This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 12007L001
Treaty of Lisbon amending the Treaty on European Union and the Treaty establishing the European Community, signed at Lisbon, 13 December 2007 - AMENDMENTS TO THE TREATY ON EUROPEAN UNION AND TO THE TREATY ESTABLISHING THE EUROPEAN COMMUNITY - Article 1
Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, ondertekend te Lissabon, 13 december 2007 - WIJZIGINGEN VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE EUROPESE UNIE EN VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP - Artikel 1
Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, ondertekend te Lissabon, 13 december 2007 - WIJZIGINGEN VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE EUROPESE UNIE EN VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP - Artikel 1
PB C 306 van 17/12/2007, p. 10–41
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, ondertekend te Lissabon, 13 december 2007 - WIJZIGINGEN VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE EUROPESE UNIE EN VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP - Artikel 1
Publicatieblad Nr. 306 van 17/12/2007 blz. 0010 - 0041
Artikel 1 Het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. PREAMBULE 1) De preambule wordt als volgt gewijzigd: a) de volgende tekst wordt ingevoegd als tweede overweging: "GEÏNSPIREERD door de culturele, religieuze en humanistische tradities van Europa, die ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van de universele waarden van de onschendbare en onvervreemdbare rechten van de mens en van vrijheid, democratie, gelijkheid en de rechtsstaat;"; b) In de zevende overweging, thans de achtste, wordt "in dit Verdrag" vervangen door "in dit Verdrag en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie" c) In de elfde overweging, thans de twaalfde, wordt "in dit Verdrag" vervangen door "in dit Verdrag en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie" ALGEMENE BEPALINGEN 2) Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: a) aan de eerste alinea wordt de volgende zinsnede toegevoegd: "..., waaraan de lidstaten bevoegdheden toedelen om hun gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken."; b) de derde alinea wordt vervangen door: "De Unie is gegrond op dit Verdrag en op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna "de Verdragen te noemen"). Deze twee Verdragen hebben dezelfde rechtskracht. De Unie treedt in de plaats van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is.". 3) Een nieuw artikel 1 bis wordt ingevoegd: "Artikel 1 bis De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.". 4) Artikel 2 wordt vervangen door: "Artikel 2 1. De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen. 2. De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie, en voorkoming en bestrijding van criminaliteit. 3. De Unie brengt een interne markt tot stand. Zij zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa, op basis van een evenwichtige economische groei en van prijsstabiliteit, een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en van een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. De Unie bevordert wetenschappelijke en technische vooruitgang. De Unie bestrijdt sociale uitsluiting en discriminatie, en bevordert sociale rechtvaardigheid en bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de solidariteit tussen generaties en de bescherming van de rechten van het kind. De Unie bevordert de economische, sociale en territoriale samenhang, en de solidariteit tussen de lidstaten. De Unie eerbiedigt haar rijke verscheidenheid van cultuur en taal en ziet toe op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed. 4. De Unie stelt een economische en monetaire unie in die de euro als munt heeft. 5. In de betrekkingen met de rest van de wereld handhaaft de Unie haar waarden en belangen en zet zich ervoor in, en draagt zij bij tot de bescherming van haar burgers. Zij draagt bij tot de vrede, de veiligheid, de duurzame ontwikkeling van de aarde, de solidariteit en het wederzijds respect tussen de volkeren, de vrije en eerlijke handel, de uitbanning van armoede en de bescherming van de mensenrechten, in het bijzonder de rechten van het kind, alsook tot de strikte eerbiediging en ontwikkeling van het internationaal recht, met inbegrip van de inachtneming van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties. 6. De Unie streeft deze doelstellingen met passende middelen na, naar gelang van de bevoegdheden die haar daartoe in de Verdragen zijn toegedeeld.". 5) Artikel 3 wordt geschrapt en artikel 3 bis wordt ingevoegd: "Artikel 3 bis 1. Overeenkomstig artikel 3 ter behoren bevoegdheden die in de Verdragen niet aan de Unie zijn toegedeeld, toe aan de lidstaten. 2. De Unie eerbiedigt de gelijkheid van de lidstaten voor de Verdragen, alsmede hun nationale identiteit die besloten ligt in hun politieke en constitutionele basisstructuren, waaronder die voor regionaal en lokaal zelfbestuur. Zij eerbiedigt de essentiële staatsfuncties, met name de verdediging van de territoriale integriteit van de staat, de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de nationale veiligheid. Met name de nationale veiligheid blijft de uitsluitende verantwoordelijkheid van elke lidstaat. 3. Krachtens het beginsel van loyale samenwerking respecteren de Unie en de lidstaten elkaar en steunen zij elkaar bij de vervulling van de taken die uit de Verdragen voortvloeien. De lidstaten treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die geschikt zijn om de nakoming van de uit de Verdragen of uit de handelingen van de instellingen van de Unie voortvloeiende verplichtingen te verzekeren. De lidstaten vergemakkelijken de vervulling van de taak van de Unie en onthouden zich van alle maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie in gevaar kunnen brengen." 6) Artikel 3 ter wordt ingevoegd, dat artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vervangt: "Artikel 3 ter 1. De afbakening van de bevoegdheden van de Unie wordt beheerst door het beginsel van bevoegdheidstoedeling. De uitoefening van die bevoegdheden wordt beheerst door de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. 2. Krachtens het beginsel van bevoegdheidstoedeling handelt de Unie enkel binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de Verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Bevoegdheden die in de Verdragen niet aan de Unie zijn toegedeeld, behoren toe aan de lidstaten. 3. Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie op de gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt. De instellingen van de Unie passen het subsidiariteitsbeginsel toe overeenkomstig het protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. De nationale parlementen zien er volgens de in dat protocol vastgelegde procedure op toe dat het subsidiariteitsbeginsel wordt geëerbiedigd. 4. Krachtens het evenredigheidsbeginsel gaan de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. De instellingen van de Unie passen het evenredigheidsbeginsel toe overeenkomstig het protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid." 7) De artikelen 4 en 5 worden ingetrokken. 8) Artikel 6 wordt vervangen door: "Artikel 6 1. De Unie erkent de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgesteld in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 7 december 2000, als aangepast op 12 december 2007 te Straatsburg, dat dezelfde rechtskracht als de Verdragen heeft. De bepalingen van het Handvest houden geenszins een verruiming in van de bevoegdheden van de Unie zoals bepaald bij de Verdragen. De rechten, vrijheden en beginselen van het Handvest worden uitgelegd overeenkomstig de algemene bepalingen van titel VII van het Handvest betreffende de uitlegging en toepassíng ervan, waarbij de in het Handvest bedoelde toelichtingen, waarin de bronnen van deze bepalingen vermeld zijn, terdege in acht genomen worden. 2. De Unie treedt toe tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Die toetreding wijzigt de bevoegdheden van de Unie, zoals bepaald in de Verdragen, niet. 3. De grondrechten, zoals zij worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij voortvloeien uit de constitutionele tradities die de lidstaten gemeen hebben, maken als algemene beginselen deel uit van het recht van de Unie." 9) Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: a) in het hele artikel wordt "instemming" vervangen door "goedkeuring", de verwijzing naar de schending "van in artikel 6, lid 1, genoemde beginselen" wordt vervangen door een verwijzing naar de schending "van de in artikel 1 bis bedoelde waarden", en "van dit Verdrag" wordt vervangen door "van de Verdragen" en het woord "Commissie" wordt vervangen door "Europese Commissie"; b) in lid 1, eerste alinea, eerste zin, wordt "…en die lidstaat passende aanbevelingen doen" geschrapt; in de laatste zin wordt "…en kan hij volgens dezelfde procedure onafhankelijke personen vragen binnen een redelijke termijn een verslag over de situatie in die lidstaat voor te leggen" vervangen door "…en kan hij die lidstaat volgens dezelfde procedure aanbevelingen doen."; c) in lid 2 wordt "De Raad, in de samenstelling van staatshoofden en regeringsleiders, kan met eenparigheid van stemmen…" vervangen door "De Europese Raad kan met eenparigheid van stemmen…", en "...de regering van de lidstaat in kwestie…" wordt vervangen door "…de lidstaat in kwestie..."; d) de leden 5 en 6 worden vervangen door: "5. De stemprocedures die in het kader van dit artikel gelden voor het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad worden vastgesteld in artikel 309 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie." 10) Het volgende nieuwe artikel 7 bis wordt ingevoegd: "Artikel 7 bis 1. De Unie ontwikkelt met de naburige landen bijzondere betrekkingen, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tot stand te brengen welke stoelt op de waarden van de Unie en welke gekenmerkt wordt door nauwe en vreedzame betrekkingen die gebaseerd zijn op samenwerking. 2. Voor de toepassing van lid 1 kan de Unie met de betrokken landen specifieke overeenkomsten sluiten. Die overeenkomsten kunnen wederkerige rechten en verplichtingen omvatten en tevens voorzien in de mogelijkheid gemeenschappelijk op te treden. Over de uitvoering van de overeenkomsten wordt op gezette tijden overleg gepleegd." 11) De bepalingen van titel II worden opgenomen in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, zoals gewijzigd en voortaan Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genoemd. DEMOCRATISCHE BEGINSELEN 12) Titel II en artikel 8 worden vervangen door: "TITEL II BEPALINGEN INZAKE DE DEMOCRATISCHE BEGINSELEN Artikel 8 De Unie eerbiedigt in al haar activiteiten het beginsel van gelijkheid van haar burgers, die gelijke aandacht genieten van haar instellingen, organen en instanties. Burger van de Unie is eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit. Het burgerschap van de Unie komt naast het nationale burgerschap en treedt niet in de plaats daarvan. Artikel 8 A 1. De werking van de Unie is gegrond op de representatieve democratie. 2. De burgers worden op het niveau van de Unie rechtstreeks vertegenwoordigd in het Europees Parlement. De lidstaten worden in de Europese Raad vertegenwoordigd door hun staatshoofd of hun regeringsleider en in de Raad door hun regering, die zelf democratische verantwoording verschuldigd zijn aan hun nationale parlement of aan hun burgers. 3. Iedere burger heeft het recht aan het democratisch bestel van de Unie deel te nemen. De besluitvorming vindt plaats op een zo open mogelijke wijze, en zo dicht bij de burgers als mogelijk is. 4. De politieke partijen op Europees niveau dragen bij tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de Unie. Artikel 8 B 1. De instellingen bieden de burgers en de representatieve organisaties langs passende wegen de mogelijkheid hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en daarover in het openbaar in discussie te treden. 2. De instellingen voeren een open, transparante en regelmatige dialoog met representatieve organisaties en met het maatschappelijk middenveld. 3. Ter wille van de samenhang en de transparantie van het optreden van de Unie pleegt de Europese Commissie op ruime schaal overleg met de betrokken partijen. 4. Wanneer ten minste één miljoen burgers van de Unie, afkomstig uit een significant aantal lidstaten, van oordeel zijn dat inzake een aangelegenheid een rechtshandeling van de Unie nodig is ter uitvoering van de Verdragen, kunnen zij het initiatief nemen de Europese Commissie te verzoeken binnen het kader van de haar toegedeelde bevoegdheden een passend voorstel daartoe in te dienen. De procedures en voorwaarden voor de indiening van een dergelijk initiatief worden vastgesteld overeenkomstig artikel 21, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Artikel 8 C De nationale parlementen dragen actief bij tot de goede werking van de Unie: a) door zich door de instellingen van de Unie te laten informeren en door zich ontwerpen van wetgevingshandelingen van de Unie te laten toezenden, overeenkomstig het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie; b) door erop toe te zien dat het beginsel van subsidiariteit wordt geëerbiedigd overeenkomstig de procedures bedoeld in het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid; c) door, in het kader van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, deel te nemen aan de mechanismen voor de evaluatie van de uitvoering van het beleid van de Unie in die ruimte, overeenkomstig artikel 61 C van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en door betrokken te worden bij het politieke toezicht op Europol en de evaluatie van de activiteiten van Eurojust, overeenkomstig de artikelen 69 G en 69 D van dat Verdrag; d) door deel te nemen aan de procedures voor de herziening van de Verdragen, overeenkomstig artikel 48 van dit Verdrag; e) door zich in kennis te laten stellen van verzoeken om toetreding tot de Unie, overeenkomstig artikel 49 van dit Verdrag; f) door deel te nemen aan de interparlementaire samenwerking tussen de nationale parlementen en met het Europees Parlement, overeenkomstig het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie." INSTELLINGEN 13) De bepalingen van titel III worden ingetrokken. Het opschrift van titel III wordt vervangen door: "TITEL III BEPALINGEN BETREFFENDE DE INSTELLINGEN" 14) Artikel 9 wordt vervangen door: "Artikel 9 1. De Unie beschikt over een institutioneel kader, dat ertoe strekt haar waarden uit te dragen, haar doelstellingen na te streven, haar belangen en de belangen van haar burgers en van de lidstaten te dienen, en de samenhang, de doeltreffendheid en de continuïteit van haar beleid en haar optreden te verzekeren. De instellingen van de Unie zijn: - het Europees Parlement, - de Europese Raad, - de Raad, - de Europese Commissie, (hierna te noemen "de Commissie"), - het Hof van Justitie van de Europese Unie, - de Europese Centrale Bank - de Rekenkamer 2. Iedere instelling handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar in de Verdragen zijn toegedeeld en volgens de daarin bepaalde procedures, voorwaarden en doelstellingen. De instellingen werken loyaal samen. 3. De bepalingen inzake de Europese Centrale Bank en de Rekenkamer alsmede nadere bepalingen inzake de andere instellingen staan in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 4. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie worden bijgestaan door een Economisch en Sociaal Comité en een Comité van de Regio's, die een adviserende taak hebben." 15) Het volgende artikel 9 A wordt ingevoegd: "Artikel 9 A 1. Het Europees Parlement oefent samen met de Raad de wetgevingstaak en de begrotingstaak uit. Het oefent onder de bij de Verdragen bepaalde voorwaarden politieke controle en adviserende taken uit. Het kiest de voorzitter van de Commissie. 2. Het Europees Parlement bestaat uit vertegenwoordigers van de burgers van de Unie. Hun aantal bedraagt niet meer dan zevenhonderdvijftig, plus de voorzitter. De burgers zijn degressief evenredig vertegenwoordigd, met een minimum van zes leden per lidstaat. Geen enkele lidstaat krijgt meer dan zesennegentig zetels toegewezen. De Europese Raad stelt met eenparigheid van stemmen op initiatief van en na goedkeuring door het Europees Parlement een besluit inzake de samenstelling van het Europees Parlement vast, met inachtneming van de in de eerste alinea genoemde beginselen. 3. De leden van het Europees Parlement worden door middel van rechtstreekse, vrije en geheime algemene verkiezingen voor een periode van vijf jaar gekozen. 4. Het Europees Parlement kiest uit zijn leden de voorzitter en het bureau." 16) Het volgende artikel 9 B wordt ingevoegd: "Artikel 9 B 1. De Europese Raad geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten. Hij oefent geen wetgevingstaak uit. 2. De Europese Raad bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, zijn voorzitter en de voorzitter van de Commissie. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid neemt deel aan de werkzaamheden van de Europese Raad. 3. De Europese Raad wordt twee keer per half jaar door zijn voorzitter in vergadering bijeengeroepen. Indien de agenda zulks vereist, kunnen de leden van de Europese Raad besluiten zich elk te laten bijstaan door een minister en, wat de voorzitter van de Commissie betreft, door een lid van de Commissie. Indien de situatie zulks vereist, roept de voorzitter een buitengewone bijeenkomst van de Europese Raad bijeen. 4. Tenzij in de Verdragen anders is bepaald, spreekt de Europese Raad zich bij consensus uit. 5. De Europese Raad kiest zijn voorzitter met gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor een periode van tweeënhalf jaar. De voorzitter is eenmaal herkiesbaar. Indien de voorzitter verhinderd is of op ernstige wijze tekortschiet, kan de Europese Raad volgens dezelfde procedure zijn mandaat beëindigen. 6. De voorzitter van de Europese Raad: a) leidt en stimuleert de werkzaamheden van de Europese Raad; b) zorgt, in samenwerking met de voorzitter van de Commissie en op basis van de werkzaamheden van de Raad Algemene Zaken, voor de voorbereiding en de continuïteit van de werkzaamheden van de Europese Raad; c) bevordert de samenhang en de consensus binnen de Europese Raad; d) legt na afloop van iedere bijeenkomst van de Europese Raad een verslag voor aan het Europees Parlement. De voorzitter van de Europese Raad zorgt op zijn niveau en in zijn hoedanigheid voor de externe vertegenwoordiging van de Unie in aangelegenheden die onder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vallen, onverminderd de aan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid toegedeelde bevoegdheden. De voorzitter van de Europese Raad kan geen nationaal mandaat uitoefenen." 17) Het volgende artikel 9 C wordt ingevoegd: "Artikel 9 C 1. De Raad oefent samen met het Europees Parlement de wetgevingstaak en de begrotingstaak uit. Hij oefent onder de bij de Verdragen bepaalde voorwaarden beleidsbepalende en coördinerende taken uit. 2. De Raad bestaat uit een vertegenwoordiger van iedere lidstaat op ministerieel niveau, die gemachtigd is om de regering van de lidstaat die hij vertegenwoordigt, te binden en om het stemrecht uit te oefenen. 3. Tenzij in de Verdragen anders is bepaald, besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. 