Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002CJ0130

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 4 maart 2004.
Krings GmbH tegen Oberfinanzdirektion Nürnberg.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Finanzgericht München - Duitsland.
Gemeenschappelijk douanetarief - Gecombineerde nomenclatuur - Tariefindeling - Bereiding op basis van thee-extracten.
Zaak C-130/02.

Jurisprudentie 2004 I-02121

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2004:122

Arrêt de la Cour

Zaak C‑130/02

Krings GmbH

tegen

Oberfinanzdirektion Nürnberg

(verzoek van het Finanzgericht München om een prejudiciële beslissing)

„Gemeenschappelijk douanetarief – Gecombineerde nomenclatuur – Tariefindeling – Bereiding op basis van thee-extracten”

Samenvatting van het arrest

Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten – Postonderverdeling 2101 20 92 („preparaten op basis van extracten, essences en concentraten van thee of van maté”) – Indeling door verordening nr. 306/2001 in deze postonderverdeling van bepaalde producten waarvan gehalte aan thee-extract niet hoger is dan 2,5 respectievelijk 2,2 gewichtsprocent – Gegrondheid – Toepasselijkheid naar analogie op mengsels met iets lager gehalte aan thee-extract

(Verordening nr. 306/2001 van de Commissie)

Postonderverdeling 2101 20 92 („preparaten op basis van extracten, essences en concentraten van thee of van maté”) van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals deze voortvloeit uit verordening nr. 2031/2001 tot wijziging van bijlage I van verordening nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, moet aldus worden uitgelegd dat zij betrekking heeft op producten met een laag gehalte aan thee-extract, zoals de producten die zijn omschreven in de punten 2 en 3 van de in de bijlage bij verordening nr. 306/2001 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur opgenomen tabel (producten waarvan het theegehalte niet hoger is dan 2,5 respectievelijk 2,2 gewichtsprocent).

De door de Commissie in genoemde verordening gegeven indeling is naar analogie toepasselijk op twee mengsels die bestemd zijn voor de bereiding van theedranken en beide bestaan uit 64 % kristalsuiker en 1,9 % thee-extract en water, alsmede, in het geval van één van deze mengsels, 0,8 % citroenzuur.

(cf. punten 32, 38, dictum 1‑2)




ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)
4 maart 2004(1)

„Gemeenschappelijk douanetarief – Gecombineerde nomenclatuur – Tariefindeling – Bereiding op basis van thee-extracten”

In zaak C-130/02,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Finanzgericht München (Duitsland), in het aldaar aanhangige geding tussen

Krings GmbH,

en

Oberfinanzdirektion Nürnberg,

om een prejudiciële beslissing over, enerzijds, de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals deze voortvloeit uit verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 279, blz. 1), en, anderzijds de geldigheid van verordening (EG) nr. 306/2001 van de Commissie van 12 februari 2001 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 44, blz. 25),wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),,



samengesteld als volgt: A. Rosas (rapporteur), waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, A. La Pergola en S. von Bahr, rechters,

advocaat-generaal: C. Stix-Hackl,
griffier: R. Grass,

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

Krings GmbH, vertegenwoordigd door G. Kroemer, Rechtsanwalt,

de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. C. Schieferer als gemachtigde, bijgestaan door M. Núñez Müller, Rechtsanwalt,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende



Arrest



1
Bij beschikking van 27 februari 2002, ingekomen bij het Hof op 9 april daaropvolgend, heeft het Finanzgericht München krachtens artikel 234 EG twee prejudiciële vragen gesteld over, enerzijds, de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief (hierna: „GN”), zoals deze voortvloeit uit verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 279, blz. 1), en, anderzijds, de geldigheid van verordening (EG) nr. 306/2001 van de Commissie van 12 februari 2001 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 44, blz. 25).

2
Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen Krings GmbH, een vennootschap naar Duits recht (hierna: „Krings”), en de Oberfinanzdirektion Nürnberg (Duitsland), met betrekking tot de tariefindeling van twee voor de vervaardiging van theedranken bestemde mengsels.


