Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 21982A0616(01)

Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Zweden op het gebied van een Europees programma voor onderzoek en ontwikkeling inzake recycling van stedelijk en industrieafval

PB L 174 van 21/06/1982, p. 31–40 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1985

Related Council decision

21982A0616(01)

Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Zweden op het gebied van een Europees programma voor onderzoek en ontwikkeling inzake recycling van stedelijk en industrieafval

Publicatieblad Nr. L 174 van 21/06/1982 blz. 0031 - 0040


++++

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Zweden op het gebied van een Europees programma voor onderzoek en ontwikkeling inzake recycling van stedelijk en industrieafval

DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP ,

hierna " de Gemeenschap " te noemen ,

en

DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN ,

hierna " Zweden " te noemen ,

OVERWEGENDE dat een Europees onderzoekprogramma inzake stedelijk en industrieafval een bijdrage kan leveren tot een economischer gebruik van natuurlijke hulpbronnen en tot vermindering van de milieuvervuiling door de oplossing van technische vraagstukken in verband met het beheer van afvalstoffen te vergemakkelijken ;

OVERWEGENDE dat de Raad van de Europese Gemeenschappen , hierna " de Raad " te noemen , bij besluit van 12 november 1979 een meerjarenprogramma voor onderzoek en ontwikkeling ( 1979-1983 ) heeft aangenomen inzake recycling van stedelijk en industrieafval ( secundaire grondstoffen ) , hierna " het communautaire programma " te noemen ;

OVERWEGENDE dat het Zweedse Parlement bij besluit van 27 mei 1981 een derde meerjarenprogramma ( 1981-1984 ) heeft aangenomen voor onderzoek en ontwikkeling op energiegebied met inbegrip van recycling van stedelijk en industrieafval ;

OVERWEGENDE dat de Gemeenschap en Zweden verwachten dat coordinatie van de onderzoeken ontwikkelingswerkzaamheden welke zij uitvoeren inzake recycling van stedelijk en industrieafval wederzijds voordelen zal opleveren ;

OVERWEGENDE dat de Raad op 18 juli 1978 overeenstemming heeft bereikt over bepaalde regelingen tot samenwerking in het kader van de Europese Samenwerking op het gebied van het Wetenschappelijk en Technisch Onderzoek ( COST ) ,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN :

Artikel 1

De Gemeenschap en Zweden , hierna " de overeenkomstsluitende partijen " te noemen , werken gedurende een periode die loopt tot en met 31 oktober 1983 samen aan een Europees programma voor onderzoek en ontwikkeling inzake recycling van stedelijk en industrieafval ( werkzaamheden onder contract en gecoordineerde werkzaamheden ) , hierna " het Europese programma " te noemen , als omschreven in bijlage A en bijlage B .

Artikel 2

De financiële bijdrage van de overeenkomstsluitende partijen in de uitvoering van het Europese programma wordt vastgesteld op maximaal 9 285 000 Ecu , te weten :

- 9 000 000 Ecu

van de Gemeenschap voor een periode van vier jaar te rekenen vanaf 1 november 1979 ;

- 285 000 Ecu

van Zweden voor de in artikel 1 genoemde periode . Dit bedrag is berekend door de verhouding tussen het bruto nationaal produkt van Zweden en het bruto nationaal produkt van de Gemeenschap en Zweden te zamen voor het jaar 1979 op de Gemeenschapsbijdrage toe te passen en door rekening te houden met de verhouding tussen de duur van deze Overeenkomst en de duur van het Gemeenschapsprogramma .

De Ecu is omschreven in het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en in de financiële bepalingen die uit hoofde van dat reglement zijn vastgesteld .

De voorschriften met betrekking tot de financiering van de Overeenkomst zijn vervat in bijlage C .

Artikel 3

Voor Zweedse personen en ondernemingen gelden dezelfde voorwaarden voor de indiening en evaluatie van voorstellen en voor het toekennen en afsluiten van contracten voor gezamenlijke rekening , als voor personen en ondernemingen uit de Gemeenschap .

Artikel 4

De Commissie van de Europese Gemeenschappen , hierna " de Commissie " te noemen , draagt zorg voor de uitvoering van de in bijlage A vermelde werkzaamheden onder contract en is verantwoordelijk voor de coordinatie van de werkzaamheden welke zijn vermeld in bijlage B .

