Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R2848

    Verordening (EG) nr. 2848/2000 van de Raad van 15 december 2000 tot vaststelling, voor het jaar 2001, van de vangstmogelijkheden die gelden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de wateren van de Gemeenschap en, wat vaartuigen van de Gemeenschap betreft, in andere wateren met vangstbeperkingen, en tot vaststelling voorts van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

    PB L 334 van 30/12/2000, p. 1–92 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2001: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2001

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/2848/oj

    32000R2848

    Verordening (EG) nr. 2848/2000 van de Raad van 15 december 2000 tot vaststelling, voor het jaar 2001, van de vangstmogelijkheden die gelden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de wateren van de Gemeenschap en, wat vaartuigen van de Gemeenschap betreft, in andere wateren met vangstbeperkingen, en tot vaststelling voorts van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

    Publicatieblad Nr. L 334 van 30/12/2000 blz. 0001 - 0092


    Verordening (EG) nr. 2848/2000 van de Raad

    van 15 december 2000

    tot vaststelling, voor het jaar 2001, van de vangstmogelijkheden die gelden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de wateren van de Gemeenschap en, wat vaartuigen van de Gemeenschap betreft, in andere wateren met vangstbeperkingen, en tot vaststelling voorts van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur(1), met name artikel 8, lid 4,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 66/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende bepaalde instandhoudings- en controlemaatregelen voor de visserij in de Antarctische wateren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2113/96(2), met name artikel 21,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Krachtens artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 moet de Raad op grond van wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij, de instandhoudingsmaatregelen vaststellen die nodig zijn voor een rationele en verantwoorde exploitatie van de visbestanden op duurzame basis.

    (2) Op grond van artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3760/92 moet de Raad, overeenkomstig artikel 4 van die verordening, de totaal toegestane vangsten (TAC's) vaststellen per visserijtak of groep van visserijtakken. De vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten en derde landen worden verdeeld overeenkomstig artikel 8, lid 4, onder ii) en vi), van genoemde verordening.

    (3) Voor een efficiënt beheer van deze TAC's en quota moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.

    (4) De beginselen en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgesteld, zodat de lidstaten ten aanzien van de vaartuigen die onder hun vlag varen de beheersmaatregelen kunnen nemen.

    (5) Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota(3) moet worden bepaald voor welke bestanden de verschillende, bij de verordening vastgestelde maatregelen worden toegepast.

    (6) Conformément à lDe Gemeenschap heeft volgens de procedure die is vastgesteld in de overeenkomsten of protocollen inzake de visserijrelaties, overleg over de visserijrechten gepleegd met het Koninkrijk Noorwegen(4), de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van de Faeröer(5), respectievelijk van Groenland(6), de Republiek IJsland(7), de Republiek Estland(8), de Republiek Letland(9) en de Republiek Litouwen(10).

    (7) Overeenkomstig artikel 122 van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden blijven voor de vangst van de in het kader van de toetreding toegewezen hoeveelheden dezelfde voorwaarden gelden als die welke onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van het Toetredingsverdrag van 1994 van toepassing waren.

    (8) Overeenkomstig artikel 124 van de Toetredingsakte van 1994 wordt het beheer van de visserijovereenkomsten tussen het Koninkrijk Zweden en de Republiek Finland en derde landen waargenomen door de Gemeenschap. Uit hoofde van die overeenkomsten heeft de Gemeenschap overleg gepleegd met de Republiek Polen en de Russische Federatie.

    (9) De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij diverse regionale visserijorganisaties, die voor sommige soorten vangstbeperkingen en andere instandhoudingsmaatregelen hebben aanbevolen. Deze aanbevelingen moeten dus door de Gemeenschap worden uitgevoerd.

    (10) In de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) is overeenstemming bereikt om, met het oog op de instandhouding, vangstbeperkingen voor sommige bestanden van tonijnachtigen in de Stille Oceaan op te leggen. Om aan de instandhouding van de betrokken bestanden mee te werken, is het dienstig dat de Gemeenschap deze beperkingen ook toepast.

    (11) De vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt in overeenstemming met de relevante Gemeenschapswetgeving, inzonderheid met Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid(11), Verordening (EG) nr. 1626/94 van de Raad van 27 juni 1994 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Middellandse Zee(12), Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten(13), Verordening (EG) nr. 66/98, Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Øresund(14) en Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen(15).

    (12) Om de Commissie de gelegenheid te geven bepalingen vast te stellen overeenkomstig artikel 28 quater van Verordening (EEG) nr. 2847/93, worden sommige bepalingen slechts voor een bepaalde toepassingsperiode vastgesteld.

    (13) Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet een aantal aanvullende technische en controlemaatregelen voor de visserij in het jaar 2001 worden vastgesteld.

    (14) Met het oog op de instandhouding van bepaalde in diep water levende vissoorten moeten voor die soorten TAC's en quota worden vastgesteld.

    (15) Om te voldoen aan de door de Gemeenschap als verdragsluitende partij bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR) aangegane internationale verplichtingen en overeenkomstig de verplichting de door de CCAMLR-commissie vastgestelde maatregelen toe te passen, zijn de relevante toepassingsdata die welke overeenkomen met het begin van de onderscheiden TAC-toepassingsperioden zoals vermeld in bijlage I G.

    (16) Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, is het belangrijk dat deze visgronden op 1 januari 2000 worden opengesteld; gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken, genoemd in punt I, 3, van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, gehechte protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

    Artikel 1

    1. In deze verordening worden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden voor het jaar 2001 de vangstmogelijkheden en de bij de visserij in acht te nemen bijzondere voorschriften vastgesteld die

    i) voor vaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een lidstaat, hierna "vaartuigen van de Gemeenschap" of "EG-vaartuigen" te noemen, gelden in zones met vangstbeperkingen, en

    ii) voor vaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land, hierna "vaartuigen van derde landen" te noemen, gelden in wateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van de lidstaten, hierna "Gemeenschapswateren" of "EG-wateren" te noemen.

    Voor bepaalde Antarctische bestanden worden echter vangstmogelijkheden vastgesteld voor de in bijlage I G vermelde periode.

    2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "vangstmogelijkheden" verstaan:

    a) totaal toegestane vangsten, hierna "TAC's" te noemen, of het aantal vaartuigen waarvoor visvergunningen zijn toegekend en/of de geldigheidsduur daarvan,

    b) delen van de TAC's die aan de Gemeenschap zijn toegekend,

    c) aan de Gemeenschap in de wateren van derde landen toegewezen quota,

    d) een verdeling van de onder b) en c) bedoelde vangstmogelijkheden van de Gemeenschap over de lidstaten in de vorm van quota,

    e) aan derde landen in Gemeenschapswateren toegewezen quota.

    Artikel 2

    1. De afbakening van de zones van ICES(16), CECAF(17) (Centraal-oostelijke deel van de Atlantische Oceaan of FAO-gebied 34), NAFO(18) en CCAMLR(19) is die van respectievelijk Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen(20), Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan(21), Verordening (EEG) nr. 2018/93 van de Raad van 30 juni 1993 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen(22) en Verordening (EG) nr. 66/98.

    2. Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

    a) Het gereglementeerd gebied van de NAFO is het deel van het onder het NAFO-verdrag vallende gebied waarover de kuststaten geen soevereiniteitsrechten of jurisdictie uitoefenen.

    b) Het "Skagerrak" is het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust.

    c) Het "Kattegat" is het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen.

    d) De Noordzee omvat ICES-deelgebied IV en het gedeelte van ICES-sector III a dat geen deel uitmaakt van het Skagerrak zoals omschreven onder b).

    e) Management Unit 3 omvat de ICES-deelsectoren 30 en 31 en het gedeelte van deelsector 29 benoorden 59° 30' NB.

    HOOFDSTUK II

    VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

    Artikel 3

    1. De vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap in Gemeenschapswateren of in internationale wateren worden vastgesteld zoals aangegeven in de bijlagen I en II.