Het rechtskader

3
Hoofdstuk 9 van de GN, dat betrekking heeft op koffie, thee, maté en specerijen, bevat onder meer post nr. 0902 (thee, ook indien gearomatiseerd), waaronder postonderverdeling 0902 40 00 valt, met de titel: „andere zwarte gefermenteerde thee en andere gedeeltelijk gefermenteerde thee”. De in deze postonderverdeling bedoelde goederen zijn vrij van douanerechten.

4
Hoofdstuk 21 van de GN, met betrekking tot diverse producten voor menselijke consumptie, bevat onder meer de volgende posten:

GN-CODE

Omschrijving

Conventioneel douanerecht (%)

1

2

3

2101

Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan:

    
[…]

[…]

[…]

2101 12

         Preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op basis van koffie:

    
2101 12 92

– –     Preparaten op basis van extracten, essences of concentraten van koffie

11,5

[…]

[…]

[…]

2101 20

         Extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of van maté:

    
2101 20 20

– –     Extracten, essences of concentraten

6

     – –     Preparaten:

    
2101 20 92

– – –            op basis extracten, essences en concentraten, van thee of van maté

6

2101 20 98

– – –            andere

6,5 + EA

[…]

[…]

[…]

2106

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen

    
[…]

[…]

[…]

2106 90 98

– – –            andere

9 + EA

5
Overeenkomstig artikel 9 van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2559/2000, heeft de Commissie verordening nr. 306/2001 vastgesteld.

6
Artikel 1 van verordening nr. 306/2001 luidt:

„De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.”

7
De punten 2 en 3 van de bijlage bij deze verordening zijn als volgt geformuleerd:

Omschrijving

IndelingGN-CODE

Motivering

(1)

(2)

(3)

[…]

[…]

[…]

2. Product in poedervorm „citroenthee” genoemd, voor de bereiding van thee, met de volgende samenstelling (in gewichtspercenten):

– suiker: 90.1

– thee-extract:             2,5

en kleine hoeveelheden maltodextrine, citroenzuur, citroenaroma en antiklonteringsmiddel

Het product is bedoeld om na oplossing in water als drank te worden geconsumeerd

2101 20 92

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 2101, 2101 20 en 2101 20 92

Het product wordt aangemerkt als een preparaat op basis van extract van thee met toegevoegde suiker, met toegevoegde suiker, zoals bedoeld bij de GS-toelichting op post 2101, eerste alinea, punt 3

3. Vloeibaar product voor de bereiding van thee, met de volgende analytische samenstelling (in gewichtspercenten)– suiker: 58,1(94 % berekend op de droge stof)– water: 38,8– thee-extract: 2,2– trinatriumcitraat: 0,9Het product is bedoeld om na verdunning met water als drank te worden geconsumeerd

2101 20 92

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 2101, 2101 20 en 2101 20 92Het product wordt aangemerkt als een preparaat op basis van extract van thee met toegevoegde suiker, met toegevoegde suiker, zoals bedoeld bij de GS-toelichting op post 2101, eerste alinea, punt 3

[…]

[…]

[…]

8
De punten 1 tot en met 3 in afdeling IV, hoofdstuk 21, getiteld „Diverse producten voor menselijke consumptie”, van de toelichtingen bij post 2101 van het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „geharmoniseerd systeem”) luiden als volgt:

„Deze post omvat:

1)
koffie-extracten, koffie-essences en koffieconcentraten. Hiermede worden niet alleen extracten, essences en concentraten van echte koffie (al dan niet cafeïnevrij) bedoeld, maar ook van mengsels van echte koffie met koffiesurrogaten, ongeacht de verhouding. Bedoelde producten kunnen vloeibaar zijn of in poedervorm voorkomen. Zij zijn meestal sterk geconcentreerd. Onder deze post valt eveneens oploskoffie. Dit is koffie die is getrokken en daarna gedehydreerd of koffie die is getrokken en daarna bevroren alvorens te worden gedroogd;