4. Met ingang van 1 november 2014 wordt onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan ten minste 55 % van de leden van de Raad die ten minste vijftien in aantal zijn en lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65 % uitmaakt van de bevolking van de Unie. Een blokkerende minderheid moet ten minste uit vier leden van de Raad bestaan; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid van stemmen geacht te zijn verkregen. De overige bepalingen inzake de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid worden vastgesteld in artikel 205, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 5. De overgangsbepalingen inzake de omschrijving van de gekwalificeerde meerderheid die tot en met 31 oktober 2014, respectievelijk tussen 1 november 2014 en 31 maart 2017 van toepassing zijn, worden vastgesteld in het protocol betreffende de overgangsbepalingen. 6. De Raad komt in verschillende formaties bijeen; de lijst ervan wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 201 ter, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De Raad Algemene Zaken zorgt voor de samenhang van de werkzaamheden van de verschillende Raadsformaties. De Raad Algemene Zaken bereidt in samenspraak met de voorzitter van de Europese Raad en de Commissie de bijeenkomsten van de Europese Raad voor en volgt deze op. De Raad Buitenlandse Zaken werkt het externe optreden van de Unie uit volgens de door de Europese Raad vastgestelde strategische lijnen en zorgt voor de samenhang in het optreden van de Unie. 7. Een Comité van permanente vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten is belast met de voorbereiding van de werkzaamheden van de Raad. 8. De Raad beraadslaagt en stemt in openbare zitting over een ontwerp van wetgevingshandeling. Daartoe wordt iedere Raadszitting gesplitst in twee delen, die respectievelijk gewijd worden aan beraadslagingen over de wetgevingshandelingen van de Unie en aan niet-wetgevingswerkzaamheden. 9. Het voorzitterschap van de andere Raadsformaties dan de formatie Buitenlandse Zaken wordt volgens een toerbeurtsysteem op basis van gelijkheid uitgeoefend door de vertegenwoordigers van de lidstaten in de Raad, onder de overeenkomstig artikel 201 ter, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgestelde voorwaarden." 18) Het volgende artikel 9 D wordt ingevoegd: "Artikel 9 D 1. De Commissie bevordert het algemeen belang van de Unie en neemt daartoe passende initiatieven. Zij ziet toe op de toepassing van zowel de Verdragen als de maatregelen die de instellingen krachtens deze Verdragen vaststellen. Onder de controle van het Hof van Justitie van de Europese Unie ziet zij toe op de toepassing van het recht van de Unie. Zij voert de begroting uit en beheert de programma's. Zij oefent onder de bij de Verdragen bepaalde voorwaarden coördinerende, uitvoerende en beheerstaken uit. Zij zorgt voor de externe vertegenwoordiging van de Unie, behalve wat betreft het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de andere bij de Verdragen bepaalde gevallen. Zij neemt de initiatieven tot de jaarlijkse en meerjarige programmering van de Unie om interinstitutionele akkoorden tot stand te brengen. 2. Tenzij in de Verdragen anders is bepaald, kunnen wetgevingshandelingen van de Unie alleen op voorstel van de Commissie worden vastgesteld. Andere handelingen worden op voorstel van de Commissie vastgesteld in de gevallen waarin de Verdragen daarin voorzien. 3. De ambtstermijn van de Commissie bedraagt vijf jaar. De leden van de Commissie worden op grond van hun algemene bekwaamheid en Europese inzet gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden. De Commissie oefent haar verantwoordelijkheden volkomen onafhankelijk uit. Onverminderd artikel 9 E, lid 2, vragen noch aanvaarden de leden van de Commissie instructies van enige regering, instelling, orgaan of instantie. Zij onthouden zich van iedere handeling die onverenigbaar is met het karakter van hun ambt of met de uitvoering van hun taak. 4. De Commissie die benoemd is voor de periode tussen de datum van inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en 31 oktober 2014, bestaat uit één onderdaan van iedere lidstaat, met inbegrip van de voorzitter van de Commissie en van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, die een van de vice-voorzitters van de Commissie is. 5. Vanaf 1 november 2014 bestaat de Commissie uit een aantal leden, met inbegrip van de voorzitter van de Commissie en van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, dat overeenstemt met twee derde van het aantal lidstaten, tenzij de Europese Raad met eenparigheid van stemmen besluit dit aantal te wijzigen. De leden van de Commissie worden gekozen uit de onderdanen van de lidstaten volgens een toerbeurtsysteem op basis van strikte gelijkheid tussen de lidstaten dat toelaat de demografische en geografische verscheidenheid van de lidstaten te weerspiegelen. Dit systeem wordt door de Europese Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld overeenkomstig artikel 211 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 6. De voorzitter van de Commissie: a) stelt de richtsnoeren vast met inachtneming waarvan de Commissie haar taak vervult; b) beslist over de interne organisatie van de Commissie en waarborgt zodoende de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden; c) benoemt andere vice-voorzitters dan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, uit de leden van de Commissie. Een lid van de Commissie neemt ontslag indien de voorzitter hem daarom verzoekt. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid neemt ontslag overeenkomstig de procedure van artikel 9 E lid 1, indien de voorzitter hem daarom verzoekt. 7. Rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement en na passende raadpleging, draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bij het Europees Parlement een kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Commissie voor. Deze kandidaat wordt door het Parlement bij meerderheid van zijn leden gekozen. Indien de kandidaat bij de stemming geen meerderheid behaalt, draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen binnen een maand een nieuwe kandidaat voor, die volgens dezelfde procedure door het Parlement wordt gekozen. De Raad stelt in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter de lijst vast van de overige personen die hij voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen. Zij worden gekozen op basis van de voordrachten van de lidstaten, overeenkomstig de in lid 3, tweede alinea en lid 5, tweede alinea, bepaalde criteria. De voorzitter, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de overige leden van de Commissie worden als college ter goedkeuring onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement. Op basis van deze goedkeuring wordt de Commissie door de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen benoemd. 8. De Commissie legt als college verantwoording af aan het Europees Parlement. Het Europees Parlement kan overeenkomstig 201 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een motie van afkeuring tegen de Commissie aannemen. Indien een dergelijke motie wordt aangenomen, moeten de leden van de Commissie collectief ontslag nemen en moet ook de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid zijn functie in de Commissie neerleggen." 19) Het volgende artikel 9 E wordt ingevoegd: "Artikel 9 E 1. De Europese Raad benoemt met instemming van de voorzitter van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. De Europese Raad kan zijn mandaat volgens dezelfde procedure beëindigen. 2. De hoge vertegenwoordiger voert het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie. Hij draagt met zijn voorstellen bij tot de uitwerking van dit beleid, dat hij als mandataris van de Raad ten uitvoer brengt. Hij handelt op dezelfde wijze ten aanzien van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid. 3. De hoge vertegenwoordiger zit de Raad Buitenlandse Zaken voor. 4. De hoge vertegenwoordiger is een van de vice-voorzitters van de Commissie. Hij ziet toe op de samenhang van het externe optreden van de Unie. In de Commissie is hij belast met de taken van de Commissie op het gebied van de externe betrekkingen en met de coördinatie van de overige aspecten van het externe optreden van de Unie. Bij de uitoefening van deze taken in de Commissie, en alleen binnen het bestek daarvan, is de hoge vertegenwoordiger onderworpen aan de procedures voor de werking van de Commissie, voor zover dit verenigbaar is met de leden 2 en 3." 20) Het volgende artikel 9 F wordt ingevoegd: "Artikel 9 F 1. Het Hof van Justitie van de Europese Unie omvat het Hof van Justitie, het Gerecht en gespecialiseerde rechtbanken. Het verzekert de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van de Verdragen. De lidstaten voorzien in de nodige rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren. 2. Het Hof van Justitie bestaat uit één rechter per lidstaat. Het wordt bijgestaan door advocaten-generaal. Het Gerecht telt ten minste één rechter per lidstaat. De rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie en de rechters van het Gerecht worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 223 en 224 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Zij worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten voor zes jaar benoemd. De aftredende rechters en advocaten-generaal zijn herbenoembaar. 3. Het Hof van Justitie van de Europese Unie doet uitspraak overeenkomstig de Verdragen: a) inzake door een lidstaat, een instelling of een natuurlijke of rechtspersoon ingesteld beroep; b) op verzoek van de nationale rechterlijke instanties bij wijze van prejudiciële beslissing over de uitlegging van het recht van de Unie en over de geldigheid van de door de instellingen vastgestelde handelingen; c) in de overige bij de Verdragen bepaalde gevallen.". 