Het Raadgevend Comité van het communautaire programma , hierna " het Comité " te noemen , wordt uitgebreid met ten hoogste drie vertegenwoordigers die door Zweden zijn aangewezen .

Mandaat en samenstelling van het Comité worden vastgesteld overeenkomstig de resolutie van de Raad van 18 juli 1977 betreffende de Raadgevende Comités inzake programmabeheer op het gebied van onderzoek , die is opgenomen in bijlage D .

Artikel 5

Het programma wordt eind 1982 opnieuw onderzocht ; dit kan leiden tot herziening van het programma volgens de passende procedures na raadpleging van het Comité .

Artikel 6

De verspreiding van de kennis die is verkregen dank zij de uitvoering van de in bijlage A vermelde werkzaamheden onder contract , vindt plaats overeenkomstig de verordening van de Raad van 17 september 1974 tot vaststelling van de regels voor de verspreiding van kennis betreffende onderzoekprogramma's voor de Europese Economische Gemeenschap . Voor Zweden en Zweedse personen en ondernemingen gelden dezelfde rechten en plichten als die welke in deze verordening zijn neergelegd voor de Lid-Staten en personen en ondernemingen die zich bezighouden met onderzoek of produktie op het grondgebied van een Lid-Staat .

Artikel 7

1 . Volgens een door de Commissie na overleg met het Comité vast te stellen procedure wisselen Zweden en de Lid-Staten van de Gemeenschap die deelnemen aan de in bijlage B vermelde werkzaamheden , hierna " de deelnemende Staten " te noemen , en de Gemeenschap regelmatig alle nuttige gegevens uit , welke voortvloeien uit het aan deze werkzaamheden verbonden onderzoek . De deelnemende Staten verstrekken de Commissie alle gegevens die van belang zijn voor de coordinatie . Zij stellen bovendien alles in het werk om de Commissie gegevens te verstrekken over soortgelijk onderzoek dat door andere instanties wordt gepland of verricht . Deze informatie wordt vertrouwelijk behandeld indien de deelnemende Staat die haar verstrekt , daar om verzoekt .

2 . De Commissie stelt elk jaar op grond van de verstrekte gegevens een verslag op over de stand van de werkzaamheden ; zij zendt dit toe aan de deelnemende Staten .

3 . Aan het einde van de voor de gecoordineerde actie vastgestelde periode zendt de Commissie in overleg met het Comité de deelnemende Staten een uitvoerig verslag toe over de uitvoering en de resultaten van de gecoordineerde werkzaamheden . Zij publiceert dit verslag binnen zes maanden na deze toezending , tenzij een deelnemende Staat hiertegen bezwaar aantekent . In dat geval wordt het rapport vertrouwelijk behandeld en in overleg met het Comité alleen toegezonden aan de instellingen en ondernemingen die zodanige onderzoek - of produktiewerkzaamheden verrichten dat toegang tot de resultaten van het onderzoek waarop de gecoordineerde werkzaamheden betrekking hebben , gerechtvaardigd is .

Artikel 8

Indien een hunner daarom verzoekt , treden de overeenkomstsluitende partijen met elkaar in overleg over problemen in verband met de toepassing van de Overeenkomst .

Artikel 9

Deze Overeenkomst is van toepassing enerzijds op de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van toepassing is onder de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden , en , anderzijds , op het grondgebied van het Koninkrijk Zweden .

Artikel 10

1 . Na de ondertekening van deze Overeenkomst stelt elke overeenkomstsluitende partij de Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen zo spoedig mogelijk in kennis van de voltooiing van de uit hoofde van haar interne bepalingen vereiste procedures voor de inwerkingtreding van de Overeenkomst .

2 . Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de tweede overeenkomstsluitende partij de in lid 1 bedoelde kennisgeving heeft verricht .

Voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst mag Zweden al deelnemen aan de werkzaamheden van het Comité .

3 . Gedurende zes maanden na de datum van inwerkingtreding staat deze Overeenkomst open voor toetreding door de andere Europese staten die hebben deelgenomen aan de op 22 en 23 november 1971 te Brussel gehouden Ministeriële Conferentie . De akten van toetreding worden nedergelegd bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen .

Een staat die toetreedt tot deze Overeenkomst wordt overeenkomstsluitende partij in de zin van artikel 1 op de datum van nederlegging van de akte van toetreding ; verwijzingen naar " Zweden " en " Zweedse " in de artikelen 3 , 4 , 6 , 7 en 9 gelden dan tevens als verwijzingen naar die toetredende staat . Elke toetredende staat draagt bij tot de tenuitvoerlegging van het programma onder de in artikel 2 voor Zweden bepaalde voorwaarden .

4 . De Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen stelt elke overeenkomstsluitende partij in kennis van de nederlegging van de in lid 1 bedoelde kennisgevingen , van de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst en van de nederlegging van de in lid 3 bedoelde akten van toetreding .

Artikel 11

Deze Overeenkomst , opgesteld in één exemplaar in de Deense , de Duitse , de Engelse , de Franse , de Griekse , de Italiaanse en de Nederlandse taal , zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek , wordt nedergelegd in het archief van het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen dat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift doet toekomen aan elke overeenkomstsluitende partij .

BIJLAGE A

PROGRAMMA VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING

Onderzoekobjecten * Te coordineren werkzaamheden * Werkzaamheden onder contract *

ONDERZOEKGEBIED I * * *

Sortering van huisvull * * *

1 . Evaluatie van sorteringsprojecten * X * - *

2 . Methoden voor bemonstering en analyse van huisvuil * X * - *

3 . Evaluatie van de gevaren voor de gezondheid * X * - *

4 . Technologie voor de scheiding van los huisvuil * X * X *

5 . Terugwinning van materialen * * *

5.1 . Papier * X * X *

5.2 . Kunststoffen * X * X *

5.3 . Non-ferrometalen * X * - *

6 . Terugwinning van energie * X * X *

7 . Nieuwe inzamelings - en transportsystemen * X * - *

ONDERZOEKGEBIED II * * *

Thermische bewerking van afval * * *

1 . Het stoken van uit afval afgeleide brandstof ( WDF ) * zie I.6 * zie I.6 *

2 . Pyrolyse en vergassing * X * X *

3 . Terugwinning van metalen en glas uit residuen * X * - *

ONDERZOEKGEBIED III * * *

Gisting en hydrolyse * * *

1 . Anaërobe afbraak * X * X *

2 . Hydrolyse van koolhydraten * X * X *

3 . Compostering * X * - *

ONDERZOEKGEBIED IV ( 1 ) * * *

Terugwinning van rubberafval * * *

1 . Loopvlakvernieuwing * * *

2 . Verkleining * X * - *

3 . Regeneratie en recycling van rubberpoeder * X * - *

4 . Pyrolyse * X * - *

Toewijzing der middelen als richtsnoer voor de Commissie en het Comité voor de uitvoering van het programma :

Onderzoekgebied I : 45 % - 50 %

Onderzoekgebied II : 15 % - 25 %

Onderzoekgebied III : 20 % - 40 %

Onderzoekgebied IV ( 1 ) : 5 % - 15 % .

( 1 ) De mogelijkheid van werkzaamheden onder contract voor dit gebied zal opnieuw worden bezien in het licht van de opgedane ervaring . Als tot dergelijke werkzaamheden mocht worden besloten , dan zou het dienstig zijn de minimumtoewijzing voor onderzoekgebied IV te verhogen tot 10 % .

BIJLAGE B

TE COORDINEREN WERKZAAMHEDEN

DEELNEMING VAN DE LID-STATEN EN ZWEDEN PER ONDERZOEKOBJECT

Onderzoekobjecten * Verdeling van de te coordineren werkzaamheden *

* B/L * DK * D * F * IRL * I * NL * VK * Z *

ONDERZOEKGEBIED I * * * * * * * * * *

Sortering van huisvuil * * * * * * * * * *

1 . Evaluatie van sorteringsprojecten * X * * X * * X * X * X * X * *

2 . Methoden voor bemonstering en analyse van huisvuil * X * X * X * X * X * X * X * X * X *

3 . Evaluatie van de gevaren voor de gezondheid * * * X * * X * X * * X * *

4 . Technologie voor de scheiding van los huisvuil * X * X * X * * * X * X * * *

4.1 . Scheiding door middel van lucht * * * * X * * X * * * *

4.2 . Verkleinen - scheiden * * * * X * * X * * X * *

4.3 . Nieuwe scheidingstechnieken * * * * X * * X * * * *

5 . Terugwinning van materialen * * * * * * X * X * * X *

5.1 . Papier * X * * X * X * * X * X * * X *

5.2 . Kunststoffen * X * X * X * X * * X * X * * X *

5.3 . Non-ferrometalen * X * * X * X * * X * X * * X *

6 . Terugwinning van energie * X * * X * * X * X * X * * X *

7 . Nieuwe inzamelings - en transportsystemen * * * X * * * X * X * * *

ONDERZOEKGEBIED II * * * * * * * * * *

Thermische bewerking van afval * * * * * * * * * *

1 . Het stoken van uit afval afgeleide brandstof ( WDF ) * X * * X * * X * X * X * * X *

