EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R0825

Verordening (EU) 2017/825 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017-2020 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 1305/2013

PB L 129 van 19/05/2017, p. 1–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 13/11/2018

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2017/825/oj

19.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/1


VERORDENING (EU) 2017/825 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 mei 2017

tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017-2020 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 1305/2013

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea, en artikel 197, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dient de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening te houden met de eisen die samenhangen met het bevorderen van een hoog niveau van werkgelegenheid, het waarborgen van een adequate sociale bescherming, het bestrijden van sociale uitsluiting en het bevorderen van een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid. Bovendien, en zoals bepaald in artikel 11 VWEU, dienen de eisen inzake milieubescherming te worden geïntegreerd in het beleid en het optreden van de Unie, met name met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling.

(2)

In de artikelen 120 en 121 VWEU wordt bepaald dat de lidstaten hun economisch beleid moeten voeren met het oog op het bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie en in het kader van de door de Raad vast te stellen richtsnoeren. De coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten is derhalve een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang.

(3)

Verschillende lidstaten hebben een aanpassingsproces doorgemaakt dat nog steeds voortduurt, om in het verleden ontstane macro-economische onevenwichtigheden te corrigeren en veel lidstaten staan voor de uitdaging van een geringe potentiële groei. De uitvoering van structurele hervormingen is een van de beleidsprioriteiten van de Unie, met als doel op duurzame wijze tot herstel te komen, het groeipotentieel te ontsluiten teneinde het aanpassingsvermogen te vergroten en het convergentieproces te ondersteunen.

(4)

Hervormingen zijn naar hun aard complexe processen waarvoor een complete keten van zeer gespecialiseerde kennis en vaardigheden, alsmede een langetermijnvisie vereist is. De aanpak van structurele hervormingen op een verscheidenheid van beleidsterreinen is een uitdaging, doordat de effecten ervan vaak pas na enige tijd merkbaar worden. Het is daarom cruciaal dat zij tijdig en efficiënt worden opgezet en uitgevoerd, zowel in door de crisis getroffen als in structureel zwakke economieën. De steunverlening door de Unie in de vorm van technische bijstand is in dat verband de afgelopen jaren belangrijk gebleken voor de ondersteuning van de economische aanpassingen in Griekenland en Cyprus. Eigen zeggenschap over structurele hervormingen aan de basis is van essentieel belang voor de succesvolle uitvoering ervan.

(5)

Lidstaten kunnen voordeel ondervinden van steun bij de aanpak van uitdagingen in verband met de opzet en de uitvoering van groei-ondersteunende structurele hervormingen die aansluiten bij de economische en sociale doelstellingen van de Unie. Die uitdagingen kunnen afhankelijk zijn van allerlei factoren, waaronder een beperkte bestuurlijke of institutionele capaciteit, alsook een ontoereikende toepassing en uitvoering van het Unierecht.

(6)

De Unie heeft aanzienlijke ervaring met het verlenen van specifieke steun aan nationale overheden en andere autoriteiten van de lidstaten op het gebied van capaciteitsopbouw en soortgelijke maatregelen in bepaalde sectoren (bijv. belastingheffing, douane, steun voor het midden- en kleinbedrijf (mkb)) en in verband met de uitvoering van het cohesiebeleid. De ervaring die de Unie heeft opgedaan met het ondersteunen van nationale autoriteiten bij de uitvoering van hervormingen moet worden benut om de Unie beter in staat te stellen steun te verlenen aan de lidstaten. Alomvattende en geïntegreerde actie is noodzakelijk om lidstaten te steunen die groeibevorderende hervormingen doorvoeren en daarvoor steun van de Unie vragen.

(7)

Het speciaal verslag nr. 19/2015 van de Europese Rekenkamer getiteld „Meer aandacht voor resultaten nodig om de verlening van technische bijstand aan Griekenland te verbeteren” bevat nuttige aanbevelingen met betrekking tot het verlenen van technische bijstand door de Commissie aan lidstaten. Er moet rekening worden gehouden met die aanbevelingen bij de uitvoering van steun in het kader van deze verordening.

(8)

Gezien het bovenstaande moet een steunprogramma voor structurele hervormingen („het programma”) worden vastgesteld met als doel het versterken van het vermogen van de lidstaten om groeibevorderende bestuurlijke en structurele hervormingen voor te bereiden en uit te voeren, onder andere door middel van bijstand voor efficiënte en doeltreffende inzet van de fondsen van de Unie. Het programma moet bijdragen tot de verwezenlijking van gemeenschappelijke doelstellingen, namelijk het ondersteunen van economisch herstel, cohesie en het scheppen van werkgelegenheid, het versterken van het concurrentievermogen en het verhogen van de productiviteit van Europa en het stimuleren van investeringen in de reële economie. Op deze manier zou beter gereageerd kunnen worden op de economische en sociale uitdagingen om een hoog niveau van sociale zekerheid alsook hoogwaardige gezondheids- en onderwijsdiensten te waarborgen, en om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden.

(9)

De steun in het kader van het programma moet op verzoek van een lidstaat worden verleend door de Commissie op gebieden die verband houden met cohesie, concurrentievermogen, productiviteit, innovatie, slimme, duurzame en inclusieve groei, werkgelegenheid en investeringen, zoals begroting en belastingheffing, overheidsdienst, institutionele en bestuurlijke hervormingen, justitiële stelsels, de bestrijding van fraude, corruptie, witwassen en belastingontduiking, ondernemingsklimaat, ontwikkeling van de particuliere sector, concurrentie, overheidsopdrachten, overheidsparticipatie in bedrijven, privatiseringsprocessen, toegang tot financiering, beleid voor de financiële sector, handel, duurzame ontwikkeling, onderwijs en opleiding, arbeidsmarktbeleid, volksgezondheid, asiel- en migratiebeleid, landbouw, plattelandsontwikkeling en visserij.

