Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022CJ0461

Arrest van het Hof (Negende kamer) van 11 juli 2024.
MK tegen WB.
Verzoek van het Landgericht Hannover om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 2, lid 2, onder c) – Werkingssfeer – Daarvan uitgesloten – Zuiver persoonlijke of huishoudelijke activiteit – Artikel 4, punt 7 – Verwerkingsverantwoordelijke – Gewezen curator die zijn opdracht beroepsmatig heeft uitgeoefend – Artikel 15 – Toegang van de onder curatele gestelde persoon tot gegevens die de gewezen curator in de uitoefening van zijn opdracht heeft verzameld.
Zaak C-461/22.

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2024:607

Voorlopige editie

ARREST VAN HET HOF (Negende kamer)

11 juli 2024 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 2, lid 2, onder c) – Werkingssfeer – Daarvan uitgesloten – Zuiver persoonlijke of huishoudelijke activiteit – Artikel 4, punt 7 – Verwerkingsverantwoordelijke – Gewezen curator die zijn opdracht beroepsmatig heeft uitgeoefend – Artikel 15 – Toegang van de onder curatele gestelde persoon tot gegevens die de gewezen curator in de uitoefening van zijn opdracht heeft verzameld”

In zaak C‑461/22,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Landgericht Hannover (rechter in tweede aanleg Hannover, Duitsland) bij beslissing van 28 juni 2022, ingekomen bij het Hof op 12 juli 2022, in de procedure

MK

tegen

WB,

wijst

HET HOF (Negende kamer),

samengesteld als volgt: O. Spineanu-Matei, kamerpresident, J.‑C. Bonichot en L. S. Rossi (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: P. Pikamäe,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Bouchagiar, F. Erlbacher en H. Kranenborg als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 4, punt 7, en artikel 15 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB 2016, L 119, blz. 1; hierna: „AVG”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen MK, een natuurlijke persoon met woonplaats in Duitsland die onder curatele is gesteld, en WB, zijn gewezen curator, over de toegang van MK tot de hem betreffende gegevens en informatie die door WB tijdens zijn opdracht als curator werden verzameld.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

3        In overweging 18 AVG staat te lezen:

„Deze verordening is niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door een natuurlijke persoon in het kader van een louter persoonlijke of huishoudelijke activiteit die als zodanig geen enkel verband houdt met een beroeps‑ of handelsactiviteit. Tot persoonlijke of huishoudelijke activiteiten kunnen behoren het voeren van correspondentie of het houden van adresbestanden, het sociaal netwerken en online-activiteiten in de context van dergelijke activiteiten. Deze verordening geldt wel voor verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers die de middelen verschaffen voor de verwerking van persoonsgegevens voor dergelijke persoonlijke of huishoudelijke activiteiten.”

4        Artikel 2 („Materieel toepassingsgebied”) AVG bepaalt:

„1.      Deze verordening is van toepassing op de geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking, alsmede op de verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen.

2.      Deze verordening is niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens:

[...]

c)      door een natuurlijke persoon bij de uitoefening van een zuiver persoonlijke of huishoudelijke activiteit;

[...]”

5        Artikel 4 („Definities”) van die verordening luidt als volgt:

„Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

[...]

7)      ‚verwerkingsverantwoordelijke’: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan die/dat, alleen of samen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt; wanneer de doelstellingen van en de middelen voor deze verwerking in het Unierecht of het lidstatelijke recht worden vastgesteld, kan daarin worden bepaald wie de verwerkingsverantwoordelijke is of volgens welke criteria deze wordt aangewezen;

[...]”

6        Artikel 15 („Recht van inzage van de betrokkene”) van die verordening bepaalt:

„1.      De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:

[...]

3.      De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. [...]

[...]”

 Duits recht

7        § 1896, lid 1, eerste volzin, van het Bürgerliche Gesetzbuch (burgerlijk wetboek), in de versie die is bekendgemaakt op 2 januari 2002 (BGBl. 2002 I, blz. 42; hierna: „BGB”), bepaalt dat wanneer een meerderjarige wegens een geestesziekte dan wel een lichamelijke, geestelijke of psychische beperking niet in staat is om zijn zaken geheel of gedeeltelijk te beheren, de inzake curatele en aanverwante aangelegenheden bevoegde rechter op verzoek van de betrokken persoon of ambtshalve een curator voor deze persoon benoemt.

8        Krachtens § 1897, lid 1, BGB benoemt de inzake curatele bevoegde rechter een natuurlijke persoon tot curator die geschikt is om de zaken van de onder curatele gestelde persoon wettelijk te beheren en hem persoonlijk bij te staan. § 1897, lid 6, BGB bepaalt dat een persoon die optreedt als curator in het kader van zijn beroepsactiviteit, alleen dan als curator wordt benoemd als er geen andere geschikte persoon bereid is om op vrijwillige basis als curator op te treden.

9        Krachtens § 1902 BGB vertegenwoordigt de curator binnen zijn taakomschrijving de onder curatele gestelde persoon in en buiten rechte.

