Use quotation marks to search for an "exact phrase". Append an asterisk (*) to a search term to find variations of it (transp*, 32019R*). Use a question mark (?) instead of a single character in your search term to find variations of it (ca?e finds case, cane, care).
Judgment of the Court (Fifth Chamber) of 4 March 2004.#Krings GmbH v Oberfinanzdirektion Nürnberg.#Reference for a preliminary ruling: Finanzgericht München - Germany.#Common Customs Tariff - Combined Nomenclature - Tariff heading - Preparation with a basis of extract of tea.#Case C-130/02.
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 4 maart 2004. Krings GmbH tegen Oberfinanzdirektion Nürnberg. Verzoek om een prejudiciële beslissing: Finanzgericht München - Duitsland. Gemeenschappelijk douanetarief - Gecombineerde nomenclatuur - Tariefindeling - Bereiding op basis van thee-extracten. Zaak C-130/02.
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 4 maart 2004. Krings GmbH tegen Oberfinanzdirektion Nürnberg. Verzoek om een prejudiciële beslissing: Finanzgericht München - Duitsland. Gemeenschappelijk douanetarief - Gecombineerde nomenclatuur - Tariefindeling - Bereiding op basis van thee-extracten. Zaak C-130/02.
Jurisprudentie 2004 I-02121
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2004:122
Date of document:
04/03/2004
Date lodged:
09/04/2002
Author:
Hof van Justitie
Country or organisation from which the request originates:
Duitsland
Form:
Arrest
Authentic language:
Duits
Type of procedure:
Verzoek om prejudiciële beslissing
Observations:
EU-instellingen en -organen, Europese Commissie
Judge-Rapporteur:
Rosas
Advocate General:
Stix-Hackl
National court:
*A9* Finanzgericht München, Beschluß vom 27/02/2002 (3 K 3634/1)
*P1* Finanzgericht München, Beschluß vom 31/08/2004 (3 K 1035/04)
Treaty:
Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap
(verzoek van het Finanzgericht München om een prejudiciële beslissing)
„Gemeenschappelijk douanetarief – Gecombineerde nomenclatuur – Tariefindeling – Bereiding op basis van thee-extracten”
Samenvatting van het arrest
Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten – Postonderverdeling 2101 20 92 („preparaten op basis van extracten, essences
en concentraten van thee of van maté”) – Indeling door verordening nr. 306/2001 in deze postonderverdeling van bepaalde producten
waarvan gehalte aan thee-extract niet hoger is dan 2,5 respectievelijk 2,2 gewichtsprocent – Gegrondheid – Toepasselijkheid
naar analogie op mengsels met iets lager gehalte aan thee-extract
(Verordening nr. 306/2001 van de Commissie)
Postonderverdeling 2101 20 92 („preparaten op basis van extracten, essences en concentraten van thee of van maté”) van de
gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals deze voortvloeit uit verordening nr. 2031/2001 tot
wijziging van bijlage I van verordening nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk
douanetarief, moet aldus worden uitgelegd dat zij betrekking heeft op producten met een laag gehalte aan thee-extract, zoals
de producten die zijn omschreven in de punten 2 en 3 van de in de bijlage bij verordening nr. 306/2001 tot indeling van bepaalde
goederen in de gecombineerde nomenclatuur opgenomen tabel (producten waarvan het theegehalte niet hoger is dan 2,5 respectievelijk
2,2 gewichtsprocent).
De door de Commissie in genoemde verordening gegeven indeling is naar analogie toepasselijk op twee mengsels die bestemd zijn
voor de bereiding van theedranken en beide bestaan uit 64 % kristalsuiker en 1,9 % thee-extract en water, alsmede, in het
geval van één van deze mengsels, 0,8 % citroenzuur.