    2. Vaartuigen van de Gemeenschap mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 7 en 12 vastgestelde voorschriften, vissen in de wateren die onder de visserijjurisdictie vallen van Estland, de Faeröer, Groenland, IJsland, Letland, Litouwen, Noorwegen en de visserijzone rond Jan Mayen, Polen en de Russische Federatie.

    3.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Deze bedragen dienen te worden gestort op de rekeningen die door de autoriteiten van de betrokken landen worden aangewezen.

    Artikel 4

    De verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten laat onverlet:

    a) het ruilen van quota op grond van artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3760/92,

    b) nieuwe toewijzingen op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93,

    c) het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96,

    d) het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96,

    e) verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96.

    Artikel 5

    Flexibiliteit

    De bestanden waarvoor een bij wijze van voorzorgsmaatregel vastgestelde of een analytische TAC geldt, de bestanden waarop flexibilteit volgens de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing is en de bestanden waarop de in artikel 5, lid 2, van de voornoemde verordening bedoelde kortingen van toepassing zijn, worden voor 2001 vastgesteld zoals bepaald in bijlage III.

    Artikel 6

    Aanvoervoorwaarden voor vangsten en bijvangsten

    1. Vis van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits:

    i) de vangsten zijn gedaan met vaartuigen van een lidstaat die of een derde land dat een quotum heeft en mits dat quotum niet is opgebruikt, of

    ii) wanneer het Gemeenschapsaandeel in de TAC niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, dit aandeel niet is opgebruikt, of

    iii) voor alle andere soorten dan haring en makreel, de vangsten bestaan uit verscheidene soorten en deze vangsten met netten met een maaswijdte van 32 mm of minder zijn gedaan in de gebieden 1 en 2, of van 40 mm of minder in gebied 3, overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 850/98 en deze vangsten noch aan boord, noch bij aanvoer zijn gesorteerd, of

    iv) voor haring, de vangsten voldoen aan het bepaalde in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie(23), of

    v) voor makreel, het aandeel van makreel in de gemengde vangsten van makreel en horsmakreel of sardines niet meer dan 10 % van het totale gewicht aan makreel, horsmakreel en sardines aan boord bedraagt, en de vangsten niet gesorteerd zijn, of

    vi) het gaat om vangsten voor wetenschappelijk onderzoek op grond van Verordening (EG) nr. 850/98.

    Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van vangsten zoals bedoeld onder iii), iv), v) en vi).

    2. Ongeacht het bepaalde in lid 1 is het, wanneer een van de in bijlage II vastgestelde vangstmogelijkheden is opgebruikt, voor vissersvaartuigen die vissen in de zone waarvoor de betreffende vangstbeperkingen gelden, verboden om ongesorteerde vangsten aan te voeren die ook bestaan uit haring.

    3. Het percentage en de bestemming van de bijvangsten worden bepaald overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 850/98.

    Artikel 7

    Toegangsbeperkingen

    1. Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden in het Skagerrak binnen een zone van 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen te vissen. Vaartuigen die de vlag van Denemarken of Zweden voeren, mogen evenwel tot 4 mijl vanaf de basislijnen van Noorwegen vissen.

    2. Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in de wateren onder jurisdictie van IJsland uitsluitend vissen in het gebied dat binnen de volgende met rechte lijnen met elkaar verbonden coördinaten valt: Zuidwestelijk gebied

    1. 63°12' NB en 23°05' WL via 62°00' NB en 26°00' WL,

    2. 62°58' NB en 22°25' WL,

    3. 63°06' NB en 21°30' WL,

    4. 63°03' NB en 21°00' WL en vervolgens 180°00' rechtwijzend zuid,

    Zuidoostelijk gebied

    1. 63°14' NB en 10°40' WL,

    2. 63°14' NB en 11°23' WL,

    3. 63°35' NB en 12°21' WL,

    4. 64°00' NB en 12°30' WL,

    5. 63°53' NB en 13°30' WL,

    6. 63°36' NB en 14°30' WL,

    7. 63°10' NB en 17°00' WL en vervolgens 180°00' rechtwijzend zuid.

    Artikel 8

    Bijzondere voorschriften voor Noordzeeharing

    De in bijlage IV vastgestelde maatregelen gelden voor de vangst, het sorteren en het aanvoeren van haring uit de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat.

    Artikel 9

    Overige technische maatregelen en controlemaatregelen

    De in bijlage V vastgestelde technische maatregelen gelden in het jaar 2001 bovenop die welke in de Verordeningen (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 88/98 en (EG) nr. 1626/94 zijn vastgesteld.

    HOOFDSTUK III

    VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

    Artikel 10

    Vaartuigen die de vlag voeren van Barbados, Estland, Guyana, Japan, Zuid-Korea, Letland, Litouwen, Noorwegen, Polen, de Russische Federatie, Suriname, Trinidad en Tobago en Venezuela, alsook vaartuigen die in de Faeröer geregistreerd staan, mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 11 en 13 vastgestelde voorschriften, in de Gemeenschapswateren vissen.

    Artikel 11

    Onverminderd de in de Gemeenschapswetgeving opgenomen toegangsbeperkingen, mogen vaartuigen die de vlag voeren van:

    i) Noorwegen of die geregistreerd zijn op de Faeröer slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in de Noordzee, het Kattegat, de Oostzee en de Atlantische Oceaan benoorden 43° noorderbreedte; vaartuigen die de vlag voeren van Noorwegen mogen in het Skagerrak vissen buiten 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Denemarken en Zweden;

    ii) Estland, Letland en Litouwen slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in de Oostzee bezuiden 59°30' noorderbreedte;

    iii) Polen en de Russische Federatie slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Zweden in de Oostzee bezuiden 59°30' noorderbreedte;

    iv) Barbados, Guyana, Suriname, Trinidad en Tobago, Japan, Zuid-Korea en Venezuela slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van het Franse department Guyana.

    HOOFDSTUK IV

    VERGUNNINGSVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

    Artikel 12

    1. Onverminderd de algemene bepalingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten van Verordening (EG) nr. 1627/94, mag in de wateren van derde landen slechts worden gevist als het betrokken vaartuig in het bezit is van een vergunning die door de autoriteiten van het betrokken derde land is uitgereikt. Deze bepaling geldt bij de visserij in de Noorse wateren in de Noordzee evenwel niet voor:

    a) vaartuigen van 200 GT of minder,

    b) vaartuigen die op andere soorten dan makreel vissen en waarvan de vangsten voor menselijke consumptie bestemd zijn,

    c) vaartuigen van Zweden die traditioneel in het betrokken gebied vissen.

    2. Het maximumaantal vergunningen en de vergunningsvoorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage VI is aangegeven. Vergunningsaanvragen dienen, met vermelding van de visserijtak en de naam en kenmerken van de vaartuigen waarop de aanvragen betrekking hebben, door de autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie te worden gericht. De Commissie stuurt de aanvragen door naar de autoriteiten van het betrokken derde land.

    3. De vaartuigen van de Gemeenschap houden zich aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften die van toepassing zijn in de zone waarin zij actief zijn.

    4. Vaartuigen van de Gemeenschap die vergunning hebben om in de wateren van de Faeröer gericht te vissen, mogen een andere tak van gerichte visserij uitoefenen mits zij de autoriteiten van de Faeröer van tevoren kennis geven van deze wijziging.

    HOOFDSTUK V

    VERGUNNINGSVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

    Artikel 13

    1. Ongeacht artikel 28 ter van Verordening (EEG) nr. 2847/93 hoeven Noorse vaartuigen van minder dan 200 GT niet in het bezit te zijn van een visvergunning en een speciaal visdocument.