2)
extracten, essences, en concentraten van thee of van maté. Het vermelde in punt 1 hiervoor is mutatis mutandis van overeenkomstige toepassing;

3)
preparaten op basis van de extracten, essences en concentraten, bedoeld in de punten 1 en 2 hiervoor. Hiermede worden uitsluitend preparaten bedoeld op basis van extracten, essences of van concentraten van koffie, thee of maté als zodanig (en niet bereidingen verkregen door koffie, thee of maté toe te voegen aan andere ingrediënten), daaronder begrepen extracten, enz., waaraan zetmeel of andere koolhydraten in de loop van het fabricageproces zijn toegevoegd.”

9
Ten aanzien van postonderverdeling 2101 12 van het geharmoniseerde systeem, met betrekking tot preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op koffie-basis, heeft de douaneraad het volgende indelingsadvies opgesteld:

„1. Preparaten op basis van koffie-extract bestaande uit 98,5 % oploskoffie (verkregen door aan koffie die eerst is getrokken, het water te onttrekken) en 1,5 % stevioside (niet-calorische zoetstof)”.

10
De algemene regels voor de interpretatie van de GN, die zijn neergelegd in het eerste deel daarvan, titel I, deel A, bepalen onder meer:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.

1.
De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voorzover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

2.
[...]

b)
Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.

3.
Indien goederen met toepassing van het bepaalde sub 2 b, of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

a)
de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;

b)
mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde sub 3 a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

c)
in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde sub 3 a en 3 b niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.”


Het rechtskader en de prejudiciële vragen

11
Op 9 augustus 2000 verzocht Krings de Oberfinanzdirektion Hamburg (Duitsland), die binnen de Duitse douane-organisatie verantwoordelijk is voor de toepassing van hoofdstuk 9 van de GN, om afgifte van twee bindende tariefinlichtingen betreffende twee mengsels voor de bereiding van theedranken. Krings verlangde indeling van de genoemde producten in GN-postonderverdeling 0902 40 00. De Oberfinanzdirektion Hamburg zond dit verzoek door naar de Oberfinanzdirektion Nürnberg, die bevoegd is voor producten die onder hoofdstuk 21 van de GN vallen.

12
Volgens de door Krings aan de douaneautoriteiten verstrekte inlichtingen bestaat elk van de twee litigieuze producten uit een mengsel van 64 % kristalsuiker, 1,9 % thee-extract en water, waaraan in een van beide mengsels 0,8 % citroenzuur is toegevoegd.

13
Onderzoek door de Zolltechnische Prüfungs- und Lehranstalt München (douanetechnisch onderzoeks- en opleidingsinstituut te München) (Duitsland) heeft uitgewezen dat beide mengsels bestaan uit een donkerbruine, zoete, siroopachtige vloeistof, waarbij het citroenzuur bevattende mengsel tevens zurig is. De mengsels hebben daarnaast een lichte theesmaak en een cafeïnegehalte (HPLC) van 59 mg/100, respectievelijk 43 mg/100. Op basis van het cafeïnegehalte berekende het aangezochte instituut dat genoemde mengsels een thee-extract van 1 – 2,4  of van 0,7 – 1,7 gewichtsprocent bevatten. Vanwege de geringe component zwartethee-extract heeft dit instituut aanbevolen om de producten in te delen in GN-postonderverdeling 2106 90 98 (inzake preparaten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders begrepen).

14
Op 4 oktober 2000 heeft de Oberfinanzdirektion Nürnberg twee bindende tariefinlichtingen gegeven, met de nummers DE M/1895/00‑1 en DE M/1896/00‑1, waarbij zij de betrokken producten in GN-postonderverdeling 2106 90 98 heeft ingedeeld.