In zaak C-130/02,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Finanzgericht München (Duitsland), in het aldaar aanhangige
geding tussen
Krings GmbH,
en
Oberfinanzdirektion Nürnberg,
om een prejudiciële beslissing over, enerzijds, de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk
douanetarief, zoals deze voortvloeit uit verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging
van bijlage I van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het
gemeenschappelijk douanetarief (PB L 279, blz. 1), en, anderzijds de geldigheid van verordening (EG) nr. 306/2001 van de Commissie
van 12 februari 2001 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 44, blz. 25),wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),,
samengesteld als volgt: A. Rosas (rapporteur), waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, A. La Pergola en S. von Bahr,
rechters,
advocaat-generaal: C. Stix-Hackl, griffier: R. Grass,
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
–
Krings GmbH, vertegenwoordigd door G. Kroemer, Rechtsanwalt,
–
de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. C. Schieferer als gemachtigde, bijgestaan door M. Núñez
Müller, Rechtsanwalt,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1
Bij beschikking van 27 februari 2002, ingekomen bij het Hof op 9 april daaropvolgend, heeft het Finanzgericht München krachtens
artikel 234 EG twee prejudiciële vragen gesteld over, enerzijds, de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk
douanetarief (hierna: „GN”), zoals deze voortvloeit uit verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001
tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur
en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 279, blz. 1), en, anderzijds, de geldigheid van verordening (EG) nr. 306/2001
van de Commissie van 12 februari 2001 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 44, blz. 25).
2
Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen Krings GmbH, een vennootschap naar Duits recht (hierna: „Krings”), en de Oberfinanzdirektion
Nürnberg (Duitsland), met betrekking tot de tariefindeling van twee voor de vervaardiging van theedranken bestemde mengsels.
Het rechtskader
3
Hoofdstuk 9 van de GN, dat betrekking heeft op koffie, thee, maté en specerijen, bevat onder meer post nr. 0902 (thee, ook
indien gearomatiseerd), waaronder postonderverdeling 0902 40 00 valt, met de titel: „andere zwarte gefermenteerde thee en
andere gedeeltelijk gefermenteerde thee”. De in deze postonderverdeling bedoelde goederen zijn vrij van douanerechten.
4
Hoofdstuk 21 van de GN, met betrekking tot diverse producten voor menselijke consumptie, bevat onder meer de volgende posten:
GN-CODE
Omschrijving
Conventioneel douanerecht (%)
1
2
3
2101
Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis
van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten
daarvan:
[…]
[…]
[…]
2101 12
– Preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op basis van koffie:
2101 12 92
– – Preparaten op basis van extracten, essences of concentraten van koffie
11,5
[…]
[…]
[…]
2101 20
– Extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of
van maté:
2101 20 20
– – Extracten, essences of concentraten
6
– – Preparaten:
2101 20 92
– – – op basis extracten, essences en concentraten, van thee of van maté
6
2101 20 98
– – – andere
6,5 + EA
[…]
[…]
[…]
2106
Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen
[…]
[…]
[…]
2106 90 98
– – – andere
9 + EA
5
Overeenkomstig artikel 9 van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur
en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2559/2000, heeft
de Commissie verordening nr. 306/2001 vastgesteld.
6
Artikel 1 van verordening nr. 306/2001 luidt:
„De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld
onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.”
7
De punten 2 en 3 van de bijlage bij deze verordening zijn als volgt geformuleerd:
Omschrijving
IndelingGN-CODE
Motivering
(1)
(2)
(3)
[…]
[…]
[…]
2. Product in poedervorm „citroenthee” genoemd, voor de bereiding van thee, met de volgende samenstelling (in gewichtspercenten):
– suiker: 90.1
– thee-extract: 2,5
en kleine hoeveelheden maltodextrine, citroenzuur, citroenaroma en antiklonteringsmiddel
Het product is bedoeld om na oplossing in water als drank te worden geconsumeerd
2101 20 92
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur
en de tekst van de GN-codes 2101, 2101 20 en 2101 20 92
Het product wordt aangemerkt als een preparaat op basis van extract van thee met toegevoegde suiker, met toegevoegde suiker,
zoals bedoeld bij de GS-toelichting op post 2101, eerste alinea, punt 3
3. Vloeibaar product voor de bereiding van thee, met de volgende analytische samenstelling (in gewichtspercenten)– suiker: 58,1(94 % berekend op de droge stof)– water: 38,8– thee-extract: 2,2– trinatriumcitraat: 0,9Het product is bedoeld om na verdunning met water als drank te worden geconsumeerd
2101 20 92
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur
en de tekst van de GN-codes 2101, 2101 20 en 2101 20 92Het product wordt aangemerkt als een preparaat op basis van extract van thee met toegevoegde suiker, met toegevoegde suiker,
zoals bedoeld bij de GS-toelichting op post 2101, eerste alinea, punt 3
[…]
[…]
[…]
8
De punten 1 tot en met 3 in afdeling IV, hoofdstuk 21, getiteld „Diverse producten voor menselijke consumptie”, van de toelichtingen
bij post 2101 van het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „geharmoniseerd systeem”)
luiden als volgt:
„Deze post omvat:
1)
koffie-extracten, koffie-essences en koffieconcentraten. Hiermede worden niet alleen extracten, essences en concentraten van
echte koffie (al dan niet cafeïnevrij) bedoeld, maar ook van mengsels van echte koffie met koffiesurrogaten, ongeacht de verhouding.