    2. Aanvragen van de autoriteiten van derde landen bij de Commissie voor vergunningen en speciale visdocumenten dienen de volgende gegevens te bevatten:

    a) de naam van het vaartuig;

    b) registratienummer;

    c) op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers;

    d) haven van registratie;

    e) naam en adres van de eigenaar of huurder;

    f) brutotonnage (GT) en lengte over alles;

    g) motorvermogen;

    h) radioroepnaam en radiofrequentie;

    i) vismethode waarvan gebruik zal worden gemaakt;

    j) gebied waarin gevist zal worden;

    k) vissoorten waarop gevist zal worden;

    l) periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

    3. De vergunning en het speciale visdocument dienen aan boord te zijn. Vaartuigen die op de Faeröer of in Noorwegen geregistreerd staan, hoeven de vergunning niet aan boord te hebben.

    4. Visvergunningen voor de wateren van het Franse departement Guyana worden slechts afgegeven als de eigenaar van het betrokken vaartuig zich ertoe verbindt om een waarnemer aan boord van zijn vaartuig toe te laten als de Commissie daarom verzoekt.

    5. Het aantal vergunningen en de vergunningsvoorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage VI, deel II, is aangegeven.

    6. Vaartuigen van derde landen die op 31 december 2000 mogen vissen, mogen hun activiteiten aan het begin van het jaar 2001 voortzetten totdat de lijsten van vaartuigen met vergunning aan de Commissie zijn voorgelegd en door haar zijn goedgekeurd.

    7. Vergunningen en speciale visdocumenten kunnen worden ingetrokken met het oog op de afgifte van nieuwe vergunningen en speciale visdocumenten. Dergelijke intrekkingen worden van kracht op de dag vóór de datum van afgifte van de nieuwe vergunning of het nieuwe speciale visdocument door de Commissie. De nieuwe vergunningen en speciale visdocumenten treden in werking op de dag waarop zij worden afgegeven.

    8. Vergunningen en speciale visdocumenten worden vóór de datum waarop zij aflopen geheel of gedeeltelijk ingetrokken als de in bijlage I voor het betrokken bestand vastgestelde quota zijn opgebruikt.

    9. Vergunningen en speciale visdocumenten worden ingetrokken als niet wordt voldaan aan de in deze verordening vastgestelde verplichtingen.

    10. Voor vaartuigen die de in deze verordening vastgestelde verplichtingen niet zijn nagekomen, worden gedurende een periode van ten hoogste twaalf maanden geen vergunningen en speciale visdocumenten afgegeven.

    11. De Commissie stelt de autoriteiten van het betrokken derde land in kennis van de naam en de kenmerken van de vaartuigen die naar aanleiding van een overtreding van de voorschriften met ingang van de volgende maand niet meer in de Gemeenschapswateren mogen vissen.

    Artikel 14

    1. Vaartuigen van derde landen houden zich in de zone waar zij actief zijn aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften die daar voor vaartuigen van de Gemeenschap gelden, in het bijzonder Verordening (EEG) nr. 2847/93, Verordening (EG) nr. 1627/94, Verordening (EG) nr. 88/98, Verordening (EG) nr. 850/98 en Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen(24).

    2. Kapiteins van vaartuigen met een vergunning om in de wateren van het Franse departement Guyana te vissen op vis of tonijn, moeten na iedere visreis bij aanvoer van de vangst bij de Franse autoriteiten een aangifte indienen voor de juistheid waarvan alleen de kapitein verantwoordelijk is en waarin de hoeveelheden garnaal worden opgegeven die sinds de laatste aangifte gevangen en aan boord gehouden zijn. Voor deze aangifte wordt een formulier gebruikt van het model in bijlage VI, deel III.

    De Franse autoriteiten nemen de nodige maatregelen om de juistheid van de aangiften te controleren, met name door ze te vergelijken met het in lid 3 genoemde logboek. Na controle wordt de aangifte door de bevoegde beambte ondertekend.

    De Franse autoriteiten zenden de Commissie vóór het einde van iedere maand alle aangiften met betrekking tot de vorige maand.

    3. De in lid 1 bedoelde vaartuigen dienen een logboek bij te houden waarin de in bijlage VII, deel I, genoemde gegevens moeten worden opgenomen.

    Vaartuigen die vissen in de wateren van het Franse departement Guyana moeten echter een logboek bijhouden van het model in bijlage VII, deel II. Binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de laatste dag van elke visreis, moet een afschrift daarvan aan de Commissie worden toegezonden via de Franse autoriteiten.

    4. Vaartuigen van derde landen, met uitzondering van die van Noorwegen die vissen in ICES-sector III a, dienen de Commissie de in bijlage VIII bepaalde gegevens mee te delen overeenkomstig de in die bijlage vastgestelde voorschriften.

    Als de Commissie gedurende één maand geen mededeling ontvangt over een vaartuig met een visvergunning voor de wateren van het Franse departement Guyana, wordt de vergunning van dat vaartuig ingetrokken.

    HOOFDSTUK VI

    BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN GEBIEDEN DIE ONDER REGIONALE VISSERIJORGANISATIES VALLEN

    NAFO-GEBIED

    Artikel 15

    Communautaire visserijactiviteit

    1. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 20 januari 2001 de lijst mee van alle hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen die voornemens zijn te vissen in het gereglementeerde gebied van de NAFO. Daarna verstrekken zij dergelijke lijsten ten minste 30 dagen vóór het voorgenomen aanvangstijdstip van de betrokken visserijactiviteiten. Zij verstrekken voor die vaartuigen de volgende gegevens:

    a) de naam van het vaartuig;

    b) het officiële door de bevoegde nationale instanties aan het vaartuig gegeven registratienummer;

    c) de thuishaven van het vaartuig;

    d) de naam van de eigenaar of de huurder van het vaartuig;

    e) een verklaring waaruit blijkt dat de kapitein een exemplaar van de in het gereglementeerde gebied geldende voorschriften heeft ontvangen;

    f) de belangrijkste soorten waarop met het vaartuig in het gereglementeerde gebied zal worden gevist;

    g) de deelgebieden waarin het vaartuig zal vissen.

    2. Voor vaartuigen die tijdelijk de vlag van een lidstaat voeren (huren van een vaartuig), verstrekken de lidstaten de volgende gegevens:

    a) de datum met ingang waarvan het vaartuig de vlag van de lidstaat mag voeren;

    b) de datum met ingang waarvan het vaartuig door de lidstaat is toegestaan in het gereglementeerde gebied te vissen;

    c) de naam van de staat waar het vaartuig is geregistreerd of vroeger was geregistreerd en de datum met ingang waarvan het niet langer de vlag van die staat voert;

    d) de naam van het vaartuig;

    e) het officiële door de bevoegde nationale instanties aan het vaartuig gegeven registratienummer;

    f) de thuishaven van het vaartuig na de overdracht;

    g) de naam van de eigenaar of de huurder van het vaartuig;

    h) een verklaring waaruit blijkt dat de kapitein een exemplaar van de in het gereglementeerde gebied geldende voorschriften heeft ontvangen;

    i) de belangrijkste soorten waarop met het vaartuig in het gereglementeerde gebied zal worden gevist;

    j) de deelgebieden waar het vaartuig zal vissen.

    Artikel 16

    Visserij op zwarte heilbot

    De lidstaten delen de visplannen voor hun vaartuigen voor de visserij op zwarte heilbot in het gereglementeerde gebied uiterlijk op 20 januari 2001, en daarna ten minste 30 dagen vóór het voorgenomen aanvangstijdstip van de betrokken visserijactiviteiten, aan de Commissie mee. In de visplannen wordt onder andere vermeld met welke vaartuigen op voornoemde soort zal worden gevist. Voorts wordt daarin de totale, te leveren visserij-inspanning opgegeven samen met het betrokken aan de meldende lidstaat toegewezen vangstquotum.