21) De bepalingen van titel IV worden opgenomen in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, zoals gewijzigd. NAUWERE SAMENWERKING 22) Voor titel IV wordt het opschrift van titel VII overgenomen, dat nu luidt "BEPALINGEN INZAKE DE NAUWERE SAMENWERKING"; de artikelen 27 A tot en met 27 E, de artikelen 40 tot en met 40 B en de artikelen 43 tot en met 45 worden vervangen door het volgende artikel 10, dat eveneens de artikelen 11 en 11 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vervangt. De genoemde artikelen worden eveneens vervangen door de artikelen 280 A tot en met 280 I van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zoals aangegeven in artikel 2, punt 278), van het onderhavige Verdrag: "Artikel 10 1. De lidstaten die onderling een nauwere samenwerking wensen aan te gaan in het kader van de niet-exclusieve bevoegdheden van de Unie, kunnen gebruik maken van de instellingen van de Unie en die bevoegdheden uitoefenen op grond van de ter zake geldende bepalingen van de Verdragen, binnen de grenzen van en overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en in de artikelen 280 A en 280 I van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Met nauwere samenwerking wordt beoogd de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie te bevorderen, haar belangen te beschermen en haar integratieproces te versterken. Nauwere samenwerking staat te allen tijde open voor alle lidstaten, overeenkomstig artikel 280 C van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 2. Het besluit houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan wordt in laatste instantie vastgesteld door de Raad, wanneer deze constateert dat de met de nauwere samenwerking nagestreefde doelstellingen niet binnen een redelijke termijn door de Unie in haar geheel kunnen worden verwezenlijkt en mits ten minste negen lidstaten aan de nauwere samenwerking deelnemen. De Raad besluit overeenkomstig de in artikel 280 D van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalde procedure. 3. Alle leden van de Raad kunnen deelnemen aan de beraadslagingen van de Raad, maar alleen de leden van de Raad die de aan een nauwere samenwerking deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, nemen deel aan de stemming. De stemprocedure wordt vastgesteld in artikel 280 E van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 4. De in het kader van een nauwere samenwerking vastgestelde handelingen zijn alleen verbindend voor de lidstaten die aan de nauwere samenwerking deelnemen. Zij worden niet beschouwd als een acquis dat door de kandidaat-lidstaten van de Unie moet worden aanvaard." 23) Het opschrift van titel V wordt vervangen door: "ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE HET EXTERN OPTREDEN VAN DE UNIE EN SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE HET GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID" ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE HET EXTERN OPTREDEN 24) Het volgende hoofdstuk 1 en de volgende artikelen 10 A en 10 B worden ingevoegd: "HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE HET EXTERN OPTREDEN VAN DE UNIE" Artikel 10 A 1. Het internationaal optreden van de Unie berust en is gericht op de wereldwijde verspreiding van de beginselen die aan de oprichting, de ontwikkeling en de uitbreiding van de Unie ten grondslag liggen: de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de naleving van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht. De Unie streeft ernaar betrekkingen te ontwikkelen en partnerschappen aan te gaan met derde landen en met de mondiale, internationale en regionale organisaties die de in de eerste alinea bedoelde beginselen delen. Zij bevordert multilaterale oplossingen voor gemeenschappelijke problemen, met name in het kader van de Verenigde Naties. 2. De Unie bepaalt en voert een gemeenschappelijk beleid en optreden en beijvert zich voor een hoge mate van samenwerking op alle gebieden van de internationale betrekkingen, met de volgende doelstellingen: a) bescherming van haar waarden, fundamentele belangen, veiligheid, onafhankelijkheid en integriteit; b) consolidering en ondersteuning van de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de beginselen van het internationaal recht; c) handhaving van de vrede, voorkoming van conflicten en versterking van de internationale veiligheid, overeenkomstig de doelstellingen en de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, de beginselen van de Slotakte van Helsinki en de doelstellingen van het Handvest van Parijs, met inbegrip van de doelstellingen betreffende de buitengrenzen; d) ondersteuning van de ontwikkeling van de ontwikkelingslanden op economisch, sociaal en milieugebied, met uitbanning van de armoede als voornaamste doel; e) stimulering van de integratie van alle landen in de wereldeconomie, onder meer door het geleidelijk wegwerken van belemmeringen voor de internationale handel; f) het leveren van een bijdrage tot het uitwerken van internationale maatregelen ter bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu en het duurzaam beheer van de mondiale natuurlijke rijkdommen, teneinde duurzame ontwikkeling te waarborgen; g) het verlenen van hulp aan volkeren, landen en regio's die te kampen hebben met natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen; en uit h) het bevorderen van een internationaal bestel dat gebaseerd is op intensievere multilaterale samenwerking, en van goed mondiaal bestuur. 3. De Unie eerbiedigt de in de leden 1 en 2 bedoelde beginselen en streeft de in deze leden genoemde doelstellingen na bij de bepaling en de uitvoering van het externe optreden op de verschillende door deze titel en het vijfde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bestreken gebieden, alsmede van het overige beleid van de Unie wat de externe aspecten betreft. De Unie ziet toe op de samenhang tussen de diverse onderdelen van haar externe optreden en tussen het externe optreden en het beleid van de Unie op andere terreinen. De Raad en de Commissie, hierin bijgestaan door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, dragen zorg voor deze samenhang en werken daartoe samen. Artikel 10 B 1. De Europese Raad stelt op basis van de in artikel 10 A vermelde beginselen en doelstellingen de strategische belangen en doelstellingen van de Unie vast. De besluiten van de Europese Raad inzake de strategische belangen en doelstellingen van de Unie hebben betrekking op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en op andere onderdelen van het externe optreden van de Unie. Deze besluiten kunnen de betrekkingen van de Unie met een land of een regio betreffen, of een thematische aanpak hebben. In de besluiten worden de geldigheidsduur ervan bepaald, alsmede de middelen die door de Unie en de lidstaten beschikbaar worden gesteld. De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen op aanbeveling van de Raad, welke aanbeveling door de Raad wordt vastgesteld volgens het voor elk gebied bepaalde. De besluiten van de Europese Raad worden uitgevoerd volgens de in de Verdragen neergelegde procedures. 2. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, en de Commissie, kunnen gezamenlijk voorstellen bij de Raad indienen, in verband met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid respectievelijk het overige externe optreden van de Unie. HET GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID 25) de volgende opschriften worden ingevoegd: "HOOFDSTUK 2 SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE HET GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID AFDELING 1 GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN" 26) Het volgende artikel 10 C wordt ingevoegd: "Artikel 10 C Het internationaal optreden van de Unie berust, voor de toepassing van dit hoofdstuk, op de beginselen, is gericht op de doelstellingen, en wordt uitgevoerd overeenkomstig de algemene bepalingen van hoofdstuk 1.". 27) Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 1 wordt vervangen door de volgende twee leden: "1. De bevoegdheid van de Unie met betrekking tot het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid bestrijkt alle gebieden van het buitenlands beleid en alle vraagstukken die verband houden met de veiligheid van de Unie, met inbegrip van de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid dat kan leiden tot een gemeenschappelijke defensie. Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is aan specifieke regels en procedures onderworpen. Het wordt bepaald en uitgevoerd door de Europese Raad en door de Raad, die besluiten met eenparigheid van stemmen, tenzij in de Verdragen anders wordt bepaald. Wetgevingshandelingen kunnen in dezen niet worden vastgesteld. Aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid wordt uitvoering gegeven door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en door de lidstaten, overeenkomstig de Verdragen. De specifieke rol van het Europees Parlement en van de Commissie op dit gebied wordt bepaald in de Verdragen. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is niet bevoegd ten aanzien van deze bepalingen, met uitzondering van zijn bevoegdheid toezicht te houden op de naleving van artikel 25 ter van dit Verdrag en de wettigheid van bepaalde besluiten na te gaan, als bepaald in artikel 240 bis, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 2. In het kader van de beginselen en de doelstellingen van haar extern optreden, bepaalt en voert de Europese Unie een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid dat berust op de ontwikkeling van de wederzijdse politieke solidariteit van de lidstaten, de bepaling van de aangelegenheden van algemeen belang en de totstandbrenging van een steeds toenemende convergentie van het optreden van de lidstaten." b) lid 2 wordt lid 3, en wordt als volgt gewijzigd: i) de eerste alinea wordt als volgt aangevuld: "…en eerbiedigen het optreden van de Unie op dat gebied." ii) de derde alinea wordt vervangen door "De Raad en de hoge vertegenwoordiger zien toe op de inachtneming van deze beginselen." 