This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31982R2150
Council Regulation (ECSC, EEC, Euratom) No 2150/82 of 28 July 1982 introducing special and temporary measures to terminate the service of officials of the European Communities consequent upon the accession of the Hellenic Republic
Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 2150/82 van de Raad van 28 juli 1982 tot vaststelling van bijzondere tijdelijke maatregelen betreffende de beëindiging van de dienst van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen in verband met de toetreding van de Helleense Republiek
Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 2150/82 van de Raad van 28 juli 1982 tot vaststelling van bijzondere tijdelijke maatregelen betreffende de beëindiging van de dienst van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen in verband met de toetreding van de Helleense Republiek
PB L 228 van 04/08/1982, p. 1–3
(DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(ES, PT)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1982
Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 2150/82 van de Raad van 28 juli 1982 tot vaststelling van bijzondere tijdelijke maatregelen betreffende de beëindiging van de dienst van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen in verband met de toetreding van de Helleense Republiek
Publicatieblad Nr. L 228 van 04/08/1982 blz. 0001 - 0003
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 01 Deel 3 blz. 0219
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 01 Deel 3 blz. 0219
***** VERORDENING (EGKS, EEG, EURATOM) Nr. 2150/82 VAN DE RAAD van 28 juli 1982 tot vaststelling van bijzondere tijdelijke maatregelen betreffende de beëindiging van de dienst van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen in verband met de toetreding van de Helleense Republiek DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, inzonderheid op artikel 24, Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na advies van het Comité voor het Statuut, Gezien het advies van het Europese Parlement (1), Gezien het advies van het Hof van Justitie, Overwegende dat in verband met de toetreding van de Helleense Republiek bijzondere tijdelijke maatregelen moeten worden vastgesteld met betrekking tot de beëindiging van de dienst, welke van kracht zijn tot en met 31 december 1982, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. Om redenen van dienstbelang zijn het Europese Parlement, de Raad en de Commissie tot en met 31 december 1982 gemachtigd om, ten einde rekening te houden met de behoeften ingevolge de toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Gemeenschappen, ten aanzien van hun ambtenaren in de rang A 3 die de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt, overeenkomstig onderstaande bepalingen maatregelen te nemen tot beëindiging van de dienst. 2. Het aantal ambtenaren dat voor deze maatregelen in aanmerking komt, mag voor het begrotingsjaar 1982 niet hoger liggen dan - 3 voor het Europese Parlement, - 2 voor de Raad, - 15 voor de Commissie. 3. Met inachtneming van het dienstbelang kiest de Instelling, na raadpleging van de Paritaire Commissie, de ambtenaren op wie zij deze maatregel toepast uit degenen die verzoeken om toepassing van een maatregel tot beëindiging van de dienst uit hoofde van lid 1. Artikel 2 1. De gewezen ambtenaar op wie de in artikel 1 bedoelde maatregel is toegepast, heeft recht op een maandelijkse vergoeding gelijk aan 70 % van het basissalaris dat behoort bij de rang en de salaristrap die de betrokkene bij zijn vertrek uit de dienst had en dat voorkomt in de tabel van artikel 66 van het Statuut die van kracht is op de eerste dag van de maand waarover de vergoeding moet worden betaald. 2. Het recht op deze vergoeding eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand waarin de gewezen ambtenaar de leeftijd van 65 jaar bereikt en in elk geval wanneer de betrokkene vóór deze leeftijd aan de voorwaarden voldoet om aanspraak te kunnen maken op het maximumbedrag van het ouderdomspensioen. De gewezen ambtenaar wordt dan ambtshalve in het genot gesteld van het ouderdomspensioen dat van kracht wordt op de eerste dag van de kalendermaand na die waarover de vergoeding voor de laatste maal werd betaald. 3. Op de in lid 1 bedoelde vergoeding wordt de aanpassingscoëfficiënt toegepast die is vastgesteld voor het binnen of buiten de Gemeenschap gelegen land waar de betrokkene aantoont zijn woonplaats te hebben. Indien de betrokkene zijn woonplaats kiest in een land waarvoor geen aanpassingscoëfficiënt is vastgesteld is de op de vergoeding toe te passen aanpassingscoëfficiënt gelijk aan 100. De vergoeding wordt uitgedrukt in Belgische frank. Zij wordt betaald in de valuta van het land waar de betrokkene zijn woonplaats heeft. Zij wordt evenwel in Belgische frank betaald indien daarop overeenkomstig de tweede alinea de aanpassingscoëfficiënt van 100 wordt toegepast. De vergoeding, uitbetaald in een andere valuta dan de Belgische frank, wordt berekend op basis van de pariteiten als bedoeld in artikel 63, tweede alinea, van het Statuut. 