EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R2130

Verordening (EG) nr. 2130/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 29 oktober 2001 betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië

PB L 287 van 31/10/2001, p. 3–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2006; opgeheven door 32006R1717

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/2130/oj

32001R2130

Verordening (EG) nr. 2130/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 29 oktober 2001 betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië

Publicatieblad Nr. L 287 van 31/10/2001 blz. 0003 - 0007


Verordening (EG) nr. 2130/2001 van het Europees Parlement en de Raad

van 29 oktober 2001

betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name artikel 179, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In het kader van het beleid ten aanzien van vluchtelingen hebben de Verenigde Naties hun goedkeuring gehecht aan het op 28 juli 1951 in Genève gesloten Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, het Protocol van New York van 31 januari 1967, en een groot aantal resoluties over dit onderwerp en op het gebied van de mensenrechten en het humanitair recht.

(2) De Universele verklaring van de rechten van de mens van 10 december 1948, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 16 december 1966, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van 16 december 1966, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 18 december 1979 en het Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, hebben eveneens betrekking op vluchtelingen.

(3) Het Europees Parlement heeft terzake verscheidene resoluties aangenomen, waaronder de resolutie van 16 december 1983 over hulp aan vluchtelingen in ontwikkelingslanden(3).

(4) Zowel het Europees Parlement als de Raad hebben de Gemeenschap ertoe opgeroepen zich meer in te zetten op dit gebied.

(5) Er dient een geïntegreerde, samenhangende en efficiënte strategie voor de communautaire acties op het gebied van humanitaire hulpverlening, rehabilitatie, ondersteuning van ontwortelde bevolkingsgroepen en ontwikkelingssamenwerking te worden vastgesteld teneinde een duurzaam ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap te kunnen blijven voeren.

(6) De hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen dient vooral ook aan te sluiten bij de ontwikkelingsstrategie van de landen en bevolkingen waarvoor de hulp bestemd is. De acties van de Gemeenschap moeten de overgang van noodsituatie naar ontwikkelingsfase vergemakkelijken door de sociaal-economische integratie of reïntegratie van deze bevolkingsgroepen te bevorderen; tevens dienen zij rekening te houden met de noodzaak de oorzaken van gewapende conflicten weg te nemen en daartoe de vorming of versterking van democratische structuren te stimuleren en de bevolking meer bij het ontwikkelingsproces te betrekken.

(7) De programma's ter ondersteuning van ontwortelde bevolkingsgroepen en gedemobiliseerde ex-strijders zijn een wezenlijk onderdeel van een algemene rehabilitatiestrategie ten behoeve van de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië. De doeltreffendheid van deze programma's wordt bepaald door de coördinatie van de steunmaatregelen, zowel op communautair niveau als met andere geldschieters, niet-gouvernementele organisaties (NGO's) en de organen van de Verenigde Naties, met name de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR). De Commissie moet zorgen voor zowel controle op als zichtbaarheid van gelden die ter beschikking worden gesteld via kanalen van de NGO's en de Verenigde Naties. Bovendien is de Commissie voor de besteding van de gelden via NGO's en de Verenigde Naties ook politiek verantwoordelijk.

(8) De doelmatigheid van en de samenhang tussen de communautaire, de nationale en de internationale instrumenten voor preventie en steunverlening dienen te worden verzekerd en versterkt, zowel om conflicten te voorkomen als om vreedzame oplossingen te vinden voor bestaande politieke conflicten en oorlogen die tot ontworteling van bevolkingsgroepen leiden.

(9) De gespecialiseerde organen en instanties en de NGO's hebben bij de uitvoering van dit soort acties aanzienlijke ervaring opgedaan met de hulpverlening aan ontwortelde bevolkingsgroepen.

(10) Het is wenselijk dat de actie ten behoeve van ontwortelde bevolkingsgroepen deel uitmaakt van een aanpak die erop gericht is om van de "overlevingsfase" over te gaan op een "zelfvoorzieningsfase", waarin deze bevolkingsgroepen in hun eigen onderhoud kunnen voorzien of althans minder afhankelijk worden.