28) Artikel 12 wordt vervangen door: "Artikel 12 De Unie voert het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit door: a) de algemene richtsnoeren vast te stellen, b) besluiten vast te stellen ter bepaling van: i) het door de Unie uit te voeren optreden; ii) de door de Unie in te nemen standpunten; iii) de wijze van uitvoering van de onder de punten i) en ii) bedoelde besluiten; en c) de systematische samenwerking tussen de lidstaten met betrekking tot de beleidsvoering te versterken." 29) Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd: a) in lid 1 wordt "…stelt de beginselen en de algemene richtsnoeren voor …" vervangen door "…bepaalt wat de strategische belangen van de Unie zijn en stelt de doelstellingen en algemene richtsnoeren van…" en wordt de volgende zin toegevoegd: "Hij neemt de nodige besluiten."; de volgende alinea wordt toegevoegd: "Indien een internationale ontwikkeling dit vereist, wordt de Europese Raad door zijn voorzitter in buitengewone bijeenkomst bijeengeroepen, teneinde de strategische beleidslijnen van de Unie ten aanzien van deze ontwikkeling vast te stellen." b) lid 2 wordt geschrapt en lid 3 wordt lid 2. De eerste alinea wordt vervangen door: "Op basis van de algemene richtsnoeren en strategische beleidslijnen van de Europese Raad, werkt de Raad het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit en neemt hij de nodige besluiten voor het bepalen en uitvoeren van dat beleid." De tweede alinea wordt geschrapt. De derde alinea wordt de tweede alinea en daarin wordt "…ziet toe…" vervangen door "…en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid zien toe…" c) het volgende lid wordt toegevoegd: "3. Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid wordt uitgevoerd door de hoge vertegenwoordiger en de lidstaten, die daartoe gebruik maken van de nationale middelen en die van de Unie." 30) Het volgende artikel 13 bis wordt ingevoegd: "Artikel 13 bis 1. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, die de Raad Buitenlandse Zaken voorzit, draagt door middel van zijn voorstellen bij tot de voorbereiding van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en waarborgt de uitvoering van de besluiten van de Europese Raad en van de Raad. 2. De hoge vertegenwoordiger vertegenwoordigt de Unie in aangelegenheden die onder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vallen. Hij voert namens de Unie de politieke dialoog met derden en verwoordt in internationale organisaties en op internationale conferenties het standpunt van de Unie. 3. Bij de vervulling van zijn ambt wordt de hoge vertegenwoordiger bijgestaan door een Europese dienst voor extern optreden. Deze dienst werkt samen met de diplomatieke diensten van de lidstaten en is samengesteld uit ambtenaren uit de bevoegde diensten van het secretariaat-generaal van de Raad, van de Commissie en uit door de nationale diplomatieke diensten gedetacheerde personeelsleden. De inrichting en de werking van de Europese dienst voor extern optreden worden vastgesteld bij een besluit van de Raad. De Raad besluit op voorstel van de hoge vertegenwoordiger, na raadpleging van het Europees Parlement en na de instemming van de Commissie." 31) Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd: a) in lid 1 worden de eerste twee zinnen vervangen door: "Wanneer een internationale situatie een operationeel optreden van de Unie vereist, neemt de Raad de nodige besluiten." b) lid 2 wordt de tweede alinea van lid 1, en de volgende leden worden dienovereenkomstig hernummerd. In de eerste zin, wordt "…van een gemeenschappelijk optreden…" vervangen door "...van een dergelijk besluit…", en wordt "…van dat optreden…" vervangen door "….van dat besluit…". De laatste zin wordt geschrapt; c) in lid 3, hernummerd tot 2, wordt "…gemeenschappelijk optreden..." vervangen door "…in lid 1 bedoeld besluit…"; d) het huidige lid 4, hernummerd tot 3, wordt geschrapt en de daaropvolgende leden worden hernummerd; e) in lid 5, hernummerd tot 3, worden in de eerste zin de woorden "…op grond van een gemeenschappelijk optreden…" vervangen door "…op grond van een besluit in de zin van lid 1…" en de woorden "…wordt daarvan op een zodanig tijdstip kennis gegeven…" door "…wordt daarvan door de betrokken lidstaat op een zodanig tijdstip kennis gegeven…"; f) in lid 6, hernummerd tot 4, worden in de eerste zin de woorden "…bij gebreke van een besluit van de Raad…" vervangen door "…bij gebreke van een herziening, als bedoeld in lid 1, van het besluit van de Raad…" en de woorden "…van het gemeenschappelijk optreden." door "…van dat besluit."; g) in lid 7, hernummerd tot 5, wordt in de eerste zin "gemeenschappelijk optreden" vervangen door "in dit artikel bedoeld besluit" en wordt in de tweede zin "gemeenschappelijk optreden" vervangen door "in lid 1 bedoelde besluit". 32) In artikel 15 wordt "De Raad neemt gemeenschappelijke standpunten aan. In de gemeenschappelijke standpunten wordt..." vervangen door "De Raad stelt besluiten vast waarin..."; in de tweede zin wordt "gemeenschappelijke standpunten" vervangen door "standpunten van de Unie". 33) Een artikel 15 bis wordt ingevoegd, dat de tekst van artikel 22 herneemt, met de volgende wijzigingen: a) in lid 1 worden de woorden "Iedere lidstaat of de Commissie kan...aan de Raad voorleggen..." vervangen door "Iedere lidstaat, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse zaken en Veiligheidsbeleid, of de hoge vertegenwoordiger met de steun van de Commissie, kan... aan de Raad voorleggen..." en de woorden "...voorstellen voorleggen..." door "…voorstellen indienen respectievelijk initiatieven voorleggen." b) in lid 2 worden de woorden "…roept het voorzitterschap…" vervangen door "…roept de hoge vertegenwoordiger…", en de woorden "hetzij op verzoek van de Commissie of van een lidstaat…" door "hetzij op verzoek van een lidstaat.."; 34) Artikel 15 ter wordt ingevoegd, waarin de tekst van artikel 23 hernomen wordt, met de volgende wijzigingen: a) in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door: "In het kader van dit artikel worden besluiten door de Europese Raad en de Raad met eenparigheid van stemmen genomen, tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald. Wetgevingshandelingen kunnen in dezen niet worden vastgesteld."; de laatste zin van de tweede alinea wordt vervangen door: "Indien de leden van de Raad die hun onthouding op deze wijze toelichten, ten minste een derde van de lidstaten vertegenwoordigen en de totale bevolking van de door hen vertegenwoordigde lidstaten ten minste een derde van de totale bevolking van de Unie uitmaakt, wordt het besluit niet vastgesteld." b) lid 2 wordt als volgt gewijzigd: i) het eerste streepje wordt vervangen door de volgende twee streepjes: - "— wanneer hij een besluit vaststelt dat een optreden of een standpunt van de Unie bepaalt op grond van een besluit van de Europese Raad met betrekking tot de strategische belangen en doelstellingen van de Unie in de zin van artikel 10 B, lid 1; - — wanneer hij een besluit vaststelt dat een optreden of een standpunt van de Unie bepaalt, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, dat wordt voorgelegd naar aanleiding van een specifiek verzoek dat de Europese Raad op eigen initiatief of op initiatief van de hoge vertegenwoordiger tot hem heeft gericht;" ii) in het tweede streepje, thans het derde streepje, wordt "… een gemeenschappelijk optreden of een gemeenschappelijk standpunt" vervangen door "…een besluit dat een optreden of een standpunt van de Unie bepaalt,"; iii) in de eerste zin van de tweede alinea wordt "belangrijke" vervangen door "vitale"; de laatste zin wordt vervangen door: "De hoge vertegenwoordiger tracht in nauw overleg met de betrokken lidstaat een aanvaardbare oplossing te bereiken. Indien dit niet tot resultaat leidt, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen verlangen dat de aangelegenheid wordt voorgelegd aan de Europese Raad, die met eenparigheid van stemmen een besluit vaststelt."; iv) de derde alinea wordt vervangen door een nieuw lid 3, de laatste alinea wordt lid 4, en lid 3 wordt lid 5: "3. De Europese Raad kan met eenparigheid van stemmen bij besluit bepalen dat de Raad in andere dan de in lid 2 genoemde gevallen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit." c) in het nieuwe lid 4 wordt "Dit lid is niet van toepassing op …" vervangen door "De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing op …". 35) Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd: a) de woorden "… wederzijdse informatie en …" worden geschrapt, "in de Raad" wordt vervangen door "in de Europese Raad en in de Raad", en "… opdat de invloed van de Unie zo doeltreffend mogelijk wordt uitgeoefend door middel van een onderling afgestemd en convergent optreden" wordt vervangen door "... teneinde een gemeenschappelijke aanpak te bepalen." b) de volgende tekst wordt na de eerste zin toegevoegd "Iedere lidstaat overlegt met de andere lidstaten in de Europese Raad of in de Raad alvorens internationaal op te treden of verbintenissen aan te gaan die gevolgen kunnen hebben voor de belangen van de Unie. De lidstaten dragen er door onderlinge afstemming van hun optreden zorg voor dat de Unie haar belangen en haar waarden op het internationale toneel kan doen gelden. De lidstaten zijn onderling solidair."; c) de volgende twee alinea's worden toegevoegd: "Wanneer de Europese Raad of de Raad een gemeenschappelijke aanpak van de Unie in de zin van de eerste alinea heeft bepaald, coördineren de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten hun activiteiten in de Raad. De diplomatieke missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie in derde landen en bij internationale organisaties werken samen en dragen bij tot de formulering en de uitvoering van de gemeenschappelijke aanpak." 