EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024R1263

Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2024 betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad

PE/51/2024/REV/1

PB L, 2024/1263, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2024/1263

30.4.2024

VERORDENING (EU) 2024/1263 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 29 april 2024

betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 6,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten binnen de Unie, zoals voorgeschreven door het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), omvat de naleving van de volgende grondbeginselen: stabiele prijzen, gezonde overheidsfinanciën en monetaire condities, alsook een houdbare betalingsbalans.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact, dat aanvankelijk bestond uit Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (3), Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad (4) en de resolutie van de Europese Raad van 17 juni 1997 betreffende het stabiliteits- en groeipact (5), is gebaseerd op de doelstelling van gezonde en houdbare overheidsfinanciën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een krachtige duurzame en inclusieve groei, geschraagd door financiële stabiliteit, te versterken en aldus de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie voor duurzame groei en werkgelegenheid te ondersteunen.

(3)

Het kader voor budgettaire governance maakt deel uit van het Europees Semester, dat ook de coördinatie van en het toezicht op het bredere economische en werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten omvat, overeenkomstig de artikelen 121 en 148 VWEU, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten, en de daarmee verband houdende landspecifieke aanbevelingen.

(4)

De betrokkenheid van de nationale parlementen, sociale partners, maatschappelijke organisaties en andere relevante belanghebbenden bij het Europees Semester is van cruciaal belang voor het garanderen van nationale verantwoordelijkheid voor het economisch en budgettair beleid, alsmede voor transparante en inclusieve beleidsvorming.

(5)

Het kader voor economische governance van de Unie moet worden aangepast om beter rekening te houden met de toegenomen verschillen tussen de lidstaten in begrotingssituaties, overheidsschuld en economische uitdagingen, alsmede andere kwetsbaarheden. De krachtige beleidsreactie op de COVID-19-pandemie is bijzonder effectief gebleken om de economische en sociale gevolgen van de door die pandemie veroorzaakte crisis te beperken, maar heeft geleid tot een aanzienlijke stijging van de schuldquotes van overheden en de private sector, waaruit duidelijk bleek hoe belangrijk het is om schuldquotes en tekorten op een geleidelijke, realistische, houdbare en groeivriendelijke wijze tot prudente niveaus terug te dringen om zo ruimte te bieden voor anticyclisch beleid en macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken, en daarbij terdege rekening te houden met sociale en werkgelegenheidsdoelstellingen. Tegelijkertijd moet het kader voor economische governance van de Unie zo worden aangepast dat het een bijdrage levert aan de aanpak van de problemen van de Unie op middellange en lange termijn, zoals het verwezenlijken van een rechtvaardige digitale en groene transitie met inbegrip van de klimaatdoelstellingen van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (6), het waarborgen van energiezekerheid, het ondersteunen van een open strategische autonomie, het aanpakken van demografische veranderingen, het versterken van de sociale en economische veerkracht, alsmede duurzame convergentie en uitvoering van het strategisch kompas voor veiligheid en defensie — allemaal zaken die in de komende jaren hervormingen en aanhoudende grote investeringen zullen vergen.

(6)

Met het kader voor economische governance van de Unie moeten gezonde en houdbare overheidsfinanciën en duurzame en inclusieve groei worden bevorderd, en daarin moet derhalve een onderscheid tussen lidstaten worden gemaakt door rekening te houden met hun uitdagingen met betrekking tot overheidsschuld en hun economische uitdagingen en door meerjarige landspecifieke begrotingspaden mogelijk te maken, waarbij er voor doeltreffend multilateraal toezicht moet worden gezorgd en het beginsel van gelijke behandeling moet worden geëerbiedigd.

(7)

Het waarborgen van een passend niveau van overheidsinvesteringen is noodzakelijk om de hoofddoelstellingen van de met deze verordening beoogde hervorming van het kader voor economische governance te verwezenlijken en om de huidige en toekomstige prioriteiten van de Unie aan te pakken. Uit de toepassing van de financieringsinstrumenten zoals de fondsen voor het cohesiebeleid, thans het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds, ingesteld bij Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad (7), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), ingesteld bij Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad (8) en het Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF), ingesteld bij Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad (9), het herstelinstrument van de Europese Unie, ingesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad (10) of het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand, ingesteld bij Verordening (EU) 2020/672 van de Raad (11), zou lering getrokken kunnen worden om de doeltreffendheid en de efficiëntie van de investeringen en het werkgelegenheidsbeleid te verhogen, en voor een eventueel nieuw investeringsinstrument van de Unie voor de aanpak van haar gemeenschappelijke prioriteiten.

(8)

Door middel van de procedure voor multilateraal toezicht, die is vastgelegd in artikel 121, leden 2, 3 en 4, en artikel 148, lid 4, VWEU, moet er toezicht worden gehouden op het volledige scala van economische en werkgelegenheidsontwikkelingen in elke lidstaat in de Unie als geheel. Dit omvat opsporing van macro-economische onevenwichtigheden en preventie en correctie van buitensporige onevenwichtigheden als bedoeld in de Verordeningen (EU) nr. 1174/2011 (12) en (EU) nr. 1176/2011 (13) van het Europees Parlement en de Raad. Voor het toezicht op die economische en werkgelegenheidsontwikkelingen moeten de lidstaten informatie verstrekken in de vorm van budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn voor een periode van vier of vijf jaar, afhankelijk van de normale duur van de legislatuurperiode van de betrokken lidstaat. In het kader van haar geïntegreerde analyse van de ontwikkelingen op sociaal en werkgelegenheidsgebied in het kader van het Europees Semester beoordeelt de Commissie de risico’s voor opwaartse sociale convergentie in de lidstaten en monitort zij de vooruitgang bij de uitvoering van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten op basis van het sociaal scorebord en de beginselen van het kader voor sociale convergentie.

(9)

Er moeten gedetailleerde regels worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud, indiening, beoordeling, goedkeuring en monitoring van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, teneinde gezonde en houdbare overheidsfinanciën en duurzame en inclusieve groei in de lidstaten, alsmede veerkracht door hervormingen en investeringen, ook die waarmee wordt bijgedragen aan het aanpakken van de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie, te bevorderen en buitensporige overheidstekorten te voorkomen.

(10)

In de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moeten het begrotingsbeleid, de structurele hervormingen en investeringen van elke lidstaat samenvloeien. Die plannen moeten de hoeksteen van het kader voor economische governance van de Unie vormen. Elke lidstaat moet een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn indienen met zijn begrotingspad en prioritaire overheidsinvesteringen en -hervormingen die samen een duurzame en geleidelijke schuldreductie en duurzame en inclusieve groei waarborgen, waarbij een procyclisch begrotingsbeleid wordt vermeden. Die plannen moeten ook bredere hervormingen en investeringen omvatten, ook met betrekking tot gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie, namelijk de groene transitie, met inbegrip van de Europese Green Deal en de transitie naar klimaatneutraliteit tussen nu en 2050 in overeenstemming met Verordening (EU) 2021/1119 en door de uitvoering van de nationale energie- en klimaatplannen die worden ingediend krachtens Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (14); de digitale transitie, met inbegrip van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030, ingesteld bij Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad (15); sociale en economische veerkracht en de uitvoering van de Europese Pijler van sociale rechten, met inbegrip van de bijbehorende streefdoelen inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding voor 2030; energiezekerheid; en, indien van toepassing, de opbouw van defensievermogens, met inbegrip van het strategisch kompas voor veiligheid en defensie, of latere handelingen van de Unie die relevant zijn voor die prioriteiten. Gedurende de tijd dat de bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (16) ingestelde herstel- en veerkrachtfaciliteit in werking is, moeten de in de nationale herstel- en veerkrachtplannen gedane toezeggingen terdege in aanmerking worden genomen bij het opstellen van nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn.

(11)

De fondsen voor het cohesiebeleid worden ook gesynchroniseerd met het Europees Semester. Hervormingen en investeringen in het kader van die fondsen vormen het investeringsbeleid voor de lange termijn van de Uniebegroting en moeten eveneens terdege in aanmerking worden genomen bij de opstelling van nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, teneinde consistentie en, waar dat passend is, complementariteit te waarborgen.

(12)

De indiening van een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn moet worden voorafgegaan door een technische dialoog met de Commissie om ervoor te zorgen dat deze verordening wordt nageleefd. Bij haar beoordeling van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moet de Commissie een samenvatting van die technische dialoog voegen. Op basis van een aanbeveling van de Commissie moet de Raad een aanbeveling met het netto-uitgavenpad vaststellen en, indien van toepassing, zijn goedkeuring hechten aan de hervormingen en investeringen waarop een eventuele verlenging van de aanpassingsperiode gestoeld is.

(13)

Om het begrotingskader van de Unie te vereenvoudigen en de transparantie te vergroten, moet één enkele operationele indicator op basis van de houdbaarheid van de schuld als uitgangspunt dienen voor het vaststellen van het begrotingspad en voor het uitvoeren van jaarlijks begrotingstoezicht voor elke lidstaat. Die ene operationele indicator moet worden gebaseerd op nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven, dat wil zeggen: overheidsuitgaven ongerekend rente-uitgaven, discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, uitgaven in het kader van Unieprogramma’s die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd, nationale uitgaven ter medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s, alsmede cyclische elementen van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Conform de leidende beginselen die de Commissie hanteert om transacties als eenmalige en andere tijdelijke maatregelen te classificeren, mogen die eenmalige en andere tijdelijke maatregelen ook niet bij de indicator inzake de netto-overheidsuitgaven worden gerekend. Die indicator, die niet onderhevig is aan de werking van automatische stabilisatoren en andere uitgavenschommelingen die buiten de directe macht van de overheid vallen, biedt ruimte voor anticyclische macro-economische stabilisatie.

(14)

Ter structurering van de dialoog die moet leiden tot de indiening van nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, moet de Commissie aan lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of een overheidstekort van meer dan 3 % van het bbp, zoals bepaald in artikel 126, lid 2, VWEU, in samenhang met Protocol (nr. 12) betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU (“Protocol (nr. 12)”), een referentiepad toezenden voor een aanpassingsperiode van vier jaar die met maximaal drie jaar kan worden verlengd. Dit pad moet op risico’s gebaseerd en landspecifiek zijn, en moet uitgaan van houdbaarheid van de schuld om te komen tot een meer toekomstgerichte aanpak die geschikt is voor zowel de huidige als toekomstige uitdagingen.

(15)

Op verzoek van een lidstaat met een overheidsschuld van niet meer dan 60 % van het bbp en een overheidstekort van niet meer dan 3 % van het bbp, moet de Commissie die lidstaat richtsnoeren in de vorm van technische informatie toezendt.

(16)

Tijdens de maand voor de uiterste datum waarop de Commissie aan een lidstaat een referentiepad of technische informatie dient toe te zenden, moet die lidstaat de mogelijkheid hebben om een technische gedachtewisseling met de Commissie aan te vragen. Die technische gedachtewisseling moet de gelegenheid bieden tot bespreking van de meest recente beschikbare statistische informatie en de economische en budgettaire vooruitzichten van de betrokken lidstaat, waarbij gelijke behandeling van de lidstaten moet worden gewaarborgd.

(17)

Het multilateraal kader voor begrotingstoezicht van de Unie is gebaseerd op statistische gegevens die worden verstrekt door Eurostat, dat namens de Commissie verantwoordelijk is voor het waarborgen van de kwaliteit van de overeenkomstig het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen gecompileerde begrotingsgegevens. Eurostat dient een kader vast te stellen voor rapportage door de lidstaten van statistische gegevens over de nationale medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze verordening en momenteel niet door Eurostat worden verzameld. Totdat het kader voor het verzamelen en doorgeven van die gegevens is vastgesteld, moet het de lidstaten worden toegestaan zich op schattingen te baseren. Het formaat, de reikwijdte, de frequentie en het tijdschema van de verstrekking van dergelijke gegevens door lidstaten moeten worden bepaald door de bevoegde statistische instanties van de Unie.

(18)

Het referentiepad moet ervoor zorgen dat de overheidsschuld aan het einde van de aanpassingsperiode een plausibel neerwaarts pad volgt of op een prudent niveau blijft, zelfs in ongunstige scenario’s. Daarnaast moet het ervoor zorgen dat het overheidstekort onder 3 % van het bbp wordt gebracht en gehouden, gelet op het feit dat de lidstaten na het einde van de aanpassingsperiode met extra kosten, zoals vergrijzingskosten, te maken kunnen krijgen. Ten slotte moet het zorgen voor samenhang met het correctief pad in het kader van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad.

(19)

Om de voorspelbaarheid van het resultaat van het multilateraal kader voor begrotingstoezicht van de Unie te verbeteren en gelijke behandeling van de lidstaten te versterken, moet het referentiepad vooraf voldoen aan een schuldhoudbaarheidswaarborg. Die waarborg moet er in de fase van de opstelling van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn voor zorgen dat de verwachte overheidsschuldquote met een minimaal jaargemiddelde afneemt. De waarborg zou dienen als een minimumeis voor de inspanning die ten grondslag ligt aan het referentiepad en het netto-uitgavenpad. Vanwege de specifieke samenstelling van de uitstaande overheidsschuld van Griekenland zal er in 2033 naar verwachting een aanzienlijk bedrag aan uitgestelde rentebetalingen verschuldigd zijn. De daarmee verband houdende uitzonderlijke stijging van de overheidsschuldquote van Griekenland mag daarom bij de toepassing van de schuldhoudbaarheidswaarborg niet in aanmerking worden genomen.

(20)

Risicogebaseerde vereisten voor het referentiepad zullen naar verwachting toereikend zijn om de overheidstekorten ruim onder de referentiewaarde van 3 % te brengen. Om het multilateraal kader voor begrotingstoezicht echter beter bestand te maken tegen onzekere ontwikkelingen van macrobudgettaire variabelen, moet het referentiepad ook voorzien in een gemeenschappelijke bestendigheidsmarge ten opzichte van de in artikel 126, lid 2, VWEU in samenhang met Protocol (nr. 12) bedoelde tekortreferentiewaarde of de convergentie naar die tekortreferentiewaarde. Dankzij die gemeenschappelijke bestendigheidswaarborg moeten er begrotingsbuffers voor ongunstige omstandigheden en schokken kunnen worden aangelegd, wat de uitvoering van anticyclisch beleid in het begrotingskader van de Unie vergemakkelijkt.

(21)

Voor de eerste nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moet de plausibiliteit van een daling van de overheidsschuld op middellange termijn worden gebaseerd op de in de Debt Sustainability Monitor 2023 van de Commissie beschreven methode. Een werkgroep schuldhoudbaarheidsanalyse moet onderzoeken hoe de methode eventueel verbeterd kan worden, onder meer met betrekking tot de onderliggende aannames. Die werkgroep moet worden samengesteld uit deskundigen van de lidstaten, de Commissie en de Europese Centrale Bank. Het Europees Begrotingscomité en het Europees Stabiliteitsmechanisme moeten door die werkgroep als waarnemers worden uitgenodigd. De bevoegde commissie van het Europees Parlement moet de Commissie kunnen verzoeken haar methode toe te lichten in het kader van de bij deze verordening ingestelde economische dialoog.

(22)

Om te beoordelen of er verdere aanpassingen nodig zijn aan het einde van de vier- of vijfjarige uitvoeringsperiode van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn moet de Commissie de situatie opnieuw beoordelen en een nieuw referentiepad voorstellen indien de overheidsschuld van de lidstaat nog steeds boven 60 % van het bbp ligt of het overheidstekort hoger is dan 3 % van het bbp.

(23)

In elk nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn moet de status van het plan in het kader van de nationale procedures worden vermeld, met name of het plan aan het nationale parlement is voorgelegd en of het plan door het nationale parlement is goedgekeurd. In het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn moet ook worden vermeld of het nationale parlement de gelegenheid heeft gehad om de aanbeveling van de Raad over het vorige plan en, in voorkomend geval, andere aanbevelingen of besluiten van de Raad of een eventuele waarschuwing van de Commissie te bespreken. Indien het beschikbaar is, moet het advies van de overeenkomstig Richtlijn 2011/85/EU van de Raad (17) opgerichte onafhankelijke begrotingsinstelling aan het bij de Commissie ingediende nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn worden gehecht. Vóór de indiening van het tweede en het daaropvolgende nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn moet elke lidstaat in overeenstemming met zijn nationale rechtskader de sociale partners, regionale autoriteiten, maatschappelijke organisaties en andere relevante nationale belanghebbenden raadplegen. In het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn moet informatie over de raadpleging van de nationale parlementen en over het raadplegingsproces worden opgenomen. Gezien het strakkere tijdschema voor de opstelling van de eerste nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, zouden de lidstaten in de aanloop naar die plannen een raadpleging met passende termijnen kunnen houden.

(24)

Indien er een nieuwe regering is aangetreden, moet een lidstaat bij de Commissie een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn kunnen indienen. Op grond van objectieve omstandigheden die de uitvoering van een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in de weg staan, moet een lidstaat uiterlijk twaalf maanden vóór het einde van het lopende plan een aanvraag voor het indienen van een herzien plan bij de Commissie kunnen doen.

(25)

Indien lidstaten in hun budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn gebruikmaken van aannames die afwijken van het kader voor prognoses van de overheidsschuld op middellange termijn, moeten zij de verschillen op transparante wijze en op basis van deugdelijke economische argumenten naar behoren toelichten en motiveren in de technische dialoog en in hun nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn.

(26)

Indien de Raad van oordeel is dat het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn van een lidstaat niet voldoet aan de vereisten van deze verordening, moet de Raad in de regel het oorspronkelijke referentiepad aanbevelen dat eerder door de Commissie als netto-uitgavenpad was toegezonden.

(27)

Om een goede interactie tussen het gemeenschappelijk Uniekader en de nationale begrotingskaders mogelijk te maken, moet de Commissie haar beoordeling van de naleving door lidstaten van hun respectieve door de Raad vastgestelde netto-uitgaventrajecten uitsluitend baseren op ontwikkelingen van de netto-uitgaven. De lidstaten moeten hun nationale begrotingsdoelstellingen kunnen vaststellen in de vorm van een andere indicator, zoals het structurele saldo, indien hun nationale begrotingskader dit vereist.

(28)

Bij de beoordeling door de Commissie van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moet met name de plausibiliteit van de macro-economische en budgettaire aannames worden onderzocht, voor zover die verschillen van de aannames die aan het referentiepad ten grondslag liggen. Met name de schuldprognoses bij ongewijzigd beleid die in het plan moeten worden opgenomen, moeten vergelijkbaar zijn met de prognoses van de Commissie.

(29)

Om de uitvoering van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn te waarborgen, moeten de Commissie en de Raad toezicht houden op de hervormingen en investeringen in die plannen in het kader van het Europees Semester, op basis van de door de lidstaten ingediende jaarlijkse voortgangsverslagen en overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 121 en 148 VWEU. Daartoe moeten zij een economische dialoog aangaan met het Europees Parlement.