(10)

De lidstaten moeten de Commissie om steun in het kader van het programma kunnen verzoeken wanneer zij hervormingen uitvoeren in de context van economische beleidsprocessen, in het bijzonder de landenspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester, wanneer zij maatregelen nemen voor de uitvoering van Unierecht en wanneer zij economische aanpassingsprogramma's uitvoeren. Zij moeten tevens om steun kunnen verzoeken in verband met hervormingen die zij op eigen initiatief doorvoeren teneinde cohesie, investeringen, duurzame groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen te creëren. De Commissie zou kunnen zorgen voor richtsnoeren voor de belangrijkste elementen van het steunverzoek.

(11)

Na een dialoog met de verzoekende lidstaat, die ook in de context van het Europees semester kan plaatsvinden, en met inachtneming van de beginselen van transparantie, gelijke behandeling en goed financieel beheer, dient de Commissie het steunverzoek te analyseren en vast te stellen welke steun moet worden verleend op basis van de urgentie, omvang en impact van de vastgestelde problemen, de steunbehoeften voor elk beoogd beleidsterrein, een analyse van de sociaal-economische indicatoren en de algemene bestuurlijke capaciteit van de lidstaat. Op basis van die analyse en rekening houdend met de bestaande maatregelen en activiteiten die door de fondsen van de Unie of andere Unieprogramma's worden gefinancierd, dient de Commissie met de betrokken lidstaat tot een akkoord te komen wat betreft de prioriteitsgebieden, de doelstellingen, een indicatief tijdschema, het toepassingsgebied van de uit te voeren steunmaatregelen en de geraamde algemene financiële bijdrage voor dergelijke steun, en dient dit in een samenwerkings- en steunplan te worden neergelegd.

(12)

Omwille van o.a. de transparantie dient de Commissie, onder de voorwaarden als bepaald in deze verordening, de samenwerkings- en steunplannen voor te leggen aan het Europees Parlement en de Raad.

(13)

Op voorwaarde dat de lidstaat die steun wenst te ontvangen hiermee instemt, moet de Commissie de steunverlening kunnen organiseren in samenwerking met Europese en internationale organisaties of andere lidstaten die bereid zijn als hervormingspartners te fungeren. De lidstaat die om steun verzoekt moet voor een specifiek steungebied of specifieke steungebieden een partnerschap kunnen aangaan met een of meer lidstaten die als hervormingspartners hulp bieden bij het formuleren van de strategie, het opzetten van stappenplannen voor hervormingen, het uitstippelen van hoogwaardige bijstand of het toezicht op de uitvoering van de strategie en de projecten. Terwijl de verantwoordelijkheid voor de hervormingen ligt bij de lidstaat die steun wenst te ontvangen, moeten de hervormingspartners of andere lidstaten die steun verlenen, of beide, kunnen bijdragen tot de succesvolle uitvoering van het programma.

(14)

In de mededelingen van de Commissie van 19 oktober 2010 getiteld „Evaluatie van de EU-begroting” en van 29 juni 2011 getiteld „Een begroting voor Europa 2020” wordt onderstreept dat het van belang is dat de financiering wordt geconcentreerd op activiteiten en maatregelen die een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben, dat wil zeggen dat het optreden van de Unie een meerwaarde moet bieden ten opzichte van maatregelen die de lidstaten alleen uitvoeren. Bij de in het kader van het programma uit te voeren steunmaatregelen en activiteiten moet in dat verband worden gezorgd voor complementariteit en synergie met andere programma's en ander beleid op regionaal, nationaal, Uniaal en internationaal niveau, al naargelang het geval. De maatregelen en activiteiten in het kader van het programma moeten de mogelijkheid bieden om oplossingen te ontwikkelen en uit te voeren die op het passende niveau een antwoord geven op nationale uitdagingen die gevolgen hebben voor grensoverschrijdende of Uniebrede uitdagingen en die tevens kunnen bijdragen tot sociale, economische en territoriale cohesie. Bovendien moeten de maatregelen en activiteiten in het kader van het programma bijdragen tot een consistente en coherente uitvoering van het Unierecht. Verder moeten zij tevens bijdragen tot een versterking van het vertrouwen en bevordering van de samenwerking met de Commissie en tussen de lidstaten onderling. De Unie verkeert daarnaast in een betere positie dan de lidstaten om een platform te bieden voor het aanbieden en uitwisselen van goede praktijken van anderen en het ter beschikking stellen van expertise.

(15)

Voor het programma dienen financiële middelen te worden vastgesteld die een periode bestrijken die is afgestemd op de looptijd van het meerjarig financieel kader dat is vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (4).

(16)

De voor het programma beschikbare financiële middelen dienen te bestaan uit financiële middelen die in mindering worden gebracht op de toewijzingen voor technische bijstand op initiatief van de Commissie uit hoofde van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 (5) en (EU) nr. 1305/2013 (6) van het Europees Parlement en de Raad. Om die mindering mogelijk te maken voor dit specifieke programma, en onverminderd eventuele toekomstige voorstellen, moeten die verordeningen worden gewijzigd.

(17)

In deze verordening worden de financiële middelen voor de gehele looptijd van het programma vastgelegd, die voor het Europees Parlement en de Raad in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (7). De financiering van het programma via de overschrijving van toewijzingen van technische bijstand, op initiatief van de Commissie, overeenkomstig Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en 1305/2013, dient slechts als een eenmalige oplossing te worden beschouwd en mag geen precedent scheppen voor de financiering van toekomstige initiatieven.

(18)

Lidstaten die om steun verzoeken, moeten de mogelijkheid hebben om, op vrijwillige basis, een bijdrage te leveren aan de voor het programma beschikbare financiële middelen met bijkomende middelen. Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1303/2013 is de mogelijkheid om middelen over te schrijven die bestemd zijn voor technische bijstand op initiatief van een lidstaat momenteel beperkt tot lidstaten met tijdelijke begrotingsproblemen. Verordening (EU) nr. 1303/2013 moet derhalve worden gewijzigd om het voor alle lidstaten mogelijk te maken financieel aan het programma bij te dragen. De naar de begroting van de Unie overgeschreven middelen moeten worden ingezet voor steunmaatregelen die bijdragen tot slimme, duurzame en inclusieve groei in de betrokken lidstaten.

