EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52024PC0365

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1806 wat betreft Vanuatu

COM/2024/365 final

Brussel, 31.5.2024

COM(2024) 365 final

2024/0128(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1806 wat betreft Vanuatu


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Republiek Vanuatu staat op de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten van de visumplicht zijn vrijgesteld voor een verblijf van maximaal 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, die is opgenomen in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1806 1 .

De vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van Vanuatu is van toepassing sinds 28 mei 2015, de datum waarop de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (hierna “de overeenkomst” genoemd) 2 werd ondertekend en voorlopig van toepassing werd overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de overeenkomst. De overeenkomst is op 1 april 2017 in werking getreden.

Vanuatu past sinds 25 mei 2015 burgerschapsregelingen voor investeerders toe. Dankzij die regelingen kunnen visumplichtige onderdanen van derde landen gemakkelijk de nationaliteit van een visumvrij land verkrijgen, waardoor zij de Schengenvisumprocedure kunnen omzeilen en visumvrije toegang tot de EU kunnen krijgen.

Op basis van concrete informatie en gegevens, verslagen en statistieken, alsmede haar contacten met de autoriteiten van Vanuatu heeft de Commissie geconcludeerd dat de Vanuatuaanse burgerschapsregelingen voor investeerders, zoals deze momenteel zijn vormgegeven en functioneren, een ondermijnend effect hebben op de doelstellingen van het visumbeleid van de Unie, op grond waarvan onderdanen van visumplichtige derde landen moeten worden getoetst aan de criteria die zijn vastgelegd in artikel 21 van Verordening (EG) nr. 810/2009 3 en, wanneer het lidstaten betreft waar Verordening (EG) nr. 810/2009 nog niet volledig van toepassing is, aan de criteria die zijn vastgelegd in gelijkwaardige nationale wetgeving. Door de wijze waarop deze regelingen worden uitgevoerd, is het risico aanwezig dat zowel de procedure van de Unie inzake visa voor kort verblijf als de daarmee verbonden beoordeling van de veiligheids- en migratierisico’s wordt omzeild.

Uit hoofde van artikel 8, lid 4, van de overeenkomst kunnen de partijen de overeenkomst geheel of gedeeltelijk opschorten, met name in verband met de openbare orde of de bescherming van de nationale veiligheid. Op grond daarvan heeft de Commissie op 12 januari 2022 een voorstel voor een besluit van de Raad 4 aangenomen betreffende de gedeeltelijke opschorting van de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf. Het besluit is op 3 maart 2022 door de Raad vastgesteld 5 . De opschorting van de overeenkomst werd beperkt tot gewone paspoorten die zijn afgegeven vanaf 25 mei 2015, toen het aantal succesvolle aanvragers in het kader van de Vanuatuaanse burgerschapsregelingen voor investeerders sterk begon te stijgen.

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf werd bij Besluit (EU) 2022/366 van de Raad opgeschort, maar daarnaast moest de Commissie ook het in artikel 8 van Verordening (EU) 2018/1806 opgenomen opschortingsmechanisme activeren.

Daarom stelde de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 2, punt d), artikel 8, lid 3, en artikel 8, lid 6, punt a), van Verordening (EU) 2018/1806, op basis van de conclusie dat de toekenning van burgerschap door Vanuatu in het kader van zijn burgerschapsregelingen voor investeerders een toegenomen risico vormt voor de openbare orde en de binnenlandse veiligheid van de lidstaten, Uitvoeringsverordening (EU) 2022/693 6 betreffende de tijdelijke opschorting van de vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van Vanuatu vast, waarbij voor houders van een gewoon paspoort dat vanaf 25 mei 2015 was afgegeven, de vrijstelling van de visumplicht tijdelijk werd opgeschort voor een periode van negen maanden, van 4 mei 2022 tot en met 3 februari 2023.

Na de inwerkingtreding van de opschorting en overeenkomstig artikel 8, lid 6, punt a), laatste alinea, van Verordening (EU) 2018/1806 is de Commissie een intensievere dialoog met Vanuatu aangegaan om de omstandigheden die leidden tot de tijdelijke opschorting van de vrijstelling te verhelpen.