(30)

Het Europees Parlement moet terdege en op regelmatige en gestructureerde wijze bij het Europees Semester worden betrokken teneinde de transparantie van, de verantwoordingsplicht met betrekking tot, en de eigen verantwoordelijkheid voor de genomen besluiten te vergroten in het kader van het Europees Semester. De voorzitter van de Raad en de Commissie informeren het Europees Parlement geregeld over de resultaten van het multilateraal toezicht op grond van deze verordening. De in het kader van deze verordening te verstrekken informatie moet door de Commissie worden opgesteld en aan de Raad worden toegezonden en zonder onnodige vertraging ter beschikking van het Europees Parlement worden gesteld.

(31)

Met het oog op een meer geleidelijke schuldreductie kan de aanpassingsperiode met een maximumtermijn van drie jaar worden verlengd indien de lidstaat zijn nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn ondersteunt met een reeks verifieerbare en tijdgebonden hervormingen en investeringen die in hun geheel genomen over het algemeen de groei en de veerkracht bevorderen, de houdbaarheid van de begroting ondersteunen, werk maken van de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie, ingaan op de relevante landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester, in voorkomend geval met inbegrip van aanbevelingen in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden, alsmede de landspecifieke investeringsprioriteiten, zonder dat dit leidt tot een afname van de nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen gedurende de looptijd van het plan in vergelijking met het investeringsniveau op middellange termijn voorafgaand aan het plan, gelet op de reikwijdte en de omvang van de landspecifieke uitdagingen.

(32)

De reeks hervormingen en investeringen ter schraging van een verlenging van de aanpassingsperiode moet in overeenstemming zijn met de toezeggingen in het goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan van de betrokken lidstaat tijdens de periode dat de herstel- en veerkrachtfaciliteit in werking is, en de partnerschapsovereenkomst die in het kader van het meerjarig financieel kader is gesloten. Indien herstel- en veerkrachtplannen ambitieuze hervormingen en investeringen omvatten, met name met betrekking tot economische groei en budgettaire houdbaarheid op middellange termijn, moeten zij worden geacht te voldoen aan de vereisten voor de verlenging van de aanpassingsperiode voor de eerste nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn.

(33)

De reeks hervormingen en investeringen in de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moet worden afgestemd op de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie, dus onder meer verwezenlijking van een rechtvaardige groene en digitale transitie, met inbegrip van consistentie met de klimaatdoelstellingen zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2021/1119, sociale en economische veerkracht, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten, energiezekerheid, en, waar noodzakelijk, de opbouw van defensievermogens. Aan die prioriteiten moet de Commissie bij haar beoordeling van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn bijzondere aandacht besteden. Die hervormingen en investeringen moeten ook consistent zijn met de uitvoering van de nationale strategieën die de betrokken lidstaat heeft uitgestippeld om werk te maken van die prioriteiten van de Unie.

(34)

Om groeivriendelijke strategieën voor begrotingsconsolidatie te bevorderen moet bij het opstellen van latere plannen terdege rekening worden gehouden met het effect van hervormingen en investeringen, zodra die volgens de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn zijn uitgevoerd. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het effect van toekomstige overheidsinkomsten, -uitgaven en potentiële groei op de houdbaarheid van de begroting, alsook aan de bijdrage aan de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie, op basis van degelijke en datagestuurde economische gegevens.

(35)

Indien een lidstaat binnen de vastgestelde termijn niet op bevredigende wijze voldoet aan het tijdgebonden pakket hervormingen en investeringen dat ten grondslag ligt aan het door de Raad vastgestelde meer geleidelijke netto-uitgavenpad, moet de Raad, op aanbeveling van de Commissie, kunnen aanbevelen de verlenging van de aanpassingsperiode te verkorten, dat wil zeggen de jaarlijkse aanpassingsinspanning op te voeren, tenzij er objectieve omstandigheden zijn die de uitvoering binnen de oorspronkelijke termijn in de weg staan.

(36)

De Commissie moet voor elke lidstaat een controlerekening opzetten om de jaarlijkse en gecumuleerde opwaartse en neerwaartse afwijkingen van de netto-uitgaven ten opzichte van het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad bij te houden. De controlerekening mag geen afwijkingen registreren zolang er ontsnappingsclausules geactiveerd zijn. Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1467/97 moet de Commissie bij de opstelling van het verslag op grond van artikel 126, lid 3, VWEU als relevante factoren rekening houden met de vooruitgang bij de uitvoering van hervormingen en investeringen, met inbegrip van met name beleid ter uitvoering van de gemeenschappelijke groei- en werkgelegenheidsstrategie van de Unie, en bijzondere aandacht besteden aan financiële bijdragen om de in deze verordening vastgelegde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie te verwezenlijken.

(37)

Onafhankelijke begrotingsinstellingen hebben aangetoond dat zij in staat zijn om begrotingsdiscipline te bevorderen en de geloofwaardigheid van de overheidsfinanciën van lidstaten te versterken. Om de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, moet de adviserende rol van onafhankelijke begrotingsinstellingen in het herziene kader voor economische governance van de Unie worden gehandhaafd teneinde geleidelijk hun capaciteit te vergroten.

(38)

Een permanent en onafhankelijker Europees Begrotingscomité moet een prominentere adviserende rol spelen in het kader voor economische governance van de Unie. Het moet de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact blijven evalueren, de verwachte begrotingskoers voor de eurozone als geheel beoordelen en advies verstrekken aan de Commissie en de Raad, met inachtneming van de rol en de prerogatieven van de Commissie, zoals vastgelegd in het VEU en het VWEU. De onafhankelijkheid van het comité en zijn toegang tot informatie moeten worden verbeterd. Over de benoeming van zijn voorzitter en de leden van de raad van bestuur moeten de Raad en het Europees Parlement worden geraadpleegd. Die benoemingen moeten, voor zover mogelijk, een passend geografisch en genderevenwicht waarborgen.

(39)

Wanneer de Commissie advies uitbrengt over de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad (18) ingediende ontwerpbegrotingsplannen, moet zij beoordelen of de ontwerpbegrotingsplannen stroken met de door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpaden krachtens deze verordening.

(40)

Bij grote schokken in de eurozone of de Unie als geheel is een algemene ontsnappingsclausule nodig om een ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel aan te pakken door een afwijking van het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad toe te staan, mits de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn door die afwijking niet in gevaar komt. De activering en verlenging van de algemene ontsnappingsclausule moeten plaatsvinden op grond van een aanbeveling van de Raad, die hij moet trachten vast te stellen binnen vier weken na een aanbeveling van de Commissie. Het Europees Begrotingscomité moet advies uitbrengen over verlenging van de algemene ontsnappingsclausule.

(41)

Naast de algemene ontsnappingsclausule moet er ook een landspecifieke ontsnappingsclausule komen om een afwijking van het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad mogelijk te maken wanneer uitzonderlijke omstandigheden, zoals onvoorspelbare exogene gebeurtenissen die buiten de macht van de lidstaat vallen, een aanzienlijk effect hebben op de overheidsfinanciën van de lidstaat en anticyclische begrotingsmaatregelen vereisen, mits een dergelijke afwijking de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn niet in gevaar brengt. Activering en verlenging van landspecifieke ontsnappingsclausules moeten plaatsvinden op grond van een aanbeveling van de Raad, die de Raad moet trachten vast te stellen binnen vier weken na een aanbeveling van de Commissie, rekening houdend met het verzoek van de betrokken lidstaat om de landspecifieke ontsnappingsclausule te activeren of te verlengen.

(42)

Deze verordening maakt deel uit van een pakket dat verder bestaat uit Verordening (EU) 2024/1264 van de Raad (19) en Richtlijn (EU) 2024/1265 van de Raad (20). Samen maken die drie wetgevingshandelingen samen “de hervorming van het kader voor economische governance” van de Unie uit, waarbij de inhoud van titel III (begrotingspact) van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie van 2 maart 2012 (VSCB) (21) in het recht van de Unie is opgenomen, overeenkomstig artikel 16 van dat Verdrag. Door voort te bouwen op de ervaring van de uitvoering van het VSCB door de lidstaten behoudt de hervorming van het kader voor economische governance de gerichtheid op de middellange termijn van het begrotingspact als instrument om begrotingsdiscipline te bereiken en groei te bevorderen. De hervorming van het kader voor economische governance heeft een sterkere landspecifieke dimensie om de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, onder meer door het behoud van de adviserende rol van onafhankelijke begrotingsinstellingen, in hoofdzaak op basis van de door de Commissie in haar mededeling van 20 juni 2012 voorgestelde gemeenschappelijke beginselen inzake nationale begrotingscorrectiemechanismen van het begrotingspact in overeenstemming met artikel 3, lid 2, VSCB. De analyse van uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde voor de in het begrotingspact vereiste algemene beoordeling van de naleving is in deze verordening omschreven. Zoals in het begrotingspact zijn tijdelijke afwijkingen van het plan voor de middellange termijn alleen toegestaan in uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig deze verordening en in overeenstemming met de bepalingen over de controlerekening. In dezelfde geest als het begrotingspact moeten er bij aanzienlijke afwijkingen van het plan voor de middellange termijn maatregelen worden genomen om de afwijkingen binnen een vastgestelde termijn te corrigeren. Met de hervorming van het kader voor economische governance worden procedures voor begrotingstoezicht en handhaving versterkt om gezonde en houdbare overheidsfinanciën en duurzame en inclusieve groei te kunnen bevorderen. Bij de hervorming van het kader voor economische governance blijven de fundamentele doelstellingen van begrotingsdiscipline en houdbaarheid van de schuld uit het begrotingspact dus overeind.