(19)

Deze verordening moet worden uitgevoerd in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (8) („het Financieel Reglement”). Daartoe moet de Commissie jaarlijkse werkprogramma's vaststellen en het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis stellen. De jaarlijkse werkprogramma's bevatten de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering ervan, in overeenstemming met de algemene en specifieke doelstellingen van het programma, de selectie- en toekenningscriteria van de subsidies, alsmede alle overige vereiste elementen.

(20)

Gelet op het belang van het steunen van de inspanningen van lidstaten die structurele, institutionele en bestuurlijke hervormingen nastreven en uitvoeren, dient voor subsidies een medefinancieringspercentage tot maximaal 100 % van de subsidiabele kosten te worden toegestaan teneinde de doelstellingen van het programma te verwezenlijken en tegelijkertijd de inachtneming van de beginselen van medefinanciering en het winstverbod te waarborgen.

(21)

Bij onvoorziene en naar behoren gemotiveerde urgentie die tot een onmiddellijke respons noopt, zoals een ernstige verstoring van de economie of significante omstandigheden die de economische of sociale situatie in een lidstaat ernstig aantasten en die deze lidstaat niet kan beheersen, dient de Commissie op verzoek van een lidstaat die om steun verzoekt, voor een beperkt deel van het jaarlijkse werkprogramma en voor een beperkte periode van maximaal zes maanden, in overeenstemming met de doelstellingen en de subsidiabele maatregelen in het kader van het programma, speciale maatregelen te kunnen vaststellen om de nationale autoriteiten te steunen bij de aanpak van die urgente behoeften.

(22)

Met het oog op een efficiënte en coherente toewijzing van de begrotingsmiddelen van de Unie en met inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer dienen maatregelen in het kader van het programma complementair te zijn met en een aanvulling te vormen op de lopende programma's van de Unie, terwijl dubbele financiering van dezelfde uitgaven moet worden vermeden. In het bijzonder dienen de Commissie en de betrokken lidstaat er overeenkomstig hun respectieve verantwoordelijkheden op toe te zien dat op het niveau van de Unie en dat van de lidstaat in alle stadia van het proces doeltreffende coördinatie plaatsvindt, teneinde de consistentie, complementariteit en synergie te waarborgen van de financieringsbronnen van nauw met het programma samenhangende maatregelen in de betrokken lidstaten, met name wat betreft maatregelen die in de lidstaten worden gefinancierd door de fondsen van de Unie en de programma's van de Unie. De Commissie stelt alles in het werk om complementariteit en synergie met door andere relevante internationale organisaties verleende steun te waarborgen.

(23)

De financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd met evenredige maatregelen in de hele uitgavencyclus, met inbegrip van preventie, opsporing en onderzoek van onregelmatigheden, terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen, en waar nodig administratieve en financiële sancties.

(24)

Teneinde de evaluatie van het programma te vergemakkelijken, moet vanaf het begin een passend, transparant kader tot stand worden gebracht voor de monitoring van de uitvoering van de maatregelen en de door middel van het programma bereikte resultaten. De Commissie moet het Europees Parlement en de Raad een jaarlijks monitoringverslag voorleggen over de uitvoering van het programma, met inbegrip van informatie over steunverzoeken die zijn ingediend door de lidstaten, over analyses van de toepassing van de criteria voor de beoordeling van de ingediende steunverzoeken, over samenwerkings- en steunplannen, over deelname van de hervormingspartners, en over de speciale maatregelen die zijn vastgesteld. Halverwege de looptijd moeten de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, de efficiëntie van het gebruik van de middelen en de toegevoegde waarde op Europees niveau ervan onafhankelijk worden geëvalueerd. Een onafhankelijke ex-postevaluatie moet daarnaast betrekking hebben op het langetermijneffect en de duurzaamheidseffecten van het programma. Die evaluaties moeten gebaseerd zijn op de indicatoren aan de hand waarvan het effect van het programma wordt gemeten.

(25)

Teneinde de lijst van indicatoren aan de hand waarvan de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma kan worden gemeten, te kunnen aanpassen in het licht van de bij de uitvoering van het programma opgedane ervaring, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (9). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(26)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening wat betreft de vaststelling van de jaarlijkse werkprogramma's, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend.

(27)

Daar de doelstelling van deze verordening, te weten het leveren van een bijdrage aan institutionele, bestuurlijke en structurele hervormingen in de lidstaten door de in deze verordening gedefinieerde nationale autoriteiten steun te verlenen, ten behoeve van maatregelen die gericht zijn op de hervorming van instellingen, bestuursstructuren of overheidsbestuur en economische en sociale sectoren, onder meer door bijstand te verlenen met het oog op het efficiënt, transparant en doeltreffend gebruik van de fondsen van de Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de beoogde schaal en de beoogde effecten beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken, aangezien de omvang van de steun in overleg met de betrokken lidstaat wordt overeengekomen.

(28)

Om ervoor te zorgen dat de maatregelen waarin deze verordening voorziet direct kunnen worden toegepast, moet deze verordening in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Vaststelling en looptijd van het programma

Bij deze verordening wordt het steunprogramma voor structurele hervormingen („het programma”) vastgesteld voor de periode van 20 mei 2017 tot en met 31 december 2020.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „begunstigde lidstaat”: een lidstaat die in het kader van het programma steun van de Unie ontvangt;

2.   „fondsen van de Unie”: de in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde Europese structuur- en investeringsfondsen, het bij Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (10), het bij Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Fonds voor asiel, migratie en integratie (11), het bij Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, ingestelde instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer (12), en het bij Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, ingestelde instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa (13);

3.   „nationale autoriteit”: een of meer nationale autoriteiten, met inbegrip van autoriteiten op regionaal en lokaal niveau, die in een geest van partnerschap samenwerken overeenkomstig het institutionele en wettelijke kader van de lidstaten;

4.   „internationale organisatie”: een internationale organisatie in de publieke sector, opgericht krachtens een internationale overeenkomst, alsmede gespecialiseerde agentschappen die door een dergelijke organisatie zijn opgezet, overeenkomstig de betekenis van artikel 58, lid 1, onder c), ii), van het Financieel Reglement; organisaties die gelijkgesteld worden met een internationale organisatie worden geacht internationale organisaties overeenkomstig het Financieel Reglement te zijn;

5.   „Europese organisaties”: de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds, als bedoeld in artikel 58, lid 1, onder c), iii), van het Financieel Reglement.