36) De tekst van artikel 17 wordt artikel 28 A, met de hieronder in punt 49) opgenomen wijzigingen. 37) Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd: a) de leden 1 tot en met 4 worden geschrapt. b) in lid 5, dat nu ongenummerd is, wordt "… telkens wanneer hij het nodig acht..." vervangen door "… op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid…", en de volgende zin wordt toegevoegd: "De speciale vertegenwoordiger voert zijn mandaat uit onder het gezag van de hoge vertegenwoordiger." 38) Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd: a) in lid 1, eerste en tweede alinea, wordt "… gemeenschappelijke standpunten …" vervangen door "… standpunten van de Unie", en aan het eind van de eerste alinea wordt de volgende zin toegevoegd: "De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid organiseert de coördinatie". b) lid 2 wordt als volgt gewijzigd: i) in de eerste alinea worden de woorden "Onverminderd het bepaalde in lid 1 en in artikel 14, lid 3" vervangen door "Overeenkomstig artikel 11, lid 3" en worden de woorden "en de hoge vertegenwoordiger" ingevoegd na "… de niet vertegenwoordigde lidstaten..."; ii) in de eerste zin van de tweede alinea wordt "en de hoge vertegenwoordiger" ingevoegd na "... de overige lidstaten…"; in de tweede zin wordt "permanent" geschrapt en wordt "…dragen er bij de uitoefening van hun functie zorg voor de standpunten...te verdedigen." vervangen door "verdedigen bij de uitoefening van hun functie de standpunten..."; iii) de volgende nieuwe derde alinea wordt toegevoegd: "Wanneer de Unie een standpunt over een thema op de agenda van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft bepaald, doen de lidstaten die daarin zitting hebben, het verzoek dat de hoge vertegenwoordiger wordt uitgenodigd om het standpunt van de Unie uiteen te zetten." 39) Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd: a) in de eerste alinea worden de woorden "delegaties van de Commissie" vervangen door "delegaties van de Unie", en "… de door de Raad vastgestelde gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke optredens..." vervangen door "…de krachtens dit hoofdstuk vastgestelde besluiten die standpunten en optredens van de Unie bepalen..."; b) in de tweede alinea wordt "…inlichtingen uit te wisselen, gezamenlijke evaluaties te verrichten…" vervangen door "…inlichtingen uit te wisselen en gezamenlijke evaluaties te verrichten." en wordt "…en bij te dragen aan de tenuitvoerlegging van het bepaalde in artikel 20 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap." geschrapt. c) de volgende nieuwe alinea wordt toegevoegd: "Zij dragen bij tot de uitvoering van het recht op bescherming van de burgers van de Unie op het grondgebied van derde landen bedoeld in artikel 17, lid 2, onder c) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, alsmede van de overeenkomstig artikel 20 van dat Verdrag vastgestelde maatregelen." 40) Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd: a) De eerste alinea wordt vervangen door: "De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid raadpleegt het Europees Parlement regelmatig over de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid en informeert het over de ontwikkeling van de beleidsmaatregelen. Hij ziet erop toe dat de opvattingen van het Europees Parlement naar behoren in aanmerking worden genomen. Bij de informatieverstrekking aan het Europees Parlement kunnen de speciale vertegenwoordigers worden ingeschakeld." b) in de eerste zin van de tweede alinea wordt "of de hoge vertegenwoordiger" ingevoegd na "de Raad"; in de tweede zin wordt "ieder jaar" vervangen door "twee maal per jaar" en aan het einde wordt "met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid" ingevoegd. 41) Artikel 22 wordt artikel 15 bis; het wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 33). 42) Artikel 23 wordt artikel 15 ter; het wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 34). 43) Artikel 24 wordt vervangen door: "Artikel 24 De Unie kan met één of meer staten of internationale organisaties overeenkomsten sluiten op de gebieden die onder dit hoofdstuk vallen." 44) Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd: a) in de eerste zin van de eerste alinea wordt de vermelding van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vervangen door een vermelding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en worden de woorden "of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid" ingevoegd na "op verzoek van de Raad"; in de tweede zin wordt "… onverminderd de bevoegdheden van het voorzitterschap en van de Commissie" vervangen door "onverminderd de bevoegdheden van de hoge vertegenwoordiger."; b) de tweede alinea wordt vervangen door: "In het kader van dit hoofdstuk is het politiek en veiligheidscomité onder verantwoordelijkheid van de Raad en van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid belast met de politieke controle en de strategische leiding van crisisbeheersingsoperaties bedoeld in artikel 28 B." c) in de derde alinea wordt ", onverminderd artikel 47" geschrapt. 45) De artikelen 26 en 27 worden geschrapt. De artikelen 25 bis en 25 ter worden ingevoegd; artikel 25 ter vervangt artikel 47: "Artikel 25 bis Overeenkomstig artikel 16 B van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en in afwijking van lid 2 daarvan stelt de Raad een besluit vast inzake de voorschriften betreffende de bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens door lidstaten, bij de uitoefening van activiteiten die binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallen, alsmede de voorschriften betreffende het vrij verkeer van die gegevens. Op de naleving van deze voorschriften wordt toezicht uitgeoefend door onafhankelijke autoriteiten. Artikel 25 ter De uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid heeft geen gevolgen voor de toepassing van de procedures en de respectieve omvang van de bevoegdheden van de instellingen waarin de Verdragen voorzien voor de uitoefening van de in de artikelen 2 B tot en met 2 E van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde bevoegdheden van de Europese Unie. Evenmin heeft de uitvoering van de in deze artikelen bedoelde beleidsonderdelen gevolgen voor de toepassing van de procedures en de respectieve omvang van de bevoegdheden van de instellingen waarin de Verdragen voorzien voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie op grond van dit hoofdstuk." 46) De artikelen 27 A tot en met 27 E, die betrekking hebben op de nauwere samenwerking, worden, overeenkomstig punt 22), vervangen door artikel 10. 47) Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 1 wordt geschrapt en de daaropvolgende leden worden hernummerd; in het gehele artikel worden de woorden "de Europese Gemeenschappen" vervangen door "de Unie." b) in lid 2, hernummerd tot 1, wordt "… de bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid" vervangen door "… de uitvoering van dit hoofdstuk"; c) in lid 3, hernummerd tot 2, eerste alinea, wordt "… uitvoering van die bepalingen" vervangen door "… uitvoering van dit hoofdstuk"; d) het volgende lid 3 wordt toegevoegd; lid 4 wordt geschrapt: "3. De Raad stelt bij besluit bijzondere procedures vast die waarborgen dat de op de begroting van de Unie opgevoerde kredieten voor de dringende financiering van initiatieven in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, met name voor de voorbereiding van de in artikel 28 A, lid 1, en artikel 28 B bedoelde missies, snel beschikbaar komen. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement. De voorbereiding van de in artikel 28 A, lid 1, en artikel 28 B bedoelde missies die niet ten laste komen van de begroting van de Unie, wordt gefinancierd uit een startfonds, gevormd door bijdragen van de lidstaten. De Raad neemt, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, met gekwalificeerde meerderheid de besluiten aan betreffende a) de instelling en vorming van het startfonds, met name ten aanzien van de in het fonds gestorte middelen; b) het beheer van het startfonds; c) de financiële controle. Wanneer een overeenkomstig artikel 28 A, lid 1, en artikel 28 B voorgenomen missie niet ten laste van de begroting van de Unie kan worden gebracht, machtigt de Raad de hoge vertegenwoordiger om dit fonds te gebruiken. De hoge vertegenwoordiger brengt de Raad verslag uit over de uitvoering van deze opdracht." GEMEENSCHAPPELIJK VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID 48) De volgende afdeling 2 wordt ingevoegd: "AFDELING 2 BEPALINGEN INZAKE HET GEMEENSCHAPPELIJK VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID" 49) Artikel 17 wordt artikel 28 A, met de volgende wijzigingen: a) het volgende lid 1 wordt ingevoegd; het daaropvolgende lid wordt lid 2: "1. Het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid is een integrerend deel van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Het voorziet de Unie van een operationeel vermogen dat op civiele en militaire middelen steunt. De Unie kan daarvan gebruik maken voor missies buiten het grondgebied van de Unie met het oog op vredeshandhaving, conflictpreventie en versterking van de internationale veiligheid overeenkomstig de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties. De uitvoering van deze taken berust op de door de lidstaten beschikbaar gestelde vermogens." b) lid 1 wordt lid 2 en wordt als volgt gewijzigd: i) De eerste alinea wordt vervangen door: "2. Het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid omvat