(43)

Om te zorgen voor een doeltreffende uitvoering van en passend toezicht op deze verordening moet de Commissie, na het Economisch en Financieel Comité om advies te hebben verzocht, tijdig richtsnoeren verstrekken over de informatie die de lidstaten in hun nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn en in hun jaarlijkse voortgangsverslagen moeten verstrekken. Die richtsnoeren moeten openbaar worden gemaakt.

(44)

Multilateraal toezicht moet gebaseerd zijn op onafhankelijke statistieken van hoge kwaliteit die worden geproduceerd overeenkomstig de beginselen van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (22).

(45)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk te zorgen voor doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van de coördinatie en het toezicht beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(46)

Gezien de bestaande termijn in het kader van het stabiliteits- en groeipact, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

VOORWERP EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

1.   In deze verordening worden regels vastgelegd om een doeltreffende coördinatie van gezond economisch beleid van de lidstaten te waarborgen en aldus de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake duurzame en inclusieve groei en werkgelegenheid te ondersteunen.

2.   Deze verordening bevat gedetailleerde regels met betrekking tot de inhoud, indiening, beoordeling en monitoring van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn als onderdeel van het multilateraal begrotingstoezicht door de Raad en de Commissie, teneinde gezonde en houdbare overheidsfinanciën, duurzame en inclusieve groei, alsook veerkracht te bevorderen door middel van hervormingen en investeringen, en buitensporige overheidstekorten te voorkomen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“landspecifieke aanbeveling”: de richtsnoeren die de Raad elk jaar richt tot een lidstaat met betrekking tot het economisch, budgettair, werkgelegenheids- en structuurbeleid overeenkomstig de artikelen 121 en 148 VWEU;

2)

“netto-uitgaven”: de overheidsuitgaven ongerekend rente-uitgaven, discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, uitgaven voor programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd, nationale uitgaven voor medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s, cyclische elementen van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen en eenmalige en andere tijdelijke maatregelen;

3)

“referentiepad”: het meerjarige netto-uitgavenpad dat de Commissie toezendt als kader voor de dialoog met lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bruto binnenlands product (bbp) of met een overheidstekort van meer dan 3 % van het bbp, bij het opstellen van hun nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn;

4)

“technische informatie”: de richtsnoeren die de Commissie op verzoek toezendt aan lidstaten met een overheidsschuld van ten hoogste 60 % van het bbp en een overheidstekort van ten hoogste 3 % van het bbp, voordat de lidstaten hun nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn opstellen;

5)

“netto-uitgavenpad”: het meerjarige pad voor de netto-uitgaven van een lidstaat;

6)

“nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn”: het document met de budgettaire, hervormings- en investeringstoezeggingen van een lidstaat, met een termijn van vier of vijf jaar, afhankelijk van de normale duur van de legislatuurperiode van die lidstaat;

7)

“jaarlijks voortgangsverslag”: het verslag van een lidstaat over de uitvoering van het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn, met inbegrip van het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad, en de hervormingen en investeringen;

8)

“aanpassingsperiode”: de periode waarin de begrotingsaanpassing van een lidstaat plaatsvindt, met een duur van vier jaar of, in het geval van een verlenging, vier jaar plus een aanvullende periode van ten hoogste drie jaar;

9)

“controlerekening”: een registratie van de gecumuleerde opwaartse en neerwaartse afwijkingen van de in een lidstaat geconstateerde netto-uitgaven ten opzichte van het door de Raad vastgelegde netto-uitgavenpad;

10)

“structureel saldo”: het conjunctuurgezuiverde overheidssaldo ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen;

11)

“structureel primair saldo”: het structurele saldo ongerekend rente-uitgaven.

HOOFDSTUK II

EUROPEES SEMESTER

Artikel 3

Het Europees Semester

1.   Om te zorgen voor een nauwere coördinatie van het economisch beleid en een duurzame convergentie van de economische en sociale prestaties van de lidstaten, oefenen de Raad en de Commissie in de context van het Europees Semester multilateraal toezicht uit overeenkomstig de doelstellingen en vereisten van het VWEU, waarbij het Europees Parlement wordt betrokken overeenkomstig artikel 27 van deze verordening.

2.   Het multilateraal toezicht is gebaseerd op onafhankelijke statistieken van hoge kwaliteit die worden geproduceerd overeenkomstig de beginselen van Verordening (EG) nr. 223/2009.

3.   Het Europees Semester omvat:

a)

de opstelling van en het toezicht op de uitvoering van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Unie overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU, van landspecifieke aanbevelingen en van de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone;

b)

de opstelling van en het toezicht op de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren waarmee de lidstaten overeenkomstig artikel 148, lid 2, VWEU rekening moeten houden, met inbegrip van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten, en van de daarmee verband houdende landspecifieke aanbevelingen. Het toezicht op de uitvoering door de Commissie omvat de vooruitgang bij de uitvoering van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten en de kerndoelen daarvan, via het sociale scorebord en een kader dat risico’s voor sociale convergentie opspoort;

c)

de indiening, beoordeling en goedkeuring van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn van de lidstaten, alsmede het toezicht op de uitvoering ervan via de jaarlijkse voortgangsverslagen;

d)

toezicht om macro-economische onevenwichtigheden op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 te voorkomen en te corrigeren.

Artikel 4

Uitvoering van het Europees Semester

1.   Na een beoordeling uit hoofde van deze verordening van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, de jaarlijkse voortgangsverslagen en de sociaal-economische situatie van lidstaten, doet de Raad, indien nodig, op basis van aanbevelingen van de Commissie, aanbevelingen aan lidstaten, waarbij hij ten volle gebruikmaakt van de rechtsinstrumenten waarin de artikelen 121 en 148 VWEU en de daarmee verband houdende afgeleide wetgeving voorzien.

2.   De lidstaten houden terdege rekening met de globale richtsnoeren voor hun economisch beleid en met de in artikel 3, lid 3, punten a) respectievelijk b), bedoelde aanbevelingen en werkgelegenheidsrichtsnoeren alvorens belangrijke besluiten te nemen in het kader van de ontwikkeling van hun economisch, sociaal, werkgelegenheids-, structuur- en begrotingsbeleid. De Commissie houdt toezicht op de vooruitgang.

3.   Als een lidstaat nalaat om de richtsnoeren en aanbevelingen als bedoeld in lid 2 op te volgen, kan dit leiden tot:

a)

verdere aanbevelingen;

b)

een waarschuwing van de Commissie of een aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 121, lid 4, VWEU;

c)

maatregelen op grond van deze verordening, Verordening (EG) nr. 1467/97 of Verordening (EU) nr. 1176/2011.

HOOFDSTUK III

HET REFERENTIEPAD

Artikel 5

Referentiepad

Indien de overheidsschuld hoger is dan 60 % van het bbp of indien er sprake is van een overheidstekort van meer dan 3 % van het bbp, legt de Commissie de betrokken lidstaat en het Economisch en Financieel Comité een referentiepad voor de netto-uitgaven voor dat een aanpassingsperiode van vier jaar bestrijkt en dat overeenkomstig artikel 14 met maximaal drie jaar kan worden verlengd.

Artikel 6

Risicogebaseerde vereisten voor het referentiepad

Het referentiepad is op risico’s gebaseerd en wordt voor elke lidstaat gedifferentieerd, waarbij ervoor wordt gezorgd dat:

a)

uiterlijk aan het einde van de aanpassingsperiode de verwachte overheidsschuldquote, zonder verdere begrotingsmaatregelen, een plausibele neerwaartse trend gaat of blijft vertonen, dan wel op middellange termijn op een prudent niveau onder de 60 % van het bbp blijft;

b)

het verwachte overheidstekort gedurende de aanpassingsperiode wordt teruggedrongen tot onder de 3 % van het bbp en op middellange termijn zonder verdere begrotingsmaatregelen onder die referentiewaarde wordt gehouden;

c)

de budgettaire aanpassingsinspanning gedurende de periode van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn in de regel lineair is en ten minste evenredig is aan de totale inspanning gedurende de gehele aanpassingsperiode; en

d)

er sprake is van consistentie met het in artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 bedoelde correctief pad, indien van toepassing.

Artikel 7

Schuldhoudbaarheidswaarborg

1.   Het referentiepad zorgt ervoor dat de verwachte overheidsschuldquote afneemt met een jaarlijks gemiddeld minimumbedrag van:

a)

1 procentpunt van het bbp zolang de overheidsschuldquote meer dan 90 % van het bbp bedraagt;

b)

0,5 procentpunt van het bbp zolang de overheidsschuldquote tussen 60 % en 90 % blijft.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde gemiddelde daling wordt berekend vanaf het jaar vóór het begin van het referentiepad of het jaar waarin de procedure bij buitensporige tekorten uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1467/97 naar verwachting zal worden ingetrokken, naargelang welke situatie zich later voordoet, tot het einde van de aanpassingsperiode.

Artikel 8

Waarborg voor de weerbaarheid van het tekort

1.   Het referentiepad zorgt ervoor dat de begrotingsaanpassing waar nodig wordt voortgezet totdat de betrokken lidstaat een tekort heeft bereikt dat een gemeenschappelijke weerbaarheidsmarge in structurele termen van 1,5 % van het bbp ten opzichte van de tekortreferentiewaarde van 3 % van het bbp omvat.

2.   De jaarlijkse verbetering van het structurele primaire saldo om de vereiste marge te bereiken, bedraagt 0,4 procentpunt van het bbp, die wordt teruggebracht tot 0,25 procentpunt van het bbp in geval van een verlenging van de aanpassingsperiode als bedoeld in artikel 14.