Artikel 3

Europese meerwaarde

1.   In het kader van het programma worden maatregelen en activiteiten met een Europese meerwaarde gefinancierd. De Commissie ziet er met dat doel op toe dat voor financiering maatregelen en activiteiten worden geselecteerd die naar alle waarschijnlijkheid, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, resultaten met een Europese meerwaarde opleveren en gaat na of de Europese meerwaarde daadwerkelijk is gerealiseerd.

2.   Maatregelen en activiteiten in het kader van het programma verzekeren Europese meerwaarde met name op de volgende wijze:

a)

door oplossingen te ontwikkelen en uit te voeren die gericht zijn op lokale, regionale of nationale uitdagingen die gevolgen hebben voor grensoverschrijdende of Uniebrede uitdagingen en die ook kunnen bijdragen tot sociale, economische en territoriale cohesie;

b)

door hun complementariteit en synergie met andere programma's van de Unie en beleid op regionaal, nationaal, Uniaal en internationaal niveau, al naargelang het geval;

c)

door bij te dragen tot een consistente en coherente uitvoering van het recht en het beleid van de Unie, alsmede het bevorderen van Europese waarden, waaronder solidariteit;

d)

door bij te dragen tot het delen van goede praktijken, ook met het oog op het verhogen van de zichtbaarheid van de hervormingsprogramma's, en het tot stand brengen van een Uniebreed platform en netwerk van expertise;

e)

door de bevordering van het wederzijdse vertrouwen tussen de begunstigde lidstaten en de Commissie en van de samenwerking tussen de lidstaten.

Artikel 4

Algemene doelstelling

De algemene doelstelling van het programma is bij te dragen tot institutionele, administratieve en groei-ondersteunende structurele hervormingen in de lidstaten door de nationale autoriteiten steun te verlenen voor maatregelen die gericht zijn op de hervorming en versterking van instellingen, bestuur, overheidsbestuur en economische en sociale sectoren, als antwoord op de economische en sociale uitdagingen, om zo te komen tot meer cohesie, een beter concurrentievermogen, hogere productiviteit, meer duurzame groei, meer werkgelegenheid en meer investeringen, in het bijzonder in het kader van economische beleidsprocessen, inclusief door bijstand voor de efficiënte, doeltreffende en transparante inzet van de fondsen van de Unie.

Artikel 5

Specifieke doelstellingen en toepassingsgebied van het programma

1.   Om de in artikel 4 genoemde algemene doelstelling te verwezenlijken, heeft het programma de volgende specifieke doelstellingen, die in nauwe samenwerking met de begunstigde lidstaten worden nagestreefd:

a)

het ondersteunen van de initiatieven van nationale autoriteiten om hun hervormingen af te stemmen op hun prioriteiten, rekening houdend met de beginsituatie en de verwachte sociaal-economische effecten;

b)

het ondersteunen van de nationale autoriteiten bij het versterken van hun vermogen om hervormingsbeleid en -strategieën te formuleren, te ontwikkelen en uit te voeren en bij het hanteren van een geïntegreerde aanpak die voor alle sectoren consistentie van doelen en middelen garandeert;

c)

het ondersteunen van de inspanningen van de nationale autoriteiten bij het vaststellen en uitvoeren van geschikte processen en methoden, rekening houdend met de goede praktijken en leerervaringen van andere landen in soortgelijke situaties;

d)

het steunen van de nationale autoriteiten bij het versterken van de efficiëntie en effectiviteit van het personeelsbeheer, door o.a. de professionele kennis en vaardigheden te verbeteren en duidelijke verantwoordelijkheden te bepalen.

2.   De in lid 1 vastgestelde specifieke doelstellingen hebben betrekking op beleidsgebieden die samenhangen met cohesie, concurrentievermogen, productiviteit, innovatie, slimme, duurzame en inclusieve groei, werkgelegenheid en investeringen, met name met een of meer van de volgende:

a)

beheer van de overheidsfinanciën en activa, het begrotingsproces, schuldbeheer en inkomstenbeheer;

b)

institutionele hervorming en efficiënt, servicegericht functioneren van het overheidsbestuur, onder meer, indien van toepassing, door de vereenvoudiging van de regelgeving, een doeltreffende rechtsstaat, hervorming van de justitiële stelsels en versterking van de bestrijding van fraude, corruptie en witwassen;

c)

het ondernemingsklimaat (inclusief voor het mkb), herindustrialisering, ontwikkeling van de particuliere sector, investeringen, overheidsparticipatie in ondernemingen, privatiseringsprocessen, handel en buitenlandse directe investeringen, concurrentie en overheidsopdrachten, duurzame sectorale ontwikkeling en ondersteuning van innovatie en digitalisering;

d)

onderwijs en opleiding; arbeidsmarktbeleid, inclusief sociale dialoog, met het oog op het creëren van werkgelegenheid; de bestrijding van armoede; de bevordering van sociale inclusie; stelsels voor sociale zekerheid en sociale bijstand; volksgezondheid en zorgstelsels; alsmede cohesie-, asiel-, migratie- en grensbeleid;

e)

beleid voor het uitvoeren van klimaatmaatregelen, het bevorderen van energie-efficiëntie en het bewerkstelligen van energiediversificatie, alsmede voor de landbouwsector, de visserij en de duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden;

f)

beleid voor de financiële sector, met inbegrip van de bevordering van financiële geletterdheid, financiële stabiliteit, toegang tot financiering en leningverstrekking aan de reële economie; productie, verstrekking en kwaliteitsmonitoring van gegevens en statistieken; en beleidsmaatregelen ter bestrijding van belastingontwijking.