de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid van de Unie. Dit zal tot een gemeenschappelijke defensie leiden zodra de Europese Raad met eenparigheid van stemmen daartoe besluit. In dat geval beveelt hij de lidstaten aan een daartoe strekkend besluit aan te nemen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen." ii) in de tweede alinea wordt "overeenkomstig dit artikel" vervangen door "overeenkomstig deze afdeling"; iii) de derde alinea wordt geschrapt. c) de huidige leden 2, 3, 4 en 5 worden hernummerd en vervangen door de volgende leden 3 tot en met 7; "3. De lidstaten stellen civiele en militaire vermogens ter beschikking van de Unie voor de uitvoering van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, om zodoende bij te dragen aan het bereiken van de door de Raad bepaalde doelstellingen. Lidstaten die onderling multinationale troepenmachten vormen, kunnen deze troepenmachten tevens ter beschikking van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid stellen. De lidstaten verbinden zich ertoe hun militaire vermogens geleidelijk te verbeteren. Er wordt een agentschap op het gebied van de ontwikkeling van defensievermogens, onderzoek, aankopen en bewapening (hierna genoemd: "het Europees Defensieagentschap") opgericht, dat de operationele behoeften bepaalt, maatregelen bevordert om in die behoeften te voorzien, bijdraagt tot de vaststelling en, in voorkomend geval, tot de uitvoering van alle nuttige maatregelen om de industriële en technologische basis van de defensiesector te versterken, deelneemt aan het bepalen van een Europees beleid inzake vermogens en bewapening, en de Raad bijstaat om de verbetering van de militaire vermogens te evalueren. 4. Besluiten betreffende het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, waaronder begrepen het opzetten van een missie als bedoeld in dit artikel, worden op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid of op initiatief van een lidstaat door de Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld. De hoge vertegenwoordiger kan, in voorkomend geval samen met de Commissie, voorstellen om gebruik te maken van nationale middelen en van instrumenten van de Unie. 5. De Raad kan de uitvoering van een missie in het kader van de Unie toevertrouwen aan een groep lidstaten, teneinde de waarden van de Unie te beschermen en haar belangen te dienen. De uitvoering van een dergelijke missie wordt beheerst door artikel 28 C. 6. De lidstaten waarvan de militaire vermogens voldoen aan strengere criteria en die terzake verdergaande verbintenissen zijn aangegaan met het oog op de uitvoering van de meest veeleisende taken, stellen in het kader van de Unie een permanente gestructureerde samenwerking in. Deze samenwerking wordt beheerst door artikel 28 E. Zij laat de bepalingen van artikel 28 B onverlet. 7. Indien een lidstaat op zijn grondgebied gewapenderhand wordt aangevallen, rust op de overige lidstaten de plicht deze lidstaat met alle middelen waarover zij beschikken hulp en bijstand te verlenen overeenkomstig artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties. Dit laat het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van bepaalde lidstaten onverlet. De verbintenissen en de samenwerking op dit gebied blijven in overeenstemming met de in het kader van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie aangegane verbintenissen, die voor de lidstaten die er lid van zijn, de grondslag en het instrument van hun collectieve defensie blijft." 50) De volgende artikelen 28 B tot en met 28 E worden ingevoegd: "Artikel 28 B 1. De in artikel 28 A, lid 1, bedoelde missies, waarbij de Unie civiele en militaire middelen kan inzetten, omvatten gezamenlijke ontwapeningsacties, humanitaire en reddingsmissies, advies en bijstand op militair gebied, conflictpreventie en vredeshandhaving, missies van strijdkrachten met het oog op crisisbeheersing, daaronder begrepen vredestichting, alsmede stabiliseringsoperaties na afloop van conflicten. Al deze taken kunnen bijdragen aan de strijd tegen het terrorisme, ook door middel van steun aan derde landen om het terrorisme op hun grondgebied te bestrijden. 2. De Raad regelt bij besluit de in lid 1 bedoelde missies en stelt doel en reikwijdte ervan vast, alsmede de algemene voorschriften voor de uitvoering ervan. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid draagt onder gezag van de Raad en in nauw en voortdurend contact met het politiek en veiligheidscomité zorg voor de coördinatie van de civiele en militaire aspecten van deze missies. Artikel 28 C 1. In het kader van de overeenkomstig artikel 28 B vastgestelde besluiten kan de Raad de uitvoering van een missie toevertrouwen aan een groep lidstaten die dat willen en die over de nodige vermogens voor een dergelijke missie beschikken. Deze lidstaten regelen in samenspraak met de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid onderling het beheer van de missie. 2. De lidstaten die aan de missie deelnemen, brengen de Raad regelmatig op eigen initiatief of op verzoek van een andere lidstaat op de hoogte van het verloop van de missie. De deelnemende lidstaten wenden zich onverwijld tot de Raad indien de uitvoering van de missie zwaarwegende gevolgen met zich meebrengt of een wijziging vereist van de doelstelling, de reikwijdte of de uitvoeringsbepalingen van de missie, zoals vastgesteld bij de in lid 1 bedoelde besluiten. In dat geval stelt de Raad de nodige besluiten vast. Artikel 28 D 1. Het in artikel 28 A, lid 3, bedoelde Europees Defensieagentschap, dat onder het gezag van de Raad ressorteert, heeft tot taak: a) de na te streven militaire vermogens van de lidstaten te helpen bepalen en de nakoming van de door de lidstaten aangegane verbintenissen inzake vermogens te evalueren; b) het harmoniseren van de operationele behoeften en het hanteren van doelmatige en onderling verenigbare aankoopmethoden te bevorderen; c) multilaterale projecten voor te stellen die erop gericht zijn de doelstellingen met betrekking tot militaire vermogens te verwezenlijken, de door de lidstaten uit te voeren programma's te coördineren en samenwerkingsprogramma's te beheren; d) het onderzoek inzake defensietechnologie te ondersteunen, alsmede gezamenlijk onderzoek naar en studie van technische oplossingen die voldoen aan toekomstige operationele behoeften, te coördineren en te plannen; e) bij te dragen aan het bepalen en in voorkomend geval uitvoeren van alle nuttige maatregelen om de industriële en technologische basis van de defensiesector te versterken en de doelmatigheid van de militaire uitgaven te verbeteren. 2. Het Europees Defensieagentschap staat open voor alle lidstaten die daarvan deel wensen uit te maken. De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid een besluit vast houdende vastlegging van het statuut, de zetel en de voorschriften voor de werking van het Agentschap. In dat besluit wordt rekening gehouden met de mate van werkelijke deelneming aan de activiteiten van het Agentschap. Binnen het Agentschap worden specifieke groepen lidstaten gevormd die gezamenlijke projecten uitvoeren. Het Agentschap vervult zijn taken voor zover nodig in overleg met de Commissie. Artikel 28 E 1. De lidstaten die wensen deel te nemen aan de in artikel 28 A, lid 6, bedoelde permanente gestructureerde samenwerking, die voldoen aan de criteria en die de verbintenissen inzake militaire vermogens als vermeld in het Protocol betreffende permanente gestructureerde samenwerking onderschrijven, stellen de Raad en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid in kennis van hun voornemen. 2. Binnen drie maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving stelt de Raad een besluit tot instelling van de permanente gestructureerde samenwerking en tot opstelling van de lijst van deelnemers vast. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na raadpleging van de hoge vertegenwoordiger. 3. Iedere lidstaat die in een later stadium aan de permanente gestructureerde samenwerking wenst deel te nemen, stelt de Raad en de hoge vertegenwoordiger van zijn voornemen in kennis. De Raad stelt een besluit vast houdende bevestiging van de deelneming van de betrokken lidstaat die aan de criteria voldoet en de verbintenissen onderschrijft als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende permanente gestructureerde samenwerking. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na raadpleging van de hoge vertegenwoordiger. Aan de stemming wordt alleen deelgenomen door de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen. De gekwalificeerde meerderheid wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 4. Indien een deelnemende lidstaat niet langer aan de criteria voldoet of zich niet langer kan houden aan de verbintenissen als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende permanente gestructureerde samenwerking, kan de Raad een besluit tot schorsing van de deelneming van deze lidstaat vaststellen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Aan de stemming wordt alleen deelgenomen door de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, met uitzondering van de betrokken lidstaat. De gekwalificeerde meerderheid wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 5. Indien een lidstaat zijn deelneming aan de permanente gestructureerde samenwerking wenst te beëindigen, geeft hij daarvan kennis aan de Raad, die er akte van neemt dat de deelneming van de betrokken lidstaat afloopt. 6. Andere dan de in de leden 2 tot en met 5 bedoelde besluiten en aanbevelingen van de Raad in het kader van de gestructureerde samenwerking worden met eenparigheid van stemmen vastgesteld. Voor de toepassing van dit lid wordt eenparigheid van stemmen alleen door de stemmen van de vertegenwoordigers van de deelnemende lidstaten gevormd." 