Artikel 9

Voorafgaande richtsnoeren van de Commissie

1.   Uiterlijk op 15 januari van het jaar waarin de lidstaten hun nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn overeenkomstig artikel 11 moeten indienen of, binnen drie weken na het verzoek van de lidstaat om overeenkomstig artikel 15 een herzien plan in te dienen, doet de Commissie de betrokken lidstaat en het Economisch en Financieel Comité het volgende toekomen:

a)

het onderliggende kader en de resultaten van de prognoses van de overheidsschuld op middellange termijn;

b)

haar macro-economische prognoses en aannames;

c)

het referentiepad, indien vereist uit hoofde van artikel 5, of de technische informatie, indien daarom wordt verzocht door een lidstaat op grond van lid 3 van dit artikel, en het overeenkomstige structurele primaire saldo, met inbegrip van spreadsheetmodellen en andere relevante informatie die nodig is om de volledige reproduceerbaarheid van het referentiepad te waarborgen.

2.   Tijdens de maand voor de uiterste datum waarop de Commissie aan een lidstaat de voorafgaande richtsnoeren als bedoeld in lid 1 van dit artikel dient toe te zenden, kan die lidstaat een technische gedachtewisseling met de Commissie aanvragen. Die technische gedachtewisseling moet een gelegenheid bieden om de meest recente beschikbare statistische informatie en de economische en budgettaire vooruitzichten van de betrokken lidstaat te bespreken.

3.   Voor lidstaten met een overheidstekort dat niet hoger is dan 3 % van het bbp en een overheidsschuld die niet hoger is dan 60 % van het bbp verstrekt de Commissie op verzoek van de lidstaat technische informatie over het structurele primaire saldo dat nodig is om ervoor te zorgen dat het nominale tekort zonder aanvullende beleidsmaatregelen op middellange en lange termijn onder de 3 % van het bbp wordt gehouden en geeft zij aan of hiervoor begrotingsaanpassingen nodig zijn. Die technische informatie moet ook in overeenstemming zijn met de in artikel 8 bedoelde waarborg voor de weerbaarheid van het tekort.

Artikel 10

Beoordeling van de plausibiliteit

1.   Om te beoordelen of de verwachte overheidsschuldquote van een lidstaat een neerwaartse trend vertoont of op een prudent niveau blijft, past de Commissie een reproduceerbare, voorspelbare en transparante methode toe die is gebaseerd op de volgende voorwaarden:

a)

de overheidsschuldquote daalt of blijft op een prudent niveau, volgens de deterministische scenario’s van het kader van de Commissie voor prognoses van de overheidsschuld op middellange termijn;

b)

het risico dat de overheidsschuldquote in de vijf jaar na de aanpassingsperiode van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn niet daalt, is voldoende klein, waarbij de beoordeling wordt gebaseerd op de schuldhoudbaarheidsanalyse van de Commissie.

2.   De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de Commissie verzoeken haar methode toe te lichten in het kader van de in artikel 28 bedoelde economische dialoog.

3.   De Commissie maakt haar beoordeling van de plausibiliteit en de spreadsheetmodellen met onderliggende gegevens en andere relevante informatie openbaar om de reproduceerbaarheid van de resultaten op het moment van indiening van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn uit hoofde van artikel 11 te waarborgen.

HOOFDSTUK IV

NATIONALE BUDGETTAIR-STRUCTURELE PLANNEN VOOR DE MIDDELLANGE TERMIJN

Artikel 11

Indiening van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn

1.   Elke lidstaat dient uiterlijk op 30 april van het laatste jaar van het geldende plan bij de Raad en de Commissie een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in. Een lidstaat en de Commissie kunnen indien nodig overeenkomen die termijn met een redelijke termijn te verlengen.

2.   Een lidstaat kan de betrokken onafhankelijke begrotingsinstelling verzoeken een advies uit te brengen over de macro-economische prognose en de macro-economische aannames die aan het netto-uitgavenpad ten grondslag liggen, waarbij de onafhankelijke begrotingsinstelling voldoende tijd krijgt om haar advies uit te brengen.

Vanaf 1 mei 2032 brengen de betrokken onafhankelijke begrotingsinstellingen die adviezen uit, mits zij voldoende capaciteit hebben opgebouwd. Indien een onafhankelijke begrotingsinstelling haar advies niet binnen een redelijke termijn uitbrengt, belet dit een lidstaat niet zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in te dienen. Indien beschikbaar wordt het advies van de onafhankelijke begrotingsinstelling gehecht aan het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn dat bij de Commissie is ingediend.

3.   Vóór de indiening van zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn moet elke lidstaat in overeenstemming met zijn nationale rechtskader maatschappelijke organisaties, de sociale partners, regionale autoriteiten en andere relevante nationale belanghebbenden raadplegen.

4.   Vóór de indiening van zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn kan elke lidstaat zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in zijn nationale parlement bespreken in overeenstemming met zijn nationale rechtskader.

5.   Elke lidstaat maakt zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn na indiening ervan bij de Raad en de Commissie openbaar.

Artikel 12

Technische dialoog

Voorafgaand aan de indiening van zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn houdt elke lidstaat met de Commissie een technische dialoog om ervoor te zorgen dat het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn in overeenstemming is met de artikelen 13 en 15.

Artikel 13

Eisen voor nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn

Een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn:

a)

bevat een netto-uitgavenpad, alsook de onderliggende macro-economische aannamen en de geplande budgettair-structurele maatregelen om aan te tonen dat wordt voldaan aan de begrotingsvereisten van artikel 16, leden 2 en 3;

b)

omvat respectievelijk het referentiepad of de technische informatie die de Commissie overeenkomstig artikel 5 of artikel 9, lid 3, heeft ingediend; indien het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn een hoger netto-uitgavenpad bevat dan het door de Commissie overeenkomstig artikel 5 uitgebrachte referentiepad, verstrekt de betrokken lidstaat in zijn plan deugdelijke en datagestuurde economische argumenten die het verschil verklaren;

c)

verklaart hoe de betrokken lidstaat zal zorgen voor hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld, met name in de landspecifieke aanbevelingen, en hoe die lidstaat de volgende gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie gaat aanpakken:

i)

het verwezenlijken van een eerlijke groene en digitale transitie, met inbegrip van de klimaatdoelstellingen zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2021/1119;

ii)

sociale en economische veerkracht, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten,

iii)

energiezekerheid, en

iv)

waar noodzakelijk, de opbouw van defensievermogens;

d)

bevat een beschrijving van de maatregelen van de betrokken lidstaat om gevolg te geven aan de aan die lidstaat gerichte landspecifieke aanbevelingen die relevant zijn voor de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1176/2011, en indien van toepassing, de waarschuwingen van de Commissie, of de aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 121, lid 4, VWEU;

e)

verklaart, indien van toepassing, hoe de betrokken lidstaat zal zorgen voor de verwezenlijking van een relevante reeks hervormingen en investeringen als bedoeld in artikel 14, die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode van de lidstaat met maximaal drie jaar;

f)

omvat het effect van reeds door de betrokken lidstaat uitgevoerde hervormingen en investeringen, met bijzondere aandacht voor het effect van toekomstige overheidsinkomsten, -uitgaven en potentiële groei op de houdbaarheid van de begroting op basis van degelijke en datagestuurde economische gegevens;

g)

bevat informatie over:

i)

de belangrijkste macro-economische en budgettaire aannamen;

ii)

impliciete en voorwaardelijke verplichtingen;

iii)

het verwachte effect van hervormingen en investeringen die ten grondslag liggen aan de verlenging van de aanpassingsperiode;

iv)

het voorspelde niveau van nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen gedurende de looptijd die bestreken wordt door het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn;

v)

de behoeften aan overheidsinvesteringen, met inbegrip van de behoeften in verband met de in punt c) van dit artikel bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie;

vi)

de raadpleging van nationale parlementen en de in artikel 11 bedoelde raadpleging;

vii)

de consistentie en, indien van toepassing, complementariteit met de fondsen voor het cohesiebeleid, alsook met het herstel- en veerkrachtplan van de betrokken lidstaat tijdens de periode dat de herstel- en veerkrachtfaciliteit in werking is overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241.

Artikel 14

Criteria voor verlenging van de aanpassingsperiode

1.   Indien een lidstaat zich overeenkomstig de criteria van lid 2 verbindt tot een relevante reeks hervormingen en investeringen, kan de aanpassingsperiode met maximaal drie jaar worden verlengd.

2.   De reeks hervormings- en investeringstoezeggingen die aan een verlenging van de aanpassingsperiode ten grondslag liggen, voldoen, in de regel, tezamen genomen, aan de volgende criteria:

a)

zij leidt op basis van geloofwaardige en prudente aannamen tot een duurzame verbetering van het groei- en weerbaarheidspotentieel van de economie van de betrokken lidstaat;

b)

zij ondersteunt de houdbaarheid van de begroting, met een structurele verbetering van de overheidsfinanciën op middellange termijn, zoals het verlagen van de overheidsuitgaven als percentage van het bbp of het verhogen van de overheidsontvangsten als percentage van het bbp;

c)

zij pakt de in artikel 13, punt c), bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie aan;

d)

zij gaat in op de tot de betrokken lidstaat gerichte relevante landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van, indien van toepassing, aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden;

e)

zij zorgt ervoor dat het geplande totale niveau van nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen over de door het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn bestreken looptijd niet lager is dan het niveau op middellange termijn vóór die looptijd, rekening houdend met de reikwijdte en de omvang van de landspecifieke uitdagingen.