Artikel 6

Subsidiabele maatregelen

Met het oog op de verwezenlijking van de in de artikelen 4 en 5 genoemde doelstellingen worden via het programma in het bijzonder de volgende soorten maatregelen gefinancierd:

a)

deskundigheid op het gebied van beleidsadvies, beleidsaanpassing, formulering van strategieën en stappenplannen voor hervormingen, alsmede wetgevende, institutionele, structurele en bestuurlijke hervormingen;

b)

terbeschikkingstelling van deskundigen, inclusief gedetacheerde deskundigen, voor korte of langere tijd voor het uitvoeren van taken op specifieke gebieden of van operationele activiteiten, waar nodig met ondersteuning voor vertolking, vertaling en samenwerking, administratieve bijstand en faciliteiten op het gebied van infrastructuur en apparatuur;

c)

versterking van de institutionele, bestuurlijke of sectorale capaciteit en daarmee samenhangende steunmaatregelen op alle bestuursniveaus, daarmee ook bijdragend aan meer eigen inbreng van het maatschappelijk middenveld, indien van toepassing, met name:

i)

seminars, conferenties en workshops;

ii)

werkbezoeken van ambtenaren aan relevante lidstaten of derde landen om deskundigheid of kennis op relevante gebieden op te doen of te versterken, en

iii)

opleidingsactiviteiten en de ontwikkeling van opleidingsmodules (al dan niet online) ter ondersteuning van de nodige beroepsvaardigheden en kennis in verband met de relevante hervormingen;

d)

verzameling van gegevens en statistieken, ontwikkeling van gemeenschappelijke methoden en, waar van toepassing, indicatoren of benchmarks;

e)

organisatie van lokale operationele steun op gebieden als asiel, migratie en grenstoezicht;

f)

IT-capaciteitsopbouw: expertise op het gebied van ontwikkeling, onderhoud, werking en kwaliteitscontrole van de IT-infrastructuur en -toepassingen die voor de uitvoering van de relevante hervormingen noodzakelijk zijn, alsmede expertise op het gebied van programma's die gericht zijn op de digitalisering van overheidsdiensten;

g)

studies, onderzoeken, analyses en enquêtes, evaluaties en effectbeoordelingen en de ontwikkeling en publicatie van handleidingen, verslagen en educatief materiaal;

h)

communicatieprojecten voor scholing, samenwerking, bewustmaking, verspreidingsactiviteiten en uitwisseling van goede praktijken; organisatie van bewustmakings- en informatiecampagnes, mediacampagnes en -evenementen, waaronder bedrijfscommunicatie en, waar passend, communicatie via sociale netwerken;

i)

samenstelling en publicatie van materiaal voor de verspreiding van informatie en de resultaten van het programma, ook door middel van de ontwikkeling, de toepassing en het onderhoud van systemen en instrumenten op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën;

j)

overige relevante activiteiten ter ondersteuning van de in de artikelen 4 en 5 vermelde algemene en specifieke doelstellingen.

Artikel 7

Verzoek om steun

1.   Een lidstaat die steun wenst te ontvangen in het kader van het programma dient daartoe bij de Commissie een verzoek in, waarin hij de beleidsgebieden en prioriteiten voor de steun aanduidt die binnen het in artikel 5, lid 2, vermelde toepassingsgebied van het programma vallen. Dat verzoek wordt uiterlijk op 31 oktober van een kalenderjaar ingediend. De Commissie kan richtsnoeren verstrekken voor de belangrijkste elementen die in een verzoek om steun moeten worden genoemd.

2.   Met inachtneming van de beginselen van transparantie, gelijke behandeling en goed financieel beheer analyseert de Commissie, na een dialoog met de lidstaat die ook in de context van het Europees semester kan plaatsvinden, het in lid 1 bedoelde verzoek om steun op basis van de urgentie, omvang en impact van de vastgestelde problemen, de steunbehoeften voor de betrokken beleidsterreinen, een analyse van de sociaal-economische indicatoren en de algemene bestuurlijke capaciteit van de lidstaat.

Op basis van die analyse en rekening houdend met de acties en maatregelen die al middels de fondsen van de Unie of andere Unieprogramma's worden gefinancierd, komt de Commissie met de betrokken lidstaat tot een akkoord wat betreft de prioriteitsgebieden voor steun, de doelstellingen, een indicatief tijdschema, het toepassingsgebied van de uit te voeren steunmaatregelen en de geraamde algemene financiële bijdrage voor dergelijke steun, neer te leggen in een samenwerkings- en steunplan.

3.   Het verzoek om steun kan worden ingediend voor:

a)

de uitvoering van hervormingen door lidstaten op eigen initiatief, met name om duurzame economische groei en werkgelegenheid te creëren;

b)

de uitvoering van economische aanpassingsprogramma's in lidstaten die van de Unie financiële bijstand krijgen op grond van reeds bestaande instrumenten, met name overeenkomstig Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad (14), wat lidstaten van de eurozone betreft, en Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad (15), wat lidstaten buiten de eurozone betreft;

c)

de uitvoering van groei-ondersteunende hervormingen in het kader van economische beleidsprocessen, met name de landenspecifieke aanbevelingen die in de context van het Europees semester zijn vastgesteld of maatregelen die verband houden met de uitvoering van Unierecht.

Artikel 8

Voorlegging aan het Europees Parlement en de Raad van de samenwerkings- en steunplannen

1.   Mits de begunstigde lidstaat instemt, legt de Commissie het samenwerkings- en steunplan onverwijld voor aan het Europees Parlement en de Raad. De begunstigde lidstaat mag zijn instemming weigeren indien het gevoelige of vertrouwelijke informatie betreft, waarvan de bekendmaking de openbare belangen van de begunstigde lidstaat in gevaar zou brengen.