Tijdens de eerste opschortingsperiode van negen maanden kwamen de partijen slechts één keer bijeen, op 12 mei 2022. De Commissie stelde Vanuatu voor om een gesprekspartner aan te wijzen en maandelijks een technische vergadering te houden. Gedurende die periode heeft Vanuatu geen contact meer met de Commissie opgenomen en haar evenmin informatie verstrekt.

Aangezien het toegenomen risico voor de binnenlandse veiligheid en de openbare orde van de lidstaten niet was verholpen tijdens de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/693 vastgestelde periode van negen maanden, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 6, punt b), van Verordening (EU) 2018/1806 op 1 december 2022 Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/222 7 vastgesteld, waarbij de tijdelijke opschorting van de vrijstelling van de visumplicht met 18 maanden werd verlengd en werd uitgebreid tot alle onderdanen van Vanuatu.

Bij deze gedelegeerde verordening werd bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1806 dienovereenkomstig gewijzigd, door invoeging van een voetnoot naast de vermelding van Vanuatu, waarin staat dat de vrijstelling van de visumplicht voor alle onderdanen van Vanuatu wordt opgeschort van 4 februari 2023 tot en met 3 augustus 2024.

Tegelijkertijd heeft de Raad op voorstel van de Commissie 8 een besluit vastgesteld betreffende de algehele opschorting van de toepassing van de overeenkomst 9 .

Tijdens deze tweede opschortingsfase heeft de Commissie de dialoog met Vanuatu voortgezet, waarbij tussen februari 2023 en april 2024 vier bijeenkomsten zijn gehouden en vele schriftelijke informatie-uitwisselingen hebben plaatsgevonden. De meeste punten van zorg die de Commissie in Uitvoeringsverordening (EU) 2022/693 naar voren had gebracht in verband met de door Vanuatu toegepaste burgerschapsregelingen voor investeerders, bestaan echter nog steeds. Hoewel Vanuatu in 2023 een aantal wetswijzigingen heeft goedgekeurd om deze problemen aan te pakken, heeft het niet afdoende aangetoond dat deze wijzigingen naar behoren worden uitgevoerd en dat zij volstaan ter beperking van de veiligheidsrisico’s die voortvloeien uit de toepassing van zijn burgerschapsregelingen voor investeerders. 

Overeenkomstig artikel 8, lid 7, van Verordening (EU) 2018/1806 heeft de Commissie een verslag ingediend bij het Europees Parlement en de Raad 10 , waarin de dialoog met Vanuatu nader wordt beschreven en waarin wordt geconcludeerd dat Vanuatu de omstandigheden die hebben geleid tot de opschorting, niet heeft verholpen. Bijgevolg is de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 7, van Verordening (EU) 2018/1806 van mening dat Verordening (EU) 2018/1806 moet worden gewijzigd om de verwijzing naar Vanuatu over te hevelen van bijlage II naar bijlage I en derhalve de visumplicht voor onderdanen van Vanuatu weer vast in te voeren.

Overeenkomstig artikel 8, lid 6, tweede alinea, van Verordening (EU) 2018/1806 moet, indien de Commissie een dergelijk wetgevingsvoorstel heeft ingediend, de periode van opschorting van de vrijstelling van de visumplicht voor Vanuatu met zes maanden worden verlengd en moet de voetnoot dienovereenkomstig worden gewijzigd door de vaststelling van een gedelegeerde verordening van de Commissie. Deze verlenging is nodig om de opschorting te handhaven en tegelijkertijd het Europees Parlement en de Raad de nodige tijd te geven om het voorstel van de Commissie te onderzoeken en aan te nemen 11 .

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Verordening (EU) 2018/1806 bevat de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld. Verordening (EU) 2018/1806 wordt toegepast door alle lidstaten, met uitzondering van Ierland. De verordening geldt ook voor IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland. De verordening maakt deel uit van het gemeenschappelijk visumbeleid van de EU voor kort verblijf van in totaal ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit initiatief is verenigbaar met het grensbeheer- en veiligheidsbeleid van de EU, aangezien het hoofddoel is om veiligheidsrisico’s voor het Schengengebied aan te pakken.

Het voorstel is met name bedoeld ter voorkoming van mogelijk misbruik van visumvrij reizen door onderdanen van een land met burgerschapsregelingen voor investeerders die risico’s voor de lidstaten vormen ten aanzien van de openbare orde en de veiligheid.

In dit voorstel wordt rekening gehouden met de externe betrekkingen van de Unie en haar lidstaten met het betrokken derde land.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor het voorstel is artikel 77, lid 2, punt a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de Unie machtigt om maatregelen te ontwikkelen betreffende het gemeenschappelijk beleid inzake visa en andere verblijfstitels voor kort verblijf. De voorgestelde verordening tot wijziging houdt een ontwikkeling van het Schengenacquis in.

Subsidiariteit, evenredigheid en keuze van het instrument

De noodzakelijke wijziging van Verordening (EU) 2018/1806 vereist een verordening. De lidstaten kunnen de beleidsdoelstelling niet verwezenlijken door elk afzonderlijk op te treden. Er zijn geen andere (niet-wetgevende) opties beschikbaar om de beleidsdoelstelling te verwezenlijken.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft de lidstaten in de Werkgroep visa sinds de inwerkingtreding van de opschorting van de visumvrijstelling regelmatig geïnformeerd en geraadpleegd over de dialoog met Vanuatu. In het kader van de intensievere dialoog tijdens de opschortingsperiode heeft de Commissie talrijke bijeenkomsten gehouden en schriftelijk informatie uitgewisseld met de autoriteiten van Vanuatu.

Effectbeoordeling

De analyse en het ondersteunend bewijs voor de beleidskeuze om de visumplicht voor onderdanen van Vanuatu opnieuw in te voeren, worden gepresenteerd in het verslag aan het Europees Parlement en de Raad bij dit voorstel. Zoals hierboven is toegelicht, is de Commissie, gezien het risico dat de burgerschapsregelingen voor investeerders van Vanuatu vormen voor de binnenlandse veiligheid en de openbare orde van de lidstaten, van mening dat het overeenkomstig artikel 8, lid 7, van Verordening (EU) 2018/1806 noodzakelijk is een voorstel in te dienen om Vanuatu over te hevelen naar de lijst van derde landen waarvan de onderdanen in het bezit moeten zijn van een Schengenvisum. Aangezien er geen keuze is tussen alternatieve beleidsopties en het voorstel en het onwaarschijnlijk is dat het voorstel significante economische, maatschappelijke of milieueffecten zal hebben en geen significante uitgaven met zich meebrengt, is een effectbeoordeling niet vereist.

Grondrechten

Dit voorstel heeft geen negatieve gevolgen voor de bescherming van de grondrechten in de Europese Unie.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De gewijzigde verordening zal rechtstreeks toepasselijk zijn vanaf de inwerkingtreding ervan en zal onmiddellijk door de lidstaten worden uitgevoerd. Er is geen uitvoeringsplan nodig.

Artikelsgewijze toelichting

Voorgesteld wordt Verordening (EU) 2018/1806 te wijzigen door de verwijzing naar Vanuatu over te hevelen van bijlage II (lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten van de visumplicht zijn vrijgesteld voor een verblijf van maximaal 90 dagen binnen een periode van 180 dagen) naar bijlage I (lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum).

2024/0128 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1806 wat betreft Vanuatu

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, punt a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad 12 strekt tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld voor een verblijf van maximaal 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.

(2)De Republiek Vanuatu staat op de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten van de visumplicht zijn vrijgesteld voor een verblijf van maximaal 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, die is opgenomen in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1806. De vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van Vanuatu is van toepassing sinds 28 mei 2015, de datum waarop de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf 13 (hierna “de overeenkomst” genoemd) werd ondertekend en voorlopig van toepassing werd overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de overeenkomst. De overeenkomst is op 1 april 2017 in werking getreden.

(3)Vanuatu past sinds 25 mei 2015 burgerschapsregelingen voor investeerders toe, op grond waarvan onderdanen van derde landen die anders visumplichtig zijn, in ruil voor investeringen het burgerschap van Vanuatu kunnen verwerven en zo visumvrije toegang tot de Unie krijgen.

(4)Aangezien het verlenen van burgerschap door Vanuatu in het kader van zijn burgerschapsregelingen voor investeerders werd beschouwd als een omzeiling van de visumprocedure van de Unie voor kort verblijf en de beoordeling van de daaraan verbonden veiligheids- en migratierisico’s en als een verhoogd risico voor de binnenlandse veiligheid en de openbare orde van de lidstaten, heeft de Raad op 3 maart 2022 Besluit (EU) 2022/366 14 tot gedeeltelijke opschorting van de toepassing van de overeenkomst vastgesteld, overeenkomstig artikel 8, lid 4, van die overeenkomst. De opschorting van de toepassing van de overeenkomst was beperkt tot gewone paspoorten die zijn afgegeven vanaf 25 mei 2015, toen het aantal succesvolle aanvragers in het kader van de Vanuatuaanse burgerschapsregelingen voor investeerders sterk begon te stijgen.

(5)Op 27 april 2022 heeft de Commissie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/693 15  betreffende de tijdelijke opschorting van de vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van Vanuatu van 4 mei 2022 tot en met 3 februari 2023 vastgesteld overeenkomstig artikel 8, lid 6, punt a), van Verordening (EU) 2018/1806.

(6)Na de inwerkingtreding op 4 mei 2022 van de tijdelijke opschorting van de vrijstelling van de visumplicht is de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 6, punt a), derde alinea, van Verordening (EU) 2018/1806 een intensievere dialoog met Vanuatu aangegaan om de omstandigheden die leidden tot de tijdelijke opschorting van de vrijstelling van de visumplicht, te verhelpen. Vanuatu heeft in deze fase van de dialoog echter geen zinvolle bijdrage meer geleverd.

(7)Wegens het voortduren van die omstandigheden en het feit dat Vanuatu niets ondernam om deze te verhelpen, heeft de Raad op 4 februari 2023 Besluit (EU) 2022/366 ingetrokken en de toepassing van de overeenkomst geheel opgeschort bij Besluit (EU) 2022/2198. 16  

(8)Overeenkomstig artikel 8, lid 6, punt b), van Verordening (EU) 2018/1806 heeft de Commissie op 1 december 2022 Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/222 vastgesteld, waarbij de vrijstelling van de visumplicht tijdelijk werd opgeschort van 4 februari 2023 tot en met 3 augustus 2024. 17

(9)Na de inwerkingtreding van die gedelegeerde verordening heeft de Commissie de dialoog met Vanuatu voortgezet, waarbij tussen februari 2023 en april 2024 vier bijeenkomsten en vele schriftelijke informatie-uitwisselingen hebben plaatsgevonden.

(10)De meeste punten van zorg die de Commissie in Uitvoeringsverordening (EU) 2022/693 naar voren had gebracht in verband met de door Vanuatu toegepaste burgerschapsregelingen voor investeerders, bestaan nog steeds. Hoewel Vanuatu in 2023 een aantal wetswijzigingen heeft goedgekeurd om deze problemen aan te pakken, heeft het niet afdoende aangetoond dat deze wijzigingen worden uitgevoerd en dat zij volstaan ter beperking van de veiligheidsrisico’s die voortvloeien uit zijn burgerschapsregelingen voor investeerders.

(11)De door Vanuatu toegepaste burgerschapsregelingen voor investeerders bevatten nog steeds geen vereisten wat het fysieke verblijf of de fysieke aanwezigheid van de aanvragers in Vanuatu betreft. Doordat de aanvraagprocedure nog steeds wordt beheerd door gespecialiseerde agentschappen die buiten Vanuatu gevestigd zijn, hoeft de aanvrager geen rechtstreeks contact te hebben met de Vanuatuaanse autoriteiten. Er vindt tijdens de aanvraagprocedure geen onderhoud met de aanvrager plaats. Doordat een fysiek onderhoud niet verplicht is, hebben de Vanuatuaanse autoriteiten minder gelegenheid om de aanvrager naar behoren te beoordelen of om de in de aanvraag verstrekte informatie onder meer op echtheid en geloofwaardigheid te toetsen.

(12)Aanvragen worden nog steeds binnen zeer korte termijnen behandeld. Met name de screening en due diligence-procedure bij een aanvraag nemen maximaal 14 dagen in beslag, een termijn die tot 30 dagen kan worden verlengd. Het afwijzingspercentage is nog steeds extreem laag en bevestigt de Commissie in haar beoordeling van de geringe betrouwbaarheid van de screeningprocedure. Volgens door Vanuatu verstrekte informatie heeft Vanuatu in 2022 en 2023 1 988 aanvragen voor burgerschap in ruil voor investeringen ontvangen, waarvan er slechts 27 zijn afgewezen.

(13)In maart 2023 heeft Vanuatu de wet inzake burgerschap gewijzigd door de instellingen en procedures voor de screening en due diligence-controles van de aanvragen te vervangen. Met name is de door de premier benoemde interne screeningcommissie vervangen door drie instanties: de politie van Vanuatu, de financiële inlichtingendienst en de immigratiedienst van Vanuatu. Deze instanties voeren de controles uit, onder andere via de databanken van Interpol, en brengen verslag uit aan de secretaris-generaal van de burgerschapscommissie. Hoewel deze nieuwe procedure enerzijds het risico lijkt te beperken dat het burgerschap wordt toegekend aan personen die voorkomen in de databanken van Interpol, bevat zij anderzijds geen andere elementen die nodig zijn om adequaat te kunnen beoordelen of de aanvragers al of niet een veiligheidsrisico vormen. Met name beschikken de autoriteiten van Vanuatu niet over afdoende middelen om de echtheid van de documenten die zijn afgegeven door het land van herkomst of van verblijf van de aanvrager na te gaan, waaronder identiteitsdocumenten en strafregisters, aangezien die autoriteiten geen informatie uitwisselen met het land van herkomst of van verblijf van de aanvrager.

(14)Tot de landen van herkomst van succesvolle aanvragers in 2022 en 2023 behoren voornamelijk landen waarvan de onderdanen voor een kort verblijf in de Unie een visum nodig hebben. In 2023 waren de meeste aanvragen afkomstig van onderdanen van China (519) en Rusland (237). In tegenstelling tot andere derde landen die een burgerschapsregeling voor investeerders hebben, is Vanuatu ook na de aanval van Rusland op Oekraïne aanvragen van Russische onderdanen blijven aanvaarden en verwerken.

(15)Vóór 2021 konden personen die het burgerschap van Vanuatu verwierven via een burgerschapsregeling voor investeerders, ook een naamswijziging in Vanuatu aanvragen. Tijdens de dialoog heeft Vanuatu de Commissie meegedeeld dat de desbetreffende wetgeving in 2021 is gewijzigd en dat personen met een dubbele nationaliteit geen naamswijziging in Vanuatu kunnen laten registreren. Vanuatu heeft de Commissie echter ook meegedeeld dat het niet beschikt over gegevens over naamswijzigingen sinds 2019 en het dus geen informatie kon verstrekken over het aantal personen dat het burgerschap via een investering heeft verkregen en vervolgens zijn naam heeft gewijzigd, of over eventuele vervolgcontroles ten aanzien van die personen.

(16)Hoewel Vanuatu de Commissie heeft meegedeeld dat het op basis van zijn rechtspraak mogelijk is het burgerschap in te trekken wanneer het op frauduleuze of onwettige wijze is verkregen, heeft het geen informatie verstrekt over concrete gevallen waarin een via de regelingen voor investeerders verkregen burgerschap is ingetrokken. Bovendien heeft Vanuatu geen structureel mechanisme voor monitoring achteraf ingevoerd om de mogelijke veiligheidsleemten aan te pakken met betrekking tot de meer dan 10 000 paspoorten die zijn afgegeven vóór de wetswijziging en de naar verluidt robuustere screeningprocedure. In februari 2023 heeft Vanuatu een onderzoekscommissie ingesteld die belast is met het onderzoeken van alle vermeende wanpraktijken bij de toepassing van de regelingen sinds de invoering ervan. In april 2024 deelde Vanuatu mee dat het onderzoek van de onderzoekscommissie nog liep en dat het geen specifieke datum kon geven waarop de bevindingen zouden worden gepresenteerd.

(17)Overeenkomstig artikel 8, lid 7, van Verordening (EU) 2018/1806 heeft de Commissie vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/222 een verslag ingediend bij het Europees Parlement en de Raad 18 , waarin de dialoog met Vanuatu nader wordt beschreven en waarin wordt geconcludeerd dat Vanuatu de omstandigheden die leidden tot de opschorting, niet heeft verholpen.

(18)Verordening (EU) 2018/1806 moet derhalve worden gewijzigd door de verwijzing naar Vanuatu over te hevelen van bijlage II naar bijlage I en de visumplicht voor onderdanen van Vanuatu weer vast in te voeren.

(19)Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 19 die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad 20 .

(20)Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 21 die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten B en C, van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad 22 .

(21)Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 23 die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten B en C, van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad 24 .

(22)Deze verordening houdt geen ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad 25 . Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is noch bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(23)Wat Cyprus betreft, vormt deze verordening een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) 2018/1806 wordt als volgt gewijzigd:

(1)In bijlage I, deel 1, wordt na de vermelding “Oezbekistan” het volgende ingevoegd:

“Vanuatu”

(2)In bijlage II, deel 1, wordt de volgende vermelding geschrapt:

“Vanuatu (*)

_________

*De vrijstelling van de visumplicht wordt voor alle onderdanen van Vanuatu opgeschort van 4 februari 2023 tot en met 3 februari 2025.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)    Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 39).
(2)    Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (PB L 173 van 3.7.2015, blz. 48).
(3)    Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een communautaire visumcode (visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).
(4)    Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de gedeeltelijke opschorting van de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (COM(2022) 6 final).
(5)    Besluit (EU) 2022/366 van de Raad van 3 maart 2022 betreffende de gedeeltelijke opschorting van de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (PB L 69 van 4.3.2022, blz. 105).
(6)    Uitvoeringsverordening (EU) 2022/693 van de Commissie van 27 april 2022 betreffende de tijdelijke opschorting van de vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van Vanuatu (PB L 129 van 3.5.2022, blz. 18).
(7)    Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/222 van de Commissie van 1 december 2022 betreffende de tijdelijke opschorting van de vrijstelling van de visumplicht voor alle onderdanen van Vanuatu (PB L 32 van 3.2.2023, blz. 1).
(8)    Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de algehele opschorting van de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (COM/2022/531 final).
(9)    Besluit (EU) 2022/2198 van de Raad van 8 november 2022 betreffende de algehele opschorting van de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (PB L 292 van 11.11.2022, blz. 47).
(10)    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de opschorting van de vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van Vanuatu (COM(2024) 366).
(11)    Gedelegeerde Verordening (EU) .../... van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1806 wat betreft de verlenging van de tijdelijke opschorting van de vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van Vanuatu (C(2024)3650).
(12)    Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 39, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1806/oj ).
(13)    PB L 173 van 3.7.2015, blz. 48, ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/2015/1035/oj .
(14)    Besluit (EU) 2022/366 van de Raad van 3 maart 2022 betreffende de gedeeltelijke opschorting van de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (PB L 69 van 4.3.2022, blz. 105, ELI:  http://data.europa.eu/eli/dec/2022/366/oj ).
(15)    Uitvoeringsverordening (EU) 2022/693 van de Commissie van 27 april 2022 betreffende de tijdelijke opschorting van de vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van Vanuatu (PB L 129 van 3.5.2022, blz. 18, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2022/693/oj ).
(16)    Besluit (EU) 2022/2198 van de Raad van 8 november 2022 betreffende de algehele opschorting van de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vanuatu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (PB L 292 van 11.11.2022, blz. 47, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2022/2198/oj ).
(17)    Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/222 van de Commissie van 1 december 2022 betreffende de tijdelijke opschorting van de vrijstelling van de visumplicht voor alle onderdanen van Vanuatu (PB L 32 van 3.2.2023, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2023/222/oj ).
(18)    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de opschorting van de vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van Vanuatu (COM(2024)366).
(19)    PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36, ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/1999/439(1)/oj .
(20)    Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31, ELI:  http://data.europa.eu/eli/dec/1999/437/oj ).
(21)    PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52, ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/2008/178(1)/oj .
(22)    Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1, ELI:  http://data.europa.eu/eli/dec/2008/146/oj ).
(23)    PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21, ELI: http://data.europa.eu/eli/prot/2011/350/oj .
(24)    Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19, ELI:  http://data.europa.eu/eli/dec/2011/350/oj ).
(25)    Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20, ELI:  http://data.europa.eu/eli/dec/2002/192/oj ).
Top