3.   Elke hervormings- en investeringstoezegging die ten grondslag ligt aan een verlenging van de aanpassingsperiode moet voldoende gedetailleerd, versneld uitvoerbaar, tijdgebonden en verifieerbaar zijn, en moet voldoen aan de volgende criteria:

a)

de beschrijving van de hervormings- en investeringstoezeggingen is duidelijk en stelt de Commissie in staat deze aan de hand van de criteria van lid 2 te beoordelen;

b)

de hervormingen worden uitgevoerd binnen de looptijd die bestreken wordt door het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn;

c)

er wordt aan het einde van de aanpassingsperiode aanzienlijke vooruitgang geboekt met de uitvoering van de investeringen;

d)

de beschrijving van de hervormingen en investeringen omvat, in voorkomend geval, indicatoren aan de hand waarvan de uitvoering en monitoring ervan kunnen worden beoordeeld.

4.   De reeks van toezeggingen inzake hervormingen en investeringen die ten grondslag ligt aan een verlenging van de aanpassingsperiode is in overeenstemming met de toezeggingen die zijn opgenomen in het goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan van de betrokken lidstaat gedurende de tijd dat de herstel- en veerkrachtfaciliteit in werking is overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241, en de partnerschapsovereenkomst die in het kader van het meerjarig financieel kader met de betrokken lidstaat is gesloten.

Artikel 15

Herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn

1.   Uiterlijk twaalf maanden voor het einde van het huidige nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn kan een lidstaat verzoeken om vóór het einde van de looptijd waarop het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn betrekking heeft, bij de Commissie een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in te dienen indien er objectieve omstandigheden zijn die de uitvoering ervan binnen die looptijd in de weg staan. In dat geval bestrijkt het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn de periode tot het einde van de oorspronkelijke looptijd van het plan.

2.   In het geval van een nieuw aangestelde regering kan een lidstaat een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn indienen voor een nieuwe periode van vier of vijf jaar, afhankelijk van de normale zittingsperiode.

3.   Een lidstaat kan de betrokken onafhankelijke begrotingsinstelling verzoeken een advies uit te brengen over de macro-economische prognose en de macro-economische aannames die aan het netto-uitgavenpad ten grondslag liggen, waarbij de onafhankelijke begrotingsinstelling voldoende tijd krijgt om haar advies uit te brengen.

Vanaf 1 mei 2032 brengen de betrokken onafhankelijke begrotingsinstellingen die adviezen uit, mits zij voldoende capaciteit hebben opgebouwd. Indien een onafhankelijke begrotingsinstelling haar advies niet binnen een redelijke termijn uitbrengt, belet dit een lidstaat niet zijn herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn in te dienen. Indien beschikbaar wordt het advies van de onafhankelijke begrotingsinstelling gehecht aan het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn dat bij de Commissie is ingediend.

4.   Met het oog op de opstelling van een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn door een lidstaat overeenkomstig lid 1 of lid 2, zendt de Commissie die lidstaat en het Economisch en Financieel Comité een nieuw referentiepad of, op verzoek van die lidstaat, nieuwe technische informatie toe.

5.   Rekening houdend met de eerdere aanpassing die door de betrokken lidstaat is uitgevoerd of het ontbreken daarvan, stelt het nieuwe referentiepad de budgettaire aanpassingsinspanning niet uit en leidt het in de regel niet tot een geringere budgettaire aanpassingsinspanning.

6.   Indien een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn wordt ingediend, zijn de artikelen 12, 13, 14 en 16 tot en met 20 van toepassing.

7.   In voorkomend geval beoordeelt de Commissie met name of een verlenging van de aanpassingsperiode van toepassing is of blijft in het kader van het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn. Bij de beoordeling van de Commissie wordt rekening gehouden met de uitvoering van de reeks hervormings- en investeringstoezeggingen die ten grondslag liggen aan de verlenging in het kader van het oorspronkelijke nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn en de veranderingen die het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn met zich meebrengt op het gebied van de uitdagingen voor de overheidsschuld.

Artikel 16

Beoordeling van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn door de Commissie

1.   De Commissie beoordeelt elk nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn binnen zes weken na de indiening ervan. De betrokken lidstaat en de Commissie kunnen overeenkomen die termijn, indien nodig, in de regel met maximaal twee weken te verlengen.

2.   Bij de beoordeling van een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn onderzoekt de Commissie voor elke lidstaat of het netto-uitgavenpad voldoet aan de vereisten dat de overheidsschuld uiterlijk aan het einde van de aanpassingsperiode een plausibele neerwaartse trend gaat of blijft vertonen, dan wel op een prudent niveau onder 60 % van het bbp blijft, en het overheidstekort op middellange termijn onder 3 % van het bbp wordt gebracht of blijft.

3.   Bij de beoordeling van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn onderzoekt de Commissie voor de lidstaten die een referentiepad aangeboden kregen of hun netto-uitgavenpaden voldoen aan de vereisten van de artikelen 6, 7 en 8.

4.   De Commissie onderzoekt voor alle lidstaten of hun nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn voldoen aan de vereisten van artikel 13.

5.   De Commissie onderzoekt ten aanzien van de betrokken lidstaat of de reeks hervormingen en investeringen die ten grondslag ligt aan een verlenging van de aanpassingsperiode, in overeenstemming is met artikel 14.

Artikel 17

Goedkeuring van het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn door de Raad

1.   Op aanbeveling van de Commissie neemt de Raad een aanbeveling aan waarin het netto-uitgavenpad van de betrokken lidstaat wordt vastgesteld en, in voorkomend geval, de reeks hervormings- en investeringstoezeggingen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de in het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn opgenomen aanpassingsperiode wordt goedgekeurd. Die aanbeveling van de Raad wordt in de regel vastgesteld binnen zes weken na de aanneming van de aanbeveling van de Commissie.

2.   Indien het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn dient als het plan met corrigerende maatregelen dat vereist is voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden, zoals bepaald in artikel 31, keurt de Raad in zijn aanbeveling ook de hervormingen en investeringen goed die nodig zijn om die onevenwichtigheden te corrigeren.

Artikel 18

Aanbeveling van de Raad voor een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn

Indien de Raad, rekening houdend met de beoordeling van de Commissie, van oordeel is dat een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn niet voldoet aan de vereisten van artikel 16, leden 2, 3 en 5, punt a), van deze verordening, beveelt hij, op aanbeveling van de Commissie, de betrokken lidstaat aan een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in te dienen.

Artikel 19

Aanbeveling van de Raad in geval van niet-naleving door een lidstaat

Op aanbeveling van de Commissie beveelt de Raad de betrokken lidstaat aan dat het door de Commissie uitgestippelde referentiepad in de regel het netto-uitgavenpad van de lidstaat is indien:

a)

de betrokken lidstaat verzuimt binnen een maand na de in artikel 18 bedoelde aanbeveling van de Raad een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in te dienen;

b)

de Raad van oordeel is dat het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn niet voldoet aan de vereisten van artikel 16, leden 2, 3 en 5, met een passende motivering van zijn standpunt;

c)

de lidstaat verzuimt zijn eerste nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn of een nieuw nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in te dienen in het laatste jaar dat onder het lopende nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn valt, overeenkomstig artikel 11, lid 1.

In het in de eerste alinea, onder a), bedoelde geval kunnen de betrokken lidstaat en de Commissie overeenkomen die termijn in de regel met maximaal één maand te verlengen.

Artikel 20

Niet-naleving door een lidstaat van de investerings- en hervormingstoezeggingen die ten grondslag liggen aan een verlenging van zijn aanpassingsperiode

Indien aan een lidstaat een verlenging van zijn aanpassingsperiode is toegestaan, maar deze niet op bevredigende wijze voldoet aan zijn reeks hervormings- en investeringstoezeggingen die ten grondslag liggen aan de in artikel 14, bedoelde verlenging, kan de Raad op aanbeveling van de Commissie en overeenkomstig artikel 29 een herzien netto-uitgavenpad met een kortere aanpassingsperiode aanbevelen, tenzij er objectieve omstandigheden zijn die de uitvoering binnen de oorspronkelijke termijn in de weg staan.

HOOFDSTUK V

UITVOERING VAN DE NATIONALE BUDGETTAIR-STRUCTURELE PLANNEN VOOR DE MIDDELLANGE TERMIJN

Artikel 21

Jaarlijks voortgangsverslag

1.   Elke lidstaat dient uiterlijk op 30 april van elk jaar bij de Commissie een jaarlijks voortgangsverslag in.

2.   Het jaarlijkse voortgangsverslag bevat met name informatie over de vooruitgang bij de uitvoering van het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad, de uitvoering van bredere hervormingen en investeringen in het kader van het Europees Semester en, in voorkomend geval, de uitvoering van de reeks hervormingen en investeringen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode.

3.   Elke lidstaat maakt zijn jaarlijks voortgangsverslag openbaar.

4.   De Commissie gebruikt de door de lidstaten in hun jaarlijkse voortgangsverslagen verstrekte informatie, samen met andere relevante informatie, voor het verrichten van de in artikel 4, lid 1, bedoelde beoordeling. De beoordeling van de Commissie wordt openbaar gemaakt.

5.   De lidstaten kunnen, in overeenstemming met hun nationale rechtskaders, het voortgangsverslag bespreken in hun nationale parlementen en met het maatschappelijk middenveld, de sociale partners en relevante belanghebbenden.

Artikel 22

Toezicht door de Commissie

1.   De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn, en met name op het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad en de hervormingen en investeringen die ten grondslag liggen aan de verlenging van de aanpassingsperiode.

2.   De Commissie zet een controlerekening op om gecumuleerde opwaartse en neerwaartse afwijkingen van de geconstateerde netto-uitgaven ten opzichte van het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad bij te houden, die wordt aangepast na goedkeuring door de Raad van een nieuw nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn.