2.   Desalniettemin legt de Commissie het samenwerkings- en steunplan in de volgende gevallen zo spoedig mogelijk voor aan het Europees Parlement en de Raad:

a)

zodra de begunstigde lidstaat alle gevoelige of vertrouwelijke informatie, waarvan de bekendmaking de openbare belangen van de begunstigde lidstaat in gevaar zou brengen, heeft geredigeerd;

b)

na een redelijke termijn, wanneer de bekendmaking van relevante informatie de uitvoering van steunmaatregelen in het kader van het programma niet negatief zou beïnvloeden, en in geen geval later dan twee maanden nadat dergelijke maatregelen zijn getroffen in het kader van het samenwerkings- en steunplan.

Artikel 9

Organisatie van de steun en hervormingspartners

1.   De Commissie kan met instemming van de begunstigde lidstaat de voorgenomen steun in het kader van het programma organiseren in samenwerking met andere lidstaten of Europese en internationale organisaties.

2.   In coördinatie met de Commissie kan de begunstigde lidstaat een partnerschap aangaan met een of meer andere lidstaten, die ten aanzien van specifieke hervormingsgebieden als hervormingspartners optreden. Een hervormingspartner verleent in coördinatie met de Commissie en op basis van een wederzijdse afspraak met de begunstigde lidstaat en de Commissie hulp bij het formuleren van de strategie, het opzetten van stappenplannen voor de hervormingen, het uitstippelen van hoogwaardige bijstand of het toezicht op de uitvoering van de strategie en projecten.

Artikel 10

Financiële middelen

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het programma worden vastgesteld op 142 800 000 EUR in lopende prijzen.

2.   De financiële toewijzing voor het programma kan ook uitgaven dekken voor voorbereidende, monitoring-, controle-, audit- en evaluatieactiviteiten die nodig zijn voor het beheer van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen daarvan, met name studies, vergaderingen van deskundigen, informatie- en communicatieacties, waaronder bedrijfscommunicatie over de politieke prioriteiten van de Unie voor zover deze verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening, uitgaven in verband met IT-netwerken die gericht zijn op informatieverwerking en -uitwisseling, en alle andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand die de Commissie voor het beheer van het programma doet.

3.   De jaarlijkse kredieten worden door het Europees Parlement en de Raad goedgekeurd binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader.

Artikel 11

Andere financiële bijdragen aan de begroting van het programma

1.   Ter aanvulling van de in artikel 10 genoemde financiële middelen kan het programma worden gefinancierd door aanvullende vrijwillige bijdragen van de lidstaten.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde aanvullende bijdragen kunnen bestaan uit bijdragen uit de middelen die verstrekt zijn ten behoeve van technische bijstand op initiatief van de lidstaten uit hoofde van artikel 59 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en die overeenkomstig artikel 25 van die verordening zijn overgeschreven.

3.   De in lid 1 bedoelde aanvullende bijdragen worden gebruikt ter ondersteuning van maatregelen die bijdragen tot de uitvoering van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Bijdragen die een begunstigde lidstaat overeenkomstig lid 2 betaalt worden uitsluitend gebruikt in die lidstaat.

Artikel 12

Geen dubbele financiering

Maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden gefinancierd, komen ook in aanmerking voor steun uit hoofde van andere programma's of instrumenten van de Unie of uit de begroting van de Unie gefinancierde fondsen, mits dergelijke steun niet dezelfde kostenposten dekt.

Artikel 13

Uitvoering van het programma

1.   De Commissie voert het programma uit overeenkomstig het Financieel Reglement.

2.   De maatregelen van het programma kunnen direct door de Commissie worden uitgevoerd of indirect, door andere entiteiten en personen dan lidstaten, overeenkomstig artikel 60 van het Financieel Reglement. De financiële steun van de Unie voor de maatregelen waarin in artikel 6 van deze verordening is voorzien, neemt met name de vorm aan van:

a)

subsidies, met inbegrip van subsidies aan nationale autoriteiten van lidstaten;

b)

overeenkomsten voor overheidsopdrachten;

c)

vergoeding van kosten gemaakt door externe deskundigen, met inbegrip van deskundigen van de nationale, regionale of lokale autoriteiten van lidstaten die steun verlenen of ontvangen;

d)

bijdragen aan trustfondsen die door internationale organisaties zijn opgezet, en

e)

acties die in het kader van indirect beheer worden uitgevoerd.

3.   Subsidies kunnen worden toegekend aan de nationale autoriteiten van de lidstaten, de Europese Investeringsbankgroep, internationale organisaties en openbare of particuliere organen en entiteiten gevestigd in:

a)

lidstaten, of

b)

landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, in overeenstemming met de daarin vastgestelde voorwaarden.

Het medefinancieringspercentage voor subsidies bedraagt ten hoogste 100 % van de subsidiabele kosten, zonder afbreuk te doen aan de beginselen van medefinanciering en het winstverbod.

4.   Steun kan tevens worden verleend door afzonderlijke deskundigen, die kunnen worden uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan bepaalde activiteiten die in het kader van het programma worden georganiseerd wanneer dat nodig is om de in artikel 5 vermelde specifieke doelstellingen te verwezenlijken.

5.   Voor de uitvoering van het programma stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen jaarlijkse werkprogramma's vast en stelt het Europees Parlement en de Raad hiervan in kennis. De jaarlijkse werkprogramma's bevatten de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering ervan in overeenstemming met de algemene en specifieke doelstellingen als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van deze verordening, de selectie- en toekenningscriteria voor de subsidies, alsmede alle elementen die overeenkomstig het Financieel Reglement vereist zijn.

6.   Om te waarborgen dat middelen tijdig beschikbaar zijn, wordt een beperkt deel van het jaarlijkse werkprogramma bestemd voor speciale maatregelen bij onvoorziene en naar behoren gemotiveerde urgentie die tot een onmiddellijke respons noopt, zoals een ernstige verstoring van de economie of significante omstandigheden die de economische of sociale situatie in een lidstaat ernstig aantasten en die deze lidstaat niet kan beheersen. De Commissie kan op verzoek van een lidstaat die om steun verzoekt, in overeenstemming met de doelstellingen en de maatregelen als vastgesteld in deze verordening, speciale maatregelen vaststellen om de nationale autoriteiten te steunen bij de aanpak van de urgente behoeften. Dergelijke speciale maatregelen zijn van tijdelijke aard, en zijn niet onderworpen aan de voorwaarden van artikel 7, leden 1 en 2. De speciale maatregelen eindigen binnen zes maanden en kunnen worden vervangen door steun overeenkomstig de in artikel 7 genoemde voorwaarden.