    De lidstaten doen de Commissie uiterlijk op 31 december 2001 een verslag over de uitvoering van hun visplannen toekomen met onder meer een opgave van het aantal vaartuigen dat effectief aan de visserij heeft deelgenomen en het totale aantal visdagen.

    Artikel 17

    Technische maatregelen

    1. Maaswijdte

    Bij de gerichte visserij op de in bijlage IX vermelde soorten mogen geen sleepnetten worden gebruikt met waar dan ook mazen van minder dan 130 mm. Bij de gerichte visserij op kortvinnige pijlinktvissen mag de maaswijdte niet kleiner zijn dan 60 mm.

    Vaartuigen die vissen op Noorse garnaal (Pandalus borealis) moeten netten gebruiken waarvan de maaswijdte niet kleiner is dan 40 mm.

    2. Voorzieningen aan netten

    Het is verboden andere dan de in dit lid vermelde voorzieningen aan netten aan te brengen die de mazen van het net versperren of waardoor de maaswijdte wordt verkleind.

    Zeildoek, want of ander materiaal mag aan de onderzijde van de kuil van het net worden bevestigd om beschadiging te verminderen of te voorkomen.

    Er mogen voorzieningen aan de bovenzijde van de kuil worden bevestigd, mits de mazen van de kuil daardoor niet worden versperd. Alleen de in bijlage X vermelde bovennetbeschermers zijn toegestaan.

    Vaartuigen die vissen op Noorse garnaal (Pandalus borealis) moeten een sorteerrooster gebruiken met een afstand van maximaal 22 mm tussen de staven.

    3. Bijvangsten

    Bijvangsten van de in bijlage I E vermelde soorten waarvoor de Gemeenschap geen quota heeft vastgesteld in een deel van het gereglementeerde gebied van de NAFO en die in dit deel worden gevangen bij gerichte visserij op een soort mogen voor elk van de soorten aan boord van het vaartuig niet meer bedragen dan 2500 kg of 10 % van het gewicht van de totale vangst aan boord als dat meer is. Bijvangsten van de in bijlage I E vermelde soorten in een deel van het gereglementeerde gebied waar gerichte visserij op bepaalde soorten verboden is, mogen echter niet meer bedragen dan respectievelijk 1250 kg of 5 %.

    Als de totale hoeveelheden van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, groter zijn dan de hierboven vastgestelde limieten, moet het vissersvaartuig onmiddellijk ten minste 5 zeemijl verder varen voordat een nieuwe trek wordt gedaan. Als bij een volgende trek de totale hoeveelheden van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, groter zijn dan de genoemde limieten, moet het vissersvaartuig weer onmiddellijk ten minste 5 zeemijl verder varen ten opzichte van de plaats waar de vorige trekken zijn gedaan.

    Vaartuigen die vissen op Noorse garnaal (Pandalus borealis) en waarvan de bijvangst van de vissoorten vermeld in bijlage I E in een trek meer dan 5 % van het totale gewicht uitmaakt, moeten onmiddellijk van visgebied veranderen (ten minste 5 zeemijl verder varen), teneinde verdere bijvangst van die vissoorten te vermijden.

    Bovenbedoelde percentages worden berekend als het gewichtspercentage voor elke soort in de totale vangst, ongerekend de vangst van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden, en ze worden bepaald ten opzichte van de vangst per bestandsgebied.

    Vangsten van garnaal worden niet gebruikt bij de berekening van het percentage van de bijvangst van bodemvis.

    4. Minimummaat van de vissen

    Vis uit het gereglementeerde gebied van de NAFO die niet de in bijlage XI vermelde minimummaat heeft, mag niet worden verwerkt of aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moet onmiddellijk in zee worden teruggezet. Als de op bepaalde plaatsen gevangen hoeveelheid ondermaatse vis meer bedraagt dan 10 % van de totale vangst, moet het visservaartuig ten minste 5 zeemijl verder varen alvorens verder te vissen. Als verwerkte vis van de soorten waarvoor in bijlage XI een minimummaat is vastgesteld, kleiner is dan de betrokken in bijlage XII vastgestelde grootte, wordt die verwerkte vis geacht afkomstig te zijn van ondermaatse vis.

    Artikel 18

    Controlemaatregelen

    1. Kapiteins van vissersvaartuigen moeten de artikelen 6, 8, 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 naleven en bovendien in hun logboek de in bijlage XIII opgesomde gegevens noteren.

    Bij uitvoering van hun verplichtingen op grond van artikel 15 van laatstgenoemde verordening delen de lidstaten de Commissie eveneens mee welke hoeveelheden zijn gevangen van soorten waarvoor geen quotum geldt.

    2. Bij gerichte visserij op één of meer van de in bijlage IX genoemde soorten mogen geen netten aan boord zijn waarvan de maaswijdte kleiner is dan in artikel 17, lid 1, is bepaald. Vaartuigen waarmee tijdens dezelfde visreis in andere zones dan het gereglementeerde gebied van de NAFO wordt gevist, mogen echter dergelijke netten aan boord hebben op voorwaarde dat deze zijn vastgesjord en dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt. Dit houdt in dat:

    a) de netten van de borden en van de sleepkabels en -lijnen losgemaakt moeten zijn;

    b) de netten, indien ze zich op of boven het dek bevinden, stevig aan een deel van de bovenbouw vastgesjord moeten zijn.

    3. Door de kapiteins van vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap, wordt over de vangst van de in bijlage I E genoemde soorten:

    a) een productielogboek bijgehouden waarin zij, per soort en per verwerkt product, de cumulatieve productie vermelden, of

    b) een plattegrond bijgehouden van de opslag van de verwerkte producten, waarop per soort wordt aangegeven waar de producten zich in het ruim bevinden.

    De kapiteins moeten de nodige assistentie verlenen voor controle van de in het logboek aangegeven hoeveelheden en de aan boord opgeslagen verwerkte producten.

    4. Kapiteins die met hun vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en geregistreerd is in de Gemeenschap, in zone 3 M op roodbaars vissen, delen de bevoegde instanties van de lidstaat waarvan hun schip de vlag voert of waar het geregistreerd is, om de andere maandag mee welke hoeveelheden roodbaars in zone 3 M zijn gevangen in de periode van twee weken die de voorafgaande zondag om 12 uur 's nachts is geëindigd.

    5. Vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap mogen in het gereglementeerde gebied van de NAFO geen vangsten overladen, tenzij de kapiteins daarvoor vooraf de toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan hun vaartuig de vlag voert of waar hun vaartuig is geregisteerd.

    Artikel 19

    Visserij op roodbaars

    De lidstaten melden de Commissie om de twee weken op dinsdag vóór 12 uur 's middags, voor de periode van twee weken die de voorafgaande zondag om 12 uur 's nachts is geëindigd, welke hoeveelheden roodbaars zijn gevangen in sector 3 M van het gereglementeerde gebied van de NAFO door vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap.

    Artikel 20

    Wetenschappelijke en statistische gegevens

    1. De lidstaten verstrekken voor hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen die in sector 3 LNO van het gereglementeerde gebied van de NAFO op zandschar vissen:

    a) uitgaande van de relevante gegevens in het logboek zoals bedoeld in artikel 18, lid 1, per maand samengestelde statistieken over de nominale vangst en de over boord gezette vangst, die worden gespecificeerd voor gebiedseenheden met een breedte van niet meer dan één breedtegraad en een lengte van niet meer dan één lengtegraad;

    b) een op grond van monsters vastgesteld maandelijks overzicht van de lengtesamenstelling van zowel de nominale vangst als de over boord gezette vangst, gespecificeerd voor de gebiedseenheden zoals vastgesteld onder a).