2 . Pyrolyse en vergassing * X * * X * * * X * X * X * X *

3 . Terugwinning van metalen en glas uit residuen * X * * X * X * * X * X * * *

ONDERZOEKGEBIED III * * * * * * * * * *

Gisting en hydrolyse * * * * * * * * * *

1 . Anaerobe afbraak * X * X * X * X * X * X * * X * *

2 . Hydrolyse van koolhydraten * X * X * X * * X * X * * X * *

3 . Compostering * X * X * X * X * * X * * X * *

ONDERZOEKGEBIED IV * * * * * * * * * *

Terugwinning van rubberafval * * * * * * * * * *

1 . Loopvlakvernieuwing * * X * X * X * * X * X * * *

2 . Verkleining * * * X * X * * X * X * * *

3 . Regeneratie en recycling van rubberpoeder * * * X * X * * X * X * * *

4 . Pyrolyse * X * * X * * * X * X * * *

BIJLAGE C

VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE FINANCIERING

Artikel 1

Deze bepalingen behelzen de voorschriften met betrekking tot de financiering als bedoeld in artikel 2 van de Overeenkomst .

Artikel 2

Aan het begin van elk begrotingsjaar zendt de Commissie aan Zweden een uitnodiging tot het storten van de bedragen die overeenkomen met het Zweedse aandeel in de jaarlijkse kosten van de Overeenkomst , berekend naar rato van de maximumbedragen vastgelegd in artikel 2 van de Overeenkomst .

Deze bijdrage wordt zowel in Ecu als in de munteenheid van de betrokken staat uitgedrukt , waarbij de waarde van de Ecu is bepaald in het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen , en wordt vastgesteld op het tijdstip waarop tot het storten van de bedragen wordt uitgenodigd .

Al deze bijdragen dienen , behalve voor de eigenlijke uitvoeringskosten , ter dekking van de reis - en verblijfkosten van de gedelegeerden in het Comité .

Zweden stort zijn jaarlijkse bijdrage in de kosten van de Overeenkomst aan het begin van elk jaar en uiterlijk op 31 maart . Elke vertraging in de storting van de jaarlijkse bijdrage geeft aanleiding tot het betalen door Zweden van rente ten bedrage van de hoogste discontovoet die in de deelnemende staten op de vervaldatum wordt toegepast . Deze rente wordt verhoogd met 0,25 punt per maand vertraging . De aldus verhoogde rente geldt voor de gehele periode van de vertraging . De rente is evenwel alleen verschuldigd als de betaling wordt verricht meer dan drie maanden nadat van de Commissie de uitnodiging tot het storten van de bedragen is uitgegaan .

Artikel 3

De door Zweden gestorte bedragen worden als krediet voor het betrokken programma geboekt bij de budgettaire ontvangsten op een post op de staat van ontvangsten van de begroting van de Commissie .

Artikel 4

Het indicatieve tijdschema van de uitvoeringskosten bedoeld in artikel 2 van de Overeenkomst is aan deze bijlage gehecht .

Artikel 5

Het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het beheer van de kredieten .

Artikel 6

Aan het einde van elk begrotingsjaar wordt een rapport opgesteld over de stand van de kredieten met betrekking tot het Europese programma , dat ter informatie aan Zweden wordt toegestuurd .