Artikel 14

Coördinatie en complementariteit

1.   In overeenstemming met hun respectieve bevoegdheden stimuleren de Commissie en de begunstigde lidstaten het ontstaan van synergieën en zorgen zij voor doeltreffende coördinatie tussen het programma en andere Unieprogramma's en -instrumenten en met name de door de fondsen van de Unie gefinancierde maatregelen. Daartoe zien zij toe op:

a)

complementariteit en synergie tussen verschillende instrumenten op Uniaal, nationaal, en, indien van toepassing, op regionaal niveau, met name wat door de fondsen van de Unie gefinancierde maatregelen betreft, zowel in de planningsfase als tijdens de uitvoering;

b)

optimalisering van de coördinatiemechanismen die ervoor zorgen dat geen dubbel werk wordt verricht, en

c)

nauwe samenwerking tussen degenen die op Uniaal, nationaal en, indien van toepassing, regionaal niveau verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van coherente en gestroomlijnde steunmaatregelen.

2.   De Commissie stelt alles in het werk om complementariteit en synergie met door andere relevante internationale organisaties verleende steun te waarborgen.

3.   De relevante jaarlijkse werkprogramma's kunnen dienen als coördinatiekader indien op een of meer van de in artikel 5, lid 2, genoemde gebieden steunverlening wordt voorgenomen.

Artikel 15

Bescherming van financiële belangen van Unie

1.   De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde of onjuist bestede bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige administratieve en financiële sancties.

2.   De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer zijn bevoegd om op basis van documenten en ter plaatse audits uit te voeren bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma financiering van de Unie hebben ontvangen.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan, overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (16), controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken marktdeelnemers verrichten om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

Onverminderd de eerste en de tweede alinea wordt in uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende samenwerkingsovereenkomsten met internationale organisaties en subsidieovereenkomsten en -besluiten en contracten de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid gegeven om dergelijke audits en controles en verificaties ter plaatse te verrichten.

Artikel 16

Monitoring en evaluatie

1.   De Commissie monitort de uitvoering van de uit hoofde van het programma gefinancierde maatregelen en meet aan de hand van de in de bijlage opgenomen indicatoren in hoeverre de in artikel 4 genoemde algemene doelstelling en de in artikel 5, lid 1, bedoelde specifieke doelstellingen zijn verwezenlijkt.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 17 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen van de in de bijlage opgenomen lijst van indicatoren.

2.   De Commissie legt aan het Europees Parlement en de Raad een jaarlijks monitoringverslag voor over de uitvoering van het programma. Dat verslag bevat informatie over:

a)

door lidstaten ingediende steunverzoeken, als bedoeld in artikel 7, lid 1;

b)

analyses van de toepassing van de in artikel 7, lid 2, bedoelde criteria die zijn gebruikt om de door lidstaten ingediende steunverzoeken te analyseren;

c)

samenwerkings- en steunplannen, als bedoeld in artikel 7, lid 2;

d)

deelneming van de in artikel 9 bedoelde hervormingspartners, en

e)

vastgestelde speciale maatregelen, als bedoeld in artikel 13, lid 6.

Ook brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad uiterlijk medio 2019 een onafhankelijk tussentijds evaluatieverslag uit en uiterlijk 31 december 2021 een onafhankelijk ex-postevaluatieverslag.

3.   In het tussentijdse evaluatieverslag wordt informatie opgenomen over de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, de efficiëntie van het gebruik van de middelen en de Europese meerwaarde van het programma. In het tussentijdse verslag wordt tevens beoordeeld of alle doelstellingen en maatregelen nog relevant zijn. Het ex-postevaluatieverslag beoordeelt het programma in zijn geheel en bevat informatie over de langeretermijneffecten ervan.

Artikel 17

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 16, lid 1, tweede alinea, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn met ingang van 20 mei 2017 tot en met 31 december 2020.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 16, lid 1, tweede alinea, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 16, lid 1, tweede alinea, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 18

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013

Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

„Beheer van technische bijstand voor lidstaten”;

b)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Op verzoek van een lidstaat uit hoofde van artikel 11 van Verordening (EU) 2017/825 van het Europees Parlement en de Raad (*1) kan een deel van de middelen waarin is voorzien in artikel 59 van deze verordening en die geprogrammeerd zijn overeenkomstig fondsspecifieke voorschriften, met instemming van de Commissie worden overgeschreven naar technische bijstand op initiatief van de Commissie, voor de tenuitvoerlegging van maatregelen met betrekking tot de lidstaat in kwestie, overeenkomstig artikel 58, lid 1, derde alinea, onder l), van deze verordening via direct of indirect beheer.

(*1)  Verordening (EU) 2017/825 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017-2020 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 1305/2013 (PB L 129 van 19.5.2017, blz. 1)”;"

c)

lid 3, eerste alinea, wordt vervangen door:

„Een lidstaat verzoekt om de in lid 1 bedoelde overschrijving voor een kalenderjaar uiterlijk op 31 januari van het jaar waarin een overschrijving moet worden uitgevoerd. Het verzoek gaat vergezeld van een voorstel om het programma of de programma's waaruit de overschrijving zal worden verricht, te wijzigen. Overeenkomstig artikel 30, lid 2, worden overeenkomstige wijzigingen aangebracht in de partnerschapovereenkomst, met vaststelling van het totaalbedrag dat jaarlijks naar de Commissie wordt overgeschreven.”;

d)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„4.   Middelen die door een lidstaat overeenkomstig lid 1 van dit artikel worden overgeschreven, zijn onderworpen aan de vrijmakingsregel van artikel 136 van deze verordening en van artikel 38 van Verordening (EU) nr. 1306/2013”;

2.

Artikel 58, lid 1, derde alinea, onder l), wordt vervangen door:

„1.

uit hoofde van Verordening (EU) 2017/825 gefinancierde maatregelen die bijdragen tot de uitvoering van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei.”;

3.