(11) Er dient gezorgd te worden voor efficiënte, flexibele en snelle procedures voor de hulpacties op dit terrein. De Gemeenschap dient tevens te zorgen voor een maximum aan transparantie bij de hulpverlening en voor strikte controle op het gebruik van de financiële middelen.

(12) Tot en met 31 december 2000 was Verordening (EG) nr. 443/97 van de Raad van 3 maart 1997 betreffende acties op het gebied van de hulp aan de ontwortelde bevolkingsgroepen in de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië(4) de rechtsgrondslag voor de communautaire acties op dit gebied. De ervaring die tijdens de toepassing ervan is opgedaan moet in deze verordening tot uiting komen.

(13) In deze verordening is voor de gehele geldigheidsduur ervan een financieel kader opgenomen dat, in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(5), voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormt tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure.

(14) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6).

(15) De bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de bestrijding van fraude en onregelmatigheden vormen een integraal onderdeel van deze verordening,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Doel, toepassingsgebied en definities

Artikel 1

De Gemeenschap legt een steun- en hulpprogramma ten uitvoer te behoeve van ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië. Het programma is bestemd voor ontwortelde bevolkingsgroepen alsmede voor de in artikel 4 bedoelde personen; het komt tegemoet aan hun behoeften voorzover deze niet door humanitaire hulp worden gedekt en het voorziet in projecten op langere termijn die gericht zijn op zelfvoorziening en integratie of reïntegratie van deze bevolkingsgroepen en personen. In het bijzonder moet het programma voorzien in de basisbehoeften van deze personen tussen het tijdstip waarop de humanitaire spoedhulp ophoudt en het ogenblik waarop een oplossing wordt gevonden voor hun situatie.

Consolidatie van democratische structuren en bevordering van de mensenrechten zijn mede doelstellingen van het hulpprogramma.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) ontwortelde bevolkingsgroepen

i) vluchtelingen als omschreven in het op 28 juli 1951 in Genève gesloten Verdrag betreffende de status van vluchtelingen en in het Protocol van New York van 31 januari 1967;

ii) ontheemden die wegens conflictsituaties hun toevlucht hebben moeten zoeken buiten hun gebied van herkomst, maar die niet de status van vluchteling hebben;

iii) gewezen vluchtelingen of gewezen ontheemden, die naar hun land of gebied van herkomst zijn teruggekeerd;

b) "gedemobiliseerde ex-strijders": gewezen leden van geregelde strijdkrachten of gewapende oppositiebewegingen die erin toegestemd hebben de wapens neer te leggen en zich in de samenleving te reïntegreren.

Artikel 3

1. De Gemeenschap verleent financiële hulp voor acties die met name op het volgende gericht zijn:

a) zelfvoorziening en reïntegratie in het sociale en economische bestel van ontwortelde bevolkingsgroepen en gedemobiliseerde ex-strijders; steun voor integratie of reïntegratie moet bestemd zijn om duurzame productieprocessen te bevorderen en kan bijvoorbeeld omvatten, voedselhulp, bevorderen van zelfvoorziening door landbouw, veeteelt en visteelt, ontwikkelen van infrastructuur, totstandbrengen van systemen voor kredietverlening, basisonderwijs en beroepsopleiding, alsmede verzekeren van bevredigende gezondheids- en hygiëneomstandigheden;

b) hulp voor de plaatselijke gemeenschappen in de opvang en terugkeergebieden om de aanvaarding en de integratie van de ontwortelde bevolkingsgroepen en gedemobiliseerde ex-strijders te vergemakkelijken;

c) hulp voor vrijwillige terugkeer en vestiging in het land van herkomst of, voorzover de omstandigheden dit toestaan in een land naar keuze;

d) in voorkomend geval, maatregelen om conflicten te voorkomen en/of strijdende partijen te verzoenen;

e) hulp bij het terugvorderen van bezittingen en eigendomsrechten en bij de regeling van gevallen van schending van de mensenrechten van de betrokken bevolkingsgroepen.

