This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61983CJ0014
Judgment of the Court of 10 April 1984. # Sabine von Colson and Elisabeth Kamann v Land Nordrhein-Westfalen. # Reference for a preliminary ruling: Arbeitsgericht Hamm - Germany. # Equal treatment for men and women - Access to employment. # Case 14/83.
Arrest van het Hof van 10 april 1984.
Sabine von Colson en Elisabeth Kamann tegen Land Nordrhein-Westfalen.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Arbeitsgericht Hamm - Duitsland.
Gelijke behandeling van mannen en vrouwen - Toegang tot het arbeidsproces.
Zaak 14/83.
Arrest van het Hof van 10 april 1984.
Sabine von Colson en Elisabeth Kamann tegen Land Nordrhein-Westfalen.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Arbeitsgericht Hamm - Duitsland.
Gelijke behandeling van mannen en vrouwen - Toegang tot het arbeidsproces.
Zaak 14/83.
Jurisprudentie 1984 -01891
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1984:153
*A9* Arbeitsgericht Hamm, Vorlagebeschluß vom 06/12/1982 (4 CA 1076/82)
*P1* Arbeitsgericht Hamm, Urteil vom 06/09/1984 (4 CA 1076/82)
- Der Betrieb 1984 p.2700-2701
- Eckertz-Höfer, Marion: Gleichbehandlung von Frauen und Männern beim Zugang zur Beschäftigung, Juristische Schulung 1987 p.611-616
ARREST VAN HET HOF VAN 10 APRIL 1984. - SABINE VON COLSON EN ELISABETH KAMANN TEGEN LAND NORDRHEIN - WESTFALEN. - (" GELIJKE BEHANDELING VAN MANNEN EN VROUWEN - TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES "). - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET ARBEITSGERICHT HAMM). - ZAAK NO. 14/83.
Jurisprudentie 1984 bladzijde 01891
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00515
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00577
Finse bijz. uitgave bladzijde 00557
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1 . HANDELINGEN VAN INSTELLINGEN - RICHTLIJNEN - UITVOERING DOOR LID-STATEN - NOODZAAK DOELTREFFENDHEID VAN RICHTLIJNEN TE VERZEKEREN - VERPLICHTINGEN VAN NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES
( EEG-VERDRAG , ARTIKELEN 5 EN 189 , DERDE ALINEA )
2 . SOCIAAL BELEID - MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS - TOEGANG TOT ARBEIDSPROCES EN ARBEIDSVOORWAARDEN - GELIJKE BEHANDELING - RICHTLIJN NR . 76/207 - DISCRIMINATIE BIJ TOEGANG TOT ARBEIDSPROCES - ONTBREKEN VAN DOOR RICHTLIJN VOORZIENE SANCTIES - GEVOLGEN - KEUZE VAN SANCTIES DOOR LID-STATEN - TOEKENNING VAN SCHADEVERGOEDING - NOODZAAK VAN PASSENDE SCHADEVERGOEDING - VERPLICHTINGEN VAN NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES
( RICHTLIJN NR . 76/207 VAN DE RAAD )
1 . HOEWEL ARTIKEL 189 , DERDE ALINEA , EEG-VERDRAG DE LID-STATEN VRIJ LAAT BIJ DE KEUZE VAN DE MIDDELEN EN WEGEN VOOR DE UITVOERING VAN DE RICHTLIJN , DOET DEZE VRIJHEID NIET AF AAN DE VERPLICHTING VAN ELKE LID-STAAT OM IN HET KADER VAN ZIJN NATIONALE RECHTSORDE ALLE MAATREGELEN TE TREFFEN DIE NODIG ZIJN OM DE VOLLE WERKING VAN DE RICHTLIJN OVEREENKOMSTIG HET ERMEE BEOOGDE DOEL TE VERZEKEREN .
DE UIT EEN RICHTLIJN VOORTVLOEIENDE VERPLICHTING DER LID-STATEN OM HET DAARMEE BEOOGDE DOEL TE VERWEZEN LIJKEN , ALSOOK HUN VERPLICHTING KRACHTENS ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG , OM ALLE ALGEMENE OF BIJZONDERE MAATREGELEN TE TREFFEN DIE GESCHIKT ZIJN OM DE NAKOMING VAN DIE VERPLICHTING TE VERZEKEREN , GELDEN VOOR ALLE MET OVERHEIDSGEZAG BEKLEDE INSTANTIES IN DE LID-STATEN EN DUS , BINNEN HET KADER VAN HUN BEVOEGDHEDEN , OOK VOOR DE RECHTERLIJKE INSTANTIES . DAARUIT VOLGT , DAT DE NATIONALE RECHTER BIJ DE TOEPASSING VAN NATIONAAL RECHT , EN MET NAME VAN DE BEPALINGEN VAN EEN SPECIAAL TER UITVOERING VAN EEN RICHTLIJN VASTGESTELDE WET , DIT NATIONALE RECHT MOET UITLEGGEN IN HET LICHT VAN DE BEWOORDINGEN EN HET DOEL VAN DE RICHTLIJN , TENEINDE HET IN ARTIKEL 189 , DERDE ALINEA , BEDOELDE RESULTAAT TE BEREIKEN .
2.RICHTLIJN NR . 76/207 VERLANGT NIET DAT , ALS SANCTIE OP DISCRIMINATIE OP GROND VAN HET GESLACHT BIJ DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES , DE WERKGEVER DIE ZICH AAN DISCRIMINATIE SCHULDIG MAAKT , WORDT VERPLICHT OM MET DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT EEN ARBEIDSOVEREENKOMST TE SLUITEN .
DE RICHTLIJN BEHELST MET BETREKKING TOT DE OP DISCRIMINATIE TE STELLEN SANCTIES GEEN ONVOORWAARDELIJKE EN VOLDOENDE NAUWKEURIGE VERPLICHTING WAAROP EEN PARTICULIER ZICH BIJ GEBREKE VAN TIJDIG VASTGESTELDE UITVOERINGSMAATREGELEN ZOU KUNNEN BEROEPEN OM KRACHTENS DE RICHTLIJN EEN BEPAALDE SCHADEVERGOEDING TE VERKRIJGEN , WANNEER DE NATIONALE BEPALINGEN EEN DERGELIJK RECHTSGEVOLG NIET REGELEN OF TOELATEN .
OFSCHOON RICHTLIJN NR . 76/207 DE LID-STATEN VRIJLAAT OM VOOR DE OP SCHENDING VAN HET DISCRIMINATIEVERBOD TE STELLEN SANCTIE EEN KEUZE TE MAKEN UIT DE VERSCHILLENDE OPLOSSINGEN DIE GESCHIKT ZIJN OM HET DOEL VAN DE RICHTLIJN TE BEREIKEN , IMPLICEERT ZIJ NIETTEMIN DAT , ZO EEN LID-STAAT VERKIEST DE SCHENDING VAN DAT VERBOD DOOR MIDDEL VAN EEN SCHADEVERGOEDING TE SANCTIONEREN , DEZE VERGOEDING - WIL HAAR DOELTREFFENDHEID EN AFSCHRIKKEND EFFECT VERZEKERD ZIJN - IN ELK GEVAL IN EEN PASSENDE VERHOUDING MOET STAAN TOT DE GELEDEN SCHADE EN DUS MEER MOET ZIJN DAN EEN ZUIVER SYMBOLISCHE VERGOEDING , ZOALS BIJVOORBEELD TERUGBETALING VAN ENKEL DE IN VERBAND MET DE SOLLICITATIE GEMAAKTE KOSTEN . HET STAAT AAN DE NATIONALE RECHTER OM , TEN VOLLE GEBRUIK MAKEND VAN DE HEM DOOR ZIJN NATIONALE RECHT TOEGEKENDE BEOORDELINGSVRIJHEID , DE TER UITVOERING VAN DE RICHTLIJN VASTGESTELDE WET UIT TE LEGGEN EN TOE TE PASSEN IN OVEREENSTEMMING MET DE EISEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT .
IN ZAAK 14/83 ,
BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET ARBEITSGERICHT HAMM , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN
SABINE VON COLSON EN ELISABETH KAMANN
EN
LAND NORDRHEIN-WESTFALEN ,
OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN RICHTLIJN NR . 76/207 / EEG VAN DE RAAD VAN 9 FEBRUARI 1976 BETREFFENDE DE TENUITVOERLEGGING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING VAN MANNEN EN VROUWEN TEN AANZIEN VAN DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES , DE BEROEPSOPLEIDING EN DE PROMOTIEKANSEN EN TEN AANZIEN VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN ( PB L 39 VAN 1976 , BLZ . 40 ),
1 BIJ BESCHIKKING VAN 6 DECEMBER 1982 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 24 JANUARI 1983 , HEEFT HET ARBEITSGERICHT HAMM KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VERSCHEIDENE PREJUDICIELE VRAGEN GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN RICHTLIJN NR . 76/207/EEG VAN DE RAAD VAN 9 FEBRUARI 1976 BETREFFENDE DE TENUITVOERLEGGING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING VAN MANNEN EN VROUWEN TEN AANZIEN VAN DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES , DE BEROEPSOPLEIDING EN DE PROMOTIEKANSEN EN TEN AANZIEN VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN ( PB L 39 VAN 1976 , BLZ . 40 ).
2 DEZE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN EEN GEDING TUSSEN TWEE MAATSCHAPPELIJK WERKSTERS ( DIPLOM-SOZIALARBEITERIN ), SABINE VON COLSON EN ELISABETH KAMANN , EN DE DEELSTAAT NORDRHEIN-WESTFALEN . NAAR UIT DE VERWIJZINGSBESCHIKKING BLIJKT , IS DE BEIDE VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING OP GROND VAN HUN GESLACHT EEN AANSTELLING GEWEIGERD BIJ DE ONDER DE DEELSTAAT NORDRHEIN-WESTFALEN RESSORTERENDE STRAFINRICHTING TE WERL , WAARIN UITSLUITEND MANNELIJKE GEVANGENEN WORDEN GEPLAATST . ALS GROND VOOR DE AFWIJZING VAN VERZOEKSTERS VOERDEN DE TERZAKE BEVOEGDE AMBTENAREN AAN , DAT DE AANSTELLING VAN VROUWEN IN DERGELIJKE INRICHTINGEN PROBLEMATISCH EN VOL RISICO ' S WAS ; OM DIE REDEN WAS DE VOORKEUR GEGEVEN AAN MANNELIJKE SOLLICITANTEN , OFSCHOON DEZE MINDER GOEDE KWALIFICATIES BEZATEN .
3 DE VERWIJZENDE RECHTER , DIE DE DISCRIMINATIE BEWEZEN ACHT , MEENT DAT ALS SANCTIE OP DISCRIMINATIE BIJ AANWERVING NAAR DUITS RECHT SLECHTS VERGOEDING VAN DE VERTROUWENSSCHADE IN AANMERKING KOMT , DAT WIL ZEGGEN DE SCHADE DIE VOOR DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANTEN IS ONTSTAAN DOORDAT ZIJ EROP HEBBEN VERTROUWD DAT ER ZONDER DISCRIMINATIE EEN ARBEIDSVERHOUDING TOT STAND ZOU KOMEN . EEN DERGELIJKE SCHADEVERGOEDING IS GEREGELD IN PARAGRAAF 611A , LID 2 , BGB .
4 VOLGENS DEZE BEPALING IS IN GEVAL VAN SCHENDING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING BIJ DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES DE WERKGEVER GEHOUDEN ' ' DE SCHADE TE VERGOEDEN DIE DE WERKNEMER LIJDT DOORDAT HIJ EROP VERTROUWT , DAT DE TOTSTANDKOMING VAN DE ARBEIDSVERHOUDING NIET ALS GEVOLG VAN EEN DERGELIJKE SCHENDING ACHTERWEGE ZAL BLIJVEN . ' ' MET DEZE BEPALING WERD BEOOGD , RICHTLIJN NR . 76/207 VAN DE RAAD IN DUITS RECHT OM TE ZETTEN .
5 DE VERWIJZENDE RECHTER MEENT DERHALVE DAT HIJ , OP BASIS VAN HET DUITSE RECHT , ENKEL DE VORDERING VAN VERZOEKSTER VON COLSON TOT VERGOEDING VAN DE DOOR HAAR IN VERBAND MET HAAR SOLLICITATIE GEMAAKTE REISKOSTEN ( DM 7,20 ) KAN TOEWIJZEN , EN DAT HIJ DE BEROEPEN VOOR HET OVERIGE MOET VERWERPEN .
6 OM EVENWEL VAST TE STELLEN WELKE VOORSCHRIFTEN INGEVOLGE HET GEMEENSCHAPSRECHT GELDEN IN EEN GEVAL VAN DISCRIMINATIE BIJ DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES , HEEFT DE NATIONALE RECHTER HET HOF DE NAVOLGENDE VRAGEN VOORGELEGD :
' ' 1 . VOLGT UIT DE BEPALINGEN VAN DE RICHTLIJN VAN DE RAAD VAN 9 FEBRUARI 1976 BETREFFENDE DE TENUITVOERLEGGING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING VAN MANNEN EN VROUWEN TEN AANZIEN VAN DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES , DE BEROEPSOPLEIDING EN DE PROMOTIEKANSEN EN TEN AANZIEN VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN , DAT EEN DISCRIMINATIE OP GROND VAN GESLACHT BIJ DE TOEGANG TOT ARBEID ( HET NIET SLUITEN VAN EEN ARBEIDSOVEREENKOMST WEGENS HET GESLACHT VAN DE SOLLICITANT/VOORKEUR VOOR EEN ANDERE SOLLICITANT WEGENS DIENST GESLACHT ) MOET WORDEN GESANCTIONEERD MET DE VERPLICHTING VOOR DE DISCRIMINERENDE WERKGEVER OM EEN ARBEIDSOVEREENKOMST MET DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT TE SLUITEN?
2.ZO VRAAG 1 IN BEGINSEL BEVESTIGEND WORDT BEANTWOORD :
A ) GELDT DE SANCTIE , VERPLICHTING TOT HET SLUITEN VAN EEN ARBEIDSOVEREENKOMST ' SLECHTS DAN , WANNEER NIET ENKEL KAN WORDEN VASTGESTELD DAT DE WERKGEVER EEN SUBJECTIEVE SELECTIE OP GROND VAN GESLACHTSCRITERIA HEEFT VERRICHT , MAAR OOK DAT DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT OBJECTIEF GEZIEN - VOLGENS TOELAATBARE SELECTIECRITERIA - GESCHIKTER IS VOOR DE BETREKKING DAN DE SOLLICITANT WAARMEE DE ARBEIDSOVEREENKOMST IS GESLOTEN?
B)OF IS DE WERKGEVER OOK DAN TOT AANSTELLING VAN DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT VERPLICHT , WANNEER WELISWAAR KAN WORDEN VASTGESTELD DAT DE WERKGEVER ZIJN KEUZE SUBJECTIEF OP GROND VAN GESLACHTSCRITERIA HEEFT BEPAALD , DOCH DE GEDISCRIMINEERDE EN DE UITGEKOZEN SOLLICITANT OBJECTIEF GEZIEN EVEN GESCHIKT ZIJN?
C)HEEFT TENSLOTTE DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT OOK DAN EEN AANSPRAAK OP TEWERKSTELLING , WANNEER HIJ OBJECTIEF GEZIEN WELISWAAR MINDER GESCHIKT IS DAN DE UITGEKOZEN SOLLICITANT , MAAR VASTSTAAT DAT DE WERKGEVER SUBJECTIEF DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT BIJ VOORBAAT OP GROND VAN ZIJN GESLACHT HEEFT UITGESLOTEN VAN DE SELECTIE VOLGENS TOELAATBARE CRITERIA?
3.ZO HET BIJ DE VRAGEN 2 A)-C ) OP DE OBJECTIEVE GESCHIKTHEID VAN DE SOLLICITANTEN AANKOMT :
HEEFT DE RECHTER DAN VOLLEDIGE RECHTSMACHT TERZAKE EN WELKE CRITERIA EN PROCESREGELS INZAKE POSITA EN BEWIJSLAST ZIJN BIJ DE VASTSTELLING VAN DIE GESCHIKTHEID TOEPASSELIJK?
4.ZO VRAAG 1 IN BEGINSEL BEVESTIGEND WORDT BEANTWOORD :
INDIEN ER MEER DAN TWEE SOLLICITANTEN VOOR EEN BETREKKING ZIJN EN MEER DAN EEN PERSOON OP GROND VAN ZIJN GESLACHT BIJ VOORBAAT NIET WORDT BETROKKEN BIJ DE SELECTIE VOLGENS TOELAATBARE CRITERIA , HEEFT DAN IEDER VAN DIE PERSONEN AANSPRAAK OP SLUITING VAN EEN ARBEIDSOVEREENKOMST?
ZOU DE RECHTER HIER EVENTUEEL ZELF EEN SELECTIE VAN DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANTEN MOETEN VERRICHTEN?
WELKE SANCTIE ZOU MATERIEELRECHTELIJK MOETEN GELDEN , INDIEN DE IN DE EERSTE ZIN GESTELDE VRAAG ONTKENNEND WORDT BEANTWOORD?
5.ZO VRAAG 1 IN BEGINSEL ONTKENNEND WORDT BEANTWOORD :
WELKE SANCTIE MOET BIJ EEN VASTGESTELDE DISCRIMINATIE BIJ DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES DAN VOLGENS DE VOORSCHRIFTEN VAN RICHTLIJN NR . 76/207/EEG WORDEN TOEGEPAST?
MOET DAARBIJ OVEREENKOMSTIG DE VRAGEN 2 A)-C ) WORDEN GEDIFFERENTIEERD?
6.IS RICHTLIJN NR . 76/207/EEG , ZOALS DOOR HET HOF IN ANTWOORD OP DE VOORGAANDE VRAGEN UITGELEGD , IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND RECHTSTREEKS TOEPASSELIJK?
' '
7 DEZE VRAGEN STREKKEN ER HOOFDZAKELIJK TOE , TE VERNEMEN OF DE LID-STATEN INGEVOLGE RICHTLIJN NR . 76/207 VERPLICHT ZIJN , AAN DISCRIMINATIE BIJ DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES BIJZONDERE RECHTSGEVOLGEN OF SANCTIES TE VERBINDEN ( VRAGEN 1-5 ), EN OF DE PARTICULIEREN ZICH IN VOORKOMEND GEVAL VOOR DE NATIONALE RECHTER OP DE RICHTLIJN KUNNEN BEROEPEN INDIEN DEZE NIET TIJDIG IN NATIONAAL RECHT IS OMGEZET ( VRAAG 6 ).
A ) DE EERSTE VRAAG
8 MET ZIJN EERSTE VRAAG WENST DE NATIONALE RECHTER IN WEZEN TE VERNEMEN , OF RICHTLIJN NR . 76/207 VERLANGT DAT , ALS SANCTIE OP DISCRIMINATIE OP GROND VAN HET GESLACHT BIJ DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES , DE WERKGEVER DIE ZICH AAN DISCRIMINATIE SCHULDIG MAAKT , WORDT VERPLICHT EEN ARBEIDSOVEREENKOMST MET DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT TE SLUITEN .
9 UIT DE CONSIDERANS EN DE TEKST VAN DE RICHTLIJN ZELF BLIJKT NAAR DE MENING VAN DE VERWIJZENDE RECHTER , DAT ZIJ DE VASTSTELLING VERLANGT VAN WETTELIJKE BEPALINGEN MET DOELTREFFENDE STRAFSANCTIES ; DOELTREFFEND ZOU ECHTER UITSLUITEND EEN REEEL RECHTSHERSTEL ZIJN , DAT LEIDT TOT AANSTELLING VAN DE GEDISCRIMINEERDE PERSOON .
10 VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING ZIJN VAN MENING , DAT PARAGRAAF 611A , LID 2 , BGB DOOR HET RECHT OP SCHADEVERGOEDING TOT DE VERTROUWENSSCHADE TE BEPERKEN , DE DOOR HET GEMENE RECHT GEGEVEN MOGELIJKHEDEN VAN SCHADEVERGOEDING UITSLUIT . RICHTLIJN NR . 76/207 VERPLICHT DE LID-STATEN , PASSENDE MAATREGELEN TE TREFFEN OM DISCRIMINATIES VOOR DE TOEKOMST TE VOORKOMEN . OP ZIJN MINST WARE DERHALVE AAN TE NEMEN , DAT GEEN REKENING MOET WORDEN GEHOUDEN MET PARAGRAAF 611A , LID 2 . DIENVOLGENS ZOU DE WERKGEVER VERPLICHT MOETEN WORDEN , MET DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT EEN ARBEIDSOVEREENKOMST TE SLUITEN .
11 DE REGERING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND GEEFT ZICH WELISWAAR REKENSCHAP VAN DE NOODZAAK VAN EEN DOELTREFFENDE UITVOERING VAN DE RICHTLIJN , DOCH WIJST EROP , DAT INGEVOLGE ARTIKEL 189 , DERDE ALINEA , EEG-VERDRAG IEDERE LID-STAAT VRIJ IS IN ZIJN BEOORDELING VAN DE RECHTSGEVOLGEN DIE AAN SCHENDING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING MOETEN WORDEN VERBONDEN . VOOR HET OVERIGE ZOUDEN DE DUITSE GERECHTEN OP GROND VAN HET NATIONALE PRIVAATRECHT EN MET INACHTNEMING VAN DE INHOUD VAN DE RICHTLIJN , TOT PASSENDE OPLOSSINGEN KUNNEN KOMEN DIE ZOWEL HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING ALS DE BELANGEN VAN ALLE BETROKKENEN RECHT DOEN WEDERVAREN . OM DE EERBIEDIGING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING TE VERZEKEREN , ZOU TENSLOTTE EEN MERKBAAR RECHTSGEVOLG VOLDOENDE ZIJN ; DIT DIENT ECHTER ENKEL TE WORDEN VOORZIEN VOOR HET GEVAL WAARIN DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT BETER GEKWALIFICEERD IS VOOR DE BETREKKING , MAAR NIET VOOR HET GEVAL WAARIN DE SOLLICITANTEN GELIJKE KWALIFICATIES BEZITTEN .
12 DE DEENSE REGERING MEENT , DAT DE RICHTLIJN HET OPZETTELIJK AAN DE LID-STATEN HEEFT OVERGELATEN OM PASSENDE SANCTIES TE KIEZEN , DIE AANSLUITEN BIJ HUN NATIONALE RECHT EN PRAKTIJK . VOOR INBREUKEN OP HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING ZOUDEN DE LID-STATEN SOORTGELIJKE SANCTIES MOETEN VASTSTELLEN ALS VOOR OVEREENKOMSTIGE INBREUKEN OP NATIONALE BEPALINGEN OP AANVERWANTE GEBIEDEN DIE NIET DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT WORDEN GEREGELD .
13 OOK DE REGERING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK IS VAN OORDEEL , DAT HET AAN DE LID-STATEN STAAT , DE MAATREGELEN TE KIEZEN WAARVAN ZIJ MENEN DAT ZIJ DE NALE VING VAN DE KRACHTENS DE RICHTLIJN OP HEN RUSTENDE VERPLICHTINGEN KUNNEN WAARBORGEN . DE RICHTLIJN ZEGT NIET , WELKE MAATREGELEN DE LID-STATEN MOETEN NEMEN , EN UIT DE AAN HET HOF VOORGELEGDE VRAGEN ZELF BLIJKT DUIDELIJK , HOE MOEILIJK HET IS TE BEPALEN WELKE MAATREGELEN PASSEND ZIJN .
14 VOLGENS DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN LAAT DE RICHTLIJN DE KEUZE EN VASTSTELLING VAN SANCTIES WELISWAAR AAN DE LID-STATEN OVER , DOCH DIENT DOOR EEN DOELTREFFENDE OMZETTING IN NATIONAAL RECHT HET BEOOGDE RESULTAAT VAN DE RICHTLIJN IN ELK GEVAL TE WORDEN BEREIKT . EEN DOELTREFFENDE OMZETTING NU VERLANGT , DAT SANCTIES WORDEN VASTGESTELD DIE DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT EEN PASSEND RECHTSHERSTEL VERZEKEREN EN TEN AANZIEN VAN DE WERKGEVER EEN SERIEUS TE NEMEN PRESSIEMIDDEL VORMEN , DAT HEM ERTOE BRENGT HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING TE EERBIEDIGEN . EEN NATIONALE REGELING DIE ENKEL EEN RECHT OP VERGOEDING VAN DE VERTROUWENSSCHADE VERLEENT , ZOU NIET VOLSTAAN OM DE EERBIEDIGING VAN DAT BEGINSEL TE WAARBORGEN .
15 VOLGENS ARTIKEL 189 , DERDE ALINEA , EEG-VERDRAG ' ' IS EEN RICHTLIJN VERBINDEND TEN AANZIEN VAN HET TE BEREIKEN RESULTAAT VOOR ELKE LID-STAAT WAARVOOR ZIJ BESTEMD IS , DOCH AAN DE NATIONALE INSTANTIES WORDT DE BEVOEGDHEID GELATEN , VORM EN MIDDELEN TE KIEZEN . ' ' HOEWEL DEZE BEPALING DE LID-STATEN VRIJ LAAT BIJ DE KEUZE VAN DE MIDDELEN EN WEGEN VOOR DE UITVOERING VAN DE RICHTLIJN , DOET DEZE VRIJHEID NIET AF AAN DE VERPLICHTING VAN ELKE LID-STAAT OM IN HET KADER VAN ZIJN NATIONALE RECHTSORDE ALLE MAATREGELEN TE TREFFEN DIE NODIG ZIJN OM DE VOLLE WERKING VAN DE RICHTLIJN OVEREENKOMSTIG HET ERMEE BEOOGDE DOEL TE VERZEKEREN .
16 BIJGEVOLG MOET WORDEN ONDERZOCHT , OF RICHTLIJN NR . 76/207 DE LID-STATEN DE VERPLICHTING OPLEGT OM BEPAALDE RECHTSGEVOLGEN OF SANCTIES TE VOORZIEN VOOR INBREUKEN OP HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING BIJ DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES .
17 DE RICHTLIJN BEOOGT DE TENUITVOERLEGGING IN DE LID-STATEN VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING VAN MANNEN EN VROUWEN , INZONDERHEID DOOR AAN WERKNEMERS VAN BEIDERLEI KUNNE DAADWERKELIJKE GELIJKHEID VAN KANSEN BIJ DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES TE WAARBORGEN . MET HET OOG DAAROP OMSCHRIJFT ARTIKEL 2 HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING EN DE GRENZEN ERVAN , TERWIJL ARTIKEL 3 , LID 1 , DE DRAAGWIJDTE ERVAN SPECIAAL MET BETREKKING TOT DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES PRECISEERT . VOLGENS ARTIKEL 3 , LID 2 , SUB A ), NEMEN DE LID-STATEN DE NODIGE MAATREGELEN OM TE BEREIKEN DAT DE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN DIE IN STRIJD ZIJN MET HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING , WORDEN INGETROKKEN .
18 ARTIKEL 6 VERPLICHT DE LID-STATEN , IN HUN INTERNE RECHTSORDE DE NODIGE VOORSCHRIFTEN OP TE NEMEN OM EENIEDER DIE DOOR EEN DISCRIMINATIE MEENT TE ZIJN BENADEELD , DE MOGELIJKHEID TE BIEDEN OM ' ' ZIJN RECHTEN VOOR HET GERECHT TE DOEN GELDEN . ' ' UIT DEZE BEPALING VOLGT , DAT DE LID-STATEN VERPLICHT ZIJN OM MAATREGELEN TE NEMEN DIE VOLDOENDE EFFECTIEF ZIJN OM HET DOEL VAN DE RICHTLIJN TE BEREIKEN , EN OM ER ZORG VOOR TE DRAGEN , DAT DE BETROKKENEN VOOR DE NATIONALE RECHTER DAADWERKELIJK EEN BEROEP OP DIE MAATREGELEN KUNNEN DOEN . DAARBIJ VALT BIJVOORBEELD TE DENKEN AAN BEPALINGEN DIE DE WERKGEVER VERPLICHTEN DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT AAN TE STELLEN OF DIE DEZE EEN PASSENDE FINANCIELE VERGOEDING TOEKENNEN , EEN EN ANDER EVENTUEEL GEKOPPELD AAN EEN BOETEREGELING . DE RICHTLIJN SCHRIJFT ECHTER NIET EEN BEPAALDE SANCTIE VOOR , DOCH LAAT DE LID-STATEN DE VRIJE KEUZE TUSSEN DE VERSCHILLENDE OPLOSSINGEN DIE GESCHIKT ZIJN OM HET DOEL ERVAN TE BEREIKEN .
19 OP DE EERSTE VRAAG MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD , DAT RICHTLIJN NR . 76/207 NIET VERLANGT DAT , ALS SANCTIE OP DISCRIMINATIE OP GROND VAN HET GESLACHT BIJ DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES , DE WERKGEVER DIE ZICH AAN DISCRIMINATIE SCHULDIG MAAKT , VERPLICHT WORDT OM MET DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT EEN ARBEIDSOVEREENKOMST TE SLUITEN .
B ) DE TWEEDE TOT EN MET DE VIERDE VRAAG
20 AANGEZIEN DE TWEEDE TOT EN MET DE VIERDE VRAAG ENKEL ZIJN GESTELD VOOR HET GEVAL DE WERKGEVER VERPLICHT ZOU ZIJN DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT AAN TE STELLEN , BEHOEVEN ZIJ NIET TE WORDEN BEANTWOORD .
C ) DE VIJFDE EN DE ZESDE VRAAG
21 MET ZIJN VIJFDE VRAAG WENST DE NATIONALE RECHTER IN WEZEN VAN HET HOF TE VERNEMEN , OF AAN DE RICHTLIJN EEN ANDERE SANCTIE OP DISCRIMINATIE KAN WORDEN ONTLEEND DAN DE VERPLICHTING OM EEN ARBEIDSOVEREENKOMST TE SLUITEN . IN DE ZESDE PLAATS VRAAGT HIJ TENSLOTTE , OF VOLGENS DE AAN DE RICHTLIJN TE GEVEN UIT LEGGING GELAEDEERDE PERSONEN ZICH VOOR DE NATIONALE RECHTER OP DE RICHTLIJN KUNNEN BEROEPEN .
22 IN DIT VERBAND MOET EROP WORDEN GEWEZEN , DAT ECHTE GELIJKHEID VAN KANSEN NIET ZONDER EEN PASSENDE SANCTIEREGELING TE VERWEZENLIJKEN VALT . DIT VOLGT NIET ENKEL UIT DE DOELSTELLING VAN DE RICHTLIJN ZELF , MAAR MEER IN HET BIJZONDER OOK UIT ARTIKEL 6 ERVAN , DAT DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT EEN RECHT VAN BEROEP TOEKENT EN DAARMEE ERKENT DAT HIJ RECHTEN HEEFT DIE HIJ VOOR HET GERECHT GELDEND KAN MAKEN .
23 OOK AL IS - GELIJK IN HET ANTWOORD OP DE EERSTE VRAAG VASTGESTELD - VOOR EEN VOLLEDIGE TENUITVOERLEGGING VAN DE RICHTLIJN NIET EEN BEPAALDE SANCTIE OP SCHENDING VAN HET DISCRIMINATIEVERBOD NOODZAKELIJK , VOORWAARDE IS WEL DAT DE SANCTIE EEN DAADWERKELIJKE EN DOELTREFFENDE RECHTSBESCHERMING KAN VERZEKEREN . VERDER DIENT ZIJ TEN AANZIEN VAN DE WERKGEVER EEN ECHT AFSCHRIKKENDE WERKING TE HEBBEN . WANNEER EEN LID-STAAT BESLUIT , ALS SANCTIE OP EEN INBREUK OP HET DISCRIMINATIEVERBOD EEN SCHADEVERGOEDING TOE TE KENNEN , DAN MOET DEZE DUS IN ELK GEVAL IN EEN PASSENDE VERHOUDING TOT DE GELEDEN SCHADE STAAN .
24 EEN NATIONALE WETTELIJKE BEPALING DIE HET RECHT OP SCHADEVERGOEDING VAN PERSONEN DIE HET SLACHTOFFER ZIJN VAN DISCRIMINATIE BIJ DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES , BEPERKT TOT EEN LOUTER SYMBOLISCHE SCHADEVERGOEDING ZOALS BIJVOORBEELD DE TERUGBETALING VAN DE SOLLICITATIEKOSTEN , ZOU DERHALVE NIET BEANTWOORDEN AAN WAT VOOR EEN DOELTREFFENDE OMZETTING VAN DE RICHTLIJN IN NATIONAAL RECHT VEREIST IS .
25 VOOR HET HOF IS UITVOERIG GEDEBATTEERD OVER DE AARD VAN DE SANCTIE DIE IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND OP DISCRIMINATIE BIJ DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES IS GESTELD , EN INZONDERHEID OVER DE VRAAG OF PARAGRAAF 611A , LID 2 , BGB DE DOOR HET GEMENE RECHT GEBODEN MOGELIJKHEDEN VAN SCHADEVERGOEDING UITSLUIT . TER TERECHTZITTING HEEFT DE DUITSE REGERING TE DEZEN BETOOGD , DAT GENOEMDE BEPALING DE TOEPASSING VAN DE ALGEMENE REGELS INZAKE SCHADEVERGOEDING NIET NOODZAKELIJKERWIJZE UITSLUIT . HET STAAT AAN DE NATIONALE RECHTER , OVER DEZE VRAAG VAN UITLEGGING VAN ZIJN NATIONAAL RECHT TE BESLISSEN .
26 WEL MOET WORDEN GEPRECISEERD , DAT DE UIT EEN RICHTLIJN VOORTVLOEIENDE VERPLICHTING DER LID-STATEN OM HET DAARMEE BEOOGDE DOEL TE VERWEZENLIJKEN , ALSOOK DE VERPLICHTING DER LID-STATEN KRACHTENS ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG , OM ALLE ALGEMENE OF BIJZONDERE MAATREGELEN TE TREFFEN DIE GESCHIKT ZIJN OM DE NAKOMING VAN DIE VERPLICHTING TE VERZEKEREN , VOOR ALLE MET OVERHEIDSGEZAG BEKLEDE INSTANTIES IN DE LID-STATEN GELDEN , EN DUS , BINNEN HET KADER VAN HUN BEVOEGDHEDEN , OOK VOOR DE RECHTERLIJKE INSTANTIES . DAARUIT VOLGT , DAT DE NATIONALE RECHTER BIJ DE TOEPASSING VAN NATIONAAL RECHT , EN MET NAME VAN DE BEPALINGEN VAN EEN SPECIAAL TER UITVOERING VAN RICHTLIJN NR . 76/207 VASTGESTELDE WET , DIT NATIONALE RECHT MOET UITLEGGEN IN HET LICHT VAN DE BEWOORDINGEN EN HET DOEL VAN DE RICHTLIJN , TENEINDE HET IN ARTIKEL 189 , DERDE ALINEA , BEDOELDE RESULTAAT TE BEREIKEN .
27 DAARENTEGEN BEHELST DE RICHTLIJN , NAAR UIT HET VORENSTAANDE VOLGT , MET BETREKKING TOT DE OP DISCRIMINATIE TE STELLEN SANCTIES GEEN ONVOORWAARDELIJKE EN VOLDOENDE NAUWKEURIGE VERPLICHTING WAAROP EEN PARTICULIER ZICH BIJ GEBREKE VAN TIJDIG VASTGESTELDE UITVOERINGSMAATREGELEN ZOU KUNNEN BEROEPEN OM KRACHTENS DE RICHTLIJN EEN BEPAALDE SCHADEVERGOEDING TE VERKRIJGEN , WANNEER DE NATIONALE BEPALINGEN EEN DERGELIJK RECHTSGEVOLG NIET REGELEN OF TOELATEN .
28 DE NATIONALE RECHTER MOET ER ECHTER OP WORDEN GEWEZEN , DAT RICHTLIJN NR . 76/207 , OFSCHOON ZIJ DE LID-STATEN VRIJLAAT OM VOOR DE OP SCHENDING VAN HET DISCRIMINATIEVERBOD TE STELLEN SANCTIE EEN KEUZE TE MAKEN UIT DE VERSCHILLENDE OPLOSSINGEN DIE GESCHIKT ZIJN OM HET DOEL VAN DE RICHTLIJN TE BEREIKEN , NIETTEMIN IMPLICEERT DAT , ZO EEN LID-STAAT VERKIEST DE SCHENDING VAN DAT VERBOD DOOR MIDDEL VAN EEN SCHADEVERGOEDING TE SANCTIONEREN , DEZE VERGOEDING - WIL HAAR DOELTREFFENDHEID EN AFSCHRIKKEND EFFECT VERZEKERD ZIJN - IN ELK GEVAL IN EEN PASSENDE VERHOUDING TOT DE GELEDEN SCHADE MOET STAAN EN DUS MEER MOET ZIJN DAN EEN ZUIVER SYMBOLISCHE VERGOEDING , ZOALS BIJVOORBEELD TERUGBETALING VAN ENKEL DE IN VERBAND MET DE SOLLICITATIE GEMAAKTE KOSTEN . HET STAAT AAN DE NATIONALE RECHTER OM , TEN VOLLE GEBRUIK MAKEND VAN DE HEM DOOR ZIJN NATIONALE RECHT TOEGEKENDE BEOORDELINGSVRIJHEID , DE TER UITVOERING VAN DE RICHTLIJN VASTGESTELDE WET IN OVEREENSTEMMING MET DE EISEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT UIT TE LEGGEN EN TOE TE PASSEN .
KOSTEN
29 DE KOSTEN DOOR DE REGERING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND , DE DEENSE EN DE BRITSE REGERING ALSOOK DOOR DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .
HET HOF VAN JUSTITIE ,
UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET ARBEITSGERICHT HAMM BIJ BESCHIKKING VAN 6 DECEMBER 1982 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :
1 . RICHTLIJN NR . 76/207 VERLANGT NIET DAT , ALS SANCTIE OP DISCRIMINATIE OP GROND VAN HET GESLACHT BIJ DE TOEGANG TOT HET ARBEIDSPROCES , DE WERKGEVER DIE ZICH AAN DISCRIMINATIE SCHULDIG MAAKT , WORDT VERPLICHT OM MET DE GEDISCRIMINEERDE SOLLICITANT EEN ARBEIDSOVEREENKOMST TE SLUITEN .
2 . DE RICHTLIJN BEHELST MET BETREKKING TOT DE OP DISCRIMINATIE TE STELLEN SANCTIES GEEN ONVOORWAARDELIJKE EN VOLDOENDE NAUWKEURIGE VERPLICHTING WAAROP EEN PARTICULIER ZICH BIJ GEBREKE VAN TIJDIG VASTGESTELDE UITVOERINGSMAATREGELEN ZOU KUNNEN BEROEPEN OM KRACHTENS DE RICHTLIJN EEN BEPAALDE SCHADEVERGOEDING TE VERKRIJGEN , WANNEER DE NATIONALE BEPALINGEN EEN DERGELIJK RECHTSGEVOLG NIET REGELEN OF TOELATEN .
3 . OFSCHOON RICHTLIJN NR . 76/207 DE LID-STATEN VRIJLAAT OM VOOR DE OP SCHENDING VAN HET DISCRIMINATIEVERBOD TE STELLEN SANCTIE EEN KEUZE TE MAKEN UIT DE VERSCHILLENDE OPLOSSINGEN DIE GESCHIKT ZIJN OM HET DOEL VAN DE RICHTLIJN TE BEREIKEN , IMPLICEERT ZIJ NIETTEMIN DAT , ZO EEN LID-STAAT VERKIEST DE SCHENDING VAN DAT VERBOD DOOR MIDDEL VAN EEN SCHADEVERGOEDING TE SANCTIONEREN , DEZE VERGOEDING - WIL HAAR DOELTREFFENDHEID EN AFSCHRIKKEND EFFECT VERZEKERD ZIJN - IN ELK GEVAL IN EEN PASSENDE VERHOUDING MOET STAAN TOT DE GELEDEN SCHADE EN DUS MEER MOET ZIJN DAN EEN ZUIVER SYMBOLISCHE VERGOEDING , ZOALS BIJVOORBEELD TERUGBETALING VAN ENKEL DE IN VERBAND MET DE SOLLICITATIE GEMAAKT KOSTEN . HET STAAT AAN DE NATIONALE RECHTER OM , TEN VOLLE GEBRUIK MAKEND VAN DE HEM DOOR ZIJN NATIONALE RECHT TOEGEKEND BEOORDELINGSVRIJHEID , DE TER UITVOERING VAN DE RICHTLIJN VASTGESTELDE WET UIT TE LEGGEN EN TOE TE PASSEN IN OVEREENSTEMMING MET DE EISEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT .