.2004, p.17).

Top