2. Speciale aandacht wordt besteed aan bijzonder kwetsbare groepen, zoals vrouwen en kinderen.

3. Zowel de betrokken groepen als de plaatselijke opvanggemeenschappen worden bij de vaststelling van de behoeften en bij de uitvoering van de hulpprogramma's betrokken.

Artikel 4

De in artikel 3, lid 1, bedoelde acties zijn uiteindelijk bestemd voor:

a) ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië, alsmede voor bevolkingsgroepen die uit één van deze landen afkomstig zijn en die voorlopig in een ander ontwikkelingsland of, in naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen in een ander land, gevestigd zijn;

b) gedemobiliseerde ex-strijders in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië, alsmede hun gezinnen en, in voorkomend geval, hun plaatselijke gemeenschappen;

c) de plaatselijke bevolking in specifiek getroffen opvanggebieden, van wie de sociale, economische en administratieve middelen worden gebruikt voor de opvang van en de hulp aan de ontwortelde bevolkingsgroepen en de gedemobiliseerde ex-strijders, met het oog op de verwezenlijking op langere termijn van projecten gericht op zelfvoorziening, integratie en reïntegratie.

Artikel 5

De krachtens deze verordening uitgevoerde acties vormen een aanvulling op die van andere instrumenten van de Gemeenschap op het gebied van humanitaire hulp op korte termijn en ontwikkelingssamenwerking op lange termijn.

Artikel 6

1. In het kader van de in artikel 3 bedoelde acties kan de communautaire steun met name de financiering omvatten van acties voor technische bijstand, opleiding of andere diensten, leveringen en werken, studies (die voorzover mogelijk moeten worden verricht door of met de medewerking van deskundigen uit het land van opvang of die daar zijn gevestigd, en waarbij ook universiteiten en onderzoeksinstellingen moeten worden ingeschakeld), alsmede financiële onderzoeken en evaluatie- en controleopdrachten.

2. De communautaire financiering kan ook investeringskosten dekken, met inbegrip van de aankoop van onroerend goed, wanneer dit noodzakelijk is voor de rechtstreekse tenuitvoerlegging van de operatie, mits de eigendom bij beëindiging van de operatie wordt overgedragen aan de plaatselijke partners van de begunstigde of aan de uiteindelijke begunstigden van de operatie, alsmede, in naar behoren gemotiveerde gevallen en onder de voorwaarde dat met het project voorzover mogelijk naar duurzaamheid op middellange termijn wordt gestreefd, bepaalde vaste kosten (zoals administratie-, onderhouds- en functioneringskosten), om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde investeringsprojecten, waarvan de exploitatie tijdelijk een last voor de partner betekent, optimaal worden benut.

HOOFDSTUK II

Tenuitvoerlegging

Artikel 7

1. De communautaire financiering in het kader van deze verordening gebeurt in de vorm van giften.

2. Voor iedere samenwerkingsactie wordt gestreefd naar een financiële bijdrage van de in artikel 10 bedoelde partners. Die bijdrage wordt gevraagd voorzover de mogelijkheden van de betrokken partners zulks toelaten en naargelang van de aard van de actie in kwestie. In specifieke gevallen en wanneer de partner hetzij een niet-gouvernementele organisatie (NGO), hetzij een plaatselijke organisatie is, mag de bijdrage in natura worden geleverd.

3. Er kan ook naar mogelijkheden tot medefinanciering met andere geldschieters worden gezocht, in het bijzonder met de lidstaten.

Artikel 8

1. De Commissie is belast met het voorafgaand onderzoek naar de besluitvorming over het beheer van de in de onderhavige verordening bedoelde acties, conform de geldende begrotings- en andere procedures, met name die van de artikelen 2, 116 en 118 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(7).

2. Alle acties die steun van de Gemeenschap krijgen, worden uitgevoerd overeenkomstig de in het financieringsbesluit van de Commissie omschreven doelstellingen.

Artikel 9

De door de Gemeenschap krachtens deze verordening gefinancierde acties worden door de Commissie ten uitvoer gelegd, hetzij op verzoek van de partners, hetzij op eigen initiatief.