Bedoelde producten kunnen vloeibaar zijn of in poedervorm voorkomen. Zij zijn meestal sterk geconcentreerd. Onder deze post
valt eveneens oploskoffie. Dit is koffie die is getrokken en daarna gedehydreerd of koffie die is getrokken en daarna bevroren
alvorens te worden gedroogd;
2)
extracten, essences, en concentraten van thee of van maté. Het vermelde in punt 1 hiervoor is mutatis mutandis van overeenkomstige
toepassing;
3)
preparaten op basis van de extracten, essences en concentraten, bedoeld in de punten 1 en 2 hiervoor. Hiermede worden uitsluitend
preparaten bedoeld op basis van extracten, essences of van concentraten van koffie, thee of maté als zodanig (en niet bereidingen
verkregen door koffie, thee of maté toe te voegen aan andere ingrediënten), daaronder begrepen extracten, enz., waaraan zetmeel
of andere koolhydraten in de loop van het fabricageproces zijn toegevoegd.”
9
Ten aanzien van postonderverdeling 2101 12 van het geharmoniseerde systeem, met betrekking tot preparaten op basis van extracten,
essences of concentraten of op koffie-basis, heeft de douaneraad het volgende indelingsadvies opgesteld:
„1. Preparaten op basis van koffie-extract bestaande uit 98,5 % oploskoffie (verkregen door aan koffie die eerst is getrokken,
het water te onttrekken) en 1,5 % stevioside (niet-calorische zoetstof)”.
10
De algemene regels voor de interpretatie van de GN, die zijn neergelegd in het eerste deel daarvan, titel I, deel A, bepalen
onder meer:
„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.
1.
De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts
als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de
afdelingen of op de hoofdstukken en – voorzover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen –
de navolgende regels.
2.
[...]
b)
Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met
andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan,
doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld
met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.
3.
Indien goederen met toepassing van het bepaalde sub 2 b, of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of
meer posten, geschiedt de indeling als volgt:
a)
de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee
of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel
of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt
voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek,
zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;
b)
mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende
goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk
is aan de hand van het bepaalde sub 3 a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de
stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;
c)
in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde sub 3 a en 3 b niet mogelijk is, wordt van de verschillende
in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.”
Het rechtskader en de prejudiciële vragen
11
Op 9 augustus 2000 verzocht Krings de Oberfinanzdirektion Hamburg (Duitsland), die binnen de Duitse douane-organisatie verantwoordelijk
is voor de toepassing van hoofdstuk 9 van de GN, om afgifte van twee bindende tariefinlichtingen betreffende twee mengsels
voor de bereiding van theedranken. Krings verlangde indeling van de genoemde producten in GN-postonderverdeling 0902 40 00.
De Oberfinanzdirektion Hamburg zond dit verzoek door naar de Oberfinanzdirektion Nürnberg, die bevoegd is voor producten die
onder hoofdstuk 21 van de GN vallen.
12
Volgens de door Krings aan de douaneautoriteiten verstrekte inlichtingen bestaat elk van de twee litigieuze producten uit
een mengsel van 64 % kristalsuiker, 1,9 % thee-extract en water, waaraan in een van beide mengsels 0,8 % citroenzuur is toegevoegd.
13
Onderzoek door de Zolltechnische Prüfungs- und Lehranstalt München (douanetechnisch onderzoeks- en opleidingsinstituut te
München) (Duitsland) heeft uitgewezen dat beide mengsels bestaan uit een donkerbruine, zoete, siroopachtige vloeistof, waarbij
het citroenzuur bevattende mengsel tevens zurig is. De mengsels hebben daarnaast een lichte theesmaak en een cafeïnegehalte
(HPLC) van 59 mg/100, respectievelijk 43 mg/100. Op basis van het cafeïnegehalte berekende het aangezochte instituut dat genoemde
mengsels een thee-extract van 1 – 2,4 of van 0,7 – 1,7 gewichtsprocent bevatten. Vanwege de geringe component zwartethee-extract
heeft dit instituut aanbevolen om de producten in te delen in GN-postonderverdeling 2106 90 98 (inzake preparaten voor menselijke
consumptie, elders genoemd noch elders begrepen).