15
Bij beschikking van 30 juli 2001 heeft de Oberfinanzdirektion Nürnberg de door Krings tegen de bindende tariefinlichtingen ingediende bezwaren verworpen. Deze vennootschap heeft hiertegen bij het Finanzgericht München beroep ingesteld, waarbij zij heeft aangevoerd dat de litigieuze producten in GN-post 2101 moeten worden ingedeeld. Haars inziens betreft post 2106 een restcategorie, die slechts in aanmerking komt als geen andere GN-post van toepassing is. In casu is post 2101 van toepassing omdat volgens de bewoordingen hiervan, hieronder onder meer extracten, essences en concentraten van thee vallen alsmede preparaten op basis van deze producten. Krings vordert derhalve nietigverklaring van de beschikking van 30 juli 2001 en van de bindende tariefinlichtingen van 4 oktober 2000, alsmede een bevel aan de Oberfinanzdirektion Nürnberg, de producten in postonderverdeling 2101 20 92 in te delen.

16
Het Finanzgericht München meent dat de betrokken producten niet in GN-post 0902 kunnen worden ingedeeld omdat de betrokken producten geen thee, zoals bij die post staat vermeld, maar uitsluitend thee-extract bevatten. Daarnaast benadrukt het dat extracten, essences en concentraten van thee uitdrukkelijk onder GN-post 2101 vallen en dat onderverdeling 2101 20 van deze post refereert aan „extracten, essences en concentraten van thee en preparaten op basis van deze producten”. Volgens het Finanzgericht München betekent de uitdrukking „op basis van” dat de component theeconcentraten het meest wezenlijke bestanddeel van het preparaat vormt, en niet slechts het overwegende bestanddeel of het bestanddeel waaraan het preparaat louter zijn karakter ontleent. Deze uitlegging vindt bevestiging in de toelichting op het geharmoniseerde systeem inzake postonderverdeling 2101 12 en in de structuur van de GN-postonderverdelingen, waarin andere bestanddelen qua gehalte slechts ondergeschikt zijn. Volgens een indelingsadvies bestaat een preparaat op basis van koffie uit 98,5 % oploskoffie en 1,5 % zoetstof. In het onderhavige geval bevatten de litigieuze producten slechts zeer kleine hoeveelheden thee – volgens de verklaringen van Krings 1,9 % – die in elk geval niet de „basis” van de te beoordelen mengsels vormen.

17
Voorts verwijst het Finanzgericht München naar de vaste rechtspraak van het Hof (zie onder meer arrest van 20 juni 1996, VOBIS Microcomputer, C-121/95, Jurispr. blz. I-3047, punt 13), volgens welke het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de posten van het gemeenschappelijk douanetarief en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven. In het hoofdgeding konden de door de fabrikant verstrekte gegevens, volgens welke bij de litigieuze goederen sprake zou zijn van een toevoeging van minimaal 1,9 % thee-extract, niet worden nagetrokken. Volgens een getuige-deskundige die door het Finanzgericht München is gehoord, is het gehalte aan thee-extract in dergelijke preparaten slechts zeer vaag en onnauwkeurig te bepalen. De verwijzende rechterlijke instantie is evenwel van oordeel dat de in GN-post 2101 gebruikte formulering „op basis van theeconcentraten” tot uitdrukking brengt, dat de goederen een daadwerkelijk gehalte aan theeconcentraten moeten vertonen. Dat het preparaat zijn wezenlijke karakter aan het thee-extract of zelfs maar aan de theesmaak ontleent, is onvoldoende.

18
In dit verband preciseert het Finanzgericht München dat het proeven van de betrokken producten, waartoe de leden van deze rechterlijke instantie zijn overgegaan, niet heeft geleid tot een duidelijke vaststelling van een dergelijke theesmaak.

19
Volgens dit Finanzgericht is niet van belang, in tegenstelling tot hetgeen het Bundesministerium für Finanzen (Oostenrijks federaal ministerie van Financiën) naar voren brengt in zijn schrijven van 28 februari 2002, dat Krings aan het dossier heeft toegevoegd, of de omstreden producten voldoen aan de nationale criteria op het gebied van levensmiddelen voor preparaten voor het bereiden van theedranken. Het Finanzgericht München acht het onwaarschijnlijk dat de onderhavige geconcentreerde suikersiroop bij verdunning tot een drinkbaar product nog het daartoe vereiste theegehalte bevat. In elk geval dient niet elk preparaat dat een thee-extract bevat, op grond van die enkele toevoeging in GN-postonderverdeling 2101 20 92 te worden ingedeeld.