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

10      WB, een Duitse advocaat die deel uitmaakt van de privékring van MK, werd door een Duitse rechter benoemd om in het kader van zijn beroepsactiviteit gedurende een bepaalde periode als curator van MK op te treden, totdat hij van zijn taken werd ontheven en een nieuwe curator werd benoemd.

11      MK wenst een vordering in te stellen om inzage te krijgen in de boekhouding en, overeenkomstig artikel 15 AVG, in de hem betreffende persoonsgegevens die WB tijdens de uitoefening van deze opdracht heeft verzameld.

12      MK heeft daartoe een aanvraag voor rechtsbijstand ingediend bij het Amtsgericht Hannover (rechter in eerste aanleg Hannover, Duitsland). Die rechter heeft dat verzoek, voor zover het betrekking had op de indiening van een verzoek tot inzage krachtens artikel 15 AVG, afgewezen op grond dat een curator die zijn opdracht uitvoert in het kader van zijn beroepsactiviteit geen „verwerkingsverantwoordelijke” is in de zin van artikel 4, lid 7, van die verordening. De AVG regelt bovendien de verhouding tussen een betrokkene en een verwerkingsverantwoordelijke. Krachtens § 1902 BGB is een wettelijk benoemde curator de wettelijke vertegenwoordiger van de betrokkene. Bijgevolg kunnen de persoonsgegevens van die betrokkene in diens naam door de curator worden verwerkt zonder dat er sprake is van een „oppositieverhouding tussen de curator en de onder curatele gestelde persoon”, om de uitdrukking te gebruiken zoals die in de Duitse rechtspraak wordt verwoord.

13      MK is bij het Landgericht Hannover (rechter in tweede aanleg Hannover, Duitsland), de verwijzende rechter, opgekomen tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor rechtsbijstand.

14      Die rechter betwijfelt of een persoon die beroepsmatig de opdracht van curator heeft uitgeoefend, als „verwerkingsverantwoordelijke” in de zin van de AVG kan worden aangemerkt.

15      Bovendien vraagt de verwijzende rechter zich af of die verordening, gelet op artikel 2, lid 2, onder c), AVG, van toepassing is op het hoofdgeding, aangezien WB deel uitmaakt van de privékring van MK, zonder daar evenwel formeel een prejudiciële vraag over te stellen.

16      Daarop heeft het Landgericht Hannover de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Is de wettelijk benoemde curator die deze activiteit beroepsmatig uitoefent, een verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, [AVG]?

2)      Moet hij informatie verstrekken overeenkomstig artikel 15 AVG?”

 Ontvankelijkheid van het verzoek om een prejudiciële beslissing

17      Volgens de Europese Commissie is het verzoek om een prejudiciële beslissing niet in overeenstemming met artikel 94, onder c), van het Reglement voor de procesvoering van het Hof omdat het geen toereikende beschrijving bevat van de redenen die de verwijzende rechter ertoe hebben gebracht om zich over de uitlegging van de betrokken bepalingen van het recht van de Unie vragen te stellen, aangezien die rechter enkel kritiek heeft geuit op de beslissing van het Amtsgericht Hannover, zonder uiteen te zetten waarom hij de uitlegging die het Amtsgericht aan de AVG heeft gegeven, in twijfel trekt.

18      In dit verband zij eraan herinnerd dat het wegens het vereiste om tot een voor de nationale rechter nuttige uitlegging van het Unierecht te komen, noodzakelijk is dat deze rechter een omschrijving geeft van het feitelijke en juridische kader waarin de gestelde vragen moeten worden geplaatst, of althans de feiten uiteenzet waarop die vragen zijn gebaseerd. Deze vereisten met betrekking tot de inhoud van een verzoek om een prejudiciële beslissing staan uitdrukkelijk vermeld in artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering, en de verwijzende rechter wordt in het kader van de door artikel 267 VWEU ingestelde samenwerking geacht deze te kennen en nauwgezet na te leven (arrest van 5 juli 2016, Ognyanov, C‑614/14, EU:C:2016:514, punten 18 en 19 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

19      In casu vraagt de verwijzende rechter zich af of de uitlegging van de bepalingen van de AVG door het Amtsgericht Hannover, volgens welke deze verordening in wezen niet van toepassing is op het hoofdgeding en een gewezen curator hoe dan ook niet als een „verwerkingsverantwoordelijke” in de zin van die verordening kan worden aangemerkt, juist is. De verwijzende rechter geeft weliswaar niet aan waarom hij aan deze uitlegging twijfelt, maar hij zet wel nauwgezet de redenering van het Amtsgericht Hannover uiteen, hetgeen toelaat de draagwijdte van de gestelde vragen te begrijpen.

20      Bovendien is de uitlegging van deze bepalingen relevant voor de beslissing in het hoofdgeding, aangezien de door MK ingediende aanvraag voor rechtsbijstand ertoe strekt een op artikel 15 AVG gesteund verzoek in te dienen, waarvan de toepassing de uitlegging van het begrip „verwerkingsverantwoordelijke” in de zin van artikel 4, punt 7, van die verordening veronderstelt.

