Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R0591

    Verordening (EU) nr. 591/2013 van de Raad van 29 mei 2013 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden op grond van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Repubiek Ivoorkust (2013-2018)

    PB L 170 van 22/06/2013, p. 21–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/591/oj

    22.6.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 170/21


    VERORDENING (EU) Nr. 591/2013 VAN DE RAAD

    van 29 mei 2013

    betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden op grond van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Repubiek Ivoorkust (2013-2018)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op 17 maart 2008 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 242/2008 inzake de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Ivoorkust, anderzijds (1) (hierna „de partnerschapsovereenkomst”), vastgesteld.

    (2)

    Op 9 januari 2013 is een nieuw protocol bij de partnerschapsovereenkomst geparafeerd (hierna het „nieuwe protocol” genoemd). Het nieuwe protocol verleent aan de vaartuigen van de Unie vangstmogelijkheden in de wateren waarover de Republiek Ivoorkust de soevereiniteit en de jurisdictie voor visserijaangelegenheden uitoefent.

    (3)

    Op 29 mei 2013 heeft de Raad Besluit 2013/303/EU (2) betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het nieuwe protocol vastgesteld.

    (4)

    Het is belangrijk dat bepaald wordt hoe de vangstmogelijkheden over de lidstaten moeten worden verdeeld voor de periode waarin het nieuwe protocol van toepassing is.

    (5)

    Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (3) moet de Commissie de betrokken lidstaten waarschuwen wanneer blijkt dat de vismachtigingen of de vangstmogelijkheden die krachtens een overeenkomst aan de Unie zijn toegewezen, niet volledig worden benut. Indien binnen een door de Raad te bepalen termijn niet wordt gereageerd, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de betrokken periode niet volledig benutten. De hier bedoelde termijn dient dan ook te worden vastgesteld.

    (6)

    Met het oog op het verzekeren van de voortzetting van de visserijactiviteiten van de EU-vissersvaartuigen, bepaalt het nieuwe protocol dat het met ingang van 1 juli 2013 voorlopig van toepassing is. De onderhavige verordening dient dan ook van toepassing te zijn met ingang van diezelfde datum,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   De vangstmogelijkheden bepaald bij het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, als bedoeld in de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Ivoorkust (2013-2018) (hierna het „nieuwe protocol” genoemd), worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

    Type vaartuig

    Lidstaat

    Vismogelijkheden

    Vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen

    Spanje

    16

     

    Frankrijk

    12

    Vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug

    Spanje

    7

     

    Portugal

    3

    2.   Verordening (EG) nr. 1006/2008 is van toepassing onverminderd de partnerschapsovereenkomst.

    3.   Indien met de vismachtigingsaanvragen van de in lid 1 genoemde lidstaten de bij het nieuwe protocol vastgestelde vangstmogelijkheden niet zijn uitgeput, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 de vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in aanmerking.

    4.   De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde termijn waarbinnen de lidstaten moeten bevestigen dat zij de krachtens de overeenkomst toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig benutten, bedraagt tien werkdagen vanaf de datum waarop de Commissie aan de lidstaten heeft gemeld dat de vangstmogelijkheden niet volledig zijn benut.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2013.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 29 mei 2013.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    R. BRUTON


    (1)  PB L 75 van 18.3.2008, blz. 51.

    (2)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

    (3)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33.


    Top