Artikel 91, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   0,35 % van de totale middelen wordt, na aftrek van de steun aan de in artikel 92, lid 6, bedoelde Connecting Europe Facility en aan de in artikel 92, lid 7, bedoelde hulp voor de meest hulpbehoevenden, toegewezen aan technische bijstand op initiatief van de Commissie, waarvan ten hoogste 112 233 000 EUR in lopende prijzen wordt toegewezen aan het steunprogramma voor structurele hervormingen dat bij Verordening (EU) 2017/825 is vastgesteld met het oog op gebruik ervan overeenkomstig het toepassingsgebied en het doel van dat programma.”.

Artikel 19

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1305/2013

Artikel 51, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 wordt vervangen door:

„Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kan het Elfpo ten hoogste 0,25 % van zijn jaarlijkse toewijzing gebruiken om op initiatief van en/of namens de Commissie de in artikel 58 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, bedoelde taken te financieren, inclusief de kosten voor de oprichting en de werking van het in artikel 52 bedoelde Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling en het in artikel 53 bedoelde EIP-netwerk, waarvan ten hoogste 30 567 000 EUR in lopende prijzen wordt toegewezen aan het steunprogramma voor structurele hervormingen dat bij Verordening (EU) 2017/825 van het Europees Parlement en de Raad is vastgesteld (*2) met het oog op gebruik ervan overeenkomstig het toepassingsgebied en het doel van dat programma.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 17 mei 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

C. ABELA


(1)  PB C 177 van 18.5.2016, blz. 47.

(2)  PB C 240 van 1.7.2016, blz. 49.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 27 april 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 mei 2017.

(4)  Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).

(5)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(6)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

(7)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

(8)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(9)  OJ L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(10)  Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (PB L 72 van 12.3.2014, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie, tot wijziging van Beschikking 2008/381/EG van de Raad en tot intrekking van Beschikkingen nr. 573/2007/EG en nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2007/435/EG van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 168).

(12)  Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer en tot intrekking van Besluit 2007/125/JBZ van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 93).

(13)  Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa en tot intrekking van Beschikking nr. 574/2007/EG (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 143).

(14)  Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1).

(15)  Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1).

(16)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).


BIJLAGE

Indicatoren

De verwezenlijking van de doelstellingen bedoeld in artikel 4 en artikel 5, lid 1, zal worden gemeten aan de hand van de volgende indicatoren:

a)

aantal en soort nationale autoriteiten, overheidsdiensten en andere openbare instanties zoals nationale ministeries of regelgevende instanties, per begunstigde lidstaat waaraan in het kader van het programma steun werd verleend;

b)

aantal en soort steunverleners, zoals overheidsinstanties, publiekrechtelijke organen en privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, internationale organisaties, per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat;

c)

aantal en soort krachtens artikel 6 uitgevoerde subsidiabele maatregelen, zoals terbeschikkingstelling van deskundigen, opleidingen of seminars enz., als volgt uitgesplitst:

i)

landenspecifieke aanbevelingen of relevante acties in verband met de uitvoering van de Uniewetgeving, economische aanpassingsprogramma's en hervormingen die de lidstaten op eigen initiatief ondernemen;

ii)

specifieke doelstelling, beleidsdomein en begunstigde lidstaat;

iii)

steunverleners, zoals overheidsinstanties, publiekrechtelijke organen en privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, of internationale organisaties;

iv)

ontvangers van steun in de begunstigde lidstaat, zoals nationale autoriteiten;

d)

aantal en soort beleids- en wettelijke regelingen, zoals politieke memoranda van overeenstemming of intentieverklaringen, overeenkomsten, contracten, die zijn gesloten tussen de Commissie, de hervormingspartners, indien van toepassing, en steunverleners voor activiteiten in het kader van het programma, per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat;

e)

aantal beleidsinitiatieven (bijv. actieplannen, stappenplannen, richtsnoeren, aanbevelingen en aanbevolen wetgeving) dat is goedgekeurd per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat na relevante acties die door het programma werden ondersteund;

f)

aantal maatregelen dat per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat wordt uitgevoerd als resultaat van steunmaatregelen waarin het programma voorziet, opgesplitst per landenspecifieke aanbeveling of relevante acties in verband met de uitvoering van de Uniewetgeving, economische aanpassingsprogramma's en hervormingen die de lidstaten op eigen initiatief ondernemen;

g)

feedback van de nationale autoriteiten, overheidsdiensten en andere openbare instanties waaraan in het kader van het programma steun werd verleend, alsook, indien beschikbaar, van andere belanghebbenden of deelnemers over de resultaten of de effecten van de maatregelen in het kader van het programma, per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat, indien mogelijk gestaafd met kwantitatieve of empirische gegevens;

h)

feedback van steunverleners over de resultaten of de effecten van de steun die zij in het kader van het programma hebben verleend op het vlak van de specifieke doelstelling en het beleidsdomein waarin zij actief zijn geweest, per begunstigde lidstaat, indien mogelijk gestaafd met kwantitatieve of empirische gegevens;

i)

evolutie van de standpunten van de relevante belanghebbenden over welke bijdrage het programma heeft geleverd aan het bereiken van de hervormingen, per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat, indien mogelijk gestaafd met geschikte kwantitatieve of empirische gegevens, en

j)

aantal doelstellingen in het samenwerkings- en steunplan dat de begunstigde lidstaat heeft verwezenlijkt, mede dankzij de steun ontvangen uit het programma.

Die indicatoren worden gebruikt overeenkomstig de beschikbare gegevens en informatie, waaronder geschikte kwantitatieve of empirische gegevens.

Verder wordt er door de Commissie een kwalitatieve analyse uitgevoerd om verbanden te leggen tussen de steun uit het programma, die wordt gemeten via de informatie uit die indicatoren, en de institutionele, administratieve en structurele hervormingen in de begunstigde lidstaat om het concurrentievermogen, de productiviteit, groei, werkgelegenheid, cohesie en investeringen te stimuleren.


Top