    2. De lidstaten verstrekken voor hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen die vissen op roodbaars en platvis in de omgeving van Flemish Cap:

    a) uitgaande van de relevante gegevens in het logboek zoals bedoeld in artikel 18, lid 1, naast de normale meldingen, per maand samengestelde statistieken over de hoeveelheden kabeljauw die in bovengenoemd gebied bij het vissen op roodbaars en platvis over boord zijn gezet;

    b) op grond van monsters vastgestelde maandelijkse overzichten over de lengtesamenstelling van de kabeljauw die in bovengenoemd gebied is gevangen respectievelijk bij het vissen op roodbaars en het vissen op platvis, waarbij verder voor ieder monster wordt vermeld op welke diepte de kabeljauw is gevangen.

    3. De monsters ter bepaling van de lengtesamenstelling van de vangst worden dusdanig uit alle delen van de vangst van iedere betrokken soort genomen dat minstens één statistisch significant monster wordt genomen uit de eerste trek van elke dag. De maat van de vis wordt gemeten van de punt van de snuit tot het uiteinde van de staartvin.

    Monsters ter bepaling van de lengtesamenstelling van de vangst die zijn genomen op de wijze die is beschreven in de eerste alinea, worden geacht representatief te zijn voor de volledige vangst van de betrokken soorten.

    CCAMLR-GEBIED

    Artikel 21

    1. Gerichte visserij op de in bijlage XIV vermelde soorten is verboden in de daarin aangegeven zones en perioden.

    2. Bij de visserij in het CCAMLR-gebied moeten de volgende voorschriften in acht worden genomen:

    a) Als bij gerichte visserij op Champsocephalus gunnari in het statistische deelgebied 48.3 bij een trek de bijvangst van een van de soorten Gobionotothen gibberifrons, Chaenocephalus aceratus, Pseudochaenichthys georgianus, Notothenia rossii of Lepidonotothen squamifrons:

    i) groter is dan 100 kg en 5 % van het gewicht van de totale vangst, of

    ii) gelijk is aan of groter is dan 2 ton,

    moet het vissersvaartuig alvorens verder te vissen ten minste 5 zeemijl verder varen. Het vissersvaartuig mag gedurende een periode van ten minste vijf dagen niet terugkeren naar een plaats die ligt binnen 5 zeemijl van de plaats waar de bijvangst meer dan 5 % bedroeg.

    b) Als bij gerichte visserij op Champsocephalus gunnari in statistisch deelgebied 48.3 of in statistische sector 58.5.2 in een trek meer dan 100 kg Champsocephalus gunnari voorkomt en meer dan 10 % van de Champsocephalus gunnari in aantal kleiner is dan 24 cm totale lengte, moet het vissersvaartuig alvorens verder te vissen ten minste 5 zeemijl verder varen. Het vissersvaartuig mag gedurende een periode van ten minste vijf dagen niet terugkeren naar een plaats die ligt binnen 5 zeemijl van de plaats waar meer dan 10 % van de gevangen Champsocephalus gunnari kleiner was dan 24 cm.

    c) Als bij gerichte visserij op Electrona carlsberghi bij een trek de bijvangst van de soorten Gobionotothen gibberifrons, Chaenocephalus aceratus, Pseudochaenichthys georgianus, Notothenia rossii of Lepidonotothen squamifrons:

    i) groter is dan 100 kg en 5 % van het gewicht van de totale vangst, of

    ii) gelijk is aan of groter is dan 2 ton,

    moet het vissersvaartuig alvorens verder te vissen ten minste 5 zeemijl verder varen. Het vissersvaartuig mag gedurende een periode van ten minste vijf dagen niet terugkeren naar een plaats die ligt binnen 5 zeemijl van de plaats waar de bijvangst meer dan 5 % bedroeg.

    d) Als bij gerichte visserij op Dissostichus eleginoidus of Champsocephalus gunnari in de statistische sector 58.5.2 bij een trek de bijvangst van de soorten Lepidonotothen squamifrons of Channichthys rhinoceratus gelijk is aan of groter is dan 2 ton, mag het vissersvaartuig gedurende een periode van ten minste vijf dagen niet met dezelfde vismethode vissen op een plaats binnen 5 zeemijl van de plaats waar de bijvangst meer bedroeg dan 2 ton.

    e) Onder plaats waar de bijvangst groter is geweest dan de in dit lid bedoelde hoeveelheden, wordt verstaan het traject dat het vissersvaartuig heeft gevolgd vanaf het punt waar het vistuig voor het eerst is uitgezet tot het punt waar het vistuig weer aan boord is gehaald.

    f) Het totale aantal en het totale gewicht van de overboord gezette Dissostichus eleginoides, met inbegrip van de vissen met "jellymeat"-verschijnselen, moeten worden genoteerd. De betrokken hoeveelheid wordt in mindering gebracht op de totaal toegestane vangst.

    HOOFDSTUK VII

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 22

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2001.

    Voor TAC's voor het CCAMLR-gebied die gelden voor perioden die ingaan vóór 1 januari 2001, is artikel 21 van toepassing vanaf de begindatum van de betrokken TAC-toepassingsperioden.

    Bijlage VIII blijft van kracht tot de uitvoeringsbepalingen bedoeld in artikel 28 nonies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 in werking treden.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 15 december 2000.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    J. Glavany

    (1) PB L 389 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1181/98 (PB L 164 van 9.6.1998, blz. 1).

    (2) PB L 6 van 10.1.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2742/99 (PB 341 van 31.12.1999, blz. 1).

    (3) PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

    (4) PB L 226 van 29.8.1980, blz. 48.

    (5) PB L 226 van 29.8.1980, blz. 12.

    (6) PB L 29 van 1.2.1985, blz. 9.

    (7) PB L 161 van 2.7.1993, blz. 1.

    (8) PB L 332 van 20.12.1996, blz. 16.

    (9) PB L 332 van 20.12.1996, blz. 1.

    (10) PB L 332 van 20.12.1996, blz. 6.

    (11) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2846/98 (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 5).

    (12) PB L 171 van 6.7.1994, blz. 1. Verordening laatselijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2550/2000 (PB L 292 van 21.11.2000, blz. 7).

    (13) PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7.

    (14) PB L 9 van 15.1.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1520/98 (PB L 201 van 17.7.1998, blz. 1).

    (15) PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1298/2000 (PB L 148 van 22.6.2000, blz. 1).

    (16) Internationale Raad voor het onderzoek van de zee.

    (17) Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan.

    (18) Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan.

    (19) Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdomme in de Antarctische wateren.

    (20) PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1.

    (21) PB L 270 van 13.11.1995, blz. 1.

    (22) PB L 186 van 28.7.1993, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.

    (23) PB L 191 van 7.7.1998, blz. 10.

    (24) PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9.

    BIJLAGE I

    VANGSTMOGELIJKHEDEN, PER SOORT EN PER GEBIED (IN TON LEVEND GEWICHT, TENZIJ ANDERS VERMELD), VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN GEBIEDEN MET VANGSTBEPERKINGEN EN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN DE GEMEENSCHAPSWATEREN.

    Alle vangstbeperkingen die in deze bijlage zijn vastgesteld, worden voor de toepassing van artikel 7 van de verordening als quota beschouwd en daarom gelden daarvoor de bepalingen die zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2847/93, en met name in de artikelen 14 en 15 daarvan.

    Deze bijlage is opgesplitst in zeven delen, die betrekking hebben op de volgende belangrijke vangstgebieden:

    - Bijlage I A: Oostzee

    - Bijlage I B: Noordzee, Skagerrak en Kattegat

    - Bijlage I C: Noordoostelijke Atlantische Oceaan, incl. wateren van Groenland (ICES-gebieden I, II, III a, IV, V, XII, XIV en NAFO 0 en 1 (wateren van Groenland)

    - Bijlage I D: Westelijke Gemeenschapswateren (ICES-gebieden V b (EG-wateren), VI, VII, VIII, IX, X, CECAF-gebied (EG-wateren) en wateren voor de kust van Frans-Guyana).