Artikel 10

1. De partners die krachtens deze verordening financiële steun kunnen verkrijgen, zijn regionale en internationale organisaties, waaronder de organisaties van de Verenigde Naties, NGO's, nationale, provinciale en plaatselijke overheidslichamen en instanties, alsmede plaatselijke organisaties en openbare of particuliere instituten en actoren.

2. De hulp van de Gemeenschap staat open voor partners die hun hoofdkantoor in een lidstaat hebben of in een derde land dat krachtens deze verordening hulp van de Gemeenschap ontvangt, mits dit hoofdkantoor het daadwerkelijke middelpunt is van waaruit de met hun doel samenhangende activiteiten worden geleid. Bij wijze van uitzondering kan het hoofdkantoor zich in een ander derde land bevinden.

Artikel 11

Onverminderd het institutionele en politieke verband waarbinnen de partners hun activiteiten uitvoeren, wordt bij de beslissing of een partner voor communautaire financiering in aanmerking komt, met name met de volgende elementen rekening gehouden:

a) zijn ervaring op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen;

b) zijn capaciteit inzake administratief en financieel beheer;

c) zijn technische en organisatorische capaciteit gelet op de beoogde actie;

d) in voorkomend geval, de resultaten van eerder uitgevoerde acties en meer in het bijzonder van die welke een financiering van de Gemeenschap hebben ontvangen;

e) zijn capaciteit om een samenwerking aan te gaan met andere actoren van de civiele samenleving in de betrokken derde landen;

f) zijn inzet om mensenrechten, democratische beginselen en het humanitair recht te verdedigen, te eerbiedigen en te bevorderen.

Artikel 12

1. Hulp wordt pas toegekend, indien de partners zich er schriftelijk toe verbinden de door de Commissie vastgestelde toekennings- en uitvoeringsvoorwaarden in acht te nemen.

2. Voorzover voor deze acties financieringsovereenkomsten worden gesloten tussen de Gemeenschap en landen waaraan de krachtens deze verordening gefinancierde acties ten goede komen, moeten die overeenkomsten de bepaling behelzen dat de betaling van belastingen, heffingen en andere lasten niet door de Gemeenschap wordt gefinancierd.

3. Alle krachtens deze verordening gesloten financieringsovereenkomsten of -contracten behelzen de bepaling dat de Commissie, de Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonodig controle ter plaatse mogen uitoefenen, volgens de gebruikelijke regelingen die door de Commissie zijn vastgesteld in het kader van de ter zake geldende bepalingen en in het bijzonder die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

4. De nodige maatregelen worden getroffen om aan te geven dat de krachtens deze verordening verleende hulp van de Gemeenschap afkomstig is.

Artikel 13

1. De deelname aan aanbestedingen en de gunning van opdrachten of contracten staat op gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen uit de lidstaten en uit de opvanglanden. Dit recht tot deelname kan tot actoren in andere ontwikkelingslanden worden uitgebreid en, in uitzonderingsgevallen, tot actoren in andere derde landen.

2. De leveringen zijn afkomstig uit het land van opvang, uit andere ontwikkelingslanden of uit de lidstaten. In uitzonderingsgevallen kunnen zij uit andere landen komen.

Artikel 14

1. Om de in het Verdrag neergelegde doelstellingen van samenhang en onderlinge aanvullendheid te verwezenlijken en om een zo groot mogelijke doeltreffendheid te garanderen, worden de krachtens deze verordening te ondernemen acties onderworpen aan operationele coördinatie ter plaatse en vormen ze een integraal onderdeel van de strategie ten aanzien van het betrokken land.

2. De Commissie kan in overleg met de lidstaten alle nodige initiatieven nemen om voor een goede coördinatie met de andere betrokken geldschieters te zorgen, in het bijzonder met die van de Organisatie van de Verenigde Naties, waaronder het Bureau van de Hoge Commissaris voor Vluchtelingen.

HOOFDSTUK III

Uitvoering van de acties

Artikel 15

1. Het financiële kader voor de uitvoering van deze verordening wordt voor het tijdvak 2001-2004 vastgesteld op 200 miljoen EUR.

2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 16

De besluiten inzake acties waarvan de financiering krachtens deze verordening meer dan 4 miljoen EUR per actie beloopt, alsmede alle wijzigingen van die acties die een overschrijding met meer dan 20 % van het oorspronkelijk voor de betrokken actie vastgestelde bedrag met zich brengen, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 18, lid 2.

Artikel 17

1. De Commissie is gemachtigd om, zonder de procedure van artikel 18, lid 2, toe te passen, haar goedkeuring te hechten aan bijkomende financiële verbintenissen die wellicht nodig zijn voor de dekking van de te verwachten of geconstateerde kostenoverschrijdingen in verband met deze acties, wanneer die overschrijdingen of de extra kredietbehoeften lager zijn dan of gelijk aan 20 % van het oorspronkelijk in het financieringsbesluit vastgestelde bedrag.

2. De Commissie doet het in artikel 18, lid 1, bedoelde comité beknopt mededeling van de financieringsbesluiten die zij voornemens is te nemen ten aanzien van acties waarmee minder dan 4 miljoen EUR is gemoeid. Deze mededeling geschiedt uiterlijk een week voordat het besluit wordt genomen.

Artikel 18

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 443/92(8) van de Raad ingestelde comité.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op een maand.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

HOOFDSTUK IV

Verslagen en slotbepalingen

Artikel 19

1. Eenmaal per jaar wordt er in het kader van het in artikel 18, lid 1, bedoelde comité, een gedachtewisseling gehouden naar aanleiding van de presentatie door de Commissievertegenwoordiger van de strategische richtsnoeren voor de in de komende jaren te ondernemen acties. Deze richtsnoeren omvatten, voorzover mogelijk, meetbare doelen en termijnen voor specifieke actes. De richtsnoeren worden opgesteld in overleg met de afdelingen die in het veld of op het hoofdkantoor verantwoordelijk zijn voor programmering, uitvoering en evaluatie.

2. Na ieder begrotingsjaar verstrekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad in haar jaarverslag over het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap informatie over de tijdens dat begrotingsjaar gefinancierde acties en de conclusies van de Commissie over de uitvoering van deze verordening tijdens het vorige begrotingsjaar. De samenvatting bevat met name gegevens over de sterke en de zwakke punten van de acties en over de actoren waaraan opdrachten zijn gegund of waarmee uitvoeringscontracten zijn gesloten en over de resultaten van eventuele externe evaluaties van specifieke acties.

3. Uiterlijk een jaar voor het verstrijken van deze verordening brengt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad een onafhankelijk algemeen evaluatieverslag over de uitvoering van deze verordening uit, om na te gaan of de met deze verordening beoogde doelstellingen zijn verwezenlijkt en om richtsnoeren te geven om de toekomstige acties doeltreffender te maken. In het verslag wordt de doeltreffendheid van de uitgevoerde acties beoordeeld aan de hand van toetsing van de prestaties en onafhankelijke evaluaties.

Artikel 20

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 2004.

De verlenging van deze verordening hangt af van de uitkomst van het in artikel 19, lid 3, bedoelde onafhankelijke algemene evaluatieverslag, en van de mogelijkheid om deze verordening in te passen in één kaderverordening voor Azië en Latijns-Amerika.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 29 oktober 2001.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

N. Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

L. Michel

(1) PB C 120 E van 24.4.2001, blz. 163.

(2) Standpunt van het Europees Parlement van 5 juli 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad), en besluit van de Raad van 16 oktober 2001.

(3) PB C 10 van 16.1.1984, blz. 278.

(4) PB L 68 van 8.3.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1880/2000 (PB L 227 van 7.9.2000, blz. 1).

(5) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(6) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(7) PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 762/2001 van de Raad (PB L 111 van 20.4.2001, blz. 1).

(8) PB L 52 van 27.2.1992, blz. 1.

Top