Aanhangsel

Indicatief tijdschema bedoeld in artikel 4 van bijlage C

* 1979 - 1981 * 1982 * 1983 * 1984 * Totaal *

* VK * BK * VK * BK * VK * BK * VK * BK * VK * BK *

1 . Aanvankelijke raming van de totale behoeften * * * * * * * * * * *

- Personeel * 470 700 * 470 700 * 245 000 * 245 000 * 264 000 * 264 000 * - * - * 979 700 * 979 700 *

- Huishoudelijke uitgaven * 295 000 * 295 000 * 245 000 * 245 000 * 264 000 * 264 000 * - * - * 804 000 * 804 000 *

- Contracten * 5 010 300 * 2 160 300 * 1 263 000 * 1 063 000 * 943 000 * 2 472 000 * - * 1 521 000 * 7 216 300 * 7 216 300 *

Totaal * 5 776 000 * 2 926 000 * 1 753 000 * 1 553 000 * 1 471 000 * 3 000 000 * - * 1 521 000 * 9 000 000 * 9 000 000 *

2 . Herziene raming van de uitgaven in het licht van de aanvullende behoeften ten gevolge van de toetreding van Zweden * * * * * * * * * * *

- Personeel * 470 700 * 470 700 * 245 000 * 245 000 * 264 000 * 264 000 * - * - * 979 700 * 979 700 *

- Huishoudelijke uitgaven * 295 000 * 295 000 * 245 000 * 245 000 * 264 000 * 264 000 * - * - * 804 000 * 804 000 *

- Contracten * 5 010 300 * 2 160 300 * 1 463 000 * 1 263 000 * 1 028 000 * 2 557 000 * - * 1 521 000 * 7 501 300 * 7 501 300 *

Nieuw totaal * 5 776 000 * 2 926 000 * 1 953 000 * 1 753 000 * 1 556 000 * 3 085 000 * - * 1 521 000 * 9 285 000 * 9 285 000 *

3 . Verschil tussen 1 en 2 te dekken door de bijdrage van Zweden * - * - * 200 000 * 200 000 * 85 000 * 85 000 * - * - * 285 000 * 285 000 *

VK = Vastleggingskredieten .

BK = Betalingskredieten .

BIJLAGE D

RESOLUTIE VAN DE RAAD

van 18 juli 1977

betreffende de Raadgevende Comités inzake programmabeheer op het gebied van onderzoek

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN NEEMT DE VOLGENDE RESOLUTIE AAN :

1 . Raadgevende Comités inzake programmabeheer worden op de volgende gebieden ingesteld , dan wel gehandhaafd :

A . DIRECTE ACTIES ( 1 ) :

- reactorveiligheid ,

- plutoniumsplijtstoffen en actinidenonderzoek ,

- metingen , standaarden en referentietechnieken ( METRE ) - gebied van de kernenergie ,

- exploitatie van de HFR-reactor ,

- materialen voor hoge temperaturen ,

- informatica ,

- controle op splijtbaar materiaal .

B . INDIRECTE ACTIES ( 1 ) :

- terugvoer van plutonium in licht-waterreactoren ,

- energiebesparing ,

- geothermische energie ,

- systeemanalyse : uitwerking van modellen ,

- biologie - bescherming van de gezondheid ( stralingsbescherming ) .

C . DIRECTE ( 2 ) EN INDIRECTE ACTIES ( 1 ) :

- zonneënergie ,

- produktie en gebruik van waterstof ,

- milieu en hulpbronnen ,

- referentiematerialen en -methoden ,

- beheer en opslag van radioactieve afvalstoffen ,

- kernversmelting en plasmafysica .

Het niet-nucleaire gedeelte van het programma " Metingen , standaarden en referentietechnieken ( METRE ) " ( directe actie ) wordt toegewezen aan het Raadgevend Comité inzake programmabeheer , referentiematerialen en methoden ( indirecte actie ) .

Het programma " Beheer van kernmaterialen en radioactieve afvalstoffen " ( directe actie ) wordt toegewezen aan het Raadgevend Comité inzake programmabeheer " Beheer en opslag van radioactieve afvalstoffen " ( indirecte actie ) .

Het programma " Technologie van kernversmelting " ( directe actie ) wordt toegewezen aan de Verbindingsgroep voor de indirecte actie " Kernversmelting en plasmafysica " , van welke groep het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek lid is en die onder de bepalingen van deze resolutie valt ; deze groep blijft overigens de hem verder opgedragen taken uitoefenen .

Het gedeelte van het programma " Milieu en hulpbronnen " ( directe actie ) betreffende de " vernieuwbare bronnen " wordt toegewezen aan het Permanent Comité voor onderzoek in de landbouw ( PCOL ) ( 3 ) .