21      Bijgevolg is het verzoek om een prejudiciële beslissing ontvankelijk.

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

22      Met zijn vragen, die gezamenlijk moeten worden behandeld, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 4, punt 7, AVG aldus moet worden uitgelegd dat een gewezen curator die zijn opdracht jegens een onder zijn curatele gestelde persoon beroepsmatig heeft uitgeoefend, in de zin van die bepaling moet worden aangemerkt als „verwerkingsverantwoordelijke” van persoonsgegevens betreffende die persoon waarover hij beschikt, en dat een dergelijke verwerking in overeenstemming moet zijn met alle bepalingen van deze verordening, in het bijzonder artikel 15 daarvan.

23      In antwoord op de twijfels die deze rechter heeft geuit over de toepasselijkheid van de AVG op het bij hem aanhangige geding, moet er om te beginnen op worden gewezen dat die verordening krachtens artikel 2, lid 2, onder c) – waarvan de werkingssfeer wordt verduidelijkt in overweging 18 van die verordening – niet van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens door een natuurlijke persoon in het kader van een louter persoonlijke of huishoudelijke activiteit die als zodanig geen enkel verband houdt met een beroeps‑ of handelsactiviteit.

24      Deze bepaling kan niet aldus worden uitgelegd dat zij de beroepsmatige uitoefening van de activiteit van curator door een natuurlijke persoon, van de werkingssfeer van de AVG uitsluit.

25      De door de verwijzende rechter genoemde omstandigheid dat de curator in het hoofdgeding werd gekozen uit de privékring van de onder zijn curatele gestelde persoon, kan aan deze conclusie niet afdoen.

26      Met betrekking tot de vraag of een gewezen curator die zijn opdracht jegens een onder zijn curatele geplaatste persoon beroepsmatig heeft uitgeoefend, moet worden aangemerkt als „verwerkingsverantwoordelijke” van persoonsgegevens, zij opgemerkt dat een curator, op grond van de taken die hem krachtens het nationale recht zijn toegewezen, verschillende activiteiten voor die persoon moet uitvoeren, in het kader waarvan hij ook het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens van diezelfde persoon vaststelt, in de zin van artikel 4, punt 7, AVG.

27      De twijfels van de verwijzende rechter vloeien voort uit het feit dat overeenkomstig de regels van het Duitse recht inzake curatele, de curator de wettelijke vertegenwoordiger is van de onder curatele gestelde persoon en in zijn naam en voor zijn rekening handelt.

28      Zoals die rechter evenwel zelf opmerkt, verzoekt MK in casu hoe dan ook om toegang tot de hem betreffende persoonsgegevens die niet in het bezit zijn van zijn huidige curator, maar van zijn gewezen curator, WB, die inmiddels van zijn opdracht is ontheven en die deze gegevens nog steeds in zijn bezit heeft.

29      Zoals de Commissie opmerkt, is een gewezen curator dus een derde ten aanzien van een persoon die in het verleden onder zijn curatele werd gesteld.

30      Daaruit volgt dat een gewezen curator die zijn opdracht jegens een onder zijn curatele geplaatste persoon beroepsmatig heeft uitgeoefend, moet worden aangemerkt als “verwerkingsverantwoordelijke” van persoonsgegevens betreffende die persoon waarover hij beschikt en dat hij die gegevens bijgevolg moet verwerken in overeenstemming met de AVG en, in het bijzonder, de verplichtingen die op hem rusten krachtens artikel 15 daarvan, zoals eventueel beperkt overeenkomstig artikel 23 van die verordening (zie in die zin arrest van 16 januari 2024, Österreichische Datenschutzbehörde, C‑33/22, EU:C:2024:46, punten 54‑56).

31      Gelet op een en ander moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat artikel 4, punt 7, van verordening 2016/679 aldus moet worden uitgelegd dat een gewezen curator die zijn opdracht jegens een onder zijn curatele geplaatste persoon beroepsmatig heeft uitgeoefend, in de zin van die bepaling moet worden aangemerkt als „verwerkingsverantwoordelijke” van persoonsgegevens betreffende die persoon waarover hij beschikt, en dat een dergelijke verwerking in overeenstemming moet zijn met alle bepalingen van die verordening, in het bijzonder artikel 15 daarvan.

 Kosten

32      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:

Artikel 4, punt 7, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)

moet aldus worden uitgelegd dat

een gewezen curator die zijn opdracht jegens een onder zijn curatele geplaatste persoon beroepsmatig heeft uitgeoefend, in de zin van die bepaling moet worden aangemerkt als „verwerkingsverantwoordelijke” van persoonsgegevens betreffende die persoon waarover hij beschikt, en dat een dergelijke verwerking in overeenstemming moet zijn met alle bepalingen van die verordening, in het bijzonder artikel 15 daarvan.

ondertekeningen


*      Procestaal: Duits.

Top