3.   Wanneer de geconstateerde netto-uitgaven in de betrokken lidstaat in een bepaald jaar hoger zijn dan het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad, wordt dit als een debetpost op de controlerekening geboekt.

4.   Wanneer de geconstateerde netto-uitgaven in de betrokken lidstaat in een bepaald jaar lager zijn dan het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad; wordt dit als een creditpost op de controlerekening geboekt.

5.   Het gecumuleerde saldo van de controlerekening is de som van de in de leden 3 en 4 bedoelde jaarlijkse debet- en creditposten. Het wordt uitgedrukt als percentage van het bbp.

6.   De debet- en creditposten worden jaarlijks geboekt op basis van feitelijke gegevens.

7.   Wanneer de Raad een aanbeveling uit hoofde van de artikelen 25 of 26 heeft aangenomen, worden in de controlerekening van de betrokken lidstaat geen afwijkingen geregistreerd.

Artikel 23

Rol van onafhankelijke begrotingsinstellingen

1.   De lidstaten kunnen de betrokken onafhankelijke begrotingsinstelling als bedoeld in artikel 8 bis van Richtlijn 2011/85/EU verzoeken om een beoordeling van de overeenstemming van de in het jaarlijks voortgangsverslag gerapporteerde begrotingsresultaten met het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad.

2.   In voorkomend geval kunnen de lidstaten de betrokken onafhankelijke begrotingsinstelling verzoeken de factoren te analyseren die ten grondslag liggen aan een afwijking van het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad. Dergelijke analyse is niet-bindend en vormt een aanvulling op de door de Commissie verstrekte analyse.

Artikel 24

Het Europees Begrotingscomité

1.   Het bij Besluit (EU) 2015/1937 van de Commissie (23) opgerichte Europees Begrotingscomité (hierna “het comité” genoemd) adviseert over de uitoefening van de taken van de Commissie en de Raad in het multilaterale begrotingstoezicht zoals vastgelegd in de artikelen 121, 126 en 136 VWEU.

2.   Bij de vervulling van zijn taken is het Europees Begrotingscomité volledig onafhankelijk en voert het zijn taken onpartijdig en uitsluitend in het belang van de Unie als geheel uit. Het vraagt noch aanvaardt instructies van een regering van een lidstaat, van de instellingen of organen van de Unie of van enig ander publiek of privaat orgaan.

3.   Voor de toepassing van lid 1 omvatten de taken van het Europees Begrotingscomité in ieder geval:

a)

te voorzien in een tijdige ex-postevaluatie van de uitvoering van het Uniekader voor budgettaire governance;

b)

advies uit te brengen over de toekomstige begrotingskoers die passend is voor de eurozone als geheel, alsmede over de passende nationale begrotingskoers die daarmee in overeenstemming is binnen de regels van het stabiliteits- en groeipact;

c)

op verzoek van de Commissie of de Raad advies te verstrekken over de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact, met inbegrip van de verlenging van de algemene ontsnappingsclausule overeenkomstig artikel 25, lid 3, van deze verordening;

d)

nauw samen te werken met onafhankelijke begrotingsinstellingen als bedoeld in artikel 8 bis van Richtlijn 2011/85/EU, teneinde de uitwisseling van beste praktijken te bevorderen;

e)

suggesties te doen voor de toekomstige ontwikkeling van het begrotingskader.

4.   Het Europees Begrotingscomité bestaat uit een voorzitter en vier leden.

5.   De voorzitter en de leden van het Europees Begrotingscomité worden geselecteerd en benoemd door de Commissie, na raadpleging van het Europees Parlement en de Raad, volgens een transparant proces en op basis van bewezen analytische ervaring en competenties op het gebied van de analyse van overheidsfinanciën en de macro-economie. De voorzitter en de leden van het Europees Begrotingscomité worden benoemd voor een periode van drie jaar, met de mogelijkheid van één verlenging met nog eens drie jaar.

6.   Het Europees Begrotingscomité stelt zijn reglement van orde vast.

7.   Het Europees Begrotingscomité brengt eenmaal per jaar verslag uit over zijn activiteiten aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Alle verslagen en adviezen van het Europees Begrotingscomité worden openbaar gemaakt.

Artikel 25

Algemene ontsnappingsclausule

1.   Op aanbeveling van de Commissie die is gebaseerd op haar analyse, kan de Raad in de regel binnen vier weken een aanbeveling aannemen op grond waarvan de lidstaten in geval van een ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel van hun door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad mogen afwijken, mits de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt. De Raad stelt een termijn van één jaar vast voor dergelijke afwijking.

2.   Zolang de ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel aanhoudt, blijft de Commissie de houdbaarheid van de schuld monitoren en zorgt zij voor beleidscoördinatie en een consistente beleidsmix die rekening houdt met de eurozone en de Uniedimensie.

3.   De Raad kan, op aanbeveling van de Commissie, de periode waarin de lidstaten van hun door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad mogen afwijken, verlengen, mits de ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel aanhoudt. Het Europees Begrotingscomité brengt advies uit over de verlenging van de algemene ontsnappingsclausule. Een verlenging kan meer dan één keer worden toegestaan. Elke verlenging geldt evenwel voor een periode van maximaal één jaar.

Artikel 26

Nationale ontsnappingsclausules

1.   Op verzoek van een lidstaat en op aanbeveling van de Commissie die is gebaseerd op haar analyse kan de Raad binnen vier weken na de aanbeveling van de Commissie een aanbeveling aannemen op grond waarvan een lidstaat kan afwijken van zijn door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad indien uitzonderlijke omstandigheden waarover de lidstaat geen controle heeft, een grote impact hebben op de overheidsfinanciën van de betrokken lidstaat, mits die afwijking de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn niet in gevaar brengt. De Raad stelt een termijn voor dergelijke afwijking vast.

2.   Op verzoek van de betrokken lidstaat en op aanbeveling van de Commissie kan de Raad de periode waarin die lidstaat van het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad mag afwijken, verlengen, op voorwaarde dat de uitzonderlijke omstandigheden aanhouden. Een verlenging kan meer dan één keer worden toegestaan. Elke verlenging geldt evenwel voor een periode van maximaal één jaar.

HOOFDSTUK VI

TRANSPARANTIE EN VERANTWOORDING

Artikel 27

Rol van het Europees Parlement

1.   Het Europees Parlement wordt op regelmatige en gestructureerde wijze bij het Europees Semester betrokken teneinde de transparantie van en de verantwoordingsplicht en eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot de genomen besluiten te vergroten, in het bijzonder door middel van de economische dialoog als bedoeld in artikel 28.

2.   De Commissie zendt het Europees Parlement de door de lidstaten ingediende nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn toe. De Commissie stelt het Europees Parlement in kennis van haar algemene beoordeling van die nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn. De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan door middel van de in artikel 28 bedoelde economische dialoog de Commissie verzoeken voor haar te verschijnen. Bij die gelegenheden kan de Commissie worden verzocht haar beoordeling van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn te presenteren.

3.   De voorzitter van de Raad en de Commissie informeren het Europees Parlement geregeld over de resultaten van het multilateraal toezicht op grond van deze verordening.

4.   In het verslag van de voorzitter van de Raad en de Commissie aan het Europees Parlement worden de resultaten verwerkt van het multilateraal toezicht dat op grond van deze verordening wordt uitgeoefend.

5.   De voorzitter van de Eurogroep brengt jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement over de ontwikkelingen op het gebied van multilateraal toezicht met betrekking tot de eurozone.

6.   De Commissie stelt ten minste de volgende informatie op en zendt deze toe aan de Raad, en stelt die informatie onverwijld ter beschikking van het Europees Parlement:

a)

de beoordelingen van de houdbaarheid van de schuld en het methodologische kader daarvan, zodra deze zijn gepubliceerd;

b)

de door de lidstaten ingediende nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, met inbegrip van de referentiepaden en de netto-uitgavenpaden, en eventuele herzieningen daarvan;

c)

de door de lidstaten ingediende jaarlijkse voortgangsverslagen;

d)

de beoordelingen en aanbevelingen van de Commissie aan de Raad overeenkomstig de artikelen 17 tot en met 20 van deze verordening;

e)

in voorkomend geval, de analyse van de Commissie van de economische en sociale ontwikkelingen die in het kader van het Europees Semester is gepubliceerd;

f)

waarschuwingen van de Commissie overeenkomstig artikel 121, lid 4, VWEU;

g)

in geval van activering van de ontsnappingsclausules overeenkomstig artikel 25 of artikel 26 van deze verordening, de analyse van de Commissie waaruit blijkt dat de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn niet in gevaar zal worden gebracht.

7.   De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de Commissie ten minste tweemaal per jaar verzoeken informatie te verstrekken over de resultaten van het multilateraal toezicht in het kader van de in artikel 28 van deze verordening bedoelde economische dialoog.

Artikel 28

Economische dialoog

1.   Om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Raad en de Commissie te bevorderen, kan het Europees Parlement de voorzitter van de Raad, de Commissie en in voorkomend geval de voorzitter van de Europese Raad of de voorzitter van de Eurogroep in het Europees Parlement uitnodigen om de door de Commissie uitgevaardigde beleidsrichtsnoeren aan de lidstaten, de conclusies van de Europese Raad en de resultaten van het multilateraal toezicht overeenkomstig deze verordening te bespreken.

2.   Het Economisch en Financieel Comité, het Comité voor de economische politiek, het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming worden in passende gevallen in het kader van het Europees Semester geraadpleegd.