2 . Onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie bij de uitvoering van de programma's heeft elk comité tot taak om in het kader van zijn raadgevende rol bij te dragen tot de optimale uitvoering van het programma dat onder zijn bevoegdheid valt , met name de uitvoerige omschrijving van de projecten , en de resultaten te beoordelen , alsmede een betere samenhang ( 4 ) te waarborgen tussen de uitvoering van de programma's op communautair vlak en de desbetreffende werkzaamheden inzake onderzoek en ontwikkeling die in de Lid-Staten worden verricht .

3 . De comités op het gebied van de directe acties kunnen door het Algemeen Raadgevend Comité ( ARC ) , opgericht bij Besluit 71/57/Euratom van de Commissie ( 5 ) , worden geraadpleegd over de ontwerpen voor de herziening der lopende programma's , alsmede over de ontwerpen van toekomstige onderzoekprogramma's .

4 . De comités op het gebied van de indirecte acties worden geraadpleegd over de ontwerpen voor de herziening van de lopende programma's , alsmede over de ontwerpen van toekomstige onderzoekprogramma's , en voorts over de keuze van de " projectleiders " alsmede van de laboratoria waaraan de werkzaamheden worden toevertrouwd .

5 . De comités op de gebieden waar directe actie en indirecte actie naast elkaar bestaan , verrichten hun taak met name ten einde een gelijksoortige behandeling van deze beide acties te waarborgen .

6 . Elk comité brengt adviezen uit die door het secretariaat worden voorbereid en ter goedkeuring aan het comité worden voorgelegd . Elk lid van een comité kan erom verzoeken dat zijn mening in deze adviezen wordt weergegeven . Deze adviezen worden aan de Commissie toegezonden ; een afschrift ervan wordt aan de Raad gericht .

7 . Elk comité omvat ten hoogste :

a ) voor de delegatie van de Commissie , drie ambtenaren die door deze Instelling zijn aangewezen ;

b ) voor de delegaties van de Lid-Staten , drie deskundigen die volgens de criteria die zij het meest passend acht worden aangewezen door elke van de Regeringen der Lid-Staten die aan het beoogde programma deelnemen , waarbij de afwezigheid van deskundigen van een regering niet belet dat het comité op geldige wijze zitting heeft .

Bij wijze van uitzondering kan in onderling overleg tussen de delegaties van deze bepalingen worden afgeweken .

8 . Elk comité wijst op het voorstel van de delegatie der Commissie zijn voorzitter aan voor een periode van één jaar .

9 . Het secretariaat van de comités staat onder het gezag van de voorzitter van elk comité en wordt waargenomen door ambtenaren van de Commissie , die daartoe ter beschikking van het comité worden gesteld .

10 . Elk comité vergadert in beginsel driemaal per jaar .

11 . Deze resolutie vervangt de resoluties van de Raad van 30 juni 1969 , 22 juli 1972 , 19 november 1973 , 10 december 1973 , 17 december 1974 , 26 juni 1975 en 22 augustus 1975 , tot instelling van de Raadgevende Comités inzake programmabeheer .

( 1 ) Programma vastgesteld bij Besluit 77/488/EEG , Euratom ( PB nr . L 200 van 8 . 8 . 1977 ) .

( 2 ) Programma's vastgesteld bij de besluiten :

- 74/642/Euratom ( PB nr . L 349 van 28 . 12 . 1974 , blz . 61 ) ,

- 75/406/Euratom ( PB nr . L 178 van 9 . 7 . 1975 , blz . 28 ) ,

- 75/510/EEG ( PB nr . L 231 van 2 . 9 . 1975 , blz . 1 ) ,

- 76/309/Euratom ( PB nr . L 74 van 20 . 3 . 1976 , blz . 32 ) ,

- 76/310/EEG ( PB nr . L 74 van 20 . 3 . 1976 , blz . 34 ) ,

- 76/311/EEG ( PB nr . L 74 van 20 . 3 . 1976 , blz . 36 ) ,

- 76/345/Euratom ( PB nr . L 90 van 3 . 4 . 1976 , blz . 12 ) ,

- 77/54/EEG ( PB nr . L 10 van 13 . 1 . 1977 , blz . 28 ) .

( 3 ) PB nr . L 200 van 8 . 8 . 1977 .

( 4 ) Het begrip " samenhang " heeft alleen betrekking op de uitvoering der communautaire programma's en niet op de coordinatie van de nationale programma's .

( 5 ) PB nr . L 16 van 20 . 1 . 1971 , blz . 14 .

Top