EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024D2125

Besluit (EU) 2024/2125 van de Raad van 26 juli 2024 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in België

ST/12164/2024/INIT

PB L, 2024/2125, 1.8.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/2125/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/2125/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2024/2125

1.8.2024

BESLUIT (EU) 2024/2125 VAN DE RAAD

van 26 juli 2024

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in België

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 6,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de opmerkingen van België,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 126, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt bepaald dat de lidstaten buitensporige overheidstekorten dienen te vermijden.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact (SGP) is gebaseerd op de doelstelling van gezonde en houdbare overheidsfinanciën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een krachtige duurzame en inclusieve groei, geschraagd door financiële stabiliteit, te versterken en aldus de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie voor duurzame groei en werkgelegenheid te ondersteunen.

(3)

De buitensporigtekortprocedure van artikel 126 VWEU, die wordt verduidelijkt in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad (1), die deel uitmaakt van het SGP, voorziet in een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Protocol nr. 12 betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het VWEU is gehecht, bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de buitensporigtekortprocedure. In Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad (2) zijn nadere regels en definities voor de toepassing van die bepalingen vastgesteld. Het hervormde kader voor economische governance van de Unie, dat op 30 april 2024 in werking is getreden, omvat Verordening (EU) 2024/1264 van de Raad (3) waarbij Verordening (EG) nr. 1467/97 werd gewijzigd. Aangezien de Raad het netto-uitgavenpad voor België nog niet heeft vastgesteld, is de Commissie niet in staat de naleving van het schuldcriterium overeenkomstig de nieuwe regels te beoordelen. Dit besluit heeft alleen betrekking op de overschrijding van de verhouding tussen het overheidstekort en het bruto binnenlands product (bbp) ten opzicht van de in het VWEU vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp, overeenkomstig de bestaande wettelijke bepalingen.

(4)

In artikel 126, lid 5, VWEU wordt bepaald dat de Commissie, indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan, zij een advies tot de betrokken lidstaat richt en de Raad daarvan op de hoogte brengt. Rekening houdend met haar verslag van 19 juni 2024 krachtens artikel 126, lid 3, VWEU, en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité krachtens artikel 126, lid 4, VWEU is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in België een buitensporig tekort bestaat. De Commissie heeft daarom op 8 juli 2024 een dergelijk advies tot België gericht en de Raad daarvan op de hoogte gebracht.

(5)

In artikel 126, lid 6, VWEU wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. In het geval van België leidt de algehele evaluatie tot de onderstaande conclusies.

(6)

Volgens de gegevens die de Commissie (Eurostat) op 22 april 2024 heeft gevalideerd, bedroeg het overheidstekort in België in 2023 4,4 % van het bbp en kwam de overheidsschuld uit op 105,2 % van het bbp. In het verslag van de Commissie krachtens artikel 126, lid 3, VWEU is geoordeeld dat de overschrijding van de in het VWEU vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp in 2023 niet uitzonderlijk is, aangezien deze niet het gevolg is van een ongewone gebeurtenis of van een ernstige economische neergang in de zin van het SGP. De overschrijding van de in het VWEU vastgelegde referentiewaarde is volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie ook niet tijdelijk: voorspeld wordt dat het overheidstekort in 2024 en 2025 boven de 3 % van het bbp zal blijven. Kortom, het tekort in 2023 lag boven en niet dicht bij de in het VWEU vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp. De overschrijding wordt niet beschouwd als uitzonderlijk in de zin van het VWEU en het SGP, noch wordt deze beschouwd als tijdelijk. Daarom is op het eerste gezicht niet voldaan aan het tekortcriterium in de zin van het VWEU en Verordening (EG) nr. 1467/97.

(7)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2024 van België zal het overheidstekort naar verwachting uitkomen op 4,6 % van het bbp in 2024. In de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie wordt uitgegaan van een tekort van 4,4 % van het bbp in 2024, dit ligt boven en niet dicht bij de in het VWEU vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp.

(8)

In overeenstemming met de voorschriften van artikel 126, lid 3, VWEU heeft de Commissie in haar verslag krachtens dat artikel alle relevante factoren onderzocht. Overeenkomstig artikel 2, lid 4, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1467/97 wordt, indien de verhouding tussen de overheidsschuld en het bbp de referentiewaarde overschrijdt, bij de nalevingsbeoordeling op basis van het tekortcriterium in de stappen die volgen op het verslag krachtens artikel 126, lid 3, VWEU en die voorafgaan aan het besluit over het bestaan van een buitensporig tekort, enkel met die relevante factoren rekening gehouden indien het overheidstekort dicht bij de referentiewaarde blijft en de overschrijding van de referentiewaarde slechts van tijdelijke aard is. In het geval van België is niet aan die tweeledige voorwaarde voldaan. Daarom wordt in de stappen die voorafgaan aan dit besluit geen rekening gehouden met relevante factoren.

(9)

Met het oog op de termijn van 20 september 2024 voor de indiening van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, welke termijn overeenkomstig artikel 36, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad (4), indicatief kan worden verlengd tot 15 oktober 2024, zijnde de datum voor de indiening van de ontwerpbegrotingsplannen van de lidstaten van de eurozone, neemt de Raad er nota van dat de volgende stap in de procedure, namelijk de aanbeveling van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad uit hoofde van artikel 126, lid 7, VWEU inzake de correctie van het buitensporige tekort, zal samenvallen met de adviezen van de Commissie over de ontwerpbegrotingsplannen van de lidstaten van de eurozone uit hoofde van artikel 7 van Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5). Deze aanpak maakt het mogelijk te zorgen voor samenhang tussen de begrotingseisen in het kader van de buitensporigtekortprocedure en het aanpassingstraject in de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn. Om deze samenhang mogelijk te maken en tegelijk gaten in het toezicht in het kader van de buitensporigtekortprocedure te vermijden, moeten de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn tijdig worden ingediend. Dit tijdschema moet worden beschouwd als buitengewoon en houdt verband met de overgang naar het nieuwe kader, en schept dus geen precedent. De Raad neemt er ook nota van dat, indien het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn niet tijdig wordt ingediend, in de aanbeveling van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad uit hoofde van artikel 126, lid 7, VWEU, rekening zal worden gehouden met het referentiepad dat de Commissie overeenkomstig Verordening (EU) 2024/1263 aan de lidstaat heeft toegezonden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat er in België een buitensporig tekort bestaat wegens niet-naleving van het tekortcriterium.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2024.

Voor de Raad

De voorzitter

BÓKA J.


(1)  Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).

(2)  Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2024/1264 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L, 2024/1264, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1264/oj).

(4)  Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2024 betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (PB L, 2024/1263, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj).

(5)  Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 11).


ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/2125/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top