    - Bijlage I E: Noordwestelijke Atlantische Oceaan (NAFO-gebied)

    - Bijlage I F: Over grote afstanden trekkende soorten (alle gebieden)

    - Bijlage I G: Antarctisch gebied (CCAMLR-gebied).

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE I A

    OOSTZEE

    Alle TAC's in dit gebied, behalve die voor schol, zijn vastgesteld in de Internationale Visserijcommissie voor de Oostzee (IBSFC).

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE I B

    SKAGERRAK, KATTEGAT EN NOORDZEE

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE I C

    NOORDOOSTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN EN GROENLAND

    ICES-gebieden I, II, IIIa, IV, V, XII en XIV en NAFO 0 en 1 (wateren van Groenland)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE I D

    WESTELIJKE GEMEENSCHAPSWATEREN

    ICES-gebieden V b (EG-wateren), VI, VII, VIII, IX en X en CECAF (EG-wateren), en Frans-Guyana

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE I E

    NOORDWESTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN

    NAFO-gebied

    Alle TAC's en visserijvoorschriften zijn vastgesteld in het kader van de NAFO.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE I F

    OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE SOORTEN

    Alle gebieden

    Deze TAC's worden vastgesteld in het kader van de internationale organisaties voor de tonijnvisserij, zoals ICCAT en IATTC.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE I G

    ANTARCTISCH GEBIED

    CCAMLR-gebied

    Deze door de CCAMLR vastgestelde TAC's zijn niet aan de aangesloten partijen toegewezen, zodat het aandeel van de Gemeenschap niet bepaald is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de verdragsorganisatie, dat meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC opgevist is.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bijzondere voorwaarden

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE II

    VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR 2001 VAN HARING DIE ONGESORTEERD VOOR ANDERE DOELEINDEN DAN MENSELIJKE CONSUMPTIE MAG WORDEN AANGEVOERD (IN TON LEVEND GEWICHT)

    Alle vangstbeperkingen die in deze bijlage zijn vastgesteld, worden voor de toepassing van artikel 7 van deze verordening als quota beschouwd en daarom gelden daarvoor de bepalingen die zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2847/93, en met name in de artikelen 14 en 15 daarvan.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE III

    BESTANDEN WAARVOOR DE DIVERSE MAATREGELEN VAN VERORDENING (EG) NR. 847/96 GELDEN

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE IV

    BIJZONDERE MAATREGELEN VOOR NOORDZEEHARING

    1. De lidstaten stellen bijzondere maatregelen vast met betrekking tot de vangst, het sorteren en het aanvoeren van haring uit de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat om ervoor te zorgen dat de vangstbeperkingen, in het bijzonder die van bijlage II, worden nageleefd. Deze maatregelen omvatten met name:

    - bijzondere controle- en inspectieprogramma's;

    - programma's voor de visserij-inspanning, met inbegrip van lijsten van vaartuigen met vergunning en, als dat nodig wordt geoordeeld omdat een quotum voor meer dan 70 % is opgevist, beperkingen ten aanzien van de activiteit van vaartuigen met een vergunning;

    - controle op het overladen en op praktijken die leiden tot het weer overboord zetten van vis (teruggooi);

    - zo mogelijk, een tijdelijk visverbod voor wateren waarvan bekend is dat er een hoge bijvangst is van haring, en met name jonge haring.

    Lidstaten waar ongesorteerde vangsten worden aangevoerd die ook uit haring bestaan, zorgen ervoor dat er adequate bemonsteringsprogramma's bestaan voor een effectief toezicht op alle aanvoer van bijvangst van haring. Het wordt verboden ongesorteerde vangsten die ook uit haring bestaan, aan te landen in havens zonder een dergelijk bemonsteringsprogramma.

    Inspecteurs van de Commissie voeren, overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EEG) nr. 2847/93, en telkens wanneer de Commissie dat voor het bepaalde in de leden 1 en 2 noodzakelijk acht, onafhankelijke inspecties uit om de toepassing, door de bevoegde autoriteiten, van de bemonsteringsprogramma's en de in lid 1 omschreven maatregelen te verifiëren.

    De Commissie verbiedt de aanvoer van haring als wordt aangenomen dat de uitvoering van de in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen niet voldoende waarborgen biedt dat bij alle visserijactiviteit een strikte beheersing van de visserijmortaliteit bij haring wordt bereikt.

    Alle aanvoer van haring gevangen in de ICES-zones IIIa, IV en VIId door vaartuigen die aan boord alleen sleepnetten hebben met een minimummaaswijdte van 32 mm of meer bij het vissen in de betrokken zones, wordt afgeboekt op het betrokken quotum dat is vastgesteld in bijlage I bij deze verordening.

    Alle aanvoer van haring gevangen in de ICES-zones IIIa, IV en VIId door vaartuigen die aan boord alleen sleepnetten hebben met een minimummaaswijdte van minder dan 32 mm bij het vissen in de betrokken zones, wordt afgeboekt op het betrokken quotum dat is vastgesteld in bijlage II bij deze verordening. Haring die is aangevoerd door vaartuigen die vissen zoals hierboven aangegeven, mag niet te koop aangeboden worden voor menselijke consumptie.

    BIJLAGE V

    TECHNISCHE OVERGANGSMAATREGELEN

    1. In de Oostzee te gebruiken ontsnappingspanelen

    In afwijking van de voorschriften van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 88/98 en, om de selectiviteit van sleepnetten, Deense zegennetten en soortgelijke netten met een specifieke maaswijdte als vermeld in bijlage IV van de genoemde verordening te waarborgen, mogen in 2001 ontsnappingspanelen van de twee in aanhangsel I van deze bijlage beschreven modellen worden gebruikt.

    2. Verbod om in de zomer in de Oostzee op kabeljauw te vissen Baltique

    In de periode van 1 juli tot en met 20 augustus is het verboden om in de Oostzee, de Belten en de Øresund op kabeljauw te vissen.

    3. Sluiting van de Bornholm Deep

    In de periode van 15 mei tot en met 31 augustus 2001 geldt een volledig visverbod voor het gebied binnen de volgende coördinaten:

    - 55°30' NB, 15°30' OL,

    - 55°30' NB, 16°10' OL,

    - 55°15' NB, 16°10' OL,

    - 55°15' NB, 15°30' OL,

    4. Tong en staand vistuig

    In afwijking van het bepaalde in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 850/98 geldt in jaar 2001 voor de visserij op tong (Solea solea) in de ICES-sectoren IVc en VIId een minimummaaswijdte van 90 mm.

    5. Ringzegens in de Oostelijke Stille Oceaan (gereglementeerd gebied van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn)

    Vanaf 1 januari 2001 moeten vaartuigen met ringzegens die in het gereglementeerd gebied van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn op tonijn vissen, alle gevangen grootoog-, gestreepte en geelvintonijn aan boord houden, met uitzondering van vis die voor menselijke consumptie ongeschikt wordt geacht om andere redenen dan de maat, teneinde de vangst van deze kleine vissen te ontmoedigen. Eén uitzondering vormt de laatste vangst van een reis, wanneer wellicht onvoldoende ruimte is overgebleven om alle bij die vangst gevangen tonijn op te slaan.

    Vaartuigen met ringzegens dienen, voorzover dit haalbaar is, alle zeeschildpadden, haaien, zeilvissen, roggen, goudmakreel en andere niet-doelsoorten onmiddellijk ongedeerd vrij te laten. Vissers worden aangespoord om technieken en uitrusting te ontwikkelen en te gebruiken ter vergemakkelijking van de snelle en veilige vrijlating van dergelijke dieren.

    Op ingesloten of verstrikt geraakte schildpadden dienen de volgende specifieke maatregelen te worden toegepast:

    - wanneer een zeeschildpad in het net wordt waargenomen, moet een speedboot zich ophouden dicht bij de plaats waar het net uit het water wordt getrokken.