3.   Belanghebbenden, met name de nationale parlementen en sociale partners, worden in passende gevallen in het kader van het Europees Semester bij de belangrijkste beleidskwesties betrokken, in overeenstemming met de bepalingen van het VWEU en de nationale wettelijke en politieke regelingen.

4.   De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de voorzitter van de Raad, de Commissie en, in voorkomend geval, de voorzitter van de Europese Raad of de voorzitter van de Eurogroep uitnodigen om de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn en de andere in artikel 27, lid 6, genoemde informatie te bespreken.

5.   De voorzitter van de Raad en de Commissie in overeenstemming met artikel 121, lid 5, VWEU, en, in voorkomend geval, de voorzitter van de Eurogroep, brengen jaarlijks aan het Europees Parlement en aan de Europese Raad verslag uit over de resultaten van het multilateraal toezicht.

Artikel 29

“Pas toe of leg uit”-beginsel

Van de Raad wordt in de regel verwacht dat hij de aanbevelingen en voorstellen van de Commissie opvolgt of zijn standpunt publiekelijk toelicht.

Artikel 30

Dialoog met een lidstaat

De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan een lidstaat die het onderwerp is van een aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 121, lid 4, VWEU de gelegenheid bieden om deel te nemen aan een gedachtewisseling.

HOOFDSTUK VII

INTERACTIE MET VERORDENING (EU) NR. 1176/2011

Artikel 31

Interactie met de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden

1.   De onbevredigende uitvoering, zoals beoordeeld overeenkomstig artikel 21 van deze verordening, van de hervormingen en investeringen in het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn van een lidstaat die relevant zijn voor macro-economische onevenwichtigheden, wordt in overweging genomen:

a)

door de Commissie bij het verrichten van diepgaande evaluaties overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/2011, en

b)

door de Raad en de Commissie voor hun respectieve aanbevelingen, wanneer zij overwegen de aanwezigheid van een buitensporige onevenwichtigheid vast te stellen en de betrokken lidstaat aanbevelen corrigerende maatregelen te nemen overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/2011.

De Commissie houdt rekening met alle informatie die de betrokken lidstaat van belang acht.

2.   Een lidstaat ten aanzien waarvan overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 een procedure voor buitensporige onevenwichtigheden is ingeleid, dient een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in overeenkomstig artikel 15 van deze verordening. Dat herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn volgt de aanbeveling van de Raad die is aangenomen overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/2011. De indiening van het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn moet door de Raad worden goedgekeurd overeenkomstig de artikelen 17 tot en met 20 van deze verordening. Het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn wordt beoordeeld overeenkomstig artikel 16 van deze verordening.

3.   Wanneer een lidstaat overeenkomstig lid 2 van dit artikel een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn indient, dient dat herziene plan als het uit hoofde van artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 vereiste plan met corrigerende maatregelen, en bevat het de specifieke beleidsmaatregelen die die lidstaat heeft uitgevoerd of voornemens is uit te voeren en een tijdschema voor die maatregelen.

4.   Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 beoordeelt de Raad op basis van een verslag van de Commissie het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn binnen twee maanden na de indiening ervan. De monitoring en beoordeling van de uitvoering van het herziene plan geschiedt overeenkomstig artikel 22 van deze verordening en de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 1176/2011.

HOOFDSTUK VIII

INTERACTIE MET VERORDENING (EU) NR. 472/2013

Artikel 32

Interactie met de procedure voor verscherpt toezicht

1.   In afwijking van de artikelen 11 en 21 van deze verordening is een lidstaat niet verplicht een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn of een jaarlijks voortgangsverslag in te dienen indien hij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad (24) onderworpen is aan een macro-economisch aanpassingsprogramma.

2.   Indien een lidstaat beschikt over een operationeel nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn en die lidstaat onderworpen wordt aan een macro-economisch aanpassingsprogramma ingevolge artikel 7 van Verordening (EU) nr. 472/2013, wordt bij het opstellen van het macro-economisch aanpassingsprogramma dat nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn in aanmerking genomen.

HOOFDSTUK IX

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 33

Dialoog met de lidstaten

De Commissie zorgt voor een permanente dialoog met de lidstaten. Hiertoe voert de Commissie in het bijzonder missies uit ter beoordeling van de heersende sociaal-economische situatie in de betrokken lidstaten en ter opsporing van eventuele risico’s of moeilijkheden bij de naleving van deze verordening. Met het oog op die dialoog kan de Commissie de standpunten van de in de betrokken lidstaat gevestigde relevante belanghebbenden inwinnen.

Artikel 34

Monitoringmissies

1.   De Commissie kan monitoringmissies ondernemen in lidstaten ten aanzien waarvan overeenkomstig artikel 121, lid 4, VWEU aanbevelingen zijn gedaan.

2.   Wanneer de betrokken lidstaat een lidstaat is die de euro als munt heeft of een lidstaat die deelneemt aan het wisselkoersmechanisme in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie (ERM II) zoals vastgesteld bij een resolutie van de Europese Raad van 16 juni 1997 (25), kan de Commissie, in voorkomend geval, vertegenwoordigers van de Europese Centrale Bank uitnodigen om aan die monitoringmissies deel te nemen.

Artikel 35

Verslag

1.   Uiterlijk op 31 december 2030 en daarna elke vijf jaar publiceert de Commissie een verslag over de toepassing van deze verordening, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening.

2.   Het in lid 1 bedoelde verslag bevat een evaluatie van:

a)

de doeltreffendheid van de verordening bij de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 1;

b)

de vooruitgang die is geboekt bij het waarborgen van een nauwere coördinatie van het economische beleid en de aanhoudende convergentie van de economische prestaties van de lidstaten.

3.   Het verslag wordt toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 36

Overgangsbepalingen

1.   Voor de eerste nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn gelden de volgende bepalingen:

a)

in afwijking van artikel 9, lid 1, verstrekt de Commissie de betrokken lidstaten uiterlijk op 21 juni 2024 voorafgaande richtsnoeren op basis van de meest recente prognoses van de Commissie en dienen de lidstaten uiterlijk op 20 september 2024 hun nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn in overeenkomstig artikel 11, tenzij de lidstaat en de Commissie overeenkomen die termijn met een redelijke periode te verlengen;

b)

in afwijking van artikel 9, lid 2, kunnen de lidstaten verzoeken om een technische uitwisseling van gedachten met de Commissie tijdens de maand vóór 21 juni 2024;

c)

in afwijking van artikel 11, lid 3, kunnen de lidstaten een openbare raadpleging van de sociale partners, regionale autoriteiten, maatschappelijke organisaties en andere relevante nationale belanghebbenden houden volgens de beginselen van artikel 11, met passende termijnen;

d)

gedurende de tijd dat de herstel- en veerkrachtfaciliteit in werking is, wordt voor een verlenging van de aanpassingsperiode overeenkomstig artikel 14 rekening gehouden met de toezeggingen die zijn opgenomen in het goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan van de betrokken lidstaat, op voorwaarde dat het herstel- en veerkrachtplan aanzienlijke hervormingen en investeringen bevat die gericht zijn op het verbeteren van de budgettaire houdbaarheid en het vergroten van het groeipotentieel van de economie, en de betrokken lidstaat zich ertoe verbindt om de hervormingsinspanningen voort te zetten gedurende de resterende periode van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn en om de nationaal gefinancierde investeringsniveaus die gemiddeld zijn gerealiseerd in de door het herstel- en veerkrachtplan bestreken periode, te handhaven;

e)

indien een lidstaat verzoekt om een uitzondering op de in artikel 6, punt c), bedoelde waarborg om geen uitstel toe te staan, wordt rekening gehouden met projecten die in 2025 en 2026 worden ondersteund door leningen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en met nationale medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s, mits die uitzondering de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn niet in gevaar brengt;

f)

rekening houdend met de uitzonderlijke gevolgen van recente economische schokken en de huidige onzekerheid over de ramingen van de potentiële groei, kunnen de lidstaten tijdreeksen gebruiken die stabieler zijn dan die welke voortvloeien uit de algemeen aanvaarde methode, mits dit gebruik terdege wordt gerechtvaardigd door economische argumenten en de gecumuleerde groei gedurende de projectieperiode grotendeels in overeenstemming blijft met de resultaten van die methode.

2.   Uiterlijk op 31 december 2028 stelt de Commissie het Europees Parlement en de Raad in kennis van haar voorlopige bevindingen over de toepassing van deze verordening.

Artikel 37

Intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97

Verordening (EG) nr. 1466/97 wordt ingetrokken.

Artikel 38

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 april 2024.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

M. MICHEL


(1)   PB C 290 van 18.8.2023, blz. 17.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 29 april 2024.

(3)  Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).

(5)  Resolutie van de Europese Raad betreffende het stabiliteits- en groeipact, Amsterdam, 17 juni 1997 (PB C 236 van 2.8.1997, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 60).

(8)  Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 21).

(9)  Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(11)  Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) nr. 1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 8).

(13)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(14)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

(15)  Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot vaststelling van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030 (PB L 323 van 19.12.2022, blz. 4).

(16)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(17)  Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41).

(18)  Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 11).

(19)  Verordening (EU) 2024/1264 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten ((PB L, 2024/1264, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1264/oj).

(20)  Richtlijn (EU) 2024/1265 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten ((PB L, 2024/1265, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1265/oj).

(21)   https://www.consilium.europa.eu/media/20399/st00tscg26_en12.pdf.

(22)  Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).

(23)  Besluit (EU) 2015/1937 van de Commissie van 21 oktober 2015 tot oprichting van een onafhankelijk adviserend Europees Begrotingscomité (PB L 282 van 28.10.2015, blz. 37).

(24)  Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1).

(25)   PB C 236 van 2.8.1997, blz. 5.


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top