20
Het Finanzgericht München is evenwel van oordeel dat het in het hoofdgeding geen oordeel kan geven, omdat de Commissie in verordening nr. 306/2001 vergelijkbare producten in postonderverdeling 2101 20 92 heeft ingedeeld en de betrokken preparaten, die een suikerbasis hebben en thee-extract bevatten, als preparaat „op basis van thee-extract” met „toevoeging van suiker” heeft gekwalificeerd. Het acht het derhalve noodzakelijk het Hof de vraag te stellen of deze verordening geldig is.

21
Onder deze omstandigheden heeft het Finanzgericht München besloten, de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen te stellen:

„1)
Moet de [GN] aldus worden uitgelegd dat mengsels die bestaan uit:

a)
64 % kristalsuiker, 1,9 % thee-extract en water, en

b)
64 % kristalsuiker, 1,9 % thee-extract, 0,8 % citroenzuur en water,

geen bereidingen op basis van thee-extracten zijn?

2)
Is verordening [306/2001] geldig wat betreft de producten die zijn beschreven in de punten 2 en 3 van de in haar bijlage opgenomen tabel?”


De prejudiciële vragen

22
Allereerst dient er op te worden gewezen dat het hoofdgeding betrekking heeft op de tariefindeling van twee mengsels voor de bereiding van theedranken en dat, zoals het Finanzgericht München in zijn verwijzingsbeschikking heeft vastgesteld, bij verordening nr. 306/2001, door de Commissie vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van verordening nr. 2658/87, vergelijkbare producten zijn ingedeeld in GN-postonderverdeling 2101 20 92 (die betrekking heeft op preparaten op basis van extracten, essences of concentraten van thee of van maté). In het onderhavige geval is de verwijzende rechterlijke instantie van oordeel dat de betrokken producten, gelet op het lage gehalte aan thee-extract, niet in GN-postonderverdeling 2101 20 92 kunnen worden ingedeeld. Zij vraagt zich in dit verband af of verordening nr. 306/2001 geldig is.

23
De twee aan het Hof voorgelegde vragen doen een uitleggingsvraag rijzen met betrekking tot GN-postonderverdeling 2101 20 92. Deze prejudiciële vragen moeten aldus worden verstaan, dat het Finanzgericht München in hoofdzaak wenst te vernemen of verordening nr. 306/2001 geldig is voorzover zij bepaalde producten waarvan het theegehalte niet hoger is dan 2,5 respectievelijk 2,2 gewichtsprocent, in GN-postonderverdeling 2101 20 92 indeelt, en of dezelfde indeling naar analogie van toepassing is op twee mengsels die zijn bestemd voor de bereiding van theedranken, die beide bestaan uit 64 % kristalsuiker, 1,9 % thee-extract en water, alsmede, in het geval van één van beide mengsels, 0,8 % citroenzuur.

24
Met betrekking tot de tweede door de verwijzende rechterlijke instantie gestelde vraag stellen Krings en de Commissie, dat verordening nr. 306/2001 niet strijdig is met de GN en dat de litigieuze producten, vergelijkbaar met die bedoeld in deze verordening, maar met een nog lager thee-extractgehalte, namelijk 1,9 % gewichtsprocent, eveneens onder GN-postonderverdeling 2101 20 92 vallen.

25
Dienaangaande dient eraan te worden herinnerd dat wanneer de indeling van een specifiek product in de GN moeilijkheden kan opleveren of tot controversie kan leiden, door de Commissie na advies van het Comité douanewetboek een indelingsverordening, zoals in casu verordening nr. 306/2001, wordt vastgesteld (zie arrest van 17 mei 2001, Hewlett Packard, C-119/99, Jurispr. blz. I-3981, punt 18).

