Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31985R3639

Verordening (EEG) nr. 3639/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende een programma voor steun aan de technologische ontwikkeling in de sector koolwaterstoffen

PB L 350 van 27/12/1985, p. 25–28 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1989

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1985/3639/oj

31985R3639

Verordening (EEG) nr. 3639/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende een programma voor steun aan de technologische ontwikkeling in de sector koolwaterstoffen

Publicatieblad Nr. L 350 van 27/12/1985 blz. 0025 - 0028
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 12 Deel 5 blz. 0019
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 12 Deel 5 blz. 0019


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 3639/85 VAN DE RAAD

van 20 december 1985

betreffende een programma voor steun aan de technologische ontwikkeling in de sector koolwaterstoffen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de tenuitvoerlegging van een communautaire strategie op energiegebied behoort tot de doeleinden die de Gemeenschap zich heeft gesteld en dat het aan de Commissie is de daartoe dienstige maatregelen voor te stellen; dat te dien einde de Raad Verordening (EEG) nr. 3056/73 van 9 november 1973 betreffende de steun aan communautaire projecten in de sector koolwaterstoffen (4) heeft vastgesteld;

Overwegende dat wegens het belang van koolwaterstoffen voor de energievoorziening van de Gemeenschap en de afhankelijkheid van de Gemeenschap van invoer daarvan, het scheppen van voorwaarden waardoor de voorziening op lange termijn veilig gesteld kan worden een van de hoofddoeleinden van een dergelijk beleid vormt;

Overwegende dat de bevordering van werkzaamheden inzake technologische ontwikkeling, die rechtstreeks verband houden met de opsporing, de winning, de opslag of het vervoer van koolwaterstoffen, de continuïteit van de voorziening kan verbeteren en dus een middel is om deze beleidsdoeleinden te bereiken;

Overwegende dat de verantwoordelijkheid voor de financiering van dergelijke activiteiten in de eerste plaats bij de olie-industrie berust, maar dat de Gemeenschap, wegens de grote risico's en de aanzienlijke investeringen die met die activiteiten gepaard gaan, de mogelijkheid dient te hebben daaraan steun te verlenen, met name wanneer daardoor de uitvoering van bepaalde projecten kan worden versneld;

Overwegende dat de werkzaamheden inzake technologische ontwikkeling verschillen van onderzoekwerkzaamheden, ook al kunnen in bepaalde fasen van technologische ontwikkelingsprojecten zekere elementen van onderzoek begrepen zijn;

Overwegende dat steun van de Gemeenschap een aanmoediging kan vormen om werkzaamheden van bedrijven uit twee of meer Lid-Staten te bundelen;

Overwegende dat dienstverlenende en apparatuurbouwende bedrijven in de technologische ontwikkeling een belangrijke rol spelen;

Overwegende dat projecten die van fundamenteel belang zijn voor de continuïteit van de kooplwaterstoffenvoorziening van de Gemeenschap en die betrekking hebben op rechtstreeks met de opsporing, de winning, de opslag of het vervoer van koolwaterstoffen verband houdende technologische ontwikkelingsactiviteiten, in aanmerking zullen kunnen komen voor een dergelijke steun; dat deze steun van financiële aard moet zijn;

Overwegende dat de specifiek internationale aard van structuur en activiteiten van de in de koolwaterstoffensector werkzame ondernemingen de rechtstreekse toezending van de projectdossiers aan de Commissie rechtvaardigt;

Overwegende dat de Commissie bij de selectie van projecten waarvoor steun wordt verleend, kan worden bijgestaan door een raadgevend comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten;

Overwegende dat de toekenning van steun door de Gemeenschap de concurrentieverhoudingen niet mag beïnvloeden op een wijze die onverenigbaar is met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag;

Overwegende dat de Gemeenschap de beschikking moet hebben over alle passende middelen waarmee zij van geval tot geval kan beoordelen welke gunstige effecten van uitvoering van die projecten te verwachten zijn en in hoeverre deze projecten met de doeleinden van het communautaire energiebeleid stroken;

Overwegende dat te dien einde de begunstigden, als tegenprestatie voor de toegekende steun, verplichtingen tegenover de Gemeenschap dienen aan te gaan;

Overwegende dat het van belang is dat de in de sector koolwaterstoffen ondernomen steunactiviteiten ten behoeve van de technologische ontwikkeling gedurende een nieuwe periode worden voortgezet ter ondersteuning van de strategie van de Gemeenschap op energiegebied;

Overwegende dat de Commissie begonnen is met de evaluatie van het in het kader van Verordening (EEG) nr. 3056/73 sinds 1974 bestaande en in uitvoering zijnde programma door middel van verslagen aan de Raad en het Parlement over de toepassing van die verordening; dat daarbij is gebleken dat deze actie dient te worden voortgezet en met inachtneming van de opgedane ervaring dient te worden aangepast; dat deze aanpassing voornamelijk betrekking heeft op de duur van het programma, het besluitvormingsproces, de vaststelling van prioritaire doelstellingen en de procedure voor de tenuitvoerlegging van het programma;

Overwegende dat het Verdrag, afgezien van artikel 235, niet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

De Gemeenschap kan financiële steun verlenen voor de uitvoering van communautaire projecten op de in artikel 2 omschreven terreinen, die voor de continuïteit van de koolwaterstoffenvoorziening van de Gemeenschap van fundamenteel belang zijn.