51) De artikelen 29 tot en met 39 van titel VI, die betrekking hebben op de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, worden vervangen door de bepalingen van titel IV, derde deel, hoofdstukken 1, 4 en 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Zoals aangegeven in artikel 2, punten 64), 67) en 68) van het onderhavige Verdrag, wordt artikel 29 vervangen door artikel 61 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt artikel 30 vervangen door de artikelen 69 F en 69 G van dat Verdrag, wordt artikel 31 vervangen door de artikelen 69 A, 69 B en 69 D van dat Verdrag, wordt artikel 32 vervangen door 69 H van dat Verdrag, wordt artikel 33 vervangen door artikel 61 E van dat Verdrag en wordt artikel 36 vervangen door artikel 61 D van dat Verdrag.. Het opschrift van de titel wordt geschrapt en het nummer wordt dat van de titel inzake de slotbepalingen. 52) De artikelen 40 tot en met 40 B van titel VI en de artikelen 43 tot en met 45 van titel VII, die betrekking hebben op de nauwere samenwerking, worden, overeenkomstig punt 22), vervangen door artikel 10, en titel VII wordt geschrapt. 53) De artikelen 41 en 42 worden ingetrokken. SLOTBEPALINGEN 54) Titel VIII met de slotbepalingen wordt titel VI; deze titel en de artikelen 48, 49 en 53 worden gewijzigd als respectievelijk aangegeven in de volgende punten 56), 57) en 61). Artikel 47 wordt vervangen door artikel 25 ter, zoals aangegeven in punt 45); de artikelen 46 en 50 worden ingetrokken. 55) Het volgende artikel 46 A wordt ingevoegd: "Artikel 46 A De Unie bezit rechtspersoonlijkheid." 56) Artikel 48 wordt vervangen door de volgende tekst; "Artikel 48 1. De Verdragen kunnen worden gewijzigd volgens een gewone herzieningsprocedure. Zij kunnen ook worden gewijzigd volgens vereenvoudigde herzieningsprocedures. Gewone herzieningsprocedure 2. De regering van iedere lidstaat, het Europees Parlement en de Commissie kunnen de Raad ontwerpen tot herziening van de Verdragen voorleggen. Die ontwerpen kunnen, onder andere, de door de Verdragen aan de Unie toegedeelde bevoegdheden uitbreiden of beperken. Zij worden door de Raad aan de Europese Raad toegezonden en worden ter kennis van de nationale parlementen gebracht. 3. Indien de Europese Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Commissie, met gewone meerderheid van stemmen besluit dat de voorgestelde wijzigingen worden besproken, roept de voorzitter van de Europese Raad een Conventie bijeen die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen, van de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, van het Europees Parlement en van de Commissie. Ook de Europese Centrale Bank wordt geraadpleegd in geval van institutionele wijzigingen op monetair gebied. De Conventie beziet de ontwerpen tot herziening en neemt bij consensus een aanbeveling aan ten behoeve van een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, als bepaald in lid 4. De Europese Raad kan met gewone meerderheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, besluiten geen Conventie bijeen te roepen indien de reikwijdte van de wijzigingen bijeenroeping niet rechtvaardigt. In dit laatste geval stelt de Europese Raad het mandaat van een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten vast. 4. Een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten wordt door de voorzitter van de Raad bijeengeroepen, teneinde in onderlinge overeenstemming de in de Verdragen aan te brengen wijzigingen vast te stellen. De wijzigingen treden in werking nadat zij door alle lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn bekrachtigd. 5. Indien vier vijfde van de lidstaten een verdrag houdende wijziging van de Verdragen twee jaar na de ondertekening ervan hebben bekrachtigd en een of meer lidstaten moeilijkheden bij de bekrachtiging hebben ondervonden, bespreekt de Europese Raad de kwestie. Vereenvoudigde herzieningsprocedures 6. De regering van een lidstaat, het Europees Parlement en de Commissie kunnen de Europese Raad ontwerpen tot gehele of gedeeltelijke herziening van de bepalingen van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie over het intern beleid en optreden van de Unie voorleggen. De Europese Raad kan een besluit nemen tot gehele of gedeeltelijke wijziging van de bepalingen van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Commissie alsmede van de Europese Centrale Bank in geval van institutionele wijzigingen op monetair gebied. Dit besluit treedt pas in werking na door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen te zijn goedgekeurd. Het in de tweede alinea bedoelde besluit kan geen uitbreiding van de door de Verdragen aan de Unie toegedeelde bevoegdheden inhouden. 7. Indien het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of titel V van het onderhavige Verdrag voorschrijft dat de Raad op een bepaald gebied of in een bepaald geval met eenparigheid van stemmen besluit, kan de Europese Raad bij besluit bepalen dat de Raad op dat gebied of in dat geval met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit. Deze alinea is niet van toepassing op besluiten die gevolgen hebben op militair of defensiegebied. Indien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorschrijft dat wetgevingshandelingen door de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure worden vastgesteld, kan de Europese Raad bij besluit bepalen dat die wetgevingshandelingen volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld. Ieder initiatief van de Europese Raad op grond van de eerste of de tweede alinea wordt aan de nationale parlementen toegezonden. Indien binnen een termijn van zes maanden na die toezending door een nationaal parlement bezwaar wordt aangetekend, is het in de eerste of de tweede alinea bedoelde besluit niet vastgesteld. Indien geen bezwaar wordt aangetekend, kan de Europese Raad dat besluit vaststellen. Voor de vaststelling van de in de eerste en de tweede alinea bedoelde besluiten, besluit de Europese Raad met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij meerderheid van zijn leden." 57) Artikel 49, eerste alinea, wordt als volgt gewijzigd: a) in de eerste zin wordt "… de in artikel 6, lid 1, genoemde beginselen in acht neemt, kan verzoeken.." vervangen door "… die de in artikel 1 bis bedoelde waarden eerbiedigt en zich ertoe verbindt deze uit te dragen, kan verzoeken…"; b) in de tweede zin wordt "Hij richt zijn verzoek tot de Raad, die besluit met eenparigheid van stemmen..." vervangen door "Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden van dit verzoek in kennis gesteld. De verzoekende staat richt zijn verzoek tot de Raad, die zich met eenparigheid van stemmen uitspreekt…"; "instemming" wordt vervangen door "goedkeuring" en "volstrekte" wordt geschrapt. c) Aan het einde van de alinea wordt de volgende nieuwe zin toegevoegd: "Er wordt rekening gehouden met de door de Europese Raad overeengekomen criteria voor toetreding." 58) Het volgende artikel 49 A wordt ingevoegd: "Artikel 49 A 1. Een lidstaat kan overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen besluiten zich uit de Unie terug te trekken. 2. De lidstaat die besluit zich terug te trekken, geeft kennis van zijn voornemen aan de Europese Raad. In het licht van de richtsnoeren van de Europese Raad sluit de Unie na onderhandelingen met deze staat een akkoord over de voorwaarden voor zijn terugtrekking, waarbij rekening wordt gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van die staat met de Unie. Over dat akkoord wordt onderhandeld overeenkomstig artikel 188 N, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het akkoord wordt namens de Unie gesloten door de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, na goedkeuring door het Europees Parlement. 3. De Verdragen zijn niet meer van toepassing op de betrokken staat met ingang van de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na de in lid 2 bedoelde kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van de betrokken lidstaat met eenparigheid van stemmen tot verlenging van deze termijn besluit. 4. Voor de toepassing van de leden 2 en 3 nemen het lid van de Europese Raad en het lid van de Raad die de zich terugtrekkende lidstaat vertegenwoordigen, niet deel aan de beraadslagingen of aan de besluiten van de Europese Raad en van de Raad die hem betreffen. De gekwalificeerde meerderheid wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder b) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 5. Indien een lidstaat die zich uit de Unie heeft teruggetrokken, opnieuw om het lidmaatschap verzoekt, is op zijn verzoek de procedure van artikel 49 van toepassing." 59) Het volgende artikel 49 B wordt ingevoegd: "Artikel 49 B De protocollen en bijlagen bij de Verdragen maken een integrerend deel daarvan uit." 60) Het volgende artikel 49 C wordt ingevoegd: "Artikel 49 C 1. De Verdragen zijn van toepassing op het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland. 2. Het territoriale toepassingsgebied van de Verdragen wordt omschreven in artikel 311 bis van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie." 61) Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd: a) de eerste alinea wordt lid 1, de lijst van talen wordt aangevuld met de in de tweede alinea van het huidige artikel 53 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vermelde talen en de tweede alinea wordt geschrapt; b) een nieuw lid 2 wordt toegevoegd: "2. Dit Verdrag kan ook worden vertaald in andere talen die door de lidstaten zijn gekozen uit de talen die overeenkomstig hun constitutionele bestel op hun gehele grondgebied of een deel daarvan als officiële taal gelden. Van dergelijke vertalingen wordt door de betrokken lidstaat een gewaarmerkt afschrift nedergelegd in de archieven van de Raad." --------------------------------------------------