14
Op 4 oktober 2000 heeft de Oberfinanzdirektion Nürnberg twee bindende tariefinlichtingen gegeven, met de nummers DE M/1895/00‑1
en DE M/1896/00‑1, waarbij zij de betrokken producten in GN-postonderverdeling 2106 90 98 heeft ingedeeld.
15
Bij beschikking van 30 juli 2001 heeft de Oberfinanzdirektion Nürnberg de door Krings tegen de bindende tariefinlichtingen
ingediende bezwaren verworpen. Deze vennootschap heeft hiertegen bij het Finanzgericht München beroep ingesteld, waarbij zij
heeft aangevoerd dat de litigieuze producten in GN-post 2101 moeten worden ingedeeld. Haars inziens betreft post 2106 een
restcategorie, die slechts in aanmerking komt als geen andere GN-post van toepassing is. In casu is post 2101 van toepassing
omdat volgens de bewoordingen hiervan, hieronder onder meer extracten, essences en concentraten van thee vallen alsmede preparaten
op basis van deze producten. Krings vordert derhalve nietigverklaring van de beschikking van 30 juli 2001 en van de bindende
tariefinlichtingen van 4 oktober 2000, alsmede een bevel aan de Oberfinanzdirektion Nürnberg, de producten in postonderverdeling 2101 20 92
in te delen.
16
Het Finanzgericht München meent dat de betrokken producten niet in GN-post 0902 kunnen worden ingedeeld omdat de betrokken
producten geen thee, zoals bij die post staat vermeld, maar uitsluitend thee-extract bevatten. Daarnaast benadrukt het dat
extracten, essences en concentraten van thee uitdrukkelijk onder GN-post 2101 vallen en dat onderverdeling 2101 20 van deze
post refereert aan „extracten, essences en concentraten van thee en preparaten op basis van deze producten”. Volgens het Finanzgericht
München betekent de uitdrukking „op basis van” dat de component theeconcentraten het meest wezenlijke bestanddeel van het
preparaat vormt, en niet slechts het overwegende bestanddeel of het bestanddeel waaraan het preparaat louter zijn karakter
ontleent. Deze uitlegging vindt bevestiging in de toelichting op het geharmoniseerde systeem inzake postonderverdeling 2101 12
en in de structuur van de GN-postonderverdelingen, waarin andere bestanddelen qua gehalte slechts ondergeschikt zijn. Volgens
een indelingsadvies bestaat een preparaat op basis van koffie uit 98,5 % oploskoffie en 1,5 % zoetstof. In het onderhavige
geval bevatten de litigieuze producten slechts zeer kleine hoeveelheden thee – volgens de verklaringen van Krings 1,9 % –
die in elk geval niet de „basis” van de te beoordelen mengsels vormen.
17
Voorts verwijst het Finanzgericht München naar de vaste rechtspraak van het Hof (zie onder meer arrest van 20 juni 1996, VOBIS
Microcomputer, C-121/95, Jurispr. blz. I-3047, punt 13), volgens welke het beslissende criterium voor de tariefindeling van
goederen in beginsel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de posten
van het gemeenschappelijk douanetarief en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven. In het hoofdgeding
konden de door de fabrikant verstrekte gegevens, volgens welke bij de litigieuze goederen sprake zou zijn van een toevoeging
van minimaal 1,9 % thee-extract, niet worden nagetrokken. Volgens een getuige-deskundige die door het Finanzgericht München
is gehoord, is het gehalte aan thee-extract in dergelijke preparaten slechts zeer vaag en onnauwkeurig te bepalen. De verwijzende
rechterlijke instantie is evenwel van oordeel dat de in GN-post 2101 gebruikte formulering „op basis van theeconcentraten”
tot uitdrukking brengt, dat de goederen een daadwerkelijk gehalte aan theeconcentraten moeten vertonen. Dat het preparaat
zijn wezenlijke karakter aan het thee-extract of zelfs maar aan de theesmaak ontleent, is onvoldoende.
18
In dit verband preciseert het Finanzgericht München dat het proeven van de betrokken producten, waartoe de leden van deze
rechterlijke instantie zijn overgegaan, niet heeft geleid tot een duidelijke vaststelling van een dergelijke theesmaak.
19
Volgens dit Finanzgericht is niet van belang, in tegenstelling tot hetgeen het Bundesministerium für Finanzen (Oostenrijks
federaal ministerie van Financiën) naar voren brengt in zijn schrijven van 28 februari 2002, dat Krings aan het dossier heeft
toegevoegd, of de omstreden producten voldoen aan de nationale criteria op het gebied van levensmiddelen voor preparaten voor
het bereiden van theedranken. Het Finanzgericht München acht het onwaarschijnlijk dat de onderhavige geconcentreerde suikersiroop
bij verdunning tot een drinkbaar product nog het daartoe vereiste theegehalte bevat. In elk geval dient niet elk preparaat
dat een thee-extract bevat, op grond van die enkele toevoeging in GN-postonderverdeling 2101 20 92 te worden ingedeeld.
20
Het Finanzgericht München is evenwel van oordeel dat het in het hoofdgeding geen oordeel kan geven, omdat de Commissie in
verordening nr. 306/2001 vergelijkbare producten in postonderverdeling 2101 20 92 heeft ingedeeld en de betrokken preparaten,
die een suikerbasis hebben en thee-extract bevatten, als preparaat „op basis van thee-extract” met „toevoeging van suiker”
heeft gekwalificeerd. Het acht het derhalve noodzakelijk het Hof de vraag te stellen of deze verordening geldig is.
21
Onder deze omstandigheden heeft het Finanzgericht München besloten, de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende
prejudiciële vragen te stellen:
„1)
Moet de [GN] aldus worden uitgelegd dat mengsels die bestaan uit:
a)
64 % kristalsuiker, 1,9 % thee-extract en water, en
geen bereidingen op basis van thee-extracten zijn?
2)
Is verordening [306/2001] geldig wat betreft de producten die zijn beschreven in de punten 2 en 3 van de in haar bijlage opgenomen
tabel?”
De prejudiciële vragen
22
Allereerst dient er op te worden gewezen dat het hoofdgeding betrekking heeft op de tariefindeling van twee mengsels voor
de bereiding van theedranken en dat, zoals het Finanzgericht München in zijn verwijzingsbeschikking heeft vastgesteld, bij
verordening nr. 306/2001, door de Commissie vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van verordening nr. 2658/87, vergelijkbare
producten zijn ingedeeld in GN-postonderverdeling 2101 20 92 (die betrekking heeft op preparaten op basis van extracten, essences
of concentraten van thee of van maté). In het onderhavige geval is de verwijzende rechterlijke instantie van oordeel dat de
betrokken producten, gelet op het lage gehalte aan thee-extract, niet in GN-postonderverdeling 2101 20 92 kunnen worden ingedeeld.
Zij vraagt zich in dit verband af of verordening nr. 306/2001 geldig is.
23
De twee aan het Hof voorgelegde vragen doen een uitleggingsvraag rijzen met betrekking tot GN-postonderverdeling 2101 20 92.
Deze prejudiciële vragen moeten aldus worden verstaan, dat het Finanzgericht München in hoofdzaak wenst te vernemen of verordening
nr. 306/2001 geldig is voorzover zij bepaalde producten waarvan het theegehalte niet hoger is dan 2,5 respectievelijk 2,2 gewichtsprocent,
in GN-postonderverdeling 2101 20 92 indeelt, en of dezelfde indeling naar analogie van toepassing is op twee mengsels die
zijn bestemd voor de bereiding van theedranken, die beide bestaan uit 64 % kristalsuiker, 1,9 % thee-extract en water, alsmede,
in het geval van één van beide mengsels, 0,8 % citroenzuur.
24
Met betrekking tot de tweede door de verwijzende rechterlijke instantie gestelde vraag stellen Krings en de Commissie, dat
verordening nr. 306/2001 niet strijdig is met de GN en dat de litigieuze producten, vergelijkbaar met die bedoeld in deze
verordening, maar met een nog lager thee-extractgehalte, namelijk 1,9 % gewichtsprocent, eveneens onder GN-postonderverdeling 2101 20 92
vallen.
25
Dienaangaande dient eraan te worden herinnerd dat wanneer de indeling van een specifiek product in de GN moeilijkheden kan
opleveren of tot controversie kan leiden, door de Commissie na advies van het Comité douanewetboek een indelingsverordening,
zoals in casu verordening nr. 306/2001, wordt vastgesteld (zie arrest van 17 mei 2001, Hewlett Packard, C-119/99, Jurispr.
blz. I-3981, punt 18).
26
Volgens de rechtspraak van het Hof heeft de Raad de Commissie, die met de douanedeskundigen van de lidstaten samenwerkt, een
ruime beoordelingsbevoegdheid gelaten om de inhoud te preciseren van de posten die voor de indeling van een bepaald goed in
aanmerking komen. De bevoegdheid van de Commissie om de in artikel 9 van verordening nr. 2658/87 bedoelde maatregelen vast
te stellen, machtigt haar evenwel niet om de inhoud of de draagwijdte van de tariefposten te wijzigen (zie in deze zin arresten
van 14 december 1995, Frankrijk/Commissie, C-267/94, Jurispr. blz. I‑4845, punten 19 en 20, en 28 maart 2000, Holz Geenen,
C-309/98, Jurispr. blz. I-1975, punt 13).
27
Derhalve dient te worden onderzocht of GN-postonderverdeling 2101 20 92 in die zin moet worden uitgelegd dat zij betrekking
heeft op producten met een laag gehalte aan thee-extract, zoals de producten die zijn omschreven in de punten 2 en 3 van de
in de bijlage bij verordening nr. 306/2001 opgenomen tabel.
28
Het is vaste rechtspraak, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium
voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze
in de tekst van de GN-post zijn omschreven. De door de Commissie voor de GN en door de Internationale Douaneraad voor het
geharmoniseerd systeem uitgewerkte toelichtingen zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging
van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (zie arrest VOBIS Microcomputer, reeds aangehaald, punt 13; arrest van
28 april 1999, Mövenpick Deutschland, C-405/97, Jurispr. blz. I-2397, punt 18, en arrest Holz Geenen, reeds aangehaald, punt 14).
29
Onder GN-post 2101 worden onder meer preparaten op basis van extracten, essences of concentraten van thee vermeld. Zoals Krings
en de Commissie terecht hebben gesteld, schrijft noch de tekst van post 2101, zowel in de GN als in het geharmoniseerde systeem,
noch de structuur van deze postonderverdelingen een minimaal theegehalte voor voor de preparaten waarop deze post betrekking
heeft. In tegenstelling tot het standpunt van de verwijzende rechterlijke instantie, is er geen objectief element op grond
waarvan thee het hoofdingrediënt van dergelijke preparaten zou moeten zijn. Voldoende is dat thee-extract of -concentraat
bij de bereiding ervan een essentieel bestanddeel vormt dat aan deze voedselbereidingen hun onderscheidend vermogen verleent.
30
Voorts kan volgens de rechtspraak van het Hof de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer
die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken
en eigenschappen van het product (zie arrest van 1 juni 1995, Thyssen Haniel Logistic, C-459/93, Jurispr. blz. I-1381, punt 13,
en arrest Holz Geenen, reeds aangehaald, punt 15).
31
In casu gaat het om producten die bestemd zijn om te worden gebruikt als theedrank, welke wordt verkregen na eenvoudige oplossing
van thee-extract of ‑concentraat in water. Volgens Krings en de Commissie is de samenstelling van genoemde producten aangepast
aan hun uiteindelijke consumptie en strookt zij met de door de producenten van theedranken toegepaste normen. Onder deze omstandigheden
spreekt ook de bestemming van de betrokken producten voor indeling in GN-postonderverdeling 2101 20 92.
32
Derhalve dient aan de verwijzende rechterlijke instantie te worden geantwoord dat bij het onderzoek van de tweede vraag niet
is gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van verordening nr. 306/2001 kunnen aantasten voorzover deze de
producten die zijn omschreven in de punten 2 en 3 van de in haar bijlage opgenomen tabel, indeelt in GN-postonderverdeling 2101 20 92,
zoals deze voortvloeit uit verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I
bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur van het gemeenschappelijke
douanetarief.
33
Met betrekking tot de eerste vraag, waarmee de verwijzende rechterlijke instantie wenst te vernemen of ook de litigieuze producten
in GN-postonderverdeling 2101 20 92 moeten worden ingedeeld, dient eraan te worden herinnerd dat een indelingsverordening
algemene strekking heeft daar zij niet voor één bepaalde marktdeelnemer geldt, doch van toepassing is op alle producten die
identiek zijn aan het door het Comité douanewetboek onderzochte product. Om in het kader van de uitlegging van een indelingsverordening
de werkingssfeer daarvan vast te stellen, moet onder meer rekening worden gehouden met haar motivering (arrest Hewlett Packard,
reeds aangehaald, punten 19 en 20).
34
Toegegeven zij dat verordening nr. 306/2001 niet rechtstreeks van toepassing is op de litigieuze producten. Het gaat immers
niet om producten die identiek zijn aan die waarop de verordening betrekking heeft, aangezien zij onder meer een thee-extractgehalte
bezitten van 1,9 gewichtsprocent.
35
Zoals de Commissie evenwel terecht stelt, is de toepassing naar analogie van een indelingsverordening, zoals verordening nr. 306/2001,
op producten die vergelijkbaar zijn met die waarop deze verordening betrekking heeft, bevorderend voor een coherente uitlegging
van de GN en voor de gelijke behandeling van de deelnemers aan het economisch verkeer.
36
Volgens de motivering met betrekking tot de producten die zijn omschreven in de punten 2 en 3 van de in de bijlage bij verordening
nr. 306/2001 opgenomen tabel, dienen deze producten te worden beschouwd als preparaten op basis van thee-extract waaraan suiker
is toegevoegd, niettegenstaande het feit dat het ene mengsel 90,1 % suiker en 2,5 % thee-extract bevat, en het andere 58,1 %
suiker en 2,2 % thee-extract. Deze motivering is ook bruikbaar ten aanzien van de litigieuze producten, die 64 % kristalsuiker
en 1,9 % thee-extract bevatten.
37
Het feit dat de leden van de verwijzende rechterlijke instantie moeite hebben gehad om de theesmaak in deze laatste producten
te ontwaren, kan indeling in GN-postonderverdeling 2101 20 92 niet beletten. De bindende tariefinlichtingen met betrekking
tot deze producten maken gewag van een lichte theesmaak. Bovendien blijkt noch uit de bewoordingen van post 2101, noch uit
de daarbij behorende toelichting, dat sprake moet zijn van een uitgesproken thee‑, koffie‑ of matésmaak om een product in
deze tariefpost te kunnen indelen.
38
Derhalve dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat de door de Commissie in verordening nr. 306/2001 gegeven indeling,
wat de producten betreft die zijn omschreven in de punten 2 en 3 van de in de bijlage bij deze verordening opgenomen tabel,
naar analogie toepasselijk is op twee mengsels die bestemd zijn voor de bereiding van theedranken en beide bestaan uit 64 %
kristalsuiker en 1,9 % thee-extract en water, alsmede, in het geval van één van deze mengsels, 0,8 % citroenzuur.
Kosten
39
De kosten door de Commissie wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale
rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),
uitspraak doende op de door het Finanzgericht München bij beschikking van 27 februari 2002 gestelde vragen, verklaart voor
recht:
1)
Bij het onderzoek van de tweede vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van verordening (EG)
nr. 306/2001 van de Commissie van 12 februari 2001 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur kunnen
aantasten voorzover deze de producten die zijn omschreven in de punten 2 en 3 van de in de bijlage bij deze verordening opgenomen
tabel, indeelt in postonderverdeling 2101 20 92 van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief,
zoals deze voortvloeit uit verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I
bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk
douanetarief.
2)
De door de Commissie van de Europese Gemeenschappen in verordening nr. 306/2001 gegeven indeling is, wat de producten betreft
die zijn omschreven in de punten 2 en 3 van de in de bijlage bij deze verordening opgenomen tabel, naar analogie toepasselijk
op twee mengsels die bestemd zijn voor de bereiding van theedranken en beide bestaan uit 64 % kristalsuiker en 1,9 % thee-extract
en water, alsmede, in het geval van één van deze mengsels, 0,8 % citroenzuur.
Rosas
La Pergola
von Bahr
Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 4 maart 2004.