Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015D0284

    Besluit (EU) 2015/284 van de Raad van 17 februari 2015 over het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot een wijziging van Protocol 4 bij de EER-overeenkomst inzake de oorsprongsregels (toetreding van Kroatië)

    PB L 50 van 21/02/2015, p. 10–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2015/284/oj

    21.2.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 50/10


    BESLUIT (EU) 2015/284 VAN DE RAAD

    van 17 februari 2015

    over het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot een wijziging van Protocol 4 bij de EER-overeenkomst inzake de oorsprongsregels (toetreding van Kroatië)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

    (2)

    Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan het Gemengd Comité van de EER besluiten, onder meer, Protocol 4 bij die overeenkomst („Protocol 4”) te wijzigen.

    (3)

    Protocol 4 bevat bepalingen en regelingen inzake de oorsprongsregels.

    (4)

    Bepaalde overgangsregelingen betreffende de toepassing van de oorsprongsregels na de voorlopige toepassing van de Overeenkomst betreffende de deelname van de Republiek Kroatië aan de Europese Economische Ruimte en drie daarmee verband houdende overeenkomsten (3) moeten worden verwerkt in de EER-overeenkomst.

    (5)

    Protocol 4 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

    (6)

    Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER dient derhalve te worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van Protocol 4 bij de EER-overeenkomst inzake de oorsprongsregels is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

    Artikel 2

    Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

    Gedaan te Brussel, 17 februari 2015.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    J. REIRS


    (1)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

    (2)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

    (3)  PB L 170 van 11.6.2014, blz. 5.


    ONTWERP

    BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. …/2015

    van

    tot wijziging van Protocol 4 (oorsprongsregels) bij de EER-overeenkomst

    HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

    Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”), en met name artikel 98,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Protocol 4 bij de EER-overeenkomst betreft de oorsprongsregels.

    (2)

    De Republiek Kroatië is op 1 juli 2013 tot de Europese Unie toegetreden.

    (3)

    Nadat de toetredingsonderhandelingen met de Europese Unie met succes waren afgerond, heeft Kroatië een verzoek ingediend om partij te worden bij de EER-overeenkomst.

    (4)

    De overeenkomst inzake de deelname van de Republiek Kroatië aan de Europese Economische Ruimte („de EER-uitbreidingsovereenkomst”) (1) is op 20 december 2013 geparafeerd.

    (5)

    De EER-uitbreidingsovereenkomst is op 11 april 2014 ondertekend en wordt voorlopig toegepast sinds 12 april 2014.

    (6)

    Bepaalde overgangsregelingen betreffende de toepassing van de oorsprongsregels na de voorlopige toepassing van de EER-uitbreidingsovereenkomst moeten worden verwerkt in de EER-overeenkomst,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Protocol 4 bij de EER-overeenkomst wordt gewijzigd zoals vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.

    Artikel 2

    Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (2).

    Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2013.

    Artikel 3

    Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel,.

    Voor het Gemengd Comité van de EER

    De voorzitter

    […]

    De secretarissen

    van het Gemengd Comité van de EER

    […]


    (1)  PB L 170 van 11.6.2014, blz. 5.

    (2)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]

    BIJLAGE

    bij Besluit nr. […] van het Gemengd Comité van de EER

    In Protocol 4 bij de EER-overeenkomst wordt na artikel 40 het volgende toegevoegd:

    „Artikel 41

    Overgangsregelingen in verband met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

    1.   Een bewijs van oorsprong dat is afgegeven door een EVA-staat of de Republiek Kroatië krachtens een preferentiële overeenkomst tussen de EVA-staten en de Republiek Kroatië geldt als bewijs van preferentiële EER-oorsprong, mits:

    a)

    het bewijs van oorsprong en de vervoersdocumenten uiterlijk op de dag voor de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie zijn afgegeven of opgesteld, en

    b)

    het bewijs van oorsprong binnen vier maanden na de datum van toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie bij de douane is ingediend.

    Wanneer goederen uit een EVA-staat of de Republiek Kroatië vóór de datum waarop de Republiek Kroatië tot de Europese Unie is toegetreden, ten invoer zijn aangegeven in de Republiek Kroatië respectievelijk een EVA-staat in het kader van een preferentiële regeling die op dat tijdstip tussen een EVA-staat en de Republiek Kroatië van kracht was, wordt een bewijs van oorsprong dat krachtens die regeling achteraf is afgegeven eveneens in de EVA-staten en de Republiek Kroatië aanvaard, mits dit bewijs binnen vier maanden na de datum van toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie aan de douaneautoriteiten is overgelegd.

    2.   Vergunningen waarbij de status van „toegelaten exporteur” is toegekend in het kader van overeenkomsten tussen de EVA-staten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, mogen door de EVA-staten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, worden gehandhaafd, mits de toegelaten exporteurs de oorsprongsregels van dit protocol toepassen.

    De EVA-staten en de Republiek Kroatië bezien uiterlijk één jaar na de datum van toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie of deze vergunningen moeten worden vervangen door nieuwe vergunningen overeenkomstig dit protocol.

    3.   Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong die zijn afgegeven of opgesteld op grond van de preferentiële overeenkomst als bedoeld in de leden 1 en 2, worden gedurende een periode van drie jaar na de afgifte of opstelling van het betrokken bewijs van oorsprong aanvaard door de bevoegde douaneautoriteiten van de EVA-staten of Kroatië, en kunnen door die autoriteiten nog worden ingediend gedurende een periode van drie jaar na aanvaarding van het bewijs van oorsprong dat aan die autoriteiten ter staving van een aangifte ten invoer is voorgelegd.

    4.   De bepalingen van de EER-overeenkomst kunnen worden toegepast op goederen die vanuit de Republiek Kroatië of de EVA-staten of vanuit de EVA-staten naar de Republiek Kroatië worden uitgevoerd, wanneer die goederen voldoen aan dit protocol en op de datum van de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie ofwel onderweg waren of in tijdelijke opslag waren in een douane-entrepot of in een vrije zone in een EVA-staat of de Republiek Kroatië.

    5.   In dergelijke gevallen mag preferentiële behandeling worden verleend als bedoeld in lid 4, mits binnen vier maanden na de datum van de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie bij de douaneautoriteiten van het land van invoer een bewijs van oorsprong is ingediend dat achteraf is afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.”


    Top