Artikel 2

1. In deze verordening worden onder communautaire projecten inzake technologische ontwikkeling in de sector koolwaterstoffen verstaan projecten die betrekking hebben op de exploratie, de winning, de opslag of het vervoer op het gebied van koolwaterstoffen en die aan de volgende voorwaarden voldoen:

- technieken, procédés of produkten met een innoverend karakter ontwikkelen of aan technieken, procédés of produkten waarvoor de onderzoekfase is afgesloten een nieuwe toepassing geven;

- vooruitzicht bieden op industriële, economische en commerciële levensvatbaarheid;

- in verband met grote technische en commerciële risico's zodanige financieringsmoeilijkheden meebrengen dat zij zonder financiële steun van de Gemeenschap zeer waarschijnlijk niet zouden worden uitgevoerd.

2. De Commissie stelt jaarlijks, na raadpleging van het in artikel 5, lid 2, genoemde Raadgevend Comité, de prioriteiten voor de selectie van de projecten vast. Deze prioriteiten worden vervolgens vermeld in de aanbestedingsdossiers.

3. De financiële steun mag worden verleend voor een project in zijn geheel of voor verschillende fasen daarvan.

Artikel 3

De verantwoordelijkheid voor ieder project berust bij een natuurlijk persoon of bij een rechtspersoon die overeenkomstig de in de Lid-Staten geldende wettelijke bepalingen is opgericht.

Indien oprichting van een rechtspersoon die met betrekking tot de uitvoering van een project handelingsbevoegd is, bijkomende lasten meebrengt voor de deelnemende ondernemingen, kan het project ook door samenwerking van natuurlijke of rechtspersonen worden verwezenlijkt. In dit geval zijn deze personen hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen die voortvloeien uit de communautaire steunverlening.

Artikel 4

1. De steun voor een project heeft de vorm van een financiële bijdrage van de Gemeenschap die wordt toegekend onder de in de leden 2, 3 en 4 en de artikelen 5, 6 en 7 neergelegde voorwaarden. Deze bijdrage is in bepaalde omstandigheden terugvorderbaar.

2. De steun mag niet meer bedragen dan 40 % van de in aanmerking komende kosten van het project. De Commissie houdt bij de vaststelling van de hoogte van de te verlenen steun rekening met andere communautaire, nationale en overige, ontvangen of verwachte, financiële bijdragen voor het project, alsmede met het deel van het risico dat rechtstreeks door degenen die voor het project verantwoordelijk zijn, wordt gedragen.

3. De hoogte van de steun wordt voor elk project afzonderlijk bepaald overeenkomstig de procedure van artikel 5.

4. Bij de keuze van de projecten volgens de in artikel 5, lid 2, omschreven procedure houdt de Commissie in aanvulling op de in artikel 2 vastgelegde criteria er rekening mee dat de voorkeur moet worden gegeven aan projecten die voldoen aan de hiernavolgende kenmerken:

a) projecten waarin minstens twee onafhankelijke, in verschillende Lid-Staten gevestigde, ondernemingen samenwerken, mits vaststaat dat beide een daadwerkelijke en aanzienlijke bijdrage tot de uitvoering van het project kunnen leveren;

b) projecten die zijn ingediend door kleine en middelgrote ondernemingen, afzonderlijk of onder de onder a) genoemde omstandigheden.

Artikel 5

1. Elk project dat door personen of ondernemingen van de Gemeenschap naar aanleiding van een in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakte uitnodiging tot het indienen van projecten wordt voorgelegd, wordt door de Commissie bestudeerd op de grondslag van de volgende, door de aanvrager te verstrekken gegevens:

- een uitvoerige beschrijving van het project en van de wijze van beheer,

- het belang van het project voor de continuïteit van de koolwaterstoffenvoorziening van de Gemeenschap,

- de aard en de omvang van de technische en economische risico's die aan het project verbonden zijn,

- de kosten van het project, de verwachte rentabiliteit ervan en de voorgenomen wijze van financiering,

- alle gegevens ter beoordeling van de industriële, economische en commerciële levensvatbaarheid van het project,

- het tijdschema voor de uitvoering van het project,

- de financiële situatie en de technische mogelijkheden van de voor het project verantwoordelijke persoon of personen,

- elke beoogde vorm van samenwerking met ondernemingen uit de Gemeenschap of derde landen,

- bijzonderheden over de betrokken ondernemingen, hun zetel en de rol van elke onderneming bij het project,

- elke vorm van financiële steun die in een voorgaand stadium van onderzoek en ontwikkeling door de Gemeenschap of door de Lid-Staten voor het project is verleend, - bijzonderheden over elke andere toegezegde of verwachte financiële steun van de Lid-Staten of van de Gemeenschap,

- een evaluatie van de eventuele gevolgen voor de veiligheid van personen en voor het milieu,

- opgave van een plan voor de verspreiding van de resultaten,

- alle andere inlichtingen die de gevraagde communautaire steun kunnen rechtvaardigen.