4. Het bedrag van de bruto-inkomsten die de betrokkene in een nieuwe werkkring geniet, wordt in mindering gebracht op de in lid 1 bedoelde vergoeding, voor zover deze inkomsten te zamen met deze vergoeding meer bedragen dan de laatste totale brutobezoldiging van de betrokkene, vastgesteld op basis van de salaristabel die van kracht is op de eerste dag van de maand waarover de vergoeding moet worden betaald. Op deze bezoldiging is de in lid 3 bedoelde aanpassingscoëfficiënt van toepassing. Onder de in de eerste alinea bedoelde bruto-inkomsten en de laatste totale brutobezoldiging worden verstaan de bedragen na aftrek van sociale lasten en vóór aftrek van belasting. De betrokkene is gehouden de schriftelijke bewijsstukken die verlangd kunnen worden, over te leggen en aan de Instelling mededeling te doen van alle gegevens die verandering kunnen brengen in zijn aanspraken op de vergoeding. 5. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 67 van het Statuut en van de artikelen 1, 2 en 3 van bijlage VII van het Statuut zijn de gezinstoelagen verschuldigd aan de rechthebbende op de in lid 1 bedoelde vergoeding; de hoogte van de kostwinnerstoelage wordt berekend op basis van deze vergoeding. 6. De betrokkene heeft voor zichzelf en zijn medeverzekerden recht op de prestaties van de in artikel 72 van het Statuut bedoelde regeling inzake sociale zekerheid, mits hij de desbetreffende bijdragen, berekend over het bedrag van de in lid 1 bedoelde vergoeding, betaalt en hij niet uit hoofde van een andere ziektekostenverzekering op grond van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen is verzekerd. 7. Gedurende de periode waarin het recht op de vergoeding bestaat, blijft de gewezen ambtenaar nieuwe rechten op ouderdomspensioen op de grondslag van het bij zijn rang en salaristrap behorende salaris verwerven, mits gedurende deze periode de in het Statuut op basis van dit salaris voorgeschreven pensioenbijdrage wordt betaald en zonder dat het totale pensioen meer kan bedragen dan het in artikel 77, tweede alinea, van het Statuut aangegeven maximum. Voor de toepassing van artikel 5 van bijlage VIII van het Statuut en van artikel 108 van het voormalig algemeen reglement van de EGKS wordt deze periode als diensttijd beschouwd. 8. Onverminderd artikel 1, lid 1, en artikel 22 van bijlage VIII van het Statuut heeft de overlevende echtgenoot van een gewezen ambtenaar die is overleden terwijl hij in het genot was van de in lid 1 bedoelde maandelijkse vergoeding, indien het huwelijk ten minste één jaar heeft geduurd op het tijdstip dat de betrokkene de dienst bij een Instelling heeft beëindigd, recht op een overlevingspensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen dat de gewezen ambtenaar zou hebben ontvangen indien hij daarop ongeacht zijn diensttijd of leeftijd, op het tijdstip van zijn overlijden aanspraak had kunnen maken. Het in de vorige alinea bedoelde overlevingspensioen mag niet lager zijn dan de in artikel 79, tweede alinea, van het Statuut bedoelde bedragen. Dit pensioen mag evenwel in geen geval meer bedragen dan de eerste uitbetaling van het ouderdomspensioen waarop de gewezen ambtenaar recht zou hebben gehad indien hij, wanneer hij in leven was gebleven, in het genot van ouderdomspensioen was gesteld, omdat hij geen recht meer had op de bovenbedoelde vergoeding. De voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk, als bedoeld in de eerste alinea, geldt niet indien uit een huwelijk, door de gewezen ambtenaar gesloten vóór beëindiging van de dienst, een of meer kinderen zijn geboren, voor zover de overlevende echtgenoot in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien. Hetzelfde geldt indien het overlijden van de gewezen ambtenaar te wijten is aan een van de omstandigheden bedoeld in artikel 17, tweede alinea in fine, van bijlage VIII van het Statuut. 9. Bij overlijden van een gewezen ambtenaar die in het genot is van de in lid 1 bedoelde vergoeding, hebben de te zijnen laste komende kinderen als bedoeld in artikel 2 van bijlage VII van het Statuut recht op een wezenpensioen overeenkomstig het bepaalde in artikel 80, eerste, tweede en derde alinea, van het Statuut en in artikel 21 van bijlage VIII van het Statuut. 10. Voor de toepassing van artikel 107 van het Statuut, alsmede van artikel 102, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, wordt het geval van de ambtenaar op wie de in lid 1 bedoelde maatregel toegepast wordt, gelijkgesteld met het geval van de ambtenaar die tot de leeftijd van 65 jaar in dienst blijft, op voorwaarde dat hij gedurende het tijdvak waarin hij de in artikel 2, lid 1, van deze verordening bedoelde vergoeding ontvangt, de bijdrage blijft betalen. Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 28 juli 1982. Voor de Raad De Voorzitter O. MOELLER (1) PB nr. C 101 van 4. 5. 1981, blz. 102.