    - indien een schildpad in het net verstrikt is geraakt, moet het binnenhalen van het net worden stopgezet zodra de schildpad boven water komt, en mag het net niet verder binnengehaald worden totdat de schildpad is losgemaakt en vrijgelaten.

    - indien een schildpad aan boord wordt gebracht, moet het dier zonodig worden gere-animeerd voordat het weer overboord wordt gezet.

    6. Technische instandhoudingsmaatregelen in het Skagerrak en het Kattegat

    In afwijking van het bepaalde in bijlage IV van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad zijn de volgende voorschriften van toepassing in 2001:

    a) Voor het vissen op garnaal (Pandalus borealis) geldt een maaswijdte van 35 mm.

    b) Voor het vissen op zilvervis (Argentina spp.) geldt een maaswijdte van 30 mm.

    c) Bij het vissen op wijting met een maaswijdte van 70 tot 89 mm mag de bijvangst niet meer dan 30 % bedragen voor de volgende soorten: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis en kreeft.

    d) Bij het vissen op langoestine met een maaswijdte van 70 tot 89 mm mag de bijvangst niet meer dan 70 % bedragen voor de volgende soorten: heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis en kreeft.

    e) Bij het vissen op Noorse garnaal (Pandalus borealis) met een maaswijdte van 35 tot 89 mm mag de bijvangst niet meer dan 50 % bedragen voor de volgende soorten: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoestine en kreeft.

    f) Bij het vissen op alle andere dan onder c), d), en e), genoemde soorten met een maaswijdte van minder dan 90 mm mag de bijvangst niet meer dan 10 % bedragen voor de volgende soorten: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoestine en kreeft.

    7. Minimummaat voor aanvoer van schol

    In afwijking van het bepaalde in bijlage XII van Verordening (EG) nr. 850/98 geldt in 2001 voor schol een minimummaat bij aanvoer van 27 cm.

    8. Maatregelen ter beperking van de bijvangst van zeilvis in het ICCAT-gebied.

    (a) Vaartuigen met pelagische beuglijnen en ringzegens die in het ICCAT-gebied op tonijn en aanverwante soorten vissen dienen hun aanvoer van blauwe marlijn (Makaira nigricans) met 50 %, en witte marlijn (Tetrapturus albidus) met 33 % te beperken ten opzichte van de aanvoercijfers voor 1999.

    (b) De minimummaat bij de aanvoer van blauwe marlijn door de recreatieve visserij mag niet minder bedragen dan 251 cm vanaf de onderkaak tot aan de vork van de staartvin; voor witte marlijn mag de minimummaat bij aanvoer door recreatieve visserij niet minder bedragen dan 168 cm vanaf de onderkaak tot aan de vork van de staartvin.

    (c) Er moet een register worden bijgehouden met het gewicht en het aantal aangevoerde blauwe en witte marlijn. Er moeten gegevens worden verzameld over de vangst en de inspanningen met betrekking tot alle aangevoerde marlijn, alsmede over de maat van ten minste 50 % van de aanvoer.

    Aanhangsel I van bijlage 5

    Ontsnappingspanelen (model 1)

    Bij de kabeljauwvisserij moeten in de kuil van trawlnetten en Deense zegennetten twee ontsnappingspanelen worden aangebracht met door middel van plastic coating geheel open gefixeerde ruitvormige mazen. De ontsnappingspanelen moeten worden bevestigd met een stuk net (tussen de gewone ruitvormige mazen en de mazen van het ontsnappingspaneel). De maaswijdte van dit tussenstuk moet gelijk zijn aan de lengte van de maaswijdte van het netwerk van het ontsnappingspaneel, vermenigvuldigd met de vierkantswortel van 2.

    Het ontsnappingspaneel moet worden bevestigd aan beide zijden van de kuil en de afstand tussen het achtereind van de kuil en het ontsnappingspaneel moet 40-50 cm bedragen. De lengte van het ontsnappingspaneel moet gelijk zijn aan 80 % van de totale lengte van de kuil en de hoogte moet gelijk zijn aan 50 cm (zie afbeelding 1). Het ontsnappingspaneel moet zo worden aangebracht dat de opening tussen de naadlijn aan de bovenkant en de onderkant van het paneel 15-20 cm bedraagt.

    Ontsnappingspanelen (model 2)

    Omschrijving van de panelen

    De ontsnappingspanelen zijn rechthoekige stukken net in de kuil. Er moeten twee ontsnappingspanelen in een kuil zijn.

    Grootte van de panelen

    Elk ontsnappingspaneel is ten minste 45 cm breed over de gehele lengte. Elk paneel moet ten minste 3,5 m lang zijn (afbeelding 2); de lengte van het paneel moet minstens 80 % van de totale kuillengte bedragen.

    Netwerk

    De mazen in het ontsnappingspaneel moeten een maaswijdte van ten minste 105 mm hebben. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil. Het ontsnappingspaneel moet acht open vierkante mazen breed zijn.

    Plaats van bevestiging van de panelen

    De kuil moet door middel van naadlijnen aan bakboord- en stuurboordzijde in een bovenste en onderste deel worden verdeeld. De twee ontsnappingspanelen moeten worden aangebracht in het onderste deel, juist tegen en onder de naadlijnen. De ontsnappingspanelen eindigen 40-50 cm vóór de pooklijn (afbeelding 2).

    De voorkant van het ontsnappingspaneel wordt bevestigd aan het normale netwerk van de kuil over een breedte van acht mazen. Eén zijde wordt bevestigd aan of onmiddellijk tegen de naadlijn en de andere zijde aan het normale netwerk van het onderste deel van de kuil via een AN-snit.

    Maaswijdte in de gehele kuil

    Het netwerk van de kuil moet overal een maaswijdte van ten minste 105 mm hebben.

    >PIC FILE= "L_2000334NL.007501.EPS">

    >PIC FILE= "L_2000334NL.007601.EPS">

    BIJLAGE VI

    DEEL I

    KWANTITATIEVE BEPERKINGEN INZAKE VERGUNNINGEN EN VISDOCUMENTEN VOOR GEMEENSCHAPSVAARTUIGEN IN WATEREN VAN DERDE LANDEN

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    DEEL II

    KWANTITATIEVE BEPERKINGEN INZAKE VERGUNNINGEN EN VISDOCUMENTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN GEMEENSCHAPSWATEREN

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    DEEL III

    AANGIFTE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 14, LID 2

    >PIC FILE= "L_2000334NL.008001.EPS">

    BIJLAGE VII

    DEEL I

    IN HET LOGBOEK TE NOTEREN GEGEVENS

    Bij het vissen in de 200-mijlszone van de lidstaten van de Gemeenschap waarvoor de communautaire visserijvoorschriften gelden, moeten onmiddellijk na de onderstaande activiteiten de volgende gegevens in het logboek worden genoteerd:

    Na iedere trek:

    1.1. gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

    1.2. datum en tijdstip van de trek;

    1.3. geografische positie tijdens de trek;

    1.4. gebruikte vismethode.

    Na iedere overlading op of vanuit een ander vaartuig:

    2.1. de vermelding "ontvangen van" of "overgeladen op";

    2.2. gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

    2.3. naam, identificatieletters en -nummers van het vaartuig waarop of waaruit de overlading plaatsvond.

    2.4. overlading van kabeljauw is niet toegestaan.

    Na iedere aanvoer in een haven van de Gemeenschap:

    3.1. naam van de haven;

    3.2. aangevoerde hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht).

    Na ieder bericht aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen:

    4.1. datum en tijdstip van het bericht;

    4.2. aard van het bericht: IN, OUT, ICES, WKL of 2 WKL;

    4.3. bij een radiobericht: naam van het radiostation.

    DEEL II

    MODEL LOGBOEKFORMULIER

    >PIC FILE= "L_2000334NL.008201.EPS">

    BIJLAGE VIII

    INHOUD VAN DE BERICHTEN AAN DE COMMISSIE EN TRANSMISSIESPECIFICATIES

    1. De hierna gevraagde gegevens moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden meegedeeld volgens het onderstaande schema.