2. De Commissie neemt een besluit over het verlenen van steun aan deze projecten na raadpleging van een Raadgevend Comité dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten, en op de grondslag van de door dit Comité uitgebrachte adviezen.

Het Comité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

Het besluit van de Commissie wordt onverwijld medegedeeld aan de Raad, aan de Lid-Staten en aan het Europese Parlement. Het is van toepassing na een termijn van 15 werkdagen die ingaat op de datum waarop deze mededeling wordt ontvangen, indien geen enkele Lid-Staat de zaak tijdens deze termijn aan de Raad heeft voorgelegd.

Indien de zaak aan de Raad is voorgelegd, spreekt deze zich, binnen 30 werkdagen, uit over het besluit van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Verdrag.

Artikel 6

De door de Gemeenschap toegekende steun mag voor de concurrentieverhoudingen geen gevolgen hebben die onverenigbaar zijn met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag.

Artikel 7

1. De Commissie onderhandelt over de contracten die nodig zijn voor de verwezenlijking van de overeenkomstig artikel 5 gekozen projecten en zij sluit deze contracten. Daartoe stelt zij een standaardcontract op waarin de rechten en verplichtingen van elke partij, met name de wijze van eventuele terugbetaling van de verleende steun en de regels inzake de toegang tot, de verbreiding en de gebruikmaking van kennis, worden omschreven.

2. Degene(n) die verantwoordelijk is (zijn) voor de verwezenlijking van een project waarvoor de Gemeenschap steun toekent, dient (dienen) bij de Commissie ten minste eenmaal per jaar of op haar verzoek een verslag in over de nakoming van de contractuele verplichtingen jegens de Commissie en in het bijzonder over de stand van de werkzaamheden die betrekking hebben op het project en over de voor de uitvoering ervan gemaakte kosten.

3. De Commissie kan ter plaatse en aan de hand van bescheiden verificaties doen verrichten waardoor zij de uitvoering van het contract en in het bijzonder de stand van voortgang van het project en de verwezenlijking van het project kan volgen.

Tijdens de duur van de werkzaamheden en gedurende vijf jaar na voltooiing hebben de Commissie en de Rekenkamer of hun gemachtigden toegang tot de boekhouding betreffende de projecten waarvoor steun is toegekend.

Alle betrokken bescheiden moeten gedurende diezelfde periode bewaard blijven.

4. Wanneer de omvang van de financiële steun van de Gemeenschap en van het project dit rechtvaardigen, kan de Commissie als waarnemer aan de vergaderingen van de beheersinstanties van de projecten deelnemen voor zover in overleg met de initiatiefnemer in het contract is voorzien in een dergelijke deelneming.

Artikel 8

De in het kader van de toepassing van deze verordening verkregen informatie heeft een vertrouwelijk karakter.

Artikel 9

De Commissie legt het Parlement en de Raad om de twee jaar een verslag voor over de toepassing van deze verordening, waarin zij met name mededeling doet van de stand van zaken met betrekking tot de terugbetaling van de financiële steun.

Artikel 10

De uit hoofde van deze verordening toe te kennen bedragen worden jaarlijks in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen opgenomen.

Het voor de periode van 1 januari 1986 tot en met 31 december 1989 noodzakelijk geachte totale bedrag aan kredieten krachtens deze verordening beloopt 140 miljoen Ecu. Het dekt de financiële steun voor de gekozen projecten en de uitgaven voor de uitvoering van deze verordening.

Artikel 11

Verordening (EEG) nr. 3056/73 wordt ingetrokken.

Verordening (EEG) nr. 3056/73 blijft evenwel van toepassing op projecten naar aanleiding van uitnodigingen tot het indienen van projecten die voorheen op grond van die verordening zijn geschied.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 1989. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 20 december 1985.

Voor de Raad

De Voorzitter

R. KRIEPS

(1) PB nr. C 325 van 6. 12. 1984, blz. 6.

(2) PB nr. C 175 van 15. 7. 1985, blz. 279.

(3) PB nr. C 160 van 1. 7. 1985, blz. 13.

(4) PB nr. L 312 van 13. 11. 1973, blz. 1.

Top