26
Volgens de rechtspraak van het Hof heeft de Raad de Commissie, die met de douanedeskundigen van de lidstaten samenwerkt, een ruime beoordelingsbevoegdheid gelaten om de inhoud te preciseren van de posten die voor de indeling van een bepaald goed in aanmerking komen. De bevoegdheid van de Commissie om de in artikel 9 van verordening nr. 2658/87 bedoelde maatregelen vast te stellen, machtigt haar evenwel niet om de inhoud of de draagwijdte van de tariefposten te wijzigen (zie in deze zin arresten van 14 december 1995, Frankrijk/Commissie, C-267/94, Jurispr. blz. I‑4845, punten 19 en 20, en 28 maart 2000, Holz Geenen, C-309/98, Jurispr. blz. I-1975, punt 13).

27
Derhalve dient te worden onderzocht of GN-postonderverdeling 2101 20 92 in die zin moet worden uitgelegd dat zij betrekking heeft op producten met een laag gehalte aan thee-extract, zoals de producten die zijn omschreven in de punten 2 en 3 van de in de bijlage bij verordening nr. 306/2001 opgenomen tabel.

28
Het is vaste rechtspraak, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-post zijn omschreven. De door de Commissie voor de GN en door de Internationale Douaneraad voor het geharmoniseerd systeem uitgewerkte toelichtingen zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (zie arrest VOBIS Microcomputer, reeds aangehaald, punt 13; arrest van 28 april 1999, Mövenpick Deutschland, C-405/97, Jurispr. blz. I-2397, punt 18, en arrest Holz Geenen, reeds aangehaald, punt 14).

29
Onder GN-post 2101 worden onder meer preparaten op basis van extracten, essences of concentraten van thee vermeld. Zoals Krings en de Commissie terecht hebben gesteld, schrijft noch de tekst van post 2101, zowel in de GN als in het geharmoniseerde systeem, noch de structuur van deze postonderverdelingen een minimaal theegehalte voor voor de preparaten waarop deze post betrekking heeft. In tegenstelling tot het standpunt van de verwijzende rechterlijke instantie, is er geen objectief element op grond waarvan thee het hoofdingrediënt van dergelijke preparaten zou moeten zijn. Voldoende is dat thee-extract of -concentraat bij de bereiding ervan een essentieel bestanddeel vormt dat aan deze voedselbereidingen hun onderscheidend vermogen verleent.

30
Voorts kan volgens de rechtspraak van het Hof de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie arrest van 1 juni 1995, Thyssen Haniel Logistic, C-459/93, Jurispr. blz. I-1381, punt 13, en arrest Holz Geenen, reeds aangehaald, punt 15).

31
In casu gaat het om producten die bestemd zijn om te worden gebruikt als theedrank, welke wordt verkregen na eenvoudige oplossing van thee-extract of ‑concentraat in water. Volgens Krings en de Commissie is de samenstelling van genoemde producten aangepast aan hun uiteindelijke consumptie en strookt zij met de door de producenten van theedranken toegepaste normen. Onder deze omstandigheden spreekt ook de bestemming van de betrokken producten voor indeling in GN-postonderverdeling 2101 20 92.

32
Derhalve dient aan de verwijzende rechterlijke instantie te worden geantwoord dat bij het onderzoek van de tweede vraag niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van verordening nr. 306/2001 kunnen aantasten voorzover deze de producten die zijn omschreven in de punten 2 en 3 van de in haar bijlage opgenomen tabel, indeelt in GN-postonderverdeling 2101 20 92, zoals deze voortvloeit uit verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur van het gemeenschappelijke douanetarief.

33
Met betrekking tot de eerste vraag, waarmee de verwijzende rechterlijke instantie wenst te vernemen of ook de litigieuze producten in GN-postonderverdeling 2101 20 92 moeten worden ingedeeld, dient eraan te worden herinnerd dat een indelingsverordening algemene strekking heeft daar zij niet voor één bepaalde marktdeelnemer geldt, doch van toepassing is op alle producten die identiek zijn aan het door het Comité douanewetboek onderzochte product. Om in het kader van de uitlegging van een indelingsverordening de werkingssfeer daarvan vast te stellen, moet onder meer rekening worden gehouden met haar motivering (arrest Hewlett Packard, reeds aangehaald, punten 19 en 20).

34
Toegegeven zij dat verordening nr. 306/2001 niet rechtstreeks van toepassing is op de litigieuze producten. Het gaat immers niet om producten die identiek zijn aan die waarop de verordening betrekking heeft, aangezien zij onder meer een thee-extractgehalte bezitten van 1,9 gewichtsprocent.

35
Zoals de Commissie evenwel terecht stelt, is de toepassing naar analogie van een indelingsverordening, zoals verordening nr. 306/2001, op producten die vergelijkbaar zijn met die waarop deze verordening betrekking heeft, bevorderend voor een coherente uitlegging van de GN en voor de gelijke behandeling van de deelnemers aan het economisch verkeer.

36
Volgens de motivering met betrekking tot de producten die zijn omschreven in de punten 2 en 3 van de in de bijlage bij verordening nr. 306/2001 opgenomen tabel, dienen deze producten te worden beschouwd als preparaten op basis van thee-extract waaraan suiker is toegevoegd, niettegenstaande het feit dat het ene mengsel 90,1 % suiker en 2,5 % thee-extract bevat, en het andere 58,1 % suiker en 2,2 % thee-extract. Deze motivering is ook bruikbaar ten aanzien van de litigieuze producten, die 64 % kristalsuiker en 1,9 % thee-extract bevatten.

37
Het feit dat de leden van de verwijzende rechterlijke instantie moeite hebben gehad om de theesmaak in deze laatste producten te ontwaren, kan indeling in GN-postonderverdeling 2101 20 92 niet beletten. De bindende tariefinlichtingen met betrekking tot deze producten maken gewag van een lichte theesmaak. Bovendien blijkt noch uit de bewoordingen van post 2101, noch uit de daarbij behorende toelichting, dat sprake moet zijn van een uitgesproken thee‑, koffie‑ of matésmaak om een product in deze tariefpost te kunnen indelen.

38
Derhalve dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat de door de Commissie in verordening nr. 306/2001 gegeven indeling, wat de producten betreft die zijn omschreven in de punten 2 en 3 van de in de bijlage bij deze verordening opgenomen tabel, naar analogie toepasselijk is op twee mengsels die bestemd zijn voor de bereiding van theedranken en beide bestaan uit 64 % kristalsuiker en 1,9 % thee-extract en water, alsmede, in het geval van één van deze mengsels, 0,8 % citroenzuur.


Kosten

39
De kosten door de Commissie wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

uitspraak doende op de door het Finanzgericht München bij beschikking van 27 februari 2002 gestelde vragen, verklaart voor recht:

1)
Bij het onderzoek van de tweede vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van verordening (EG) nr. 306/2001 van de Commissie van 12 februari 2001 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur kunnen aantasten voorzover deze de producten die zijn omschreven in de punten 2 en 3 van de in de bijlage bij deze verordening opgenomen tabel, indeelt in postonderverdeling 2101 20 92 van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals deze voortvloeit uit verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief‑  en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief.

2)
De door de Commissie van de Europese Gemeenschappen in verordening nr. 306/2001 gegeven indeling is, wat de producten betreft die zijn omschreven in de punten 2 en 3 van de in de bijlage bij deze verordening opgenomen tabel, naar analogie toepasselijk op twee mengsels die bestemd zijn voor de bereiding van theedranken en beide bestaan uit 64 % kristalsuiker en 1,9 % thee-extract en water, alsmede, in het geval van één van deze mengsels, 0,8 % citroenzuur.

Rosas

La Pergola

von Bahr

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 4 maart 2004.

De griffier

De president

R. Grass

V. Skouris


1
Procestaal: Duits.

Top