    1.1. Telkens wanneer het vaartuig de 200-mijlszone van de lidstaten van de Gemeenschap binnenvaart waarvoor communautaire visserijvoorschriften gelden:

    a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens;

    b) de hoeveelheden in het ruim (in kilogram levend gewicht), per vissoort;

    c) datum en ICES-sector waar de kapitein zal beginnen te vissen.

    Wanneer het vaartuig om visserijtechnische redenen de hierboven bedoelde zone op een bepaalde dag meer dan eenmaal moet binnenvaren, is één mededeling bij het eerste binnenvaren voldoende.

    1.2. Telkens wanneer het vaartuig de in punt 1.1 bedoelde zone verlaat:

    a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens;

    b) de hoeveelheden in het ruim (in kg levend gewicht), per vissoort;

    c) de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

    d) de ICES-sector waarin de vangsten zijn gedaan;

    e) de hoeveelheden (in kilogram levend gewicht), per vissoort, die op en/of vanuit andere vaartuigen zijn overgeladen sinds het vaartuig de zone is binnengevaren, onder vermelding van het vaartuig waarop de hoeveelheden zijn overgeladen;

    f) de hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort, die in een haven van de Gemeenschap zijn aangevoerd sinds het vaartuig de zone is binnengevaren.

    Wanneer het vaartuig om visserijtechnische redenen de in punt 1.1 bedoelde zone op een bepaalde dag meer dan eenmaal moet binnenvaren, is een mededeling bij het laatste buitenvaren voldoende.

    1.3. Wanneer op haring en makreel wordt gevist, om de drie dagen, te beginnen op de derde dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren en wanneer op andere soorten dan haring en makreel wordt gevist, elke week, te beginnen op de zevende dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren:

    a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens;

    b) de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

    c) de ICES-sector waar de vangsten zijn gedaan.

    1.4. Telkens wanneer het vaartuig van de ene naar de andere ICES-sector vaart:

    a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens;

    b) de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

    c) de ICES-sector waar de vangsten zijn gedaan.

    1.5. a) Naam, roepnaam, op het vaartuig aangebrachte identificatienummers en -letters van het vaartuig, en de naam van de kapitein;

    b) nummer van de eventuele vergunning van het vaartuig;

    c) volgnummer van het bericht voor de betrokken reis;

    d) aanduiding van de aard van het bericht;

    e) datum, tijdstip en geografische positie van het vaartuig

    2.1. De in punt 1 bedoelde gegevens moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Brussel (telex24189 FISEU-B) worden meegedeeld via een van de in punt 3 vermelde radiostations en in de in punt 4 aangegeven vorm.

    2.2. Indien het bericht wegens overmacht niet door het vaartuig kan worden verzonden, mag het namens dat vaartuig door een ander vaartuig worden doorgezonden.

    3.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    4. Vorm van de berichten

    De in punt 1 bedoelde gegevens moeten onderstaande elementen bevatten en in onderstaande volgorde worden verstrekt:

    - de naam van het vaartuig;

    - roepnaam van het vaartuig;

    - op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers;

    - volgnummer van het bericht voor de betrokken visreis;

    - aanduiding van de aard van het bericht aan de hand van de volgende code:

    - bericht bij het binnenvaren in een van de zones bedoeld in punt 1.1: "IN".

    - bericht bij het binnenvaren in een van de zones bedoeld in punt 1.1: "OUT".

    - bericht bij het varen van de ene naar de andere ICES-sector: "ICES".

    - wekelijks bericht: "WKL",

    - bericht om de drie dagen: "2 WKL";

    - datum, tijdstip en geografische positie;

    - ICES-sector/deelgebied waar naar verwachting met de visserijactiviteit zal worden begonnen;

    - datum waarop naar verwachting met de visserijactiviteit zal worden begonnen;

    - het gewicht (in kg levend gewicht) van de vangsten, per vissoort, die zich in de ruimen bevinden, met gebruikmaking van de in punt 5 opgenomen code;

    - de sedert het vorige bericht gevangen hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort, met gebruikmaking van de in punt 5 vermelde code;

    - ICES-sector/deelgebied waar de vangsten zijn gedaan;

    - de sedert het vorige bericht op en/of vanuit andere vaartuigen overgeladen hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort;

    - naam en roepnaam van het vaartuig waarop en/of waaruit deze hoeveelheden zijn overgeladen;

    - gewicht (in kg levend gewicht) van de hoeveelheden, per vissoort, die sinds het vorige bericht zijn aangevoerd in een haven van de Gemeenschap;

    - naam van de kapitein.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE IX

    LIJST VAN SOORTEN VOOR HET GEREGLEMENTEERDE GEBIED VAN DE NAFO

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE X

    TOEGESTANE BOVENNETBESCHERMERS

    Bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type

    Een rechthoekig stuk want dat aan de bovenzijde van de kuil is vastgemaakt om beschadiging te verminderen of te voorkomen en dat voldoet aan de volgende vereisten:

    a) het stuk want mag geen mazen hebben die kleiner zijn dan de mazen die zijn voorgeschreven voor het net;

    b) het stuk want mag slechts langs de voor- en zijkant zijn bevestigd aan de kuil en moet zodanig zijn vastgemaakt dat het niet verder naar voren kan reiken dan vier mazen vóór de vaste strop op de kuil en niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn eindigt; indien er geen vaste strop op de kuil is, mag het stuk want niet verder reiken dan een derde van de kuil, gemeten vanaf niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn;

    c) het aantal mazen in de breedte van het stuk want moet ten minste anderhalf maal zo groot zijn als het aantal mazen in de breedte van het beschermde gedeelte van de kuil, met dien verstande dat beide breedten loodrecht op de lengteas van de kuil worden berekend.

    Bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen

    Stukken want die op al hun delen mazen hebben die, ongeacht of de stukken want droog of nat zijn, niet kleiner zijn dan de mazen van het net waaraan zij zijn vastgemaakt, op voorwaarde dat:

    i) elk stuk want:

    a) slechts aan de voorzijde is vastgemaakt over de kuil en loodrecht staat op de lengteas;

    b) ten minste even breed is als de kuil (met dien verstande dat de breedte loodrecht op de lengteas van de kuil wordt gemeten bij het punt waar het is vastgemaakt);

    c) niet langer is dan tien mazen;

    ii) de totale lengte van alle aldus bevestigde stukken want niet meer bedraagt dan twee derde van de lengte van de kuil.

    Bovennetbeschermer met grote mazen (gewijzigd Pools type)

    Een rechthoekig stuk want dat vervaardigd is van hetzelfde garen als de kuil, of van enkel, dik, knooploos garen, dat is vastgemaakt aan het achterste gedeelte van de bovenzijde van de kuil en dat de bovenzijde van de kuil geheel of gedeeltelijk bedekt, dat op al zijn delen, in natte toestand gemeten, mazen heeft die tweemaal zo groot zijn als die van de kuil, en dat slechts aan de voor-, zij- en achterkant van dat stuk want op zodanige wijze aan de kuil bevestigd is dat iedere maas van dat stuk want precies samenvalt met vier mazen van de kuil.

    BIJLAGE XI

    MINIMUMMATEN BIJ AANVOER

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE XII

    MINIMUMMATEN BIJ AANVOER VAN VERWERKTE VIS

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE XIII

    IN HET LOGBOEK TE NOTEREN GEGEVENS

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    STANDAARDAFKORTINGEN VAN DE BELANGRIJKSTE SOORTEN IN HET NAFO-GEBIED

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    STANDAARDAFKORTINGEN VOOR VISTUIG

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE XIV

    VISSERIJVERBOD VOOR HET